L m m m m K mmm m 9 9 M m m M m DE WERELDREIS VAN PROFESSOR SPUYT rERPAfi 26 APRIL 1941 PA6. 5 of. Dr. A. Noordtzij's zeventigste (verjaardag lift - Intiim 6 FoSg w mee ons uit den kring van Prof. intimi: het jaar negentig van de vorige 'iri een Friesch provinciestadje een elui uit Kampen even afstapten op reis naar de pastorie van den be- iminee Gunning te Oosthem. In het gtedeke woonde aan een der toen schilderachtige grachten familie kleinste der beide vreemde gasten, bij deze gelegenheid even wilde )eze jonge man was de kleinzoon zeer bekende figuur uit de dagen fling in Zwolle. De familie, bij welke -ten" afstapten, verrieden, man en „de, iri uiterlijk en spraak vrij sterk Jjsselsche origine. Al heel schielijk ertrouwelijke sfeer geschapen, mede innemend en hartelijk voorkomen voor de familie vreemden vriend, gastvrouw vroeg, nadat de eerste dng het ijs had gebroken, de jongelui I studie, naar wat „zij worden zou- den Zwolschen neef hoorde zij dat e aan de Kamper. School en dat pas eindexamen had gedaan. ,-eel en ook toen gymnasiasten had, vermoedde de goede vrouw dien ze nu kende als een zoon :ènden Kamper hoogleeraar, van al had vernomen dat hij van de vacantie naar Leiden te gaan, gaan" eri alzoo infor- of hij misschien voor professor De joviale lange kerel was veel dan dat hij zijn vriendelijke meesterachtig ging corrigeeren en [errichten dat men niet „leerde voor f maar op voordracht enz., en door te benoeming of langs een min of Ijksoortigen weg op den katheder J lachte met dien lach, dien elk die -J- -->g zoo vol en gul ontkennende, niet Bde maar met de naïeve vraag ge- emende, neigde hij zijn hoofd tot leen dank. Als student ln Leiden. >nge man was Arie Noordtzij, zoon ten Noord tzU en Froumena de Cock, jarige Utrechtsche emeritus oud- icus. lij ging naar Leiden en werd student ulteit der letteren voor de semietische kon het anders! Was niet zijn vader dien tijd knappe hebraïcus en posi- d-testamenticus, dien een bekend h theoloog, werkelijk geen vriend gereformeerde belijdenis, waardig Ito aanmerking te komen voor een honoris causa? ps Leiden's roem niet getaand, was fcalisme op het gebied van de god- feid, bij name van het Oude- en [Testament, niet getemperd. Kon dit j gevaarlijk worden voor een jong Iwiens studie hem in gedurige aan- pu brengen met mannen van uiterst Op oud-testarnentisch gebied? 't Was niet het plan van 'den jongert student jator te worden en te blijven, veeleer ukant te worden en de kerken, die nef had, te dienen. Immers hem was daarvan verteld als kind door de Iers en door overgrootmoeder, de en heldinne der Afscheiding: Froiiiwe 1 In hem waren kruisgezinden en |k afgescheiden gereformeerden ver is geen waagstuk, eer een g e- jt u k, den jongen te laten studeeren Had niet Kampen's pastor Bavinck Herman naar datzelfde Leiden Er was toen immers nog geen 1 aan de V. U. te studeeren in de talen. q zocht de student Leiden's afge- werd hun huisvriend, verkeerde lers, eveneens bij ds Holster. Ook bij afgescheidenen en kruisgezinden met hen en bij hen ter kerke, identen, later mannen van goeden van bekendheid, behoorden tot it wie hij omgang onderhield. We (slechts twee, die nog in leven zijn: kritus ds H. Visser van Zwolle en ""fceer-theoloog dr O. Noordpians. |fcij hield zijn doel in het oog: predi korden in de kerken, die, terwijl hij studeerde, te Amsterdam, op de '92, zich vereenigden. Zoo ge- het dat de Leidsche student, en later ook studeerde aan de Theolo- en toegelaten werd tot het staan Dienst des Woords. Als lecior le Kampen. Leiden gepromoveerd te zijn tot de semietische talen en te Kampen rd tot candidaat in de theologie, zou