Van m ZiCh "et krui9ieen- door C" In memoriam Ds B. ten Kate De bede van Salomé En Hij ?Pi<ie tot haar: „Wat wilt gij' Zij zei de tot Hem „Zeg, dat deze mijne twee zonen zitten mogen, de een tot Uwe reen ter-, en de ander tot Uwe linkerhan-r; :a Uw koninkrijk". Matth. 20:21 „Salomé had een vurige MessiaaVerwachting Ilaar twee zonen. Jacobus en Johannes leefden in den intiemen kring van Jezus. Zij zelve maakte deel uit van de kleine groep, die de .verzorging van den Meesier op zich genomen had en de on kosten betaalde voor Zijn lovensonderhoud op Zijn tochten. Nu is ae laatste periode van Zijn leven aangeu broken. Jezus gaat op naar Jeruzalem om het Pascha te vieren. Heel Jericho ig in rep en roer. De menigte van geestdriftige bedevaartgangers meent reeds dat Jezus Zijn tegenstanders zal gaan vernietigen en Zich als de Messia* open baren. Salomé nadert tot Hem en buigt zich voor Hem neer „Wat wilt gij „Dat mijn twee zonen in. Uw koninkrijk zullen zitten, de een aan Uw recti itifkernand. Wat moot er in hét hart van lettua tijn gaan, toen llij de moeder van Zijn beide vri-n- don geheel in bealag genomen ïag door d. ge. dachte over de hoogste eereplaats voor haar kin deren tn Zijn heerlijkheid, terwijl Hijttelf jU;»t sproken had over Zijn vernedering Zij,, maST Zijn tharielalirschap. I w Moeders, gij oie terecht van oordeel tijt.' dat d« bede van Salomé al te stout 10, wat vraagt gfi vralS"^ tV-r kinderen bilJ" Salomé vra.igt tenminate nog voor de hare oen eerate plaat» in het koninkrijk deter wereld? (lij bidt voor hun welstand, voor hun succes, voor hun geluk hier beneden; bidt gij met dejetfde har e tocht, dal l.od hen bekeeren moge, dat tij leeivn sirhself te verloochenen, tiehtelr aan jetus te wij den opdat J.vziis, van hun dienst gebruik kan maken naar Zijn wensch, en hen naar Zijn wel behagen overal heen tal kunnen renden Zijn uw moederlijke gebeden van dien aard, dat au u in staat sletten uw tonen, evenals Hanna het deed met Samuel, aan den dienst van den Tempel te wijden. rooals Eunice haar Timottieüa afstond om hel gevaarlijke werk van een «postel te gaan doen Heeft het gebed van den Christen ten cfoel voor rechten af te bidden of om genade te si eken Wanneer gij voor uw kinderen allen nv-gelijken aardschen welstand vraagt, denkt gij dan dat uw gebed waarlijk aan C.oa' zal voorgedrager worden Menig gezin zou niet zoo diep bedroefd behoeven te zijn om een verloren zoon en de Kerk ton niet de mislukking van zoo menige roeping moeten aanschouwen, wanneer de moeders, na hun kin aeren te hebben leeren bidden: „Uw koninkrijk korne en Uw wil geschiede op aarde", voor hun kinderen konden vragen, met grootere beschei denheid, maar met even grooten aandrang als Salomé ,om een plaats in het koninkrijk .Ier hemelen, heel dioht bij het Vaderhart Gods an zoo (richt mogelijk bij Jezus". Alexandre West pal „Bidt aldus", vei-ta- ling van Ds A. G. Barkey Wolf. flesschen moeten behoorlijk worden omgespoeld. Dan zorgen we, dat de vuilnisbak leeg is. Zoo mogelijk zetten we hem in den tuin of op het balkon. De vuile wasch wordt zoo laat mogelijk wegge zonden en de laatste aftfroogdoeken worden goed uitgehangen, liefst in een bijkeuken of schuurtje. Bij een kolenfornuis kan het aanbeve'ing ver dienen de pijp uit dfen schoorsteen te trekken, pot es» pijp met kranten te vullen, de pijp weer in den schoorsteen te plaatsen en de kleppen U openen. Zoodoende blijft de geregelde trejj be- taan. Deuren en ramen moeten natuurlij^ goe<f dicht Vooral a'e sluitingen nog eens nazien. Bij afwezigheid" in den'zomer zullen we er op letten, dat op het Zuiden de ton buitcngtes'oten wordt. Een flinke klop- en stotjacht wordt ge organiseerd om de motten te verwijderen. Men kan deze ettertjes weren en d'ooden