li RDAG 26 APRIL 1941 PAG. 7 P 3-d Juin bouw nederlandsche suikerproductie sinds 1900 or bestaansrecht bewezen feite vrijhandel heerzchte -ste kwartaaloverzicht [che Bank bevat een artikel van de ■en heer J. M. van Bommel van hitter van de Coöp. Suikerfabriek •rij Dinteloord. getiteld De beet- Industrie in Nederland gedurende jaren. Wy ontleenen hier het >_n genoemd opsteL Jverzicht van het beloop van de ile toestanden sinds 1900, waar- 1 vrij uitvoerig wordt stilgestaan .fenties van Brussel (1902) en van 87), alsmede bij de saneerin<gs- n Tarafa en Chadbourne, komt de jommel van Vloten op den gang ju Nederland. latie in Nederland er neaeriaiiuov-iic n groot belang geweest, niet alleen rf stand komen van de Brusselsche maar ook door het ontstaan van leve suikerproductie. In de Jaren hegentig van de vorige eeuw be- ne tegenstelling van belangen tus- fcant en boer. De fabrikant ver- ferond&tof een suikerbiet met hoog Ie waartegenover de verbouwer ar suikergehalte eischte. De vele Jwelke daarvan het gevolg waren, 1 stoot gegeven tot de oprichting, L »»r<iP Nederlandsche CoÖDe- m de eerste Nederlandsche Coöpe- di jetwortelsuikerfabriek te Sas van jr gevolgd door een aantal andere fabriekea van de coöperatieve fabrieken is ;keling der Nederlandsche suiker- veel grootere beteekenls geweest dat men zich oorspronkelijk daar- Pgesteld, had doen verwachten. De •n boer en fabrikant liep tenslotte de vraag welk deel van het luctie van suiker te behalen voor- en welk deel den fabrikant ten zou. Men besefte bij het tot ^an de coöperaties nog niet ten ik uit een oogpunt van algemeen één hand brengen van het ge- :tleproces van zooveel belang zou alleen kan men de doelmatigste .„•oductie het meest benaderen. De het te verbouwen bietenras geeft sprekend voorbeeld. De fabrikant 1 ras verlangen met een hoog de verbouwer een ras met hooge kg per ha, terwijl uit een oogpunt .ji belang slechts dat ras de voor- tnt, dat per eenheid van opper- ootste geldelijke netto rendement UIJ iten omtrent de keuze van het bie- n andere cultuurtechnische vraag- fcben zich juist door de oprichting leve suikerfabrieken, vooral sinds wereldoorlog, zeer sterk, verdiept, e industrie heeft zich voor deze welke ook voor haar van zooveel jveneens geïnteresseerd, zoodat amenwerking op het gebied van lelijk onderzoek is ontstaan, die tot oprichting van de Proefvelden der suikerindustrie. Deze instelling gegroeid tot het bekende Instituut bietenteelt te Bergen op Zoom, dat - wetenschappelijker arbeid in ons over onze grenzen een zoo goede jeniet. bietenopbrengst per hectare suikerproductie hier te lande wordt verzorgd. Dit komt tot uiting ifengstcijfers per eenheid van opper- irin Nederland bovenaan staat in met de andere productiegebieden Voorts werd in Nederland steeds gemiddelde suikeropbrengst ver- ral na den wereldoorlog zijn de ver- r belangrijk. Uit de ciifers ziet men, eenigen twijfel de bietenteelt hier een zeer hoog peil staat ing van de coöperatieve fabrieken geleid, dat de gemiddelde verwer- briek hooger geworden is. De totale -van het Nederlandsche productie- eft ongetwijfeld nadeelige gevolgen daartegenover staat het voordeel, kleine en verouderde fabrieken tie moesten staken, waardoor het erlandsche productie-apparaat een rijke moderniseering en concentratie •gaan. is het cijfer der gemiddelde ver- tr fabriek in Nederland eenigszins igevolge van de beperking van de Toch was de gemiddelde verwerking in 1935/36 in Nederland ongeveer half maal zoo groot als die in én België en bijna tweemaal zoo r.e in Frankrijk. eft wel geen betoog, dat tengevolge neer geconcentreerde bietenverwer- ederland de verwerkingskosten per iten gunstig worden geïnfluenceerd, tosten, die juist in de suikerfabri- ooveel beteekenis. zijn, zijn dienten- er, terwijl in deze grootere 'objecten beter geprofiteerd kan worden van •len, die door de ontwikkeling der ichniek worden geboden, hierboven reeds werd aangeduid mtwikkeling van de coöperatieve ïctie ook nadeelige gevolgen gehad, der Nederlandsche productiecapaci- in verhouding tot het beschikbare riaal te groot Gedeeltelijk werd dit en door het staken van de produc tive fabrieken. Het aantal werkende Sedroeg in 1900 nog 32 en ln 1935 13. de ontwikkeling van de coöpe- d bij de particuliere industrie een concentratie, die in 1918 haar vol- nd in de oprichting van de Centrale te Amsterdam, waarin de geheele - beétwortelsuikerindustrie en tevens derij-industrie werd samengebracht, "unstige verhouding tusschen de zoo- "breide productiecapaciteit der fabrie- 1 niet in gelijke verhouding gestegen e hoeveelheid bieten, heeft in de 1930 aanleiding gegeven tot een concurrentiestrijd op de bietenmarkt, righeid toenam, naarmate dp coöpe- ikerfabrieken haar totale capaciteit der trachtten uit te breiden. De industrie baseerde daarbij veelal nprijs op de betaling van de suiker- inteloord, tengevolge waarvan de oraties, waarvan de kapitaalslasten waren, in een moeilijke positie kwa- Crkeeren. alles kwam de sterke daling van de imi J i C( dT Eis bespreekt de schr. de nog versch eugen liggende overheidsmaatrege- eun "aan de suikerindustrie nmaatregelen voor de suikerbieten- Len, wat de cijfers betreft, in den jaren herhaaldelijk wijziging onder beginsel, dat daaraan ten grondslag •eft, is echter ongewijzigd gebleven, wordt vastgesteld welken prijs de mor de suikerbieten moeten beta- wordt jaarlijks vastgesteld, welk fabrieken voor verwerkingskosten trijgen. Tegenover deze uitgaven van ken staan de ontvangsten voor sui- se en pulp. Deze worden berekend van bepaalde rendementen, te we- g witte suiker. 