geleerde toch niet weldra de kerken" :nen in den dienst des Woords maar ar dienen in de opleiding aan de 1 Sohool. gaf hij in onderscheiden vakken les tt vroeger de voorloopige opleiding en later, gescheiden van de Theol. als gereformeerd gymnasium velen om te komen tot de Theol. studie te of te Amsterdam. Even later werd irdtzij als lector verbonden aan de as te verwachten dat een man van tie van den lector Noordtzij dra zijn stellen in dienst van de studie dier die fcot zijn speciaal terrein behoor- i verschenen van hem vale artikelen Gereformeerd Theologisch Tijdschrift, ibundeldals boek, o. a. dat der Filis Geschilderd portret tijnen en vergemakkelijkte hij de studie in het Hebreeuwsoh voor gymnasiasten en propaedeutici door de uitgave van een Hebreeuwsche grammatica. Als hoogleeraar ln Utrecht, Echter tot het ambt van predikant in de gereformeerde kerken kwam hij niet, hoe graag hij ook preekte, met hoe groote instem ming hij ook in de kerken werd gehoord. God leidde zijn weg niet naar den kansel maar tot den katheder enwel vanUtrecht's hoogeschool. Dit geschiedde in de dagen van Kuyper! En Kuyper heeft zich niet behoeven te scha men over het feit dat ook hij het zijne hee-ft gedaan ter bevordering van de benoeming, van den Gereformeerden oud-teatamenticus, die geen slecht figuur zou maken naast twee andere hoogleeraren van gereformeerden naam. De colleges van den jongen hoogleeraar, van dezen vreemde in de bijt, werden graag gevolgd, goed bezocht en veel banden zijn toen gelegd tusschen den „afgescheiden" professor en hen die later in dorp en stad „stonden" als predikant in de „groote kerk". Prof. Noordtzij is door zijn persoonlijkheid, door zijn colleges, door zijn omgang van be- teekenis geworden voor de Nederlandsche Hervormde kerk en daardoor ook voor ons volk. Prof. Noordtzij heeft veel en op meer dan één terrein gewerkt. Het onderwijs in zijn onderscheiden trappen van lager, middelbaar en hooger onderwijs heeft hij gediend met zijn gansche hart, met zijn heele ziel en met al zijn krachten. Hij had daartoe van God meer dan één talent ontvangen. Hij was een kindervriend, een vriend der jeugd, een menschenvriend. Zijn hart klopte warm. Zijn trouw was hecht. Zijn stem boeide en bond. Zij was zwaar, vol van warme klanken; de voordracht mee- sleepend. Prof. Noordtzij was als spreker van een „stichtelijk woord" ik moet in de toon blijven zeer begeerd en gezocht. Velen, zullen zich zijn „preeken" herinneren. Hoe bevattelijk, schriftuurlijk en practisch kon hij preeken! Ze waren te volgen! Deze oud testamenticus predikte zoo graag den Christus der Schriften. Hij zag Dien en vond Dien, daar waar Hij in Gods Woord tot ons komt. Alt prediker op den kanseL Jammer genoeg dat reeds vele jaren vóór hij zijn emeritaat vervroegd aanvroeg en ver kreeg, deze uitnemende en gezalfde „prediker" weinig meer optrad „in den dienst des Woords". Een opheldering is hier noodig! Door het feit dat niet alle candidaten tot den dienst des Woords uit versohillenden hoofde binnen een niet al te langen' tijd na het praeparatoir kwamen tot het peremp toir, hebben de kerken besloten dat deze candidaten telken jare bij de classis, die hen had toegelaten om een „stichtelijk" woord te spreken, verlenging moesten- aanvragen, met overlegging van een paar getuigschriften, Van het preekconsent. Noordtzij had dus alleen maar aan de classis Zwolle van jaar tot jaar preekconsent te vragen en hij had kunnen „preeken", wat hij zoo graag deed en de kerken zouden daar mede ten zeerste zijn gediend. Maar daartoe kon de Utrechtsche hoogleeraar niet komen. Waarom niet? Eenvoudig déarom niet, dat ook