PAASCHFEEST EN
PAASCHGEBRUIKEN
Waarom neef Langmans
behangen leerde
St
Christus is opgestanden
Al van der Joden haer ha®den,
So sullen wij allegaar vroolijik zijn,
Christus zal onz« Verlosser zijn
Alleluja
Woa Christus niet verrezen
Al met zijn goddelijk Wezen,
Wij waren gebleven in grooten nood.
Wij moesten al sterven de eeuwige dood.
Alleluja 1
Het zijn de simpele strofen van dit oud* Twcnt-
sche Paaschlied, die ons direct heenleiden tot
den blijden jubel, die de grondtoon is van de ge
dachte aan Christus' verrijzenis.
Paasohfeest ie het centrale punt, tevens het
hoogtepunt van het kerkelijke jaar: het solemnitas
eolemnitatum, het feest der feesten.
Hoor ook, welke forsche blijheid Paulus' woord
doorstraalt, als hij zegt: Christus, eenmaal ge
storven, sterft niet meer. De dood zal niet meer
over Hem heerschen.
De Christelijke Kerk heeft het Paaschfeest al
vroeg gevierd en het was de Bisschop van Rome,
dde in het jaar 147 als herdenking van Christus'
lijden, het Chr. Paaschfeest als Op9tandingsfeest
vaststelde op den eersten dag der week, al heeft
het nog geruirnen tijd geduurd voor dit algemeen
gewoonte werd.
Voor de invoering van het Christendom vierden
de heidensohe volken hun eigen feesten, die met
verschillende gebruiken en gewoonten gepaard
gingen, en die zulk een taai leven bleken te bezit
ten, dat zij. ook na de kerstening der volken niet
zoo maar konden worden afgeschaft.
Tevens hadden er verschuivingen plaats, zoodat
b.v. de oudere Mcifeestgebruiken, door die van
Paasch- en Pinksterfeest werden verdrongen.
Sommige dezer gebruiken hadden een magischen
„Het branden der Paaschvuren, het houden van
Paasch processies, die in Q'e R.K. Kerk nog steeds
de herinnering wekken aan de schitterende hui
daging van Christus, toen Hij Zijn zegevierenden
intocht in Jeruzalem hield, dienden ter bevorde
ring van het lengen van de o'agen, ter stimulee
ring va® de zonoverwinning op den winter. Van
daar, dat de Zwitsersche kinderen in dezen tijd
op trieste, miezerige dagen vol verwachting vu
ren branden, ter verdrijving van mist en nevel.
En alleen het vuur, verkregen op voorvaderlijke,
cerremoniëele wijze gemaakt, had magische
kracht, had reinigende, afwerende eigenschappen.
Vandaar, dat het Christendom aich aanvankelijk
scherp kantte tegen de heidensche gewoonte om
Paaschvuren door wrijving te ontsteken.
Op de kerkvergadering van Regensburg in 742
wero' allen bisschoppen opgedragen om deze hei
ligschennend e vuren te verbieden. Doch ook nu
bleek het folkloristisch gebruik sterker dan het
oonciliaansch besluit. De kerk bracht toen het ge
bruik over op den katholieken bodem, door het
«nteteken van de Paaschkaars „een gevaarte van
soms wel meer dan honderd pond gewicht», dat
heed het jaar door tijdena de godsdienstoefenin
gen brandde"
Hermans zegt hiervoor „Het komt mij aanneme
lijk voor, dat juist o'oor de Paaschkaars de eerste
Christen-leeraars aanleiding vonden, om d'ie hei
densche godsdienstplechtigheden in een Christe
lijke te veranderen
Nu hangt in elke R.K. Kerk voor de communie
bank de Godslamp, brandend ter eere van het
Allerheiligste. Maar op Goeden Vrijdag is haar
licht gebluscht. Dan is het Allerheiligste niet in
den tabernakel aanwezig. Dan moet de Choorlamp
worden ontstoken met nieuw vuur, dat door den
priester uit een gewijden steen (symbool van den
verworpen hoeksteen: Christus 1) moet worden
geslagen. In plaats van een stuk staal voor het
vuurslaan, gebruikt hij thans een zakaanstckcr
„daar djin toch aan den letter van het voorschrift
is voldaan en hij bovrijd blijft van den hinder
lijken rook, d<ie bij het vuurslaan ontstaat". Ver
volgens steekt hij een driedeelige kaars aan,
onder den uitroep: Lumen Christi I (Hel licht van
Christus!), waarop de gemeente antwoordt: Deo
gratios (Gode zij dank
Thans worden met het nieuwe vuur de Godslamp,
de Paaschkaars en de andere altaarkaarsen aan
gestoken.
Namen in vroeger eeuwen de heidenen een stuk
hout van den brandenden houtstapel, later nam
elk geloovige van het vuur, dat in het voorjK»rtaal
van de kerk werd aangelegd, wat „heilig vuur"
mede, voor het aanmaken van den huiselijken
haard.
Mej. Grolman zegt, dat in de Paasohweek te Ro
me een merkwaardige ceremonie werd voltrok
ken. Dan "werden n.l. op Donderdag in deze w eek
d« zg. Agnus Dei' gewijd. Dat wuren kleine stuk-
jeB was, waarop het Lam Gods (Agnus Dei) waa
ingedrukt. Deze werden Zaterdags vóór Paschen
(eerste Zondag na Paschen) door den Paue uit
gereikt. De Paus bad genade af voor allen, die
recta fide ac vera pietate, met zuiver geloof en
ware vroomheid de „lammeren Gods" gebruikte.