600 kg natte pulp en iassesuiker per 1000 kg bieten, samenstelling .van den prijs dezer blijkt, dat het risico van het beloop (rijzen feitelijk geheel wordt overge- 3r den staat. dusver gevolgde systeem van steun- is wellicht doelmatig wanneer men idachte uitgaat dat de suikerindustrie ijke periode doormaakt, die overbrugd orden Wanneer echter de staats- met het bedrijf van blijvenden aard n te zijn, bestaan tegen dit systeem unverleening wel zeer ernstige be- le drang om het bedrijf zoo doelmatig mogelijk te organiseeren en te exploiteeren wordt zeer belangrijk beperkt, wanneer men bij voorbaat weet dat de besparing, die dooi een bepaalde verbetering in het fabrikaat verkregen wordt, het volgend jaar zal leiden tot een verlaging van de vergoeding, die de regeering voor ae verwerkingskosten zal be talen. Bij toepassing over een eenigszins lang durige periode werkt dit systeem doodend op het initiatief der ondernemers tot rationaliseering verdwijnen. In dit verband moet de vraag gesteld worden of wij hier werkelijk te doen hebben met een overbruggingsperiode, dus of verwacht mag worden, dat de suikerprijs zich binnen afzien- baren tijd zoodanig herstellen zal, dat de Eroductie zonder bemoeienis van den staat an worden voortgezet, zooals dat onder de vigueur der Brusselsche Conventie mogelijk was. Volgens de Londensche Conventie zal men er naar streven den suikerprijs te be- heerschen door regeling van vraag en aanbod op de vrije wereldmarkt op zoodanige wijze, dat de productiekosten van de „efficient pro ducers" zullen worden bereikt. Algemeen wordt aangenomen, dat deze suikerprijs zal liggen beneden de productiekosten van ons land. De consequentie hiervan is, dat zonder maatregelen van overheidswege de productie van suiker in ons land zal worden gestaakt. Dit is echter geenszins de bedoeling van onze regeering geweest bij haar toetreden tot de Londensche Conventie. Ten einde hieromtrent een goed inzicht te verkrijgen, dient te wor den nagegaan, welke plaats de Londensche Conventie toekent aan de suikerproductie in ons land èn in onze koloniën. De invloed van Indië Een der merkwaardigste consequenties der Londensche Conventie is, dat de productie van suiker in onze koloniën en die in het moeder land onverbrekelijk aan elkander zijn gekop peld. Onder de werking van de Brusselsche Conventie, was er niet de minste band tusschen de productie van Javasuiker en die van onze beetwortelsuiker. Javasuiker verscheen slechts bij uitzondering op de Nederlandsche markt.' Toen echter in de jaren na den wereldoorlog de protectie toenam en tegelijkertijd de Java- proauctie groote expansie verkreeg, werd voor de Javasuiker ook ruimte gezocht in het Europeesche afzetgebied, speciaal in de landen rondom de Middellandsche Zee, zonder dat evenwel belangrijke quanta in Nederland plaatsing vonden. De enorme beperking van de vrije wereld markt heeft ten slotte ,00k voor de Javasuiker zeer ernstige gevolgen gehad. De productie van omstreeks 3,000,000 ton in 1928 en 1929 moest ingekrompen worden tot omstreeks 514,000 ton in 1934. De prijs daalde bovendien tot een niveau dat ook voor den Javaproducent niet meer Joonend was. Van 1938 af werd omstreeks 80,000 ton Javasuiker met steun der regeering in Nederland ingevoerd. Het tot stand komen van de Londensche Conven tie is juist voor Java, dat in hoofdzaak voor de verdwijneride vrije markt produceerde, van zoo groote beteekenis geweest. Voor Nederland en zijn koloniën werd een exportquote vastgesteld van 1,050.000 ton, die feitelijk geheel aan Java ten goede komt. Het Rijk der Nederlanden het moederland, Suriname en Nederlandsch Indië werd daarbij als één geheel beschouwd en de be langen der Nederlandsche en der Javaansche producenten werden dientengevolge zeer nauw gekoppeld. Java kreeg voor het omvang Naar. schr.'s meening heeft de Neder landsche productie haar bestaansrecht be wezen onder de werking van de Brussel sche Conventie, toen er in feite- vrijhandel was op het gebied der suikerproductie en de suikerprijs -zich op een voor onze pro ductie loonend niveau bewoog. In het volkomen theoretische geval, .dat er wederom vrijhandel zou zijn, zou de suiker prijs zich ongetwijfeld herstellen tengevolge van de beperking van de productie in de be schermde gebieden. Algemeen wordt aange nomen dat de goedkoopste producenten van rietsuiker zijn: Java, Cuba, Peru, San Domingo. Porto Rico en Hawai. De grootste productie, die deze landen ooit gehad hebben, heeft vol gens F.O. Licht bedragen: Cuba 2.969,259 ton 5.238.816 Porto Rico 460.000 965.000 900.276 De wereldsulkerconsumptie bedraagt or.