déze Noordtzij niet wist van marchan- aeeren. Immers prof. Noordtzij stond niet naar de bediening van het ambt in een bnzer kerken. Zijn, levensgang had hem geleid naar de katheder en niet naar. den kansel. Zijn karakter verbood hem te doen alsof. Hij had de kerken te lief, het ambt in haar stond hem te hoog dan dat hij ook maar den schijn van misleiding der classis mocht geven. Nu waren er vrienden die poogden van de synode te verkrijgen dat zij, laat ik het kort weg noemen, dispensatie verleende aan den hoogleeraar „van elders" van de genoemde RADIO-REPARATIEDIENST .COUZY* le MiddeUandstr. 72, TeL 30340-31293 100% Service - Vakkundig - "Snel. aanvrage. Een en andermaal zijn daartoe pogingen aangewend, doch de synode besliste daartoe niet haar hulp te verleenen. Deze beslissing heeft den professor en velen met hem leed gedaan. Noordtzij heeft zich, zonder bezwaren ln te dienen, onderworpen. Gelukkig heeft het gereformeerde volk tooh -nog ruimschoots kunnen genieten van de talenten van den geleerde die veel optrad voor allerlei gereformeerde vereenigingen, die hem gaarne ohoorden lezen. Hierbij kwam nog dat het voor Noordtzij's gezondheid beter was dat hij zich zelf wat remde bij zijn zeer bezet leven. Voor het Chr. onderwijs. Boven reeds herinnerde lk er aan dat deze zoon van prof. Maarten Noordtzij veel heeft gedaan voor het christelijk onderwijs in zijn onderscheiden trappen. Niet velen zullen zich kunnen indenken welk een strijd het menschen van dergelijke positie, arbeidskracht en lust kost ziah te verwezenlijken, als het lichaam eindelijk geen gelijken tred kan houden met den wakkeren geest: zoo gaat het niet langer, temperen, neerleggen, bedanken, je terugtrekken. Kieschheid verbiedt ons van den strijd verder te geiwagen, van de kracht veel te zeggen, die hulp verleende om tot de daad over te gaan, die saam te vatten is in het gewone doch bij zulke omstandigheden buitengewone woord: loslaten. Loslaten S. S. R.; loslaten Gereformeerd Schoolvrband; loslaten ja wat niet al dan hem bond, lief was, waarmede hij samengegroeid en opgegroeid, waarin hij Ingegroeid was. De hoogleeraar liet los, o zooveel! Perioden van onderbreking van het werk volgden en bereidden hem er op voor: ver vroegd emeritaat aan te moeten vragen. Hoe jammer! Was dat noodig, zoo zou men staande op eenigen afstand en toeluisterende bij zijn publiek afscheidscollege te Utrecht geneigd zijn geweest te vragen. Toch, zeker dit vervroegd deed velen leed, maar deze aanvrage was vrucht van een kloek en vroom besluit. Noordtzij's pen gaf goede boeken, betee- kenisvolle bijdragen enz. enz., misschien zou hij voor dien gewenschten arbeid door den Heere in den weg van gehoorzaam aanvaar den van en gaan in den weg, die zoo nauw en zoo steil leek, gespaard blijven. Velen zou het dan gemakkelijker worden Gode te zwij gen, Hem zelfs te danken indien de geliefde hoogleeraar daarvoor nog mocht worden ge spaard en daartoe in staat gesteld. Deze gunst heeft God hem en Zijn volk in deze landen bewezen! Naar Zwitserland. Voor Noordtzij's gezondheid en herstel der krachten was andere en hoogere lucht zeer gewenscht. Hij heeft die gevonden en mag die nu genieten in het bergland van Waad- land, in de Yalais van Fransch Zwitserland. Daar veerde zijn geest weer op; werkkracht werd hergeven aan werklust. Er is nog veel meer, dat ons geleerd heeft niet maar om ons neer te leggen bij zijn ver vroegd emeritaat, en zelfs bij zijn heengaan naar Zwitserland, doch daarin bovendien nog te zien Gods wijs beleid dat ons zegen doet verwachten voor het wetenschappelijk en godsdienstig leven van het land van Farel en Vinet Noordtzij