JAN SLUYTERS
EN ZIJN WERK
zii"
Eere-tentoonslelling bij zijn zestigste verjaaraag
DE gustibus non disputandum est. Over smaak
valt niet te twisten. Het is een open vraag
of de waarheid van dit zeer gangbare spreek
woord wel geheel juist is. Smaak is een uiterst
persoonlijke eigenschap, maar toch laat men zich
licht verleiden te zeggen, dat de waardeering
van dit of dat kunstobject een kwestie van smaak
is. Naast een zeker soort vergoelijking, hetzij van
eigen, hetzij van eens anders smaak, zit in dit
gezegde een element van het toekennen van een
recht aan den medemensch er een waardeerings-
oordeel op na te houden, dat min of meer on
aantastbaar is. Wij zijn er niet zoo zeker van dat
met het veel rondgesolde woord f,smaak" een
specifiek recht tot het hebben en «itspreken van
een waardeeringsoordeel, dat onaantastbaar zou
zyn, kan worden uitgedrukt. Hoewel de smaak
in zekeren zin een der meest primaire uitvloei
sels is van het individueele bewustzijn, is het
niettemin een feit, dat de eigenschap der waar
deering, of ruimer gezien die der critiek, onder
hevig is aan een zekere mate van scholing. Om
een voorbeeld te noemen, iemand die zegt Rem
brandt's schilderij van de Emmaüsgangers niet
mooi te vinden of beweert van schilderkunst «iet
genoegzaam verstand te hebben om er een oor
deel over uit te spreken, zou de schoonheid van
dit doek op andere wijze ondervinden en voor
zichzelf weergeven, indien hy het Bijbelverhaal
van Christus, het avondmaal nemend met de beide
inwoners van Emmaus kende of, indien hij al
was het dan ook in groote lijnen kennis zou heb
ben genomen van het leven van Rembrandt en
de innige harstochtelijkheid waarmede deze tegen
het leven streed. Hoeveel te meer nog zou hem
de lichtende triestheid van dit schilderij frap
peeren, indien hij eenigszins op de hoogte zou zijn
van de plaats die Rembrandt innam in de ont
wikkeling o»r schilderkunst door de eeuwen
heen.
Een ander elemeni treedt nog in de beschou
wing en waardeering Van schilderkunst naar
voren. In de scheppingen Van begaafde kunste
naars ligt steeds iets van dt eigen ziel gesubli
meerd, ligt altijd de geestesbo«i*.m van het ik-
bewustzijn, dat in al zijn facetten geplaatst is in
het onmetelijke heelal en dat door htt
»proepen
gelijkgestemdheid een niet onder
den te brengen ontroering kan doen ontsta*-».
Wij bedoelen hiermede vooral dat gelyke gees
teshouding van maker en beschouwer ten aanzien
van het gereproduceerde object, een element in
de waardeering brengt, dat zich nooit door woor
den laat meten.
Doch afgezien van de hier aangegeven gewaar
wordingen blijft er immer een element in de
beschouwing van schilderkunst, dat zich te allen
tijde laat uitdrukken; niet de ondervinding van
een abstract gevoel, doch
de kennis van een con
creet verschijnsel, dat aan
te omschrijven wetten en
regels gebonden is. Dit is
hel element der techniek.
Wie iets kent van het spel
van licht, en donker, van
kleur en schaduw, van
proporties en perspectief,
hij weet, dat waardeering
niet uitsluitend een bloote
sehoonheidsontroering*zon-
der-meer kan zijn, doch
ook een zich. hetzij be
wust, hetzij onbewust, rea-
liseeren van de glbbale
technische prestaties. Is
het nu onze bedoeling
door dit belangrijke ele
ment in de kunstbeschou
wing te brengen deze te
vcrmaterialiseeren?; geens
zins. Het nuchter verstan
delijke waardeeringsoor
deel heeft ongetwijfeld be-
teekenis. De zuivere ont
roering, die uit kan gaan
van een kunstproduct en
die als het ware een on
zichtbare band legt tus-
schen maker en beschou
wer, kan voor het indivi
du een enorme persoon
lijke waarde hebben,
maar alleen dan ontstaat
een juist onderscheidings
vermogen en daarmede een
de waardeering, indien mer
meraat van abstracte en concrefe elementen te
vereenigen tot één geheel. Alleen dan is de ont
roering, die uitgaat van goede kunst waardevol
ler en vooral constanter. Ook al realiseert men
zich tegenover een kunstproduct geplaatst niet
direct de werkzaamheid v«n het technisch critiek-
besef, onbewust kan het zijn werk reeds verricht
hebben. Op de schoolbanken leerden wij Kloos'
opvatting, dat kunst de aller-individueelste im
pressie van de allerindividueelste emótie zou zyn.