~e- veer 28.000,000 ton. Hieruit blijkt dat de goed koop produceerende landen slechts ongeveer 40 pet der totale suikerbehoefte produceeren, en dat 60 pet. van de behoefte gedekt moet worden door landen met hoogere productie kosten. Dit heeft tot gevolg, dat, bij vrijen handel, de suikerprijs hooger zal liggen dan die der goedkoop produceerende landen. Bij vrije concurrentie wordt de prijs van een pro duct nu eenmaal bepaald door de kosten van het gebied, waar de productievoorwaarden zoodanig zijn, dat tegen den uit vraag en aan bod ontstanen wereldmarktprijs de productie nog juist kan worden volgehouden. Neder land behoort onder de producenten der ont brekende 60 pet. ongetwijfeld tot de efficient producers" en mede op grond van de ervaring tijdens de Brusselsche Conventie is de con clusie gerechtvaardigd, dat bij vrije concur rentie de suikerprijs boven den Nederlandschen kostprijs zal komen te liggen. Het is volkomen onlogisch en inconsequent om eenerzijds de wereld suikerordening der Londensche Conventie te aanvaarden, en an-, derzijds tusschen twee gebiedsdeelen van het Nederlandsche Rijk het beginsel v^n den vrijen handel te willen toepassen. Daarom ls het onjuist den lagen kostprijs der Javasuiker, die bovendien in hoofdzaak te danken is aan den lagen loonstandaard in Indië, in het ge ding te brengen bij het beoordeelen van de wijze, waarop onder de kunstmatige ordening der Londensche Conventie, in de suikerbe hoefte van het moederland zal worden voor zien. Naar de overtuiging van den schr. zal ook na den oorlog een wereldordening der suiker productie blijven bestaan en in die ordening zal de bescheiden plaats, die de op een zoo hoog peil .staande Nederlandsche suiker productie thans inneemt, behouden blijven. Binnenlandsch Nieuws Brand Café en boerderij te Belllngwolde door hot vi De postzegelhandelaar aan het woord Nog steeds liefhebberij, maar thans ookgeldbelegging Gistermiddag is brand ontstaan iii het café Keizer te Bellingwolde. Het vuur ontstond ln het achterhuis en zette, geholpen door den feilen wind het gebouw in korten tijd in volle vlam. Tevergeefs trachtte de brandweer met eenige handspuiten het vuur te fcflusschen. Het gebouw ging dan ook geheel in vlammen op. De krachtige wind stond juist in de rich ting van de groote boerderij van den heer W. Vrieze aan de overzijde van den weg. Met man en macht werd gepoogd de boerderij te behouden, maar daarin slaagde men niet. De over het gebouw jagende vonkenregen stak de schuur in brand en in een minimum van tijd stond ook dit gebouw in volle vlam. In middels was de motorspuit uit Winschoten aangekomen en deze tastte het vuur krachtig aan, maar men slaagde er niet in den brand meester te worden. Evenals het café brandde óok de boerderij geheel af. Uit het café kon door den snellen loop van den brand niets worden gered. Van de boerderij kon een deel van den inventaris en de levende have ln veiligheid worden gebracht. De schade wordt door verzekering gedekt. De oorzaak is onbekend. Het huis van den landarbeider S. Lebbing te Echten is door brand geheel verwoest De brand is ontstaan in den schoorsteen. Door den feilen wind greep het vuur snel om zich heen en aangezien de woning buiten het dorp ligt, kon de brandweer niet tijdig genoeg ter plaatse zijn. De schade Wordt niet door ver- 1 Zekering gedekt DE BRILLANT. DE RING EN DE ONEERLIJKE VINDER Op verzoek van den commissaris van politie te Zwolle heeft de recherche te Venlo bij den juwelier P. aldaar een brillant en platina ring ter gezamenlijke waarde van ongeveer 2500 in beslag genomen. De rechtmatigë eigenaar had de in beslag genomen voorwerpen verloren. Een oneer lijke vinder verkocht ze voor 1000, en de kooper zond ze naar Venlo om daar bij een juwelier een en ander te laten repareeren. De- politie te Zwolle kwam er echter achter en voordat de zending te Venlo bij den juwe lier arriveerde, was de recherche reeds in den juwelierswinkel om het pakje, waarin ring en brillant werden toegezonden, in ontvangst te nemen, toen de post het enkele oogenblik- ken later bezorgde. Het pakje met zijn kostbaren inhoud ls ln beslag genomen en ter beschikking van den commissaris van politie te Zwolle gesteld. het vitaminegehalte van onze boter Onbekende groei-stimuleerende stoffen Bevat onxe boter een speciale stof, waar door haar voedingswaarde hooger gesteld moet worden, dan die van andere vetten, waaraan de vitamines A en D sljn toegevoegd? Deze vraag vormde het uitgangspunt voor een onderzoek, hetwelk door het laboratorium voor Physiologische CHemie te Amsterdam werd verricht De hierboven gestelde vraag genoot reeds vele jaren belangstelling, niet alleen in wefcehschappelijke kringen, doch