is een kerkelijk man in den bes ten zin van dat woord. Hij leeft voor, in en met Christus' kerk. Daarom „preekte" hij zoo- graag. Hij was een professor en vader voor zijn studenten en dan Kampen, de stad, de kerk, de School zijner vaderen! In het midden der Kamper studenten op hun reunieën en op de schooldagen was hij zoo graag en klonk zoo warm de lach, die lach, die tot op den dag van heden in het nageslacht, van den vader der Afscheiding, van dezen is overgegaan van kind op kind, van zoon op zoon, van dochter op dochter. We willen hier dankbaar erkennen, dat de regeering de verdiensten van dezen achter kleinzoon van Hendrik de Cock met het zelfde ridderkruis heeft willen beloonen, dat ook de zoon van den Afscheider droeg en door den vader van den Utrechtschen hoog- lepraar reeds jaren te voren was ontvangen. Aan prof. A. Noordtzij is gedurende zijn professoraat de hooge eer te beurt gevallen dat hem werd opgedragen het verantwoorde lijk en veel werk vragend hoog ambt van rector magnificus te voeren. Wij danken nu zoowel aan zijn professoraat als aan zijn rectoraat oraties, die van blij vende waarde zijn. Erkenning van verdiensten. Aan de universiteit van Utrecht 4s naast andere fundaties verbonden het Bernadinum, genoemd naar een zekeren heer Bernard, die in den loop van de achttiende eeuw een fonds had geschapen, waaruit o.m. een bepaald aan tal Hongaarsche theologische studenten te Utrecht kon studeeren. Mede daardoor heeft Noordtzij als gerefor meerd oudtestamenticus invloed kunnen uitoefenen op de vorming van toekomstige predikanten in de Gereformeerde kerk van Hongarije. Van welke beteekenis dit kan zijn, is licht te bevroeden. Met eere en onderscheiding werd dan ook de Utrechtsche professor on Wangen toen hij in gezelschap van een paar vrienden een bezoek bracht aan de genoemde kerk, ook in dat deel dat zuchtte in Zevenburgen onder Roe- meensche plagerijen, en aldaar redevoeringen hield, die het kerkpubliek in vervoering brachten. De Hongaarsche regeering verleende hem een hooge orde uit erkentelijkheid voor zijn werk dat stellig de kerk aldaar ten goede zal komen. Een der dingen, die den jubilaris op dezen dag zwaar zullen drukken, zal zijn dat hij hem moet vieren verre van twee van zijn drie kinderen; zonder zijn broer en drie zusters, die allen nog in leven zijn en die de gewoonte hebben in ieder geval eenmaal des jaars samen te zijn op den „dag" een hunner en dat hij niet kan ontvangen den persoonlijken ge- lukwensch van zeer velen uit den kring zijner leerlingen, vereerders, vrienden, kennissen en van de broeders en zusters uit het midden der kerken welker welzijn hem zeer na aan het harte ligt. Nu prof. dr. Arie Noordtzij niet in ons land is, niet tot zijn volk kan wederkeeren, niet met de zijnen vereenigd met de anderen dezen dag kan gedenken, maar hem in stilte op de hoogten van de Diablerets zal vieren, heb ik gaarne op verzoek van de Rotterdammer iets verteld van den levensloop van dezen door velen begeerden man. Een Curriculum vitae, dat niet werd gevolgd in al zijn gangen, doch waarvan de lijn duidelijk door mij werd gezien, door den Heere getrokken, on der Gods leiding gegaan in geloovig vertrou wen en in vrome onderworpenheid. Ik heb van het leven van prof. Noordtzij gaarne iets willen mededeelen aan de zeer vele vrien den die hij mag tellen onder de lezers van dit blad. Tenslotte: ik ken zijn vromen zin; zijn innige godsvrucht, die op dezen dag zal danken voor onverdiende genade; die zal den ken in ootmoed aan de veelvuldige genade Gods in de vergeving der zonde om het zoenbloed des kruizes hem bewezen! die zal zeggen: Ik ben geringer dan