rfnor flit of shell te spuiten. Kostbaar bont of wollen goed ▼ouwen we op, om en om met krantenpapier, plak ken het papier dicht en bergen alles op in een ge pre pareerden motzak. De hoofdkraan van het gas moet goed dicht zijn en ook sluiten we het electrieche 'icht af. Verlaten we in wintertijd het huis, d"an voorko men we onaangenaamheden tengevolge van be vriezen, doordfat we de waterleiding afsluiten en alle buizen leeg laten loopen. Hoe gaat dit in zijn werk We openen eerst de kranen en het aftap- kraantje. Vervolgens sluiten we de hoofdkraan. De aftapkraan is het 'aagst. Daar wérkt de zwaartekracht van het water dus het meest. De lucht zuigt door hooger liggende kranen, die spoedig met loopen ophouden, naar binnen en d'rukt het water bij de afloopkraan eruit. In een groot huis kan het leegloopen soms wel een heel poosje duren. Met het doortrekken van de toilet wachten we tot het laatste oogenblik. Bn Bij het tijdelijk verlaten van het huis DE vorige weck bespraken wij enkele kwes ties, die zich voordoen als we eep huis moeten huren. Toen gingen we o'us ©en huis be trekken. Het is echter ook mogejijk, dat w© 'iet huis, waarin wij wonen, voor een poosje ga», ver laten. We gaan in deze weken, tij het ook vaak ongemerkt, aardig den kant van den zont. r uit en al zullen we ditmaal misschien meer bi, honk blijven dan voorheen wel het geva' was, to zal men in vele gevallen eens een kijkje wille-, ne men in andere omgeving, bij familie of waar tan ook. Kn de «feur gaat dan voor een tijdje op «dot. Dan doet zich de vraag voor. hoe we het huis moeten achterlaten. A's regel doen we dit min of meer onbewust, maar daarbij bestaat er natuur lijk kans, dat we het een of ander verget-- ea hierover konden we later spijt hebben. Welnu, een voorwaarde om rustig uit te kunnen gaan is de zekerheid alles bij (huiskomst v r iu ouden, vertrouwden staat aan te treffen. [>t irto> willen we enkele maatregelen treffen, die tai-r op gesomd worden. In ile eerste plaats zorgen we, dat alle eten© resten verwijderd zijn, zoodot door bederf geen onaangename lucht kan ontstaan. Leege melk- 142 nc"j.. QJ.g 2. i n> De dichter van Rotterdam's Stedelied DINSDAG is te Velp overleden Ds B. ten Kate, emeritus predikant der Ned. Herv. Kerk. In zijn 43-jarigen ambtelijken loopbaan heeft Ds ten Kate 31 jaar de Ned. Herv. Gemeente van Rotterdam gediend. Hij had de Maasstad lief. Dat kwam niet alleen uit in zijn prediking, die vele oudere Rotterdammers zich nog dankbaar herinne ren, maar vooral ook in de gedichten, die door dezen predikant bij verschillende ge legenheden werden vervaardigd. Van die liederen is 't meest bekend het Rotterdamsche Stedelied, dat wij hier laten voleen Op de Rotterdamsche scholen, op volks feesten en officieele plechtigheden is 't vaak gezongen. En mits de zangers met de pittige melodie vertrouwd waren, ging er van dit lied groote bekoring en geestdrift uit. 't Eerste gedeelte van het derde couplet kunnen we zóó niet meer zingen, maar we hopen hartelijk, dat de tweede helft ook voor de toekomst zal weergeven wat alle Rotterdammers voor hun groote stad gevoe- l&n. De dichter, die zijn huis te Velp „de Lemve" had genoemd (als een herinnering, aan Rotterdam, dat hü ook ginds liefhebben bleef) is heengegaan. In dien gezegenden ouderdom van 88 jaai. Maar zijn lied is ons gebleven. En vele onzer, lezers zullen 't zeker op prijs stellen een afdruk in bezit te hebben. AAN ROTTERDAM! 