tevens in den Landbouw, zoo ook bij de meeste consumenten van boter en margarine. Het is daarom, dat wij onder deze rubriek in het kort bij de resultaten van dit onder zoek willen stilstaan. Een ieder zal zich wel de actie herinneren, welke van de zijde van den Landbouw werd gevoerd, om het verbruik van onze boter in eigen land te do'oen toe nemen. Men heeft daarbij aanvankelijk ge wezen op het gehalte aan vitamine A en D van onze boter De margarine-industrie, die op dit punt ook niet stil zat, ging er schielijk toe over, oih de margarine te vitaminiseeren, d.w.z. om vitamines A en D aan het marga rine-product toe te voegen. Zulks was prac- tisch zeer wel mogelijk, omdat beide vitami nes tot de in vet oplosbare groepen behooren. Desalniettemin bestond er, op grond van we tenschappelijke overwegingen, aanleiding om te veronderstellen, dat boter afgezien van haar gehalte aan deze vitamines, toch een hoogere voedingswaarde bezat dan gevitaminiseerde margarine. Alhoewel deze kwestie thans, door de distri butie van boter en vetten, minder urgent is dan vroeger, meenen wij toch dat dit probleem na afloop van dezen oorlog opnieuw aan de orde zal zijn, mede omdat Nederland tot de be langrijkste boterproduceerende landen der we reld behoort Bij proeven met jonge ratten had men vroe ger reeds opgemerkt, dat de bizondere voe dingswaarde van boter niet uitsluitend kon worden verklaard door het gehalte aan vita mines A en D. Indien men. de proefdieren syn thetisch voeder gaf, waaraan vitamies A en D werden toegevoegd (dezelfde dosis als ln boter), dan zag men toch niet hetzelfde groeieffect als bij boter. v- Proef: Als onderzoeksmethode gebruikte men bij de hier besproken proeven de zgn. „groeiproef" Een groep van ongeveer 500 stuks ratten ont vingen na spening. op den leeftijd var 4 weken, het volgende samengestelde proefvoedsel: Boter10 pet Geslepen rijst72 pet Vetvrije caseïne 5 pet Gedr. biergist 10 pet Zoutmengsel 3 pet. Allereerst ging men nu na, of er verschil in groei optrad tusschen een groep ratten, die men zomerboter gaf en die welke mén winterboter toediende (bij overigens uniform rantsoen). De lezer zal zich voor kunnen stellen, dat bo ter, bereid uit „weidemelk" een andere samen stelling zal hebben als die, welke uit „Stal- melk" wordt bereid. Zelfs de op dit terrein on kundige lezer zal weten, dat de zomermelk van nature geel gekleurd is, doordat de grasvoeding een hooger gehalte aan carotine (bouwstof vit A) geeft, dan de stalvoeding. Vandaar dan ook, dat aan den winterboter kleursel wordt toege voegd, omdat de consument nu eenmaal gehecht is aan de gele kleur van de grasboter. Er trad inderdaad verschil in groei op tus schen de grpep ratten, die zonierboter en die welke winterboter ontving. Dit verschil in groeiresultaat bleek niet terug te brengen te zijn op de factoren: invloed jaargetijde; of. tekort aan vitamine A in de winterboter. Winterboter bevat weliswaar minder vit A dan zomerboter, doch het gehalte aan vit A van winterboter is toch nog te groot om defi ciëntie verschijnselen te kunnen veroorzaken. Het spreekt vanzelf, dat men het verschil in groei toen meende te moeten toeschrijven aan het vitamine D. Alhoewel deze conclusie voor de hand liggend was. bleek juist bij dit onder zoek, dat hel probleem van de functie van het vitamine D bij botervoeding veel gecompli ceerder was, dan men aanvankelijk meende. De onderzoekers Kon en Booth hadden ook reeds proeven hierover genomen en waren tot de volgende interessante conclusies gekomen, welke door dr. Boer en prof. Jansen in Amster dam werden bevestigd: 1 De antirachitische werking van winter boter gaat bij verzeeping voor meer dan 80 pet verloren. 2. Wanneer men boter, waaraan calciferol of het vitamine D van levertraan was toege voegd, verzeepte, dan werden deze beide stof fen quantitatief in het onverzeepbare gedeelte teruggevonden'. 3. Vetzuren van boter bleken een geringe, maar niettemin duidelijke antirachitische wer king te bézitten. Uit deze punten kunnen wij dus afleiden, pbare ge bote to t 1 hiti stof bevindt Vervolgens heeft men groeiproeven genomen met vitaminen-v r ij e veten, waaraan wisse lende hoeveelheden carotine en vitamine D werden toegevoegd, waarna de groei van deze groepen vergeleken werd met die, welke zomer boter hadden ontvangen Wij zullen hier niet uitvoerig stilstaan bij deze moeilijke en uiterst belangwekkende proeven, waarover in de we tenschappelijke pers zeker' nader gepubliceerd zal worden, doén slechts de conclusie ver melden. Het bleek, dat de antirachitische stof in boter, noch carotine. noch vitamine D is. Tevens,—dat deze stof niet, of in veel geringer mate in andere onderzochte vetten voorkomt. Het is overigens niet waarschijnlijk, dat de groeistimuleerende stof en de antirachitisch werkende stof dezelfde zijn. Het verschil bij den groei op zomerboter en den groei op andere vetten kan men natuurlijk wel verminderen door aan de vpedsels met de andere vetten meer