0NDAG5BLAD
(7^Va3ëJci^^as
'l Voorjaars-vioollje
Waagt gij 't uit te spruiten,
Bloem van zachtfluweel
Durft gij 't knopje ontsluiten,
Rondzien op uw steel
m't Purpreh hoofdje wagen
Aan de gure lucht,
Voor geen hagelvlagen,
Voor geen storm beducht?
Wie zou u niet minnen
Om uw gulle spoed
Bloemenkoninginnen
Missen uwe moed
Blij%en diep gedoken
In haar .wintergraf
Gij, vóór haar ontloken,
Wacht ge, bloeiende, af.
Wèl hem, die uw voorbeeld
Steeds voor ogen heeft,
Zich gelukkig oordeelt,
Dat hij need'rig leeft
Niet wenst uit te steken,
Of geen lof belust;
Hem zal nooit ontbreken
Liefde, vrede, rust.
N. BEETS.
Een vertelling uit 't Oorlogsjaar 1940
Door J. SNOEP
8
Anton heeft honger gekregen. En als moeder ook
voor hem een paar boterhammen heeft klaar ge
maakt, slaat hij er de grage tanden dadelijk in.
Zo blijven ze nog een poosje gezellig zitten. De
jongens vertellen en moeder Van Dafn schenkt
nog eens een kop jé thee.
Thijs van Dam heeft een fijne dag gehad. En de
avond is niet minder.
Heerlijk vermoeid en tevreden slaapt Thijs in d«
late avond van Hemelvaartsdag in
HOOFDSTUK ÏÏL
't Is Dinsdag 7 Mei 1940.
Juffrouw De Koning heeft boodschappen gedaan
en is nu weer op weg naar huis. In de ene hand
houdt ze een boodschappentas, in de andere 't
riempje van Teddy.
Meestal mag de hond mee boodschappen doen.
Dat weet hij en hij is uitgelaten van vreugde
als hij merkt dat z'n vrouwtje uitgaat.
Ze hebben Teddy nu al langer dan een half jaar
en niemand zou hem meer willen missen. De
kinderen zijn dol op hem en De Koning, die vroe
ger van een hond niet wilde weten, is er nu
helemaal mee verzoend. De hondenbelasting, die
eerst nog als een donkere wolk boven 't leven
van Teddy dreigde, heeft hij op de koop toege-
„Kom Tedwaarschuwt juffrouw De Koning,
als de kleine viervoeter ergens wil blijven staan.
„We moeten gauw naar huis, want straks komt
Janny uit school".
Verstaat de hond haar 't Lijkt er wel op, want
met een vaartje schiet hij vooruit. Als hij de
nkam van Janny maar hoort, spitst hij z'n oren
en kijkt speurend rond. Kees mag dan al z'n
baas zijn, z'n kleine vrouwtje gaat hem boven
allen en alles.
Voor een sigarenwinkel scholen wat voorbijgan
gers saam.
Juffrouw Dex Koning ziet een papier hangen.
Zeker weer een bulletinEen grote onrust
maakt zich van haar meester. Wat voor nieuws
zou er nu weer zijn Een bericht van 't, oorlogs
terrein, ofeen belangrijke mededeeling voor
't eigen land Ze leest maar weinig van wat de
krant over de oorlog schrijft, maar van haar man
en jongens weet ze toch wel dat de toestand
steeds meer dreigend wordt.
't Wordt steeds voller voor de winkel waar
komen de mensen opeens vandaan
Ze kan niet dicht bij 't raam komen zoveel
mensen staan er al voor maar toch kan ze 't
opschrift lezen. „Intrekking van verloven", zo
ziet ze met grote letters staan.
O, dat is vreselijk. Zal dus ook haar man weer
weg moeten In 't begin van 't jaar kreeg hg
zakenverlof. Hij wist wel dat z'n patroon daar
voor moeite deed, maar hij vertelde er niets van
thuis. Werd 't verlof niet toegestaan, dan zou 't
zijn vrouw en kinderen ook niet tegenvallen.
Maar 't werd wèl toegestaap. En 't was feest toen
De Koning thuis kwam. En nuintrekking
van verloven zou dat ook voor haar man gel-
Ze kan door de mensen niet heendringen, voor
al met een hond is dat moeilijk. En meer dan 't
opschrift kan ze niet lezen.
Een man, die vooraan stond, werkt zich uit 't
mensenkluwen los. Hé, nu ziet juffrouw De
Koning dat 't Meyer is, die recht over haar
woont.
