Ikunmïhóï de
Vïötujd
de man b.v. reeds 4 5 maal een andere vrouw
genomen heeft, en telkens uit deze samenleving
kinderen geboren werden, dan kan men wel be
grijpen, hoe het met de opvoeding der kinderen
gesteld is. De positie van de vrouw behoort op
Java tot de donkerste plekken van het volksleven
en wanneer het Evangelie gepredikt wordt en
geloovig aanvaard, dan worden de eerste vruch
ten gezien in de huwelijksverhouding en de op-
voeding der kinderen".
Wij verbazen ons waarlijk niet over de blijd
schap, welke deze Ds Merkelijn gevoelde, toen
in zijn standplaats een speciale Zendingszus ter,
mejuffrouw Baarbé, haar werk kon beginnen, en
wij willen besluiten met enkele zinnen uit het
geen Ds Merkelijn over dezen arbeid zegt: „Hel
is een mooi werk, dat mejuffrouw Baarbé doen
mag met haar medewerksters.De positie van de
vrouw is wellicht de donkerste plek op geheel
Java; in de wereld der vrouwen gaat het lijden
het diepst. En juist voor deze zwaar getroffenen
is het Evangelie zoo'n bijzonder blijde boodschap.
Om die te mogen brengen in deze vrouwenwereld
en iets te mogen doen voor de opheffing van deze
wereld is een schoon werk; van groote be teeke
nis voor de vrouwen zelf, die met het Evangelie
worden bereikt; maar overigens ook voor heel de
positie en den naam der Christelijke Kerk op Javal
en zoo ook voor de komst van Gods Rijk".
Wij hopen, dat nog heel veel Inheemsche vrou
wen gebracht mogen worden tot het licht van het
Woord des Heeren.
Hoe zoeken en huren we
een huis?
"W7"OORJAARSTljD is nog wel eens de tqd voor
T het zoeken en huren van een huis, en aan
gezien de vrouw van deze belangrijke werkzaam
heden geenszins is uitgesloten, willen we over dit
onderwerp gaarne eenige opmerkingen maken en
enkele gedachten naar voren brengen.
De eerste vraag is natuurlijk in welke stad of
welk doT. we onzert intrek willen nemen. Dat
donkere leven van vele vrouwen. De positie van
de vrouw is niet beschermd, en men meent met
haar te kunnen handelen naar willekeur".
Inderdaad, het is wel een heel droef beeld, dat
ons hier wordt geschilderd. En deze uitspraken
worden door anderen bevestigd. In de >,Ge'der-
sche Kerkbode" vertelde Ds B. Alkema vin een
lezing, door Mejuffrouw L. Goemaat gehouden,
over Zendingsarbeid onder niet-Christen-vrouwen,
en in het verslag van hetgeen deze Mejuffrouw
toen zeide lezen wij, dat zij de zedelijke opvat
tingen in en buiten het huwelijk een „vuile ette
rende wond" noemde in het Javaansche leven
Als zij vraagt, of dit oordeel te hard is, dan laat
zij daarop volgen „Gaat U eens bij deze vrou
wen op bezoek en laat U haar eens uitpraten,
wanneer zij U vertrouwen. U ontmoet de vrou
wen van één man nooit tegelijk; vrouw voor
vrouw ontmoet U haar, tenminste in de hoogere
kringen. Dan komt er wat losJaloezie-, ruzie,
nijd, afgunst, onrust, enz., enz." Geen wonth-r, dat
Ds Alkema hieraan toevoegt, dat het huwelijk
een mild vloeiende bron van ellende is.
Doch de eigenlijke oorzaak ligt niet zoozeer in
de huwelijkstoestanden, als in de wijze, wa< rop
het huwelijk tot stand komt en in het gemak,
waarmede het weer kan worden beëindigd. Want
^de echtscheiding is o zoo gemakkelijk. Dikw ls
schèidt men zelfs niet eens. Op Java spreekt men
dan van „pisah kebo", ..scheiden als cie buffels".
Er is een Maleisch versje, dat luidt
Doeloe timah, sekarang besi,
Lajang-lajang poetoes talinja;
Doeloe tjinta, sekarang bentji,
Tjari lain akan gantinja.
Dit beteekent
De vlieger is los van z'n touw.
Vroeger tin, nu ijzer.
Vroeger had hij me lief, nu haat hy me.
Hij zocht een ander ter vervanging.