'k Heb U lief, Rotterdam, met uw drukte en gewoel. Waar het leven zoo krachtig in bruist; Koningin van de Maas, uit wier golven een lied. Vol van glorie en hoop U omruischt I In den wedstrijd van handel en scheepvaart houdt gij Fier de vlag onzer vaad'ren omhoog; En uw heden is niet aan 't verleden ontaard, Dat met roem Hollands naam overtoog. Met verrukking aanschouw ik de groeiende vloot. Die steeds talrijker havens vervult. Voortgestuwd langs het spoor voor de waat'ren gebaand, Door uw moed, uw beleid en geduld Tweede stad, eerste haven van 't dier bare land. Dat ik dankbaar mijn vaderland noem, Nog vergaart ge als weleer, uit de baren der zee, U de schatten van rijkdom en roem. Sedert lang heeft geen krijgsvuur gevlamd langs uw stroom, Sedert lang rust uw zwaard in de scheê, En geen bloed rood e lauwer versiert thans uw krans, Gij geniet steeds den kost'lijken vree 1 Maar door eendracht en vroomheid en moed houdt gij stand, Fiere spruit van oudhollandschen stam Daarom hebben we u lief en we lachen om een eékhoorn, die vlak voor bet tor- rein zijn malle capriolen in een booge a'ennen- boom had zitten vertoonen en hoe hij van tiaar wa» gaan houden. „En nu", eindigde hij weer verdrietig, „ik kan haar toch niet vragen, tante Lien. Al -word ik beter, wat heb ik dan nog Ik zou haar moeten vragen, om jaren en jaren te wachten. Eerst een baantje en dan aparen. We zijn. oud eer we kunnen trouwen." In dit uur bracht zij haar offer. Aan den dood had ze ,haar bezit niet behoeven af te staan; aan het leven moest ze hem verliezen, wist ze nu onfeil baar zeker. En tegelijk wist ze. dat er voor haar alleen nog maar een stil geluk zou zijn in de wetenschap, dat hij gelukkig was. „Mart", zei ze zacht, „heb je gebeden om dat meisje Hij knikte alleen. „Dan ie het goed, jongen en dan zal de Heere je pad ook wel effenen, al tal je misschien veel geduld moeten hebben. Je gaat nu vooruit; als je beter bent, zullen we wel verder zien." In haar stille woning bad dien avond een oude vrouw voor hel laatste, wat haar was overgeble ven. Er was vrede in haar hart, want eindelijk fiad ze leeren bidden: „Uw wil geschiede'*. Het was Mart voor den wind gegaan. Niet lang nadat hij uit het sanatorium was gekomen, had hij een betrekking gekregen. Zijn aanstaande schoonvader had nog al wat invloed in het school bestuur van het Gejdersche dorp, waar Henny, woonde en hij mocht Martien graag. Zoo waren ze al gatrw daarna getrouwd. Tante Lien had hen geholpen met geld. EeTst wilde Mart dat niet. „Nee" weerde hij af. „ik wil mijn huishouden zelf verdienen", maar tante Lien had gezegd: „Ach jongen, 't is immers toch voor jou of je liet nu krijgt of later. Ik kan er van mijn pensioen koinen; wat geef ik om dat geld. Jij kunt het beter gebruiken dan ik. Eens was Mart. er over begonnen, om tante Lien in hum te nemen, alg ze getrouwd zouden zijn, maar Henny weerde vlug af: „Hé nee. Mart, laten we nu samen beginnen. Een ieder is toet» graag baas in zijn eigen huis,?" „Vind jij tante Lien dan zoo bazig vroqg b' verwonderd. ;,Nou ja, ik weet het niet; ze is zoo stug e- 800 stijf. Hel had hein gehinderd en fel had hij Lien verdedigd, maar hij had haar niet o^rtuMfd. „I.aten we er maar over ophouden" vr0ög daar was het bij gebleven. In het begin kwam tante Lien •<?apre week een beele dag. Maar langzamer!!***1 waren haar be- zoeken minder geworden. 'tl>" n'f' wennen aan d© luchtige toon van vrouwtje, al hield ze zichzelf voor h**r ,,kJ' zonde in was, maar dtfP 'n wint. ze, dat er iets was, dat zij in v»>>rden n'e* u'^ te druk ken, maar dat haa zeer zwaar woog. „Martien", vrow ze hem hij ee,t haar laat ste bezoeken" „je l»ebt toet» niet je eerate liefde verlaten t" Zijn vrouw keek tante Lien bevreemd aan, maar Martien begreep haar. Hij gaf geen antwoord, maar er bleef een gedrukte stemming. Toen tante Lien weg was, vroeg Henny: „Wat bedoelde je tante eigenlijk, Mart T" Hij tuurde naar buiten en wachtte even. Moeilijk kwam zijn antwoord: „Zij bedoelde of ernstig leef als vroeger". d'at ze de baas w.il spelen gaf ze geprikkeld tériig. „Toch