„Zou m'n man daar óók bij zijn vraagt ze al*
Meijer langs haar komt.
„O, u hier, juffrouw De KoningJa zeker,
alle verloven zijn ingetrokken, staat er op dat
papier dus daar is uw man ook bij".
Nu weet ze genoeg en de buurman ziet wel hoe
dit bericht haar aangrijpt.
„Moed houden", zegt hij glimlachend, ,,'t Is mis
schien zo erg niet, maar ik begrijp dat 't voót
u geen prettige tijding is".
Beleefd neemt hij z'n hoed af en g^at dan verder.
Juffrouw De Koning weet nu genoeg en lang
zaam wandelt ze naar huis. Ze houdt 't riempje
van Teddy vast, maar toch let ze niet op de hond,
die "vrolijk om haar heen springt, nu eindelijk
de wandeling weer woiylt vervolgd.
Ze denkt aan haar man en aan haar kinderen.
Zal 't vreselijke nu tóch gebeuren Zal ook Neder
land in de oorlog wordenbetrokken 't Is mis
schien zo erg niet, zei buurman. Ja, dat is moge
lijk, maar 't kan toch ook zijn
Bestormd door ernstige gedachten, met een ge
bed in 't hart, gaat ze huiswaarts.
Teddy begrijpt er niets van.' Waarom is z'n
vrouwtje opeens zo stil, waarom zegt ze niets
tegen hem Hg is toch niet stout geweest zo
dat ze nu boos op hem is
Als moeder De Koning thuis gekomen is, laat
ze zich op een stoel vallen. Ze heeft haar mantel
nog aan en hoed op. Maar ze merkt 't niet. Ze
denkt alleen maar aan dat heel erge, dat haar
overvallen is en heel haar hart vervult.
Met een ruk staat ze plotseling op. Neen, ze mag
aan haar schrik en vrees niet te veel toegeven.
Ze wil en moet sterk zijn, voor haar man en voor
haar kinderen. En bovenalGod regeert....
Hoe is dat mooie lied ook weer, dat ze Zondag
avond samen bij 't orgel hebben gezongen
Laat Hem besturen, waken 't Is wijsheid, watx*
Hij doet. Zo zal Hij alles maken, dat g' u ver
wonderen moet
Ze schrikt van Teddy. De hond blaft er is
gebeld.
Moeder De Koning hangt haar mantel en hoed
aan de kapstok. Dan trekt ze de deur ópen.
Henk en Janny stormen naar binnen.
„Alle soldaten moeten opkomen schreeuwt
Henk, die vergeet z'n moeder te groeten, „Vader
moet ook weer weg...."
Ze knikt haar kinderen toe. En die zien wel hoe
ernstig moeder kijkt.
Janny heeft tranen in de ogen. Ze geeft haar
moeder een kus. „Is 't écht waar vraagt ze,
„moet vader nu weer weg
„Ja kind", zegt de moeder zo kalm mogelijk.
„Vader zal wel gauw thuis komen. Misschien
moet hij morgenochtend weg, misschien vanavond
wel
Ze wil nog meer zeggen, ze wil haar kleine meisje
moed inspreken, maar de woorden blijven haar
in de keel steken. En ze doet of ze heel gauw in
de keuken moet zijn.
Henk heeft de radio aangezet. De laatste flarden
van een stuk muziek 'daveren door de kamer
hij draait de knop naar links. Even later zegt
een heldere stem „Hier volgt andermaal een
belangrijke mededeling.... De regeringspers
dienst meldt Periodieke-, vacantie-, buitenge
wone;, kleine-, zaken- '<en studieverloven worden
voor 'de land- en zeemacht ingetrokken.'... De
verlofgangers moeten onverwijld naar hun onder
deel terugkeren. Naar wij vernemen, moet
de intrekking van de verloven gezien worden
als een voorzorgsmaatregel met het oog op de
toegenomen onzekerheid in de internationale toe
stand.
Moeder De Koning is weer in dè huiskamer geko
men en luistert. Ja, daar is geen twijfel aan; ook
haar man zal zo spoedig mogelijk moeten ver
trekken.
Teddy begrijpt er niets van. Hij is al drie keer
tegen Janny opgesprongen, maar vanmiddag heeft
ze geen vriendelijk woord voor hem. Wat is er
toch gebeurd Wat doen ze toch allemaal vreemd.
Anders is 't altijd feest wanneer ze na school
tijd elkaar weerzien. Neen, dat gaat boven z'n
hondenverstand.