Zending onder Inheemsche
vrouwen
VOOR het brengen van de blijde Zendings-
boodschap moge dan al een eerste vereischte
zijn, dat men afelf deel heeft aan de belofte van
het Evangelie, daarnaast is ook noodzakelijk, dat
men een en ander, ja indien mogelijk heel veel
afweet van de toestanden onder de menschen,
aan wie men de boodschap brengen zal. Maar de
belangstelling voor dit onderwerp behoeft toch
weer niet alleen verwacht te worden van wie zelf
direct bij den Zendingsarbeid betrokken zijn, doch
Van allen, die in de liefde voor het Zendingswerk
een vrucht zien van hun geloof. Daarom willen
wij in ons Vrouwenblad eens iets vertellen van
de omstandigheden, waarin 'tal van Inheemsche
vrouwen verkeeren, opdat wij ook langs dezen
weg het werk van de Zending des te beter kun
nen waardeeren en begrijpen.
Als wij over dit onderwerp eens iets naslaan,
dan valt het weer heel sterk op, hoezeer de be
volking van ons Indië, voorzoover zij niet in aan
raking is gekomen met het licht van het Evan
gelie, wandelt in het duister. Dan valt het ook
op, hoe weinig wij van dit alles toch eigenlijk
1 afweten.
De vrouw heeft, het niet gemakkelijk in Indie.
Voor een belangrijk deel spelen hier materieele
factoren. De inkomsten zijn in verreweg de
.meeste gevallen gering. Maar ook in hoogere
kringen is er nood in het persoonlijke leven. Toch
zijn ook de materieele behoeften de aandacht
waard. Juist omdat men niet veel verdient valt
men spoedig in handen van Chineezen of Arabie
ren, die wel zoo vriendelijk willen zijn om als
geldschieter op te treden, maar dit geschiedt
slechts tegen betaling van een bijzonder hooge
rente voor elke korte periode. Het gevolg van
dit leenen op woeker is, dat er in verschillende
streken weinig Inheemschen zijn, die geen schul
den hebben.
In het bijzonder hebben de koelivrouwen het
moeilijk, die tegen enkele centen per dag .>^aren
arbeid hebben te verrichten. Maar men meene
niet. dat het in hooeor* krine^n uitsluitend zon
en iicnt is. Daar spreken weer apdere factoren
een woordje mee. En dan denken wij ook aan
den huwelijksnood. In zijn pas verschenen mooie
boek over de Zending heeft Ds A. Merkelijn
daarvan iets verteld. Hij zegt daarin „De In
heemsche vrouw heeft reeds veel huwelijksellen
de gezien; het huwelijksleed in de Inheemsche
wereld, vooral in de prijaji-kringen (kringen der
aanzienlijken), is groot, ontrouw, verstooting,
scheiding komen veelvuldig voor. Haar le«.-d is
wel de donkerste plek van het toch reeds zoo
„wegwerpen". Als een man een Soendaneeschen
scheldbrief aan zijn gewezen schoonvader zendt,
Jcan deze luiden .Hierbij zend ik je je dochter
terug; haar hoofdharen tot op de laatste; haar
beenderen tot op het laatste botje; haar bloed tot
op den laatsten droppel; de scheiding geschiedt
niet om het één of ander, maar ik heb genoeg
van haar".
Het verbaast al niet meer, wanneer Mejuffrouw
Goemaat zegt „Als U in de kampoeng (een kam-
poeng is een wijk) werkt en dagelijks met deze
dingen in aanraking komt, dan is het wel eens,
alsof de hel voor Uw voeten opengaat. Zij, die wel
eens denken, dat het zoo erg niet is, moeten eens
een paar maanden in de kampoeng gaan wer
ken, dan zijn ze afdoende van deze dwaling gene
zen. Huwelijksgeluk is wel zeer schaarsch". En
ook „In het gebroken leven van de Javaansche
vrouw is niet veel, dat opheft".
Ook om al deze droeve redenen was de verkon
diging van het Evangelie onder de Inheemsche
vrouw broodnoodig. Want het Evangelie predikt
ook in het maatschappelijk en huwelijks-leven
bevrijding van den last der zonde en roept op tot
een heel nieuw leven in Christus. Vandaar ook,
dat Ds Merkelijn eens kon schrijven: „De positie
der vrouw is aanzienlijk beter onder de Christe
nen dan onder de Mohammedanen. Onder de
Christenen zyy echtscheidingen zeldzaam, komen
verstootingen der vrouw niet voor, wordt ze niet
behandeld als een voetveeg, als een wezen, dat
zich elke behandeling door den man moet laten
welgevallen. Onder Christenen komt geen poly
gamie (huwelijk tegelijkertijd met verschillende
vrouwen) voor en tengevolge daarvan kan de op
voeding der kinderen meer tot haar recht komen.