alle deze weldadigheden en zal zingen het: Alle roem is uitgesloten. Hij zal het begeleiden zoo mo gelijk van orgelspel, waartoe hij zich menig maal zette in de ouderlijke woning met warm gevoel. Hem zij de verzekering gegeven, dat gebe- m en dankzeggingen, vele op verscheidene plaatsen in Jiet hem zoo dierbaar vaderland, zullen worden opgezonden, verzeld van de smeeking: Heere spaar onzen professor, onzen vriend, onzen broeder, met de zijnen! Be houd hem de werkkracht en gebruik hem daar ginds- tot kerkherstel en tot terugkeer naar de heiige Schrift, geijk gij hem voor deze landen en voor de kerk van Christus alhier ten zegen hebt gesteld. Geef dat, als ook zijn tabernakel zal worden afgebroken, hij in stellige wetenschap en verwachting van het gebouw Gods in den hemel moge betui gen: „Ik heb*den goeden strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welken te dien dage de Heere, de rechtvaardige rechter mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijne verschijning hébben liefgehad". H. J. GLASTRA VAN LOON. Wegens het bereiken van de 60-jarige leef tijd is aan den heer H. J. Glastra van Loon op zijn verzoek met ingang van 1 October a.s. eervol ontslag verleend als. hoofd van de school Chr. Volksonderwijs te Scharnegoutum. SCHAAKRUBRIEK Eventueele correspondentie over deze rubriek te richten tot: H. J. J. Slavekoorde, Valkenboschkade 625, Den Haag. DE WAARDE DER TECHNIEK Aan het slot van ons vorig artikel gaven wij ter oplossing een eindspel van C. Salvioli. Het diagram drukken wij hieronder nog maals af. wm S! iv -JU SS A ff A s f' b c d e i g h Wie aan zet is, wint. Over het eindspel van twee tegen twee pionnen zijn weinig algemeene bijzonderheden te vermelden. Zooals in alle gevallen van materieel evenwicht ktpujéit oc4 hier slechts positioneele factoren den doorsl: geven, dat wil dus zeggen, de beste koningr filing en/of de beste pionnervstelling. 1. Kf2—f3 Wit neemt de oppositie, welk oordeel hij kan handhaven en realiseeren. 1. Kfï —f6 Andere mogelijkheden zijn: a> 1. Ke6, Kg7 of KgG, 2. Ke4 Kf6, 3. Kd5 en wit wint één zet eerder; b) 1e5, 2. Ke4 Ke6, 3. e3 benevens 4. Kd5 of Kf5 en wint; c) 1e6, 2. Ke4 Kf6. 3. e3 Kf7, 4. Ke5 Ke7, 5. e4 benevens 6. Kd6 of Kf6 en wint. 2. Kf3e4 Kf6e6 3. e2e3 Doordat de witte koning het verst staat, kan wit met dezen zet de oppositie hernemen. 3Ke6—f6 Anders gaat pion g5 direct verloren. Met den tegenaanval 3. Kd6, 4. Kf5 Kd5, 5. KXg5 Ke4, enz., zou zwart veel te laat komen. 4. Ke4d5 Men merke op, dat wit hier in staat is direct van de oppositie partij te trekken, om dat zwart dit oprukken in diagonale richting niet met een tegenaanval kan beantwoorden. Stond pion g5 op h6 en pion g4 op h5. dan zou 4. Kd5 niets opleveren wegens 4. Kg5! Wit zou in dat geval de oppositie slechts kunnen handhaven '4. Kf4), doch niet exploi- teeren (4. Kd5). 4Kf6—f7 Of 4Kg7, 5. Ke6 Kf8, 6. Kf5, resp. 4e6t, ,5. Kd6 Kf7, 6. Ke5 of 6. e4, enz. met winst. 5. Kd5e5 e7—e€ 6. Ke5d6 Kf7—f6 7. e3e4 Kf6—f7 8. e4e5 en wint. Indien zwart in dit eindspel moet beginnen, speelt hij 1, Kf7f6 en bereikt daarmede het zelfde effect als wit met zijn zet. 1. Kf2f3 De stelling is immers symmetrisch. Het verdere verloop van de oplossing is dan vol komen gelijk aan de zoojuist beschreven op lossing, met dien verstande, dat zwart de zetten uitvoert, welke wit zooeven speelde, en dat wit. noodgedwongen, de zetten doet, waar toe zwart zich zooeven moest beperken. UIT DE OUDE DOOS Een zeer sterk speler uit de vorige eeuw was Thassilo Freiherr von Heyaebrand und der Lasa (18181899). Misschien is zijn naam bij vele schakers wel het meest bekend door zijn relatie