vitamine D toe te voccen Dit., neemt echter niet weg. dat het verschil in groei opmerkelijk blijft. Waar boter behoort tot een der belangrijkste menschelijke voedingsmiddelen, twijfelen wii er niet aan of er zullen nog meer proeven vol gen. die klaarheid zullen trachten te verschaf fen over dit interessant probleem. Levendige handel die voort durend uitbreidt Eén zegel bracht ruim 10,000 op Toen wij onlangs een gesprek weer gaven met een hondendresseur hadden we er zelf nog geen idee van dat ons volgende „slachtoffer" een bekende Haagsche handelaar in postzegels zou zijn. En al stemmen we toe, dat er een vrij grobte afstand ligt tusschen een postzegel en zoo'n viervoeter, toch zal men moeten erkennen, dat er tusschen die twee méér punten van overeenkomst bestaan dan men op het eerste gezicht zou durven vermoeden. Een hond kan trouw zijn. Maar ook een postzegelWie het niet gelooven wil moet maar eens informeeren bij een verzamelaar, die nog zegeltjes van zijn grootvader erfde. Van geslacht op ge slacht gaan ze vaak, zooals een gouden ring of een paar diamanten oorknoppen, .kortom als een kostbaar familiebezit. Een hondje kan duur1 zijn, met name een exotisch hondje, dat eigenlijk thuis hoort aan den anderen kant van den aardbol. Maar een zeldzame postzegel, zoo'n zegeltje waarvan slechts weinige exemplaren bestaan, loopt in den regel nog veel meer in de papieren. Dan onderscheidt men mooie zegels en leelijke zegels, zooals er mooie en leelijke honden bestaan. En zoo zijn er nog vele andere vergelijkingen te ma ken. Doch we willen ons ditmaal uit sluitend tot de philatelie bepalen. Wanneer we voor een toonbank geduldig onze beurt afwachten, totdat de handelaar zich ëen uurtje voor ons vrij kan maken, gaat de deur om de haverklap open en dicht. Nu eens is hét een jongeman, die met een opgewekt gezicht naar binnen komt, dan weer een meisje van de Mulo, en even later een oude heer met een kraag op z'n jqs van astrakan. Vervolgens een Feldwebel van het Duitsche leger, daarna een stramme marine officier en ook heeren in burger, die de zélfde taal spreken, behooren tot de gere gelde bezoekers. „We krijgen héél veel Duitschers", aldus de handelaar, „ja ze hooren tot onze beste klanten. Duitschland koopt geweldig veel en het is dan ook geen wonder, dat we tegen vroeger J0 tegenwoordig 25 klanten te be dienen hebben. Na den veertienden Mei van het vorige jaar is de handel met reuze schre den vooruit gegaan. Trouwens ook de- Ne derlanders zelf doen veel meer aan deze liefhebberij. De lange wintermaanden, die wegens de verduisteringsvoorschriften maar weinig tot uitgaan lokten, deden tal' van mendchen tot het verzamelen van postzegels besluiten. Want het is een leuke bezigheid, die uren verslindt. Het afweeken, en opplak ken, het rangschikken en ordenen zijn alle maal dingen, die rustig dienen te geschie den, terwijl ook het. zich verdiepen in de afbeeldingen, liefst met behulp van een ver grootglas, den verzamelaar uren in beslag neemt. Ook hier prijsstijging „Nu dus de vraag naar postzegels zoo- sterk is gestegen, hebben de prijzen toch zeker ook een fliniken sprong naar boven gemaakt", meenen we derhalve te mogen toncludeeren. En inderdaad blijkt dit het geval te zijn, ofschoon lang niet in die mate, als bij tal van andere producten te consta- teeren valt. „Het is heel moeilijk cijfers te noemen", zoo gaat de handelaar verder, doch in het algemeen kan men wel zeggen, dat de prij zen 2J) tot 25 procent gestegen zijn boven die van voor den oorlog. Tal van zegels gaan daar nog boven uit. Zoo zijn er zegels, waar van de waarde met niet minder dan 50 pro cent is gestegen, doch dat is dan ook het uiterste. Intusschen zou het verkeerd zjjn te denken, dat momenteel de postzegels duur zijn, want in Duitschland betaalde men er steeds belang rijk meer voor dan in ons land gebruikelijk was. Het kwam soms wel voor, dat het ver schil de helft bedroeg en ook vandaag den dag zijn de Duitsche prijzen nog altijd 10 tot 20 procent hooger dan die, welke in Neder land worden gevraagd. In Duitschland heeft men al sinds jaren veel meer aan het verzamelen gedaan dan bij ons. Je wordt daar onmiddellijk lid gemaakt van een postzegelclub, men besteedt er lesuurtjes aan op de scholen en zoo zijn er nog verschil lende andere factoren, die het verzamelen daar stimuleeren. Postzegels als geldbelegging Op onze vraag of er tegenwoordig ook veel postzegels gekocht worden als beleg gingsobject haalt de eene handelaar laohend zijn schouders op, ter>vijl zijn col lega het positief bevestigt. „Natuurlijk", merkt deze op, worden er véél zegels ge kocht met de zelfde bedoeling als waarmee een ander een huis koopt. En dat is ook heelemaal niet zoo gek-in dezen tijd. Laten we aannemen dat de prijzen later weer wat terugloopen, doch een postzegel die thans een tientje kost zal na den oorlog toch zeker nog een behoorlijke waarde ver- tegenwoordigeri. Dus verbaas ik me er niet het minst over, wanneer iedere