Dat slaat terug op de gewoonte om de gewijde
Paaschkaais in stukjes te verdeelen, die onder
de gemeenteleden werden verdeeld en waaraan
men goddelijke hulp toeschreef, in gevaarlijke
oogenblikken.
Indien, zoo luidt een oud •wijdingsformulier
„iemand hiervan (-van de Paaschkaars) iets zal
genomen hebben tegen het blazen der winden en
der stormenmoge het hem zijn tot een bij
zondere toevlucht en een muur tegenover den
vijand efi Geef veelvuldige vruchten op cfo
aardeen overvloed zonder stormen.
Later had de verdeeling der kaars niet meer
plaats, maar was met olie vermengd, werd tot
stukjes vervormd met ingedrukt Paaschlam. Da
teert deze Agnus-Deï-wijding uit de 14e eeuw,
eerst Paus Sixtus IV reserveerde rich en zijn op
volgers het uitsluitend recht dezer wijding.
Landlieden kwamen vroeger op Paasch-Zaterdag
ook hun lantaarns aan het gewijde vuur te ontste
ken en thuis maakten zij daar het haardvuur
mede aan, om dit het geheele jaar door brandende
te houden, om zoo hun geheele huis in d« zege
ningen van het heilig vuur te laten deelen.
De Hondenslager (persoon, d'ie de honden uit do
kerk weerde en hier de orde handhaafde), ver-
En zij kwamen nabij het vlek waar zij naar toe gingen; en Hij hield zich alsof Hij verder,
gaan zoude. En zij dwongen Hem, zeggendeBlijf met ons, want het is bij den avond en de
dag m gedaald. En Hij ging m, om met hen te blyven (Lucas 24 28, 29).
Paaschlied
Staak uw rouwen, Magdalene,
lach uw tranen licht en blij.
't Is voorbij, het droeve weenen,
Simon's maaltijd is voorbij
Zie, er is zoo veel te zingen,
veel te dansenduizend dingen.
Alleluia, zingen wij.
Lachen moet gij, Magdalene,
dat uw aanschijn helder zij.
Alle schulden zijn verdwenen
en de dag is fonkelblij.
Christus heeft ons vrij gestreden,
hel en dood heeft Hij vertreden.
Alleluia, zingen wij.
Juich en jubel, Magdalene,
uit Zijn tombe keerde Hij;
alle pijnen zijn verdwenen,
Jezus leeft en is weer vrij.
Jezus, die U droef deed wezen,
lach Hem toe, Hij is herrezen.
Alleluia, zingen wij.
Hef uw oogen, Magdalene,
Voor u staat de Doode Hij I
Waar heeft zulk een licht geschenen
Zie Zijn wonden en wees blij
om de glanzen, die zij geven,
parels van het nieuwe leven.
Alleluia, zingen wij.
Leef weer, leef weerMagdalene,
leef weer in het licht, leef bly
Jezus is aan u verschenen
en de dood voorgoed voorbij.
Ver zijn klachten, vérre smarten
liefde springt in alle harten.
Alleluia, zingen wij.
GERARD W1JDEVELD
Vit ,Jiet Voorschot".
kocht dien dag gewijde gloeiende vuurkooltjcs.
In Westfalcn legde men vroeger gewijd vuur op
den haard als amulet tegen brand, hemelvuur en
hagel of werden half verkoolde houtstukken in
het dak gestoken tegen onweer.
Is dit alles nog een overblijfsel van den vuur-
dienst der oude Perzen
Naast den magischen invloed op de zon, kwam
de animistische gedachte van afwering van booee
geesten, die steeds weer den mensch bedreigen om
hem schade te berokkenen.
Het zijn de winterdemonen, d'ie tenslotte wijken
moeten voor de groeikrnchtgeest van den komen
den zomer.
De brandstof voor de op vele plaatsen gebrande
Paaschvuren werd o.a. te Dwingelo door de boe
ren met paard en wagen opgehaald. In Bathmen
(/O.) werden niet meer zulke Paaschvuren gebrand
als vroeger, maar wel klonken rond de Paasch
vuren, d'i* dit jaar niet zullen branden, rijmpjes
als
Hei in de Mei,
En de muts opzij 1
Van linksum
va® rechtsom
En keer oe weerum (Te Goresel I),
Vaak liep men met de brandende Bpaanders de
velden in en trachtten de knapen de meisjes zwart
te maken met de geneeskrachtige verkoolde hout
stukken, zooals te Sleen, Ruinerwolde en Borger,
Te Denekamp trok men op Palm-Zondag naar de
voormalige havezate „den Beugelcamp" voor het
halen van den „palmstaken".
De staak werd naar Q'en „Paasohhult" gebracht,
met een teerton er op overeind gezet en 's avonds
met ander toegevoerd hout aangestoken I
In West falen werd op Paasch-Maandag het spel
met de houten schijf gespeeld. Deze, met verschil
lende kleuren, vooral rood en groen, beschilderd,
werd door het water gedreven. Men beschouwde
haar als symbool der zonneschijf. Deze Braut-
schiebel werd op Eersten Paoschdag door de
laatstgehuwde echtparen aan de k in deren ge
schonken.
Het balspel was in Engeland en Duitsohland op
Paasch-Maandag een der vermakelijkheden. De
kolen-arbeiders in 't Noord-Engcland vroegen
dan, wanneer een pas getrouwd