Wij leerden dit uit het hoofd en- meenden het
axioma der Tachtigers hiermede te kennen, zon
der dat ons echter de beteekenis van dit axioma
duidelijk voor oogen stond. Hoewel er veel tegen
aan u» voeren is, is deze definitie onzés inziens
allerminst een overwonnen standpunt; want één
ding is zeker, de stimulans van iets werkelijks te
scheppen ontstaat in het diepst van het mensche-
'ijk bewustzijn. Het veronderstelt ook „iets met
Zelfportret 1941
wegen van
li»fde doen".
Mevr. B. in haar interieur,
(Foto Stedelijk Museum, D. A.
Uit het bovenstaande mag
niet worden afgeleid, dat
werkelijke kunstbeschou
wing het uitsluitend do
mein zou zijn der intellec-
tueelen. Als deze meening
in onze tijden post gevat
heeft dan is het de. schuld
van die kunstenaars, die
zich omgeven met een
sfeer van volstrekt onnoo-
iige exclusiviteit. Een
Werst eenvoudig mènsch
za£van een product van
schorheid vaak intenser
kunnei genjeten dan' een
professen in df. kims,ge.
schiedenis.
Gezien hetgt,„ wij hier_
boven schreve, ligt er dus
o.i. iets aanmal, ends jn
het gebruik van ht in jen
aanhef geciteerde Steek
woord. Zoo min als aen
verwachten mag bt^
portant een philosophischc
theorie, een meetkundig
axioma of een scheikun
dige formule te begrijpen,
zoo min mag men ver
wachten, dat door het
blootje bezit van een ge-
zichts- of gehoorvefmogen
zich alle gebieden der
.kunst zonder problemen
en zonder moeilijkheden
voor ons ontsluiten.
In het licht van deze, o.i.
noodzakelijke opmerkingen
willen wij U iets laten
zien ,van den mensch Jan
Sluy ters en zijn werk,
omdat deze militante fi-
guur in onze hedendaag-
sche schilderkunst onze,be
langstelling ten volle
waard is. Wij willen U
incdenemen naar d? PT^ch-
(Foto Stedelijk Museum. D 6Bloem)
tige stille zalén van het Stedelijk Museum te
Amsterdam, waar in deze weken ter gelegenheid
van zijn 60sten verjaardag een eeretentoonstel»
ling gehouden wordt, die in alle opzichten repre»
sentatief is voor het levenswerk van dezen be
gaafden kunstenaar. In de vaderlandsche schil
derkunst der laatste decennia staat de „revolu-
tionnair" Jan Sluyters als erkende centrale fi
guur, niet alleen door zijn vaardig technisch
kunnen en de volledige beheersching van het
kleurengamma, doch vooral ook door zijn ontzag
lijke oorspronkelijkheid, die aan geen grenzén,
richtingen of -ismen gebonden is. Hoewel deze
idealist van de kleur ,,het onderzoekt alle din
gen" tot in het uiterste in practijk gébracht heeft;
is hy nergens tot een kleurloos epigonisme afge
daald. Hij werd geboren in den tijd, toen een
pas opgekomen kerngezond expressionisme bezig
was storm te loopen tegen een verwaterd en ver-»
vlakkend impressionisme. Tijdens zijn jeugd stre
den de meest extremistische en elkander zoowel
in geesteshouding als techniek vijandige richtin
gen fel om den voorrang; in wezen hebben zij
Sluyters onberoerd gelaten. Hij ging zijn eigeri
weg, den eenzamen weg van een revolutionnair.