Moeder Dè Koning heeft 't nu écht druk. Het
eten moet zo spoedig mogelijk klaar zgn. Haar
man zal ook wel gauw thuis komen, misschien
moet hij vanavond nug wegDe verlofganger*
moeten onverwijld naar hun onderdeel terug
keren, zei de meneer van de radio.
Kees komt ook thuis, en nauwelijks is hg binnen
of daar rinkelt een bekende fietsbel dat is
De Koning.
Janny vliegt naar de deur om haar vader in te
laten. Ze was d,e eerste schrik weer een beetje
te boven, maar nu ze haar vader ziet, komen de
waterlanders opnieuw.
Ze slaat de armen om zijn hals. „Moet u nu weer
wil ze beginnen, maar vader laat haar
niet uitspreken. Hij tilt z'n meisjes hoog op en
draagt haar de kamer binnen.
De Koning groet vrouw en kinderen.
„Je hebt 't zeker al gehoord vraagt hg z'n
vrouw en aan haar ernstig gezicht ziet hij wel
dat ze reeds met 't grote nieuws op de hoogte is.
Kees en Henk zeggen niets. Ze zitten vol vra
gen, maar moeder is zo stil en Janny schreit
maar de jongens durven niets te zeggen.
„Wanneer ga je weg 7" vraagt juffrouw De
Koning. „Vanavond nog
„Neen", antwoordt haar man, „maar muj|enoch-
tend heel vroeg. Na 't eten ga 'k alles klaar ma
ken, zodat 'k morgenochtend zó weg kan".
Raadsels
Vele jongens en meisjes zonden me letterraad
sels toe. 'k Heb er al enige geplaatst en mis
schien neem ik er later nog wel een paar op.
Oplossingen behoeven niet ingezonden te wor
den, R. N. te B. Dat doen we alleen bg een
wedstrijd, zoals er binnenkort weer een komt.
Op mijn verzoek om ook eens andere dan let-
terraadels in te zenden, kreeg ik al een paar brie-
Joh. H. Vink te Schiedam zond 't volgende
kruiswoordraadsel in:
1
2
3
<1
I
6
9
'O
II
13
14
15
16
17
id
19
20
21
22
23
29
25
26
27
18
29
30
31
32
33
3M
Horizontaal (dat is van links naar rechts)
1. geneeskundige behandeling, die men vaak in
een ziekenhuis ondergaat; 9. waar men mee roeit;
11. dier, vaak als trekdier gebruikt; 13. meisjes
naam; 14. bergruimte; 15. boomsoort; 17. bekende
afkorting voor gever die onbekend wenst te blij- 1
ven; 18. waardoor iemand wordt uitgesloten; 19.
uitroep, dat men iets heel mooi vindt; 21. Ameri-
kaansche farmerjongens; 22. stam Van 't werk
woord vangen; 23. wat men op de neus draagt; 24.
vaartuig; 25. afkorting gedeputeerde staten; 27.
meisjesnaam; 28. op (Engels); 29. waardoor men
slikt; 31, afkorting en andere; 32. ander woord
voor gooien; 34. kledingstuk.
Verticaal (dat is van boven naar beneden):
2. om fe bedanken (afk. in 't Frans) 3. gebieden
de vraag; 4. schoon; 5. slotwoord van de preek;
6. tien in 't Engels; 7. voorzetsel; 8. bekende vogel;
10. wat een goede waakhond moet doen; 12. raad
der oudsten; 14. sneeuwstorm 16. kleinste vinger;
18. stad in zuid-ïtalië; 20. afkorting gouverneur-
generaal; 25. herkauwend dier; 26. bekend woord
tussen de Psalmen; 29. stam van 't werkwoord
kennen; 30. stukje van 't oor; 32. torenkauw;
33. nee (Engels)
De grotere schrijven me wel eens, dat de raadsels
te gemakkelijk zijn. Aan 't bovenstaande kunnen
ze hun hart ophalen.
Nieuwe, raadsels ontvang ik graag. Maar denk
er om nu niet allemaal kruiswoordraadsels. Er
is genoeg verscheidenheid. En 'k vind 't leuk,
dat vele jongens en meisjes' blijkbaar graag aan
dit onderdeel van onze Kinderkrant meewerken.
Oplossing
van de raadsels in de vorige Kinderkrant
I. Er lagen maar twee guldens op tafel. Moeder
nam er één af, zodat er ook maar één overbleef.
II. De plaatsnaam is Geertruidenberg.
UI. Hangplant, schaar, boterham.