Juist ook de opvoeding der kinderen laat dikwijls
zooveel te wenschen over, hetgeen goed te be
grijpen is, wanneer de huwelijksband slechts be
staat in een dun draadje, dat o zoo gemakkelijk
verbroken wordt. Want al is hët zoo, dat slechts
weinigen in staat zijn om meer. dan één vrouw
er op na te houden, des te grooter is het aantal,
dat zijn vrouw ontrouw wordt, haar een scheid-
brief geeft en weer met een ander trouwt En
wanneer dit enkele malen achter elkaar gebeurt.
Het is opmerkelijk, dat de Soendanees „schei
den" „mitjeun" noemt, en „mitjeun" beteekent
w......
tegemoet gaat. De inhoud tnoge uiteraard somber
schijnen, overal straalt toch de kracht van het
geloof en de glans der stervens-genade door, xoo-
dat het een boekje vol troost mag heeten.
Van den bekenden „boetprediker" Prof. G.
Wisse verscheen bij D. J. van B r u m m e n te
Dordrecht een boekje „De drie gezellinnen
op de pelgrimsrei s". Bedoeld zijn geloof,
hoop en liefde. Wie dezen schrijver als spreker
kent, weet dat dit drievoudig onderwerp tot op
den bodem, Schriftuurlijk en practisch behandeld
wordt. Helder, en' dus niet vleiend voor den
mensch, teekent Prof. Wisse de'drie gestalten in
hun onmisbaarheid voor en hun eisch op den be
keerden mensch; anderzijds laat hij 't volle licht
vallen op hun troostend en sterkend gezelschap
op de reis naar het land, waar het pelgrimsklced
wordt ingewisseld tegen het gewaad des lofs..
Van meer leerstelligen aa^j zijn de nummers 15
en 16 van de serie „Onze t ij d", die door G. F.
Callenbach NV. te Nijkerk wordt uitgege
ven onder redactie van Ds J. P. van Bruggen,
Dr J. Eykman en Dr K. H. Miskotte. Het eerst
genoemde is van Ds C. L. Tuinstra en geti
teld „P s y c h o-a nalyse en Evangelie
een mythe?" De schrijver neemt eerst afstand
(en verband) tusschen psycho-analyse"en theolo
gie, bespreekt dan het symbool in dit verband,
vervolgens het symbool in de godsdienstgeschie
denis, om tenslotte de psycho-analyse te bezien
in haar verhouding tot het Evangelie en de ziels-
zorg. Het van een uitgebreide literatuurlijst voor
ziene boekje vraagt een zekere mate van kennis
op dit gebied, maar geeft dan ook een voortref
felijk inzicht in de principieele armoede van
Freud's theorieën.
Het andere nummer van deze serie is eenvou'di-
ger, maar niet minder leerzaam. Ds C, Aal der s
beziet daarin de verwaarloozing van het lichaam
als „een tempel van den g e e,s t" in voor
bije jaren. Als woonstede van den geest heeft het
lichaam recht op een daaraan evenredige cultuur,
.maar de schrijver laat goed uitkomen, dat niet de
tempel maar de bewoner ervan de hoogste rech
ten heeft. De theologische inslag van het ook
historisch oriënteerend boekje waarborgt er
tevens de gewijde strekking van.
Gedichten
over de Bijbelboeken
Naar aanleiding van het a'oor ons opgerfomm
"gedicht ,,De Bijbelboeken" in het Zondagsblad
van 39 Maart en 5 April zonden ons enkele. lezers
nog andere gedichten toe over hetzelfde onder
werp.
Wij zijn daar zeer erkentelijk voor, maar kun
nen die gedichten niet opnemen. Wat men o'en
eeri toestaat, kan men den ander moeilijk wei-
gèren. Kn al die gedichten plaatsen, gaat nu een
maal niet.
door Heine
EEN schoone Meidag spoedt ten einde. De on
dergaande zon draalt nog aan den horizont.
Voor zij wegzinkt, zet zij den hemel in rooden
gloed, in de verte vervagend in rose en violette
tinten. De velden overgiet zij met wapm gouden
glanzen. Zij schept een sfeer van rust en sub
tiele vrede; roept den mensch tot zelfinkeer by
de nadering van den nacht.