met Bilguer's beroemde „Hand- buch des Schachspiels", waarvan hij de eerste edities in de jaren 18431873 uitgaf. Niet onvermaard is ook zijn werk „Zur Geschichte und Literatur des Schachspiels", dat in 1897 werd uitgegeven. Behalve publicist van formaat was hij echter ook schaakspeler van aanzienlijke sterkte. Zoo sloeg hij bijvoorbeeld den Eneel- sclaen schaakmeester Staunton, die destijds een der sterkste schakers ter wereld was. iri een te.Brussel gespeelde match met 54 en vier remise-partijen. Onderstaande partij is er een uit dezen wedstrijd. Wit: Staunton. Zwart: v. Spaansche partij I. e2e4 e7—e5, 2. Pgl—f3 Pb3c6, 3. Lflb5 Pg8—f6, 4. Ddl—e2 Lf8—d6. Dit is een zeer ongebruikelijke zet, welke echter lang niet zoo slecht is, als hij er uit ziet. Een poging tot een snelle parade door 5. d4exd4, 6. e5. faalt op 600! bene vens Te8 5. c2c3 0—0, 6. 0—0 Tf8e8. 7. d2—<13 h7h.6, 8. Pf3h4 Pc6—e7. 9. Lb5—c4.... Een beter plan ware hier: 9. g3 c6, 10. La4 Lc7, 11. f4 om na 11. eXf4 met 12. gXf4 tot aanval te komen. 9c7c6, 10. De2f3 Ld6c7. Zwart bekommert zich niet om de dreiging van zijn tegenstander, omdat hij een effectieve tegen- manoeuvre in petto heeft. II. LclXh6 d7d5' 12. Lc4—b3 Lc8—g4! 13. Df3g3 g7Xh6, 14. h2—h3 Meer kansen bood 14. f3 om met 15. fXg4 de f-lijn te openen. 14Kg8^-h7, 15. h3Xg4 Te8—g8. Zwart heeft nu een fraaie aanvalsstelling op gebouwd. 16. Dg3—f3 Op 16. f3 ware gevolgd 16. .7. Ph5, 17. Del Pf4. 16Pf6Xg4! 17. Df3Xf7t Na dezen pionroof krijgt zwart de open f-lijn voor zijn dame-toren, waardoor zijn aanval overweldi gend wordt. Wit had 17. Pbd2 moeten spelen. 17. Tg8-g7, 18. Df7—f3 Dd8—d7, 19. Df3e2 Ta8—f8, 20. Pbl—d-2 Pe7—g6, 21. Ph4Xg6 Tg7Xg6, 22. Pd2—f3 Tg6—f6! 23.' Lb3—dl i A AA'#' A A AA it A 8AÏ 5 •- I 23Tf6Xf3ü. Met deze fijne combi natie, waarvan de pointe gelegen is ln het hierna volgende paardoffer, vermorzelt v. d. Lasa het witte spel. 24. g2Xf3 Pg4—h2! 25. KglXh2 Tf8—f4. Hiertegen heeft wit, hoewel hij een toren meer heeft, geen verdediging. Na 26. Thl wint Th4t, 27. Kg2 Dg7f. 26. Tfl—gl Tf4—h4+, 27. Kh2—g2 Dd7— h3 mat. PROBLEEMRUBRIEK Onderstaand probleem geven wij ter op lossing. Oplossingen moeten uiterlijk op 3 Mei in het bezit van den redacteur zijn- ;f A iü - if ff if 55 5 AA: 1# L fl Éi m Mat in drie zetten EINDSPELRUBRIEK Onderstaand eindspel" geven wij ter oplos sing.. Oplossingen moeten uiterlijk op 3 Mei a.s. in het bezit van den redacteur zijn. Eindspel van D. Joseph Br. Chess Magazine 1922 A 11 A Af 1 JP ïf i H Si i® A 18 K 5 ■j Wit speelt en wint door G. TH. ROTMAN (Nadruk verboden.) XXXI (86-88) Flip en Flop waren ineens klaar wakker. Ze sprongen verschrikt over eind. „Dekking zoeken!" schreeuwde de pro fessor, die zelf onder een tatel dook. Flip zocht bescherming achter een lege kist; Flop kroop in een lege azijn ton. 't Was net bij tijds, want reeds snorden de speren der wil den naar omlaag, waar ze trillend in kist, ton en tafel bleven steken. „Brrr!" dacht Flop, toen een speer rechtop in de ton'bleef staan; „stel je voor, dat dat mijn iierscnpcn was1" „Flop!" fluisterde Professor. Flops oor schelp verscheen achter he^ spongat van de ton, zodat dit één en al oor was. „Flop", ver volgde Professor, probeer met de ladder bij de handles te komen en haal de linker handle over!" „M-maar dan vliegen we loodrecht de lucht in!" hakkelde Flop. „Het móet, jon gen, -het móet!" fluisterde Professor "met sid derende stem. „De papoea's klimmen al naar binnen en liever, als wijlen Van Speijk, de lucht in, dan smadelijk aan het spit gebraden en door deze diepgezonken individuen ge consumeerd te worden!" sprak Professor, die van pure