144
Zaterdag 3 Mei 1941 No. i9
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DORDTSCH DAGBLAD
Arbeiden - en niet
vertwijfelen
Simon Petrus zeide tot hen: ik ga
visschen.
Handelingen 21 :3 a.
GELET op den nogal onstuimigen, in elk
geval pathetischen aard van Petrus, zou
den wij in den inval, waarmee hij ruim een
week na Jezus' plotselinge verschijning in
den kring der discipelen aankondigde, aan
het werk te zullen gaan, iets kunnen lezen
van misnoegdheid of ongeduld. Zeker, hij had
volop mee genoten van de blijdschap, die
allen doortrild had, toen de beminde Meester
weer in hun midden was en Zijn sterkend
„Vrede zij ulieden" gesproken had. Maar wat
nu verder Wat ging er nu verder gebeu
ren Zou dan tóch nog het Koninkrijk Gods
op aardeen Israëlvooraan Neen,
dit is geen aan Petrus en de apostelen opge
drongen meening; nog op den dag van Jezus'
hemelvaart hebben zij Hem gevraagd
„Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het
Koninkrijk wede. oprichten Dus, hoe dan
ook, Petrus ziet geen perspectief, zegt tot zi,;n
kameraden, dat hij gaat visschen en dan moe
ten ze maar zien, wat ervan komt
Er is ook een andere lezing mogelijk. Aan
de discipelen èn Petrus (Marcus 16 7) was
door den engel gezegd „Hij gaat u voor naar
Galiléa, daar zult gij Hem zien". Het lag dus
voor de hand, dat zij naar de zee van Tibe
rias gingen om daar te wachten op de vervul
ling van dat woord. En dan niet wachten
met ledige handen, maar zooals het volge
lingen van Jezus pastaan den arbeid, ge
trouw in het gewone werk. In dit geval dus s
uitvaren om zeebanket, en dan nog ver van
prettig, want zij vingen in dien nacht niets
(vers 36)Is dit de achtergrond van Petrus'
plan geweest, dan moeten wij dit niet licht
achten. Niet alleen, omdat Petrus' ontmoe
tingen met Jezus-toch al zijn onevenwichtig
denken hadden geschud, maar ook omdat de
zelfde Jezus Kern uit zijn beroep had losge
maakt, om Hem te volgen. En dan nog iets
m anders. Lang tevoren had aan het meer van
Gepesareth Jezus hem opgewekt, om te gaan
visschen en ook toen had men niets gevangen.
Toen daarna het net op Jezus' bevel nog één
keer werd uitgeworpen, was een zóó groote
vangst gemaakt dat het net scheurde (Lucas
5:6), Petrus op de knieën viel en uitriep
„Heere, ga uit van mij, want ik ben een zon
dig mensch". Toen had de Heiland hem voor
speld „Van nu aan zult gij menschen van
gen".
Het kan dus niet zoo heel ver van waar
schijnlijk zijn, dat Petrus, na zoo langen tijd
nog niets ontwarende van dat „visscher van
menschen" zijn, mismoedig maar weer tot
zijn oude handwerk teruggekeerd is. En dan
is het op deze lijn even aannemelijk, dat
Jezus hem bij die tweede vischvangst na elk
der drie vragen over zijn liefde tot den Hei
land, de opdracht van Lucas 5 10 herhaalt,
juist nu hij gevaar liep, haar te verwaar-
loozen.
Intusschen spreekt ons uit Petrus' opwelling,
zij moge dan uit kleingeloof of in het geloof
ontstaan zijn, een zeer ernstige aanwijzing
voor de Christenen van onzen tijd toe. Het is
toch niet alleen in ons land en in deze bewo
gen dagen openbaar geworden, dat overwel
digende gebeurtenissen het evenwicht doen
verliezen, zoodat men in arren moede z'n taak
zou willen neerleggen en in vertwijfeling uit
roepen Wie zal ons het goede nog doen zien
(Psalm 4:7). Voor Petrus was de volkomen
afwijzing van zijn aardsche verwachtingen
(Handelingen 1:7), vooral in verband met
de zwakke plek in zijn karakter, niet minder
geweldig dan voor ons de wegen zijn, welke
God met de wereld en met ons volk houdt.
Maar zie, nu is het Petrus, die ons terugwijst
op den eenigen uitweg gedurende het tijd
perk, waarin het God behaagt, nog niet te
antwoorden op het bidden en smeeken der
Zijnen om uitkomst. Dan zegt Petrus ons in
zijn vaktermen arbeiden en niet vertwijfe
len.