De modelboerderij van boer Haverkamp ligt als
in droomen verzonken.
De kastanje voor het woonhuis staat stil te glan
zen in het avondlicht. De lange sterke stam ryst
recht omhoog, fier een volle bladerkroon ophou
dend waartusschen blanke bloesem praalt.
Een reuzenbouquet, door een sterken arm om
hoog geheven in dankbare hulde, als een decora
tieve adoratie aan zijn Schepper.
Boer Haverkamp ziet dit niet zoo. Voor hem
draagt de kastanje het trotsche symbool van zijn
geslaagden levensarbeid. Eens als een klein
boompje door hem geplant, rijst ze nu fier en
forsch omhoog, vast geworteld in gezonden bo
dem, frisch bloeiend, wijd vertakt. Zoo is ook
zijn boerenbedrijf vast gefundeerd en breed uit
gegroeid: Zijn noeste onvermoeide arbeid heeft
het bescheiden bedoeninkje weten op te werken
tot een modelboerderij, bekend in wijden omtrek.
Zijn twee jongens zijn als hij en zijn vrouw, ge
zond en sterk.. De zon des voorspoeds beschijnt
rijkelijk zijn erf en gezin. Maar is er ook een
bloesem, in dankbare hulde omhoog geheven
Boer Haverkamp heeft zoo zijn eigen levensbe
schouwing. Hij is niet ongeloovig. O neen; des
Zondags spant hij trouw de bruine voor de sjees,
om met zijn vrouw éénmaal ter kerk te gaan.
Verder doet hij niemand te kort ên is streng
rechtvaardig voor zijn volk. Om dit alles voelt
hij zich rustig-verzekerd, zoowel voor dit leven
als ook voor de eeuwigheid.
Hij beschouwt de bloei van zijn gezin en bedrijf
als het natuurlijk gevolg van zijn. Onvermoeid
streven, zyn wijs beleid en taaie wilskracht. Zijn
houding verraadt dan ook zijn fiere zelfbewust
zijn, zelfvoldaanheid en zelfvertrouwen.
De zon >s verzonken. Licht rozig avondschynsel
verlicht in het westen nog den hemel, maar over
de velden trekt' reeds de schemering, voorbode
van, den naderenden nacht.
De boer klopt zijn pijp uit tegen zyn hand.
•Na de zware dagtaak heeft hij het zoete van de
avondrust genoten, met zijn vrouw gezeten op de
banK voor het huis,
„Hoe is het vrouw, zullen we eens naar binnen
gaan Het is morgen weer vroeg dag."
In de verte klinkt een hoornsignaal, het militair
avondappèl. Een wolk trekt over het gelaat van
den boer. Hij denkt aan zijn twee jongens, weg
geroepen van het ouderlijk huis en het boeren
bedrijf, om hun jonge sterke krachten te stellen
in dienst van het vaderland.
Arie, de oudste, ligt in Overysel, vlak aan de
grens. Harm, de tweede, ligt in Brabant
Op de golvende akkers
van het Limburgsche
heuvelland vindt de
arbeid gestadig voort
gang. Voorjaarswerk
in de nabijheid van
Schimmert.
(Foto Het Zuiden
Boer Haverkamp verlangt naar zijn jongens, die^
doordat de verloven ingetrokken zijn, sinds eenige
weken niet thuis geweest zyn.
Het wordt duister. Het laatste wazig avondschijn-
sel vervaagt in het westen. Sterren verschijnen
aan den hemel, als trouwe wachters aan het fir
mament. Het nachtwindje fluistert geheimzinnig
door het gebladerte van den kastanjelaar. In
de verte zuigt een nachtegaal zijn smeltend lied
vol onbestemd verlangen.
Een nieuwe dag is aangebroken. Een stralend*
zomerdag, geheel gelijk aan den vorigen dag.
Geheel gelyk Neen toch niet. Het is heden
10 Mei 1940. Een datum, voorbeschikt door zijn
belangrijkheid om in de annalen der historie opge-
teexeua te worden.
Als boer Haverkamp naar buiten treedt om zyn
luiken te openen, wordt zyn aandacht getrokken
door het geronk van vlegtuigmotoren. Dra ziet
hij de machines overtrekken in eindelooze opeen
volging. Hij hoort meer. Ver verwijderd geschut
vuur, uit de richting van de grens. Een doffe
explosie in de richting van de brug over den
IJssel. De ruiten van de hofstede rinkelen en de
waakhond staat onrustig op met gespitste ooren.