Hij schuwde de gemak- en modezucht, zich wei
nig of niet bekommerend om de schampere cri
tiek van collega's en publiek. In Sluyters' kunsten
naarsziel sublimeerden zich de uiteenlor/'erfde
richtingen allengs tot een eigen gaaf gehi een
sediment van een volstrekt eigen visie, een
eigen vormgeving en vooral een eigen rijk ge
schakeerd palet. Het is in het bijzonder het laat
ste, dat het meest kenmerkende in Sluyters' kunst
is, een eindelooze kleurenvariatie, die een laaiend 1
coloriet doet ontstaan, dat steeds opnieuw weer
.getuigt van zijn meesterschap.
Als zoon van eenvoudige ouders werd Jan Sluy
ters in 1881 te Den Bosch geboren. Reeds jong
manifesteerde zich zijn teekenaanleg, waarin zijn
Vader zelf een knap teekenaar hem ten volle
ondersteunde. Op zijn twaalfde jaar wordt hij
naar Amsterdam gezonden, naar de Rijksnormaal-
school voor teekenonderwijzers en later naar de
Rijksacademie. Langzaam aan begint hij reeds
jong een eigen weg te zoeken. Aanvankelijk
ondergaat hij sterk den invloed van Breitner, dien
hij zeer bewondert, vooral diens vormgeving. In
zijn eerste werken is in menig opzicht iets van
dien invloed te onderkennen, doch later mankt
er zich volkomen los van en hebben zijn
iu,*iende kleurcomposities niets meer gemeen
"iet V» sombere stoere contouren van Breitner.
In 190*. verwerft hy de Prix de Rome, die men
weder ontneemt. Hij zwerft dan door
Italië en o»nnje onii voordat hij voorgoed terug
keert naar cu ]age ianden, een tijd lang in Parijs
te vertoeven, v^ar j^j naar onze meening defini
tief de rijkdom \,n zjjn pa]Gt ieert kennen. Hier
schept hij eenige P-»chtige doeken, die zeer dicht
bij het zuivere 'mPrusjonjsrne staan en de aan-
dachtige beschouwer sti.k Anr.n donken aan Tou.
louse Lautrec, zonder i hter diens ironisch,
wrangheid. Terug in Holla,., leeft on werkt hij.
roet onderbrekingen in Brab„,t Larcn cn Siap-
horst, uitsluitend in Amsterdan. xn "den loop der
jaren verlaat een groot aantal dolken zijn atelier.
Met beheerschte heftigheid verwerkt hij het leven
in gteeds persoonlijker scheppingen, totd&t de
010
eigen stijl ten voeten uit ontstaat, eigen in vorm
geving, -eigen vooral in kleur.
Wie de op zijn eere-tentoonsiellmg gctA^^c-rde
doeken chronologisch beziet en de goed uitge
voerde catalogus die van ieder werk het jaartal
vermeldt vergemakkelijkt dit ziet deze stijl
langzaam uitgroeien. Hij ziet de variaties van het
kleurengamma toenemen en de vormgeving, die
hier en daar nog opgeofferd mocht zijn aan het
tintelende coloriet wordt strakker en daarmede
sterker. Men vergelijke het in 1923 geschilderde
damesportret in groen eens met het prachtige in'
1940 geschilderde doek van Mevrouw B. in haar
interieur. Dit laatste portret is van zulk een
overtuigende kracht zoowel in compositie als
klcuruitbeelding, dat men het kan beschouwen
als een der schoonste doeken dezer tentoonstelling.
Hierin viert Sluyters zijn geheele wezen uit. Hier
zijn kleur en vorm tot een ontroerende, harmonie
samengevloeid. Men beschouwe eens aandachtig
de hierboven afgedrukte reproductie, die ook
zonder de feestelijke kleuren ten volle spreekt.
Men lette op de kinderlijke uitdrukking van dit
specifieke vrouwengelaat, dat niets heeft van
pose of gewildheid. Men lette op de groote klare
oogen, die éven' schijnen weg te droomen; de on
gedwongen rust der handen. Vooral in dit schil
derij is de kleur een onlosmakelijk onderdeel
van den vorm geworden.