zucht naar verzamelen bij een kooper ont breekt. Een andere vraag is, of ik dat ver schijnsel apprecieer en dan antwoord ik hartgrondig „neen". Iedere bonafide handelaar zal u dat antwoord geven. Zoo dra ons gevraagd wordt naar een aan tal exemplaren van dezelfde zegel, dus wanneer kennelijk de idee „verzamelen" ontbreetk, geven wij „niet thuis". Ons stre ven is er steeds op gericht zoo véél mo gelijk verzamelaars ter wille te zijn. Ver langt men van ons echter de meest uit- eenloopende exemplaren, dan kunnen we yiteraard slechts gissen wat de bedoelin gen van den kooper zijn en mogen we niet weigeren". Er bestaan 60 a 70.000 verschillende postzegels Wanneer wij ,informeeren hoe groot het aantal postzegels is, dat de wereld op het oogenblik telt vallen de cijfers ons werkelijk nog mee. Bij elkaar zuilen het er 60 a 70,000 zijn, waarvan Europa alleen er circa 30,000 uitgaf. Op zich zelf nóg een respectabel ge tal, hetgeen dan ook de oorzaak is, dat menig verzamelaar zich er toe bepaalt uitsluitend zegels van Europeesche landen te vergaren. De begeerte om zoo veel mogelijk compleet te geraken zou anders als totaal onvervulbaar moeten worden beschpuwd. (De kleinere ver zamelaars volstaan soms al met de zegels van Nederland en Koloniën, waarvan tot dusver ongeveer duizend uitgaven het licht zagen) Zoodoende houden de handelaren zich in hoofdzaak bezig met Europa, waarin ze zich specialiseeren, al kan men natuurlijk daar naast genoeg zegels van de U.S.A., de Zuid- Amerikaansche staten, Azië en Australië koopen. Maar voor de meeste verzamelaars gaat het verzamelen dan toch hun finan- cieele draagkracht te boven. Zoodat de cir culatie van z.g.n. overzeesche zegels veel veel minder is dan die der Europa-zegels. Het ligt verder voor de hand, dat de voer van zegels tengevolge van den oorlog grootendeels stop staat. Uit Engeland is on der de gegeven omstandigheden niets te be trekken, terwijl wat andere landen betreft zoo als bijvoorbeeld Zweden, de deviezen en de clearing zulke groote hinderpalen vormen, dat ook daaruit maar weinig binnen komt. Van België, Noorwegen en Duitschland-valt af en toe nog wel wat te betrekken, doch het wordt ver overtroffen door hetgeen Duitsch land hier koopt. De Nederlandsche voorraden slinken dus geducht, maar zijn toch nog zoo groot, dat de handel voorloopig nog ruim schoots vooruit kan". Dwaasheden Dat het verzamelen, naast allerlei aardige en nuttige kanten, ook dwaze aspecten kan vertoonen is een euvel, waarmee iedere han delaar op zijn tijd te stellen heeft. Zoo wordt bijvoorbeeld door verzamelaars vaak groote waarde gehecht aan het aantal tandjes dat een postzegelr^nd bevat Aan twee oogen- schijnlijk volmaakt gelijke zegels wordt dan alleen op grond déarvan éen gansch verschil lende beteekenis toegekend. Maar er zijn zelfs verzamelaars die nog verder gaan en van een bepaalden zegel per sé een gegomd exemplaar verlan gen. Dat komt o.a. voor bij zegels, die in 1903 werden gedrukt ten behoeve van Curagao en Suriname. Deze zegels ver lieten ons land n.l. öngégomd en werden pas in de West van een streek lijm voor zien. Doch over zulke minimale verschil len kan de handel zich onmogelijk het hoofd breken, zoodat alles in het werk wordt gesteld om die nonsens zooveel mogelijk tégen te gaan. Ook zijn er menschen, die hun heele leven jagen op een groot aantal zegels van dezelfde soort; d.w.z. op zegels, die destijds gelijk tijdig met één en dezelfde staalgravure wer den gedrukt. Deze lieden hebben zich tot ideaal gesteld een afdruk van de origineel e gravure als een legkaart op te bouwen. Minder dwaas is daarentegen, dat een verzamelaar bij voorkeur geen zegels koopt die zwaar gestempeld zijn, omdat men dan de afbeeldingen nauwelijks meer kan onder scheiden. Allen prefereeren daarom zegels, die slechts op een klein hoekje het spoor van de posterijen dragen. Met de prijzen worden deze verschillen echter niet tot uitdrukking gebracht, want dan zou de handel nog inge wikkelder worden dan hij al is. Gestempeld en ongestempeld Aan dat stempel zit op zich zelf ook nog een geschiedenis vast. Was het vroeger name lijk zoo, d*t een postzegel voor den verzame laar alleen waarde had als ze gestempeld was, thans genieten als regel de ongestem pelde de voorkeur. De ongestempelde zijn in het algemeen echter veel duurder, vooral als het om zegels ga*t, die nog bij het postwezen geldig zijn. Wie een thans nog gangbare Duitsche pos'zegel wil hebben van 25 pfennig ongestempeld, moet daar vanzelfsprekend ook 25 pfennig voor betalen. Iets meer zelfs nog, omdat behalve de nominale waarde nog 2'4 procent aan invoerrechten plus 2Vi pro cent omzetbelasting moet worden betaald. Is zoo'n zegel gestempeld, dus heeft ze haar dienst gedaan, dan koopt men ze bij ons voor een krats. Want dagelijks komen ze op brieven en pakjes nog Nederland binnen. Vandaar, dat tegenwoordig naast de onge stempelde die dus ongeschonden zijn nog steeds ook de gestempelde graag worden