Het gelaat van den boer betrekt. Een beklem
ming valt op hem, en over zyn lippen komi een
enkel woord: „oorlog". Dan stapt hij echter snel
naar binnen om zijn vrouw te waarschuwen.
De boerin heeft het al gehoord. De meid heeft het
nieuws uit het dorp medegebracht. Het is oorlog.
Duitsche troepen hebben de grens overschreden.
De ernstige tijding heeft vrouw Haverkamp aan
gegrepen. Zij stut haar hoofd in de handen en
als haar man binnenkomt ziet hij martelende
zorg in haar oogen.
„O Harm, onze jongens, wat zal er van hen wor
den Misschien zyn ze reeds
„Stil Anne, niet zoo sc.nber. We moeten niet
direct het ergste denken."
Hij Wil' haar moed inspreken, maar'zyn blik ver
raadt zijn innerlijke onrust. Dan echter vermant
hij zich.
„Kom Anne, we moeten aanpakken. Ik denk dat
we hier spoedig vandaan moeten."
„Hier vandaan?" vraagt zy. Zij kan het zich piet
reaiiseeren. Het dreigende onheil is te snel opge
komen.
De boer heeft het goed ingezien. - Dienzelfden
morgen ontvangt hij reeds bericht. Hy moet ver
trekken met zijn vee in westelijke richting. De
hofstede ligt in de lyn waarlangs het gevechts-
tooneel zich verplaatst.
Overhaast is het vertrek en pijnlijk het afscheid.
Maar boer Haverkamp beheerscht zich. Rechtop
is zijn gestalte en vast zijn stem, terwijl hij zyn
bevelen geeft en de leiding neemt by het ver
trek.
Het hoognoodige wordt op de brik geladen. Do
boerin neemt plaats naast haar man. De knechts
dryven het vee reeds voor zich uit.
Bij de kromming van den weg kijken ze beiden
nog even om. Voor het huis staat de kastanje,
haar dichte lommer glanzend in de zon, waar
tusschen haar ranke blanke kaarsen pralend om
hoog steken.
Even wordt de boer week. „Weet je nog Anne,
dat ik hem geplant heb, vlak na ons trouwen
Hy is mooi uitgegroeid. Wat zal ervan overbly-
De reis is lang en ver. Het vee wordt dorstig en
vermoeid. Er is ternauwernood tijd om de koeien
te melken of te drenken. De beesten staan soms
midden op den weg stil en met de muilen om
hoog stooten ze een klagend gebrul uit. Hun ge
loei doet den boer pijn. Hij heeft hart voor zyn
beesten en weet de gevaren van zoo'n geforceer
de marsch voor zyn vee. Maar voort, het is oor
log. De weedom van deze bezoeking gaat ook over
het stomme vee. De knechten dryven de beesten
voort, rusteloos voort naar het veilige wésten. Hoe
ver
Het worden Pinksterdagen vol beklemming, ang
stige spanning, vertwijfelende zorg, martelende
onzekerheid. Dof gromt in de verte de artillerie.
Als nijdige insecten gonzen de vliegtuigen. Lange
legertreinen trekken, langs de wegen, passeeren
de roode kruis-colonnes op hun weg van het front
naar de hospitalen.
De boer heeft geen rust. Het vee is veilig, maar
hy denkt aan zijn beide jongens. Zijn hart is vol
vrees, hoewel hy zijn vrouw tracht moed in te
spreken. Liefst staat hy aan den straatweg in de
hoop nieuws te zullen höoren van zijn woonplaats
of van zyn jongens.
Veel nieuws* hoort hy niet. De langstrekkende
ttroepen laten niet veel los. Maar onbestemde
vrees hangt zwaar over het land. Vage geruchten
verhoogen de angstige spanning.
Als de donkere dreiging zich het ergst doet ge
voelen, de beangstigende onzekerheid loodzwaar
drukt op het volk en gefluisterde geruchten het
ergste doen vreezen, dan breekt ineens de span
ning. In den avond van 15 Mei komt het bericht
van de algeheele overgave, een einde maken aan
alle onzekerheid.
Er is verbijstering over de overrompelend snelle
opeenvolging van gebeurtenissen, maar toch ook
opluchting over het einde van den ongelyken
strijd.
De geëvacueerden kunnen weerkeeren naar hlin
haardsteden. Het land mag zich herstellen van de
131