heeft z© wel gelijk", zei hij nadenkend. „Ik neem alles gemakkelijker op dan vroeger, de kc*. mijn schoolwerk ,„t Ligt toch zeker niet aan een kerkgang; ik meen het ©ven goed of ik éénmaal of tweemaal ga hoor", zei ze schouderophalend. Daarna was tante alleen nog maar met verjaar dagen gekomen. Mart ging 's Woensdagsmiddag op tl© fiets naar haar toe en sloeg ook wel *ena één keertje over, soms wel twee of driemaal- Deze morgen was het telegram gekomer „Mej. K iet veld ernstig ziek. Overkomst gewen^ht". Een kwartier dAarna zat Mart al op dBin nen een uur kon hij er zijn, al« hij <ïe eerste treltf haalde. Aan 't huis gekomen ging hij door de keuken naar binnen. In de huiskamer was het doodstil. Alles kwam hem zoo bekend en toch zoo vreemd voor, want nooit was hij hier binnengekomen, dat zij hem niet al had zien aankomen en niet reeds klaar stond om hem te verwelkomen. Op de oudcrwetsche, oude mahoniehouten tafel lag het zelfde pluche kleed; bij 't raam stond haar stoel, alsof zij had zitten uitkijken of hij soms al kwam, maar zij zelf wa5 er niet. En ineens begreep hij, hoe eenzaam ze hier geweest was, zij die hem zoo veel had vergoed, hoe ze had zitten wachten op hem en hoe vaak tevergeefs. „O God, geef mij nog den tijd,.om goed te maken, al wat ik verzuimde', bad hij dringend. Maar toen boven zijn kloppen de slaapkamerdeur geoj>end werd door een jong zustertje, vervloog tegelijk de hoop, om haar nog eenmaal te kunnen vergelo'en, wat zij voor hem was geweest. Het waswitte uitgeteerde oude-vrouwengecictitje lag doodelijk vermoeid op het kussen. Door het gerucht van de deur opende ze de oogen. Ken blijde trek xpn herkenning vloog over haar ge zicht. „Ben je daar jongen", mompelde ze. En ineens levendiger wenkte ze de zuster, dat zij weg moest gaan. tante, kunt u mij vergeven", fluisterde Mar tien. Zijn keel leek toegeknepen. Haar zwakke hand tastte naar de zijne. „Ik ben zoo blij dat je gekomen Mart, want ik moet je nog iets zeggen. Jij hebt mijn leven in houd gegeven, maar ik ben te kort geschoten. Als i'k alles nog eons over kon doen. deed ik. het anders, maar dat behoeft niet meer, ik ben zoo moe. Ik zag je fouten en ik gaf de schuld aan je vrouw. Dat was verkeerd, want jij had je vrouwtje moeten leiden. Ik wilde je geluk niet kapot maken en daarom zweeg ik. Eens heb ik geprobeerd te spreken, maar het ging niet Bij je moeder hing vroeger een wandtekst;, „Christus is het hoofd van dit huis". De jonge menschen houden daar niet meer zoo van. maar Martien, draag jij dat woord in je hart Bid met je vrouw om vernieuwing des levens. Ik heb voor je ge^ beden". Doodmoe zakte ze achterover. Stil «*t Mart naast haar. Hij wist dat hij niets rncér behoefde te zeggen, zij had hem volkome» begrepen en hem de weg gewezen, die hij g»**n moest. Wachtend bij haar ster®«o'. had hij om do genade, zijn leven te beste<*-'n 'O dienst van Hem, dUe het Hood van tip' hui» zou zijn. WAT <nj NIET KON EN .WEL KON op zeker groot kantoor was een loopjongen Aio goede diensten bewees, maar om zijn kleinheid den spotlust opwekte van al de klerken. Eens zei iemand van hem „Van jou komt nooit iets terecht zoon klem kereltje kan niet veel uitrichten". „Best mogelijk", was het antwoord, „maar ik kan tooh één ding, dat geen van de heeren nog kan doen". „En wat is dat dan, kleine aap, wat jij wel kimt en wij niet „Ik kan het derde gebod houden, want ik vloek nooit, en zoolang ik hier loopjongen ben, heb ik nog geen gezien, die dat ook kan". Zij keken boos, maar lieten hem voortaan met rust. De oude gat/houder van Wormerveer wordt vervangen door een nieuwe, welke tienmaal zoo groot wordt. De werkzaamheden voor den bouw zijn in vollen gang. (Pax-Hotland). 13»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 15