gekocht. Niét iedereen kan zich immers de luxe permiteeren om de nominale waarde te betalen. Toch doet zich ook bij heel oude post zegels het verschijnsel voor, dat de prijs der ongestempelde exemplaren die der gestem- ppelde vér overtreft. Exemplaren van de. eerste serie postzegels, die in Nederland werd uitgegeven (in het jaar 1352) kosten momen teel ges'empeld 1 tot 1.50, terwijl de prijs voor ongestempelde varieert van 20 tot/ 25. Hoe komt dat nu?, zal men vragen. De reden daarvan is vrij eenvoudig. Immers het santal gestempelde exemplaren, dat nu nog best»a*. is tamelijk groot, terwijl het restant der ongestempelde zoo goed als geheel ver nietigd werd. Ze zijn dus veel zeldzamer en dus loopt de prijs op. Fabelachtige prijzen Intusschen heeft de postzegelhandel in Ne derland nog nooit beleefd, dat gelijk de vo rige week gebeurde, een enkele zegel ruim tienduizend gulden opbracht. Voor Engeland, het oudste postzegelland van de wereld de eerste verscheen er in het jaar 1840 tienduizend gulden nog niet zoo fabel achtig zijn geweest, ma^r bij ons was tot nu toe 2 a 3 duizend gld. het maximum. Met groote belangstelling is dan ook kennis genomen van het feit, dat op 17 April j.l. in het café Riche alhier de „Moldau 81 Parale no. 3", waarv»n- pl.m. dertig exemplaren bekend zijn, de reus achtige som van f 10,600 opbracht. Met véle andere kostbare zegels werd ze geveild, om na een heftigen strijd tusschen de fa. Grobe uit Hannover en den Amsterdamschen post- handelaff Hekker, in handen van den Amster dammer te geraken. Dien dag gingen er 966 postzegels onder den hamer door, welke te zamen ruim 42.000 opbrachten! Doch wan neer het om zulke bedragen ga»t komt men natuurlijk op een terrein, dat voor den ge middelden verzamelaar als ontoegankelijk moet worden beschouwd. Laten we het daar om maar hierbij laten. bezoek van nederlandsche journalisten aan het rijnland Uitwisseling van Cultuurwaarden SrÏÏSMSLÏÏVBrï tusschen Graat-Duitschland e™ en Nederland rml Voor zifr grondstoffen, vet en de produc er! ncaeriana f#n van on2e veeteelt Voorta brachten wy stroomopwaarts visch, traan en koloniale waren. Vooral deze goederen zijn steeds voor de kolonie-arme Duitsche buren van groote waarde geweest. En dat wij daar een goed afzetgebied vonden, blijkt wel uit de harts tochtelijke koffiedrinkers en rookers, die men juist in het Rijngebied aantreft. Doch ook op het gebied - der wederzijdsche arbeidshulp heeft zich van ouds een band ge vlochten van Oost naar West en vice-versa. De Nederlanders gingen naar Duitschland als kolonisten, zeelieden, visohhandelaren en m- dustriëelen. De Duitschers kwamen tot ons als metselaars, tegelzetters, walvischvaarders. enz. Men noemde dat in Duitschland de „Holland-Gangerei". Oeroude handelswegen hebben zich tusschen Rijn- en Nederland ont wikkeld. Men treft daarvan vele voorbeelden aan, die thans verstevigd worden door de huidige arbeidsverhoudingen. Nederland heeft, onder het vrijhandelsysteem de werkloosheid niet kunnen beteugelen, laat staan overwin nen. De nieuwe Europeesche ordening heeft daarin als bij tooverslag verbetering gebracht. Nederland heeft in het Nieuw-Europa, in aansluiting op het Rijnsch-Westfaalsche gebied, de noodige levensruimte herwonnen. Ons volk zal daarvan, in den vorm van nieuwe wel vaart, de vruchten .plukken Doch daarvoor is het gebiedend noodzakelijk, dat de Duitsrn- Nederlandsohë ..Wirtschaftsgemeinschafl" zo o stevig mogelijk wordt gefundeerd. Da' de arbeiders dit reeds begrijpen, is duidelijk, wanneer men rekening houdt met de ruim honderdtwintig duizend Nederlandsche wer kers, die hier reeds een stevige boterham voor hun gezin verdienen. Dat de Nederland sche handel en industrie het ook al beginnen te verstaan, daarvan zijn de eerste teekenen eveneens duidelijk te herkennen. Dat zijn eenige der verblijdende symptomen, die de Nederlandsche journalisten op hun studiereis in het Rijnlandsche hobben kunnen oonstateeren. 's-Gravenhage, 23 April 1941. Dezer dagen ls te Keulen een tentoonstelling geopend van hedendaagsche Nederlandsohe kunst. Ter ge legenheid van deze opening heeft een gezel schap prominente Nederlandsche journalisten een bezoek gebracht aan het Rijnland en de oude Hanzestad Keulen, om zich met eigen oogen en ooren te overtuigen van verschillen de feiten, waaromtrent hier te lande uiteen- loopende meeningen* gehuldigd worden en waaromheen de fluisteraars een samenweefsel van verdachtmakingen gesponnen hadden. Het initiatief tot dezen tooht was uitgegaan van den Rijkscommissaris. Dr. Seyss Inquart, de technische leiding was gelegd in handen van het Departement van Volksvoorlichting' en Kunsten, meer in het bijzonder toever trouwd aan xieh Directeur van het Perswezen en zijn ambtenaren. De Nederlandsche journalisten, die het voorrecht hadden om de studiereis mede te maken, zijn daarvan weergekeerd met een rijken schat aan gegeveqs en indrukken. Den diepsten indruk heeft zekerlijk de groote toe genegenheid