En hij zei ditna Paschen. Dat wil zeg
gen, na het feest der overwinning, welke in
zijn gedachtengang gevolgd zou worden door
het plukken der vruchten. In onzen gedach
tengang tornt iets anders tegen onze Paasch-
stemming op is deze wereld van doodend
verderf dan niet onderworpen aan den Over
winnaar van dood en graf, aan den Vorst-des
levens, buiten Wiens wil zich niemand roeren
of bewegen kan Is deze openbaring van
gruwelijk geweld dan niet te remmen door
de almachtige hand van Hem, die de wereld
overwonnen heeft Petrus' antwoord is Ik
ga visschen. Anders gezegd doorwerken. En
dat niet alleen, omdat de wolken en de don
kerheid, die thans rondom Gods troon zijn,
onze dagtaak niet overbodig maken, maar
ook, omdat in de toetsing van het levend ge
loof óók begrepen is, dat het zijn kracht
De jeugdluchtvaart start in het Zuiden. De
Maastrichtsche jeugdluchtvaartclub is na een
langen winter van modellenbouw gestart met
de nieuwste typen. De laatste hand wordt
aan de afwerking gelegd. (Het Zuiden).
Meiliedje
Daar is hij, waar is hij, de lieflijke Mei
Hij strooit weer de bloemen in bosch en op
[wei
En drenkt weer de velden met geurigen dauw;
Bevolkt weer met zangers der hemelen blauw.
Hoe vroolijk weergalmt weer het looverprieel
Van kunstloozen wildzang en lieflijk gekweel;
Hoe spartelt het vischje in het zilveren nat;
Hoe gonzen de bijen langs bloemen en blad
Wees welkom, gij spiegel van 't hemelsch
[verschiet
Zijt gij reeds zoo heerlijk, wat wacht ons dan
[niet
Zijt gij reeds zoo streelend, zoo troostend, zoo
[rein
Wat zal dan die eeuwige Meimaand wel zijn
J. DE LIEFDE
openbaren moet in het „getrouw zijn in het
aanbevolen werk", van welken aard dit we
zen moge. Heeft onze taak, van hoe eenvóu-
digen aard ook, thans geen dieperen zin, door
dat de plichtsgetrouwe vervulling ervan den
polsslag van het maatschappelijk leven op
gang helpt houden en dusdoende dé nadee-
len der ontwrichting helpt opvangen
Ook in Petrus' woordkeus zit een merkwaar
dige opwekking. Hij gaat niet eerst overleg
gen met zijn vakgenooten, of het wel wen-
schelijk of doelmatig zou zijn, te gaan vis
schen. Hij overweegt niet maar springt, echt
Petrus, in zijn werk Ik ga visschen. En dat
moedigt de anderen aan „Wij gaan ook met
u". De moraal ligt voor de hand niet aan
anderer oordeel of instemming, en zeker niet
aan de omstandigheden (op welker zeer bree-
den rug in onzen tijd centenaarslasten wor
den geladen) worde overgelaten, onze taak te
vervullen, ook al wordt hoofd en hart eiken
dag doordreund van afleidende gebeurtenis
sen. Neen, zelf de hand aan den ploeg slaan
en houden, ongeacht het applaus of het
En eindelijk welk een kostelijke, tweevou
dige vrucht verbindt Christus aan Petrus' op
welling Eenerzijds wordt de vischvangst
gezegend met een overvloedigen oogst153
groote visschen. (Beroepsijver en beroeps
zegen zijn niet los van elkaar)En anderzijds
na den maaltijd komt de persoonlijke vraag
stelling Hebt gij Mij lief En bovendien
d^ veel breedere in climax gegeven opdracht:
„Weid Mijne lammeren, hoed Mijne schapen,
weid Mijne schapen".
Laat ons in dagen van moeite en verdriet,
van bezorgdheid en beduchtheid, van wereld
leed en menschenwee, ons stellen onder de
lichtbundels, die ook nu nog vallen uit Petrus'
eenvoudig werkplan en uit Jezus' antwoord
op de onmiddellijke volvoering daarvan. Op
dat ook wij ons steeds meer leeren terug
trekken op die laatste vesting van ons leven
met-God „Heere, Gij toeet alle dingen, Gij
weet dat ik U liefheb".
Arbeiden omdat Hij in den arbeid Zijner
ziel ook dien arbeid geadeld heeft. En niet
vertwijfelen omdat Hij gezegd heeftZie,
Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij"«
137