Magistraal, doch van een geheel andere opvat
ting is het groote in 1939 geschilderde doek „Don
Quichote". De donkerblauwe toon van dit schil
derij, waaruit het wit van het paard machtig naar"
voren kon he..ft zooveel variaties, dat ook in
dit stuk het licht het wint van de donkere tinten.
Hoe «nmclf»
De kerk
Een aenbeeld is de Kerck: wanneerse
wordt geslagen
So doetse anders met dan dulden en
verdragen
Maer al de hamers die op desen aenbeeld slaen
Syn selver op het lest te pletteren gegaan.
REV1US
een, ik ken hem niet, maar ik zal er eehs heen.
an; hel is in mijn wijk.
"lijn vraag aan het bewuste adres of men lid
krijg jk een verward antwoord, öf ik dan
mar even binnen mag komen. Ik word in de
amer gelaten en sta tegenover eeh man met wien
k vroogor tor catechisatie ging. die mij ontgroeid
die door ,.oe voetbal op Zondag" gdiced
nlgedwanlil. W4. afp«dw..M, wnnl hij v
"u""' Wnl or Sbbeurd ia
'1 ucll mol „,1e rtrccmffingen en commissie.
mei lie voetbul, gohrcl ceJiKp
Zoml-U-S naar ne kerk on Dins.lZ,
r de boliji,enis-eritechisatie mèl zijn vrouw,
mot chr -trlijk ,s opgevoed. Zij trekken fen
<n ii)i, beulen dankbaar dal „dit'' in bun
'I' gekomen is.
'l'jging naar d,. kerk en catechisatie, want nu
iin vr^^i !Pijt ,1Cm ePpl maar 'l vom'onkcrt
hooren. „Van Stralen" zeg ik. als hij uitgesirro-
ken is, „Van Stralen, man, als ik jou' nog wel
eens zag temidden van je voetbal-kameraden, dan
daolit ik: dat is er al weer één die dc Kerk den
rug toe heeft gekeerd en ik twijfelde aan God9
macht om Zijn genade te toonen. En nu dit, het
maakt me klein".
Als we zóó veel geprn&t hebben, doe ik mijn
boodschap. Slechts heel aarzelend wordt het-
aanbod van de Kerk, namens haren bnrniharti-.
gen Hoogepriester gedaan, aanvnard Nooilig
heeft hij het wel, de jarenlang werkeloozc kan
toorbediende.
Als ik wegga moet ik beloven spoedig eens terug
te komen en vooral veel christelijke lectuur mee
1 e nemen. -
Een zware griep is ooi-zaak, dat ik o'ie beloftö
niet kan inlossen. Als ik weer wat herstellend,
een plaatselijk blad lees, valt mijn oog op de
overlijdensadvertentie van Van Stralen. Even
word ik er stil van. Hoe zal "t einde geweest
zij-n
Buiten wandelend, vraag ik het aan iemand va^,'
wien Van Stralen mij sprak als een h'elpènoe
vriend" en deze deelt mij mee, dat „het einde van
dien man vrede geweest is".
Zijn vrouw, die hier niets meer had, dat haar
hond, is naar elders vertrokken.
Nu verwacht ik de mededeeling: het sterven
heoft haar wel aangegrepen, maar nu haar man
v«g isOh, ik onverstandige en trage van
hart, ik word weer beschaamd, hoor maar ver-
d-er: inet haar zuster bij wie ze nu tbuis is en die
ze, vol als zij ervan was, alles heeft verteld, gaat
zij dAAr op de belijdeniscatechisatie.
Waarlijk, ik heb reden om te aanbidden: de
maclvt van Gods zoekende Liefde, zoo schrijft
B., in het Diaconaal Correspondentieblad voor de
Geref. Kerken.
Om een gaven fruitoogst te verkrijgen ivor-
den nu de vruchtboomen aan het onderstê
gedeelte van den stam bestreken met een
kalkpraeparaat. Waar de mannen het druk
hebben op het land, nemen de vrouwen dit
werk overdat haar uitstekend afgaat.
(Foto Pax-Holland).
141