achtergelaten, die zonder onder scheid van elke volksgroep uitgaat naar Nederland en het Nederlandsche volk. Smaakvolle expositie. De tentoonstelling der Nederlandsche schil derijen en plastieken is ondergebracht in het smaakvolle expositiegebouw van jde „Kölni- sohe Kunstverein". Zij is zeer veelzijdig en interessant, hoewel nog geen volledige afspie geling van de kunst' ten onzent, ömdat vele schilders zich, uit kortzichtigheid of misplaat- sten schroom, afzijdig hielden bij de inzending. Dit- is zeer te betreuren, omdat Duitschland zeer kunstzinnig is en het Rijnland, van ouds. goed „koopt"! Wij twijfelen en dan ook niet aan, of het succes der exposanten zal de „ewig Gestrigen" onder onze Nederlandsche schilders spoedig inspireeren tot een andere houding. Het teekent de mentaliteit van een zeker deel van het Nederlandsche publiek, dat het Haagsöhe dagblad „De Residentiebode" van Dinsdag 22 April, totaal uitverkooht was. De hoofdredacteur van dit blad, die deel had uit gemaakt van het gezelschap journalis'en, dat Keulen heeft bezocht, had nl. als inleiding van zijn begahouwingen, een ironische kolom volgeschreven over het „platgebombardeerde" Rijnland en het .gepulveriseerde" Keulen. Voorts had hij gewaagd van „dure eeden* die de bezoekers voor den terugtocht naar Nederland waren afgeperst, om toch vooral niets te verklappen over de verschrikkingen, die de R.A.F. in het Rijnland en Roergebied zou hebben aajigerioht. Wij achten onze lezers te intelligent, om evenals blijkbaar ëen aantal slachtoffers van de Britsche radio- propaganda deze ironie niet onmiddellijk te verstaan. Maar, om geen enkelen twijfel te laten voortbestaan, kunnen wij hier nog eens getuigen, dat van al deze gruwel-sprookjes letterlijk geen woord waar is. Het Rijnland strekt zich ongerept en bezig uit voor onze oogen. De oude Hanzestad Keulen ligt rustig als van ouds met zijn prachtige vroeg- en laat-Gothische bouwwerken langs de oevers van vader Rijn en overal klinkt het lied. van den arbeid in dit gezegende land. dat sinds jaren geen werkloosheid meer kent. Welvaart heersoht ook in het eenvoudigste gezin en de gezichten van jong en oud zijn stralend van trots om de overwinningen, die de weermacht en de vloot bevochten en van het vooruitzicht 'op een blijde en verzekerde toekomst voor volk en staat Een hechte band. Tusschen het Rijnland en de Nederlanden bestaat sinds eeuwen een heohte band. Beide gebieden hebben elkander in wisselwerking noodig als afnemer en als leverancier. De lage landen aan de zee zouden hun levensruimte niet hebben kunnen ontworstelen aan het water, wanneer het Zevengebergte daarvoor niet het bazalt had geleverd en wanneer, van verder Rijnopwaarts, niet het trasz was aan gevoerd. Ook zouden onze voorvaderen hun zeeschepen niet hebben kunnen bouwen zonder het Rijnlandsche eikenhout, of bij ge breke van het mast- en stengenhout. dat de trotsche Schwamvalder dennen leverden. Onze lederindustrie betrok haar looistoffen GEMEENTE HARDENBERG In ons blad van gister is meegedeeld, dat burgemeester van de nieuwe gemeente Har- denberg zou worden de heer G. Oprei Dit moet echter zijn: mr. J. A. M. van Oor- BRAND IN HOUTWOLFABRIEK. Gistermiddag, is brand ontstaan" in de her bouwde houtwolfabriek van de gebroeders Van Hout te Mill. Het vuur, aangewakkerd door den feilen noordenwind, vond een prooi in ongeveer vijfhonderd ter verzending gereed staande pakken houtwol. De vrijwillige brand weer was spoedig met de oude- brandspuit ter plaatse. Zij heeft door energiek optreden, daarbij gesteund door een aahtal burgers, den brand na een uur hard werken tot staan kun nen brengen en daardoor een groot aantal kost bare machines voor vernietiging kunnen vrij waren. Het asbestplatendak van de fabriek werd echter geheel verwoest. Ook verscheide ne drijfriemen gingen verloren of werden on bruikbaar Een partij van ongeveer driehon derd pakken houtwol ging door den brand verloren- De schade wordt gedekt. door verzekering "Uit Duitsohlaixl en het beroemde Delftsche brandschade verzekerd. UITSLAANDE BRAND TE AMSTERDAM. Gisteravond heeft een fel uitslaande brand gewoed in het perceel Groote Houtstraat 16 te Amsterdam, waarin een lijstenfabriek was gevestigd. Toen de eerste brandweervoertui gen ter plaatse kwamen, liet de brand zich ernstig aanzien, daar 't vuur uit de eerste ver dieping en uit de dakverdieping naar buiten sloeg. Vooral omdat zich in de onmiddellijke nabijheid de hooizolder van een stalhouderij bevond, stond op het Haarlemmerplein de brandweer voor een moeilijke ta&k. Onder lei ding van hoofdbrandmeester Doets is zij er echter in geslaagd om het vuur te beperken tot het perceel aan de Groote Houtstraat, Met drie stralen zijn de brandwachts den brand meester geworden. De eerste verdieping en de dakverdieping van het perceel brandden ujt, waarbij veel materiaal verloren is gegaan De eigenaar van de lijstenmakerij was niet tegen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 7