heldenmoed opeens welsprekend werd. En, terwijl Professor de wilden, die naar binnen wilden, met revolverschoten tegen hield, klauterde Flop moedig naar boven. jk heb je. Jij bevalt me. Wat die moet opbrengen? Dat weet ik niet. Nou ze geen cent op. Dus elk dubbeltje is nogal eerlijk", zei Erik. elvers. Jij bent toch ook een eerlijke Daar zie je tenminste wel naar uit." kunt informaties op mij nemen", zei ort. „Maar geld heb ik niet. Ik moet in te krijgen. Dat lukt wel. Als- ik véét iigenaar noemde een bedrag, ander had gelijk: 't was te geef. Maar »t Erik niet merken. :om morgen of overmorgen terug", lij alleen. Jord, van Putten. Neem je een kop mee?" ik niet af". I gesprek vond plaats op het erf van de boerdeaij. Nu gingen ze naar binnen, ■tt de boerin, een jongen van een jaar of achttien en een meisje van een twintig of daaromtrent. „Geef die man koffie, moeder. Hij wil het spulletje van Geelvink huren". „Wie is Geelvink?" vroeg Erik. „Die heeft er op gewoond, een paar jaar. Hij leed er armoede. Ik had hem gewaar schuwd. Je verdient er het zout in de pap Erik kreeg sympathie voor dezen bper, die eerlijk zijn meening zei. „Ik bedrieg de menschen niet", verklaarde dè boer. „Als ik volgend jaar het spul niet verhuurd heb, begint mijn zoon een hand beweging naar den jongen er een kippen fokkerij. Dat zal gaan. Maar wat jij wil, kan ook, dunkt me, al heb ik er niet veel ver stand van". „Er is wel wat van te maken", zei Erik. „Maar ik moet nu eerst zien, geld te krijgen. Er moet daar heel wat gebeuren. De boel is verwaarloosd. Het huis moet opgeknapt. Dat zal ik zelf doen. En dan moet er een tuin worden gemaakt. Dat kost me alles met elkaar een klein jaar. En in dien tijd moet ik toch leven". „Ben jq getrouwd?" „Neen", antwoordde Erik kort. „Als ik ei niet met een vrouw kom, kook ik mijn eigen potje". „Je kunt op ons altijd rekenen", zei de boerin gul. „Dank je", zei Erik. „Ik zal hfet onthouden" Hij dronk zijn koffie op en verdween dan. De zon was nu geheel weg. Hij jachtte om nog zoover mogelijk te kunnen fietsen. Maar verder dan Westfeld durfde hij niet. De overige acht kilometer liep hij. Hij haastte zich nu niet meer. Met gelijk- matigen tred, eigen aan den landman, stapte hij naast zijn fiets, overdenkend den stap. dien hij wagen ging en die voor hem een zeer groote stap was. Hij kwam bij de stad, wier lichten hem reeds lang hadden gelonkt. Sinds zijn vader overleden was, had hij een kamertje gehuurd. Met kost en inwoning. Bij een weduwe. Laan had hem aangeboden, bij hem te komen den eersten tijd. Maar hij had dat geweigerd. Intusschen slokte zijn kosthuis het over- groote deel van zijn wekelijksche verdiensten op. Niet, omdat die weduwe zoo veel vroeg, maar omdat hij zoo weinig verdiende. Hij kon van het overschot zich nauwelijks kleeden. Hij was een liefhebber van een pijp tabak. Maar die kon er niet af. Zóó was het. En tóch ging hij af op het spulletje, dat te huur stond. Omdat hij dan midden in Gods vrije natuur was, ver van huizen en menschen. De steenen blokken, die „stad" heeten, veraf schuwde hij tot in het diepst van zijn hart. Als hij in dat spulletje droog brood had, was hij al meer dan tevreden. En Maria zou er ook wel mee tevreden wezen. 1 Zijn hospita was al naar bed. Op de tafel in de keuken stond een bord met drie dikke boterhammen. Erik at ze smakelijk op. Toen ging hij naar bed. Hij knielde neer. En bad. Om dan onmiddellijk in slaap te vallen. Het geval beroerde hem niet meer. Morgen kwam er weer een dag. i II. Laan Jansveld keek peinzend vóór zich. „Steek een pijp op", zeide hij. „Dank je", antwoordde Erik. Daar kwam hij niet voor. Hij wilde bescheid op zijn verzoek. Hij had Laan het geval uit eengezet. Wilde deze hem helpen? Veel geld had hij niet noodig. Laan kon het best misseu. „Zie je er wat in?" vroeg Laan. „Anders was ik niet bij je gekomen", meende Erik. Laan zweeg. Erik had gelijk. Anders was hij niet gekomen. Hij kende zijn broer toch voldoende? De kwestie was, dat Laan de. zaak op de lange baan wilde schuiven. Zoo mogelijk Erik het plan uit het hoofd praten. Want ach'.er zijn wil, om Erik te helpen, welke wil aan wezig was, stak Aaltje dreigend den vinger omhoog: geen familiegehannes meer om mijn ooren! „Wil je mij helpen?" vroeg Erik dien teleurgesteld. „Je kunt het wel. Wil je niet?" Laan antwoordde niet dircc1 Hij zoog aan zijn pijp. Keek Erik aan. „Kan dat nu een brood ven?" vroeg hij weer. „Dat is toch mijn zaak?" vroeg Erik, ge krenkt even. „Je zult tot de laatste cent je geld terugkrijgen. Met de rente er bij. En r.u vraag-ik niet meer. Ik meende, dat je geen bezwaar zou hebben. Met zeshonderd gulden ben ik geholpen". „Dat is veel te weinig man. Je kent de waarde van het geld niet. Wat moet er aan dat Va is naet gebeuren?" „Dat knap -ik allemaal alleen op. Ik ga er voorloopig eiken avond heen. Tot ik zoover bei» dat ik er terecht kan. En dan vertrek ik Oan den baas. Geen oogenblik eerder. Want mijn loon kan ik nog niet missen". Er was nog even een stilzwijgen. Toen stond Erik op. „Ik ga maar", zei hij, berustend. „Het mag zeker niet. 't Zal niet voor me zijn weg gelegd". „Jongen, ik wil je graag helpen, maar. Laan stokte. Daar gaat het niet over. Maar. Weer een stilte. Dan ineens vlugger sprekend: „Hoor eens, je kunt het geld morgen aan den dag krijgen, renteloos. Ik wil geen cent aan je verdienen. Je zult het daar wel krop pen.- Zoo veeleisohen ben je niet. Maar hot hooge woord kwam er uit Aaltje mag het niet weten. Je moet er nooit met geen enkel woord, over reppen. Het komt er niet op aan. wanneer het geld terugkomt. Als het niet gaat met jou daar, is het voor mij nog niet zoo erg, als ik het geld niet meer terugzie. Maar Aaltje mag het niet weten." Toen begreep Erik de aarzeling van Laan. Hij had al eens iets vermoed in die richting, maar dat het zóó wasdat Laan bang was voor Aaltje. „Je bedoelt het heel goed," zeide hij, „en ik ben je dankbaar voor de hulp, die je mij geven wilt. Maar zóó kan ik je hulp niet ben moet" Schichtig keek Laan op. „Vrouwen behoeven niet alles te weten," glimlachte hij. „Vooral als het zaken betreft Hebben ze niet mee te maken. Het kan ze ook niet schelen." Erik twijfelde er sterk aan, wat Aaltje betrof. „Ik kan het niet met je eens zijn," zeide hij. „Ik wil graag het geld, maar Aaltje moet er van op de hoogte zijn," „Als-ik het Aaltje zeg, is zij er tegen", zeide Laan, moeilijk sprekend, Het viel hem blijkbaar zwaar te bekennen, dat zijn vrouw feitelijk de beslissing had. „En dan kan ik het ook niet geven. Het is beter, dat zij er niets van weet". „Ik wil het geld niet zonder dat Aaltje op de hoogte is. Ik zal het haar vragen", besliste Erik. „Dat is overbodig, want zij zegt: neen. Toen met vader, om zij-n nagedachtenis, heeft zij „ja" gezegd, maar dat is verder afgeloopen. Eens en nooit weer". „Ik behoef het dus niet te vragen?" „Je kunt het doen, maar het antwoord kan ik je vooruit wel zeggen. Neem het geld ge rust. Ik gun het je van harte. Maar zwijg et over tegen Aaltje". „Dat kan ik niet doen", zei Dirk. „Dat lijkt me niet de rechte weg". De toon van spreken was zóó onverzettelijk, dat Laan zweeg en wist: ik behoef er niet meer over te praten. Hij wist ook: Ei-ik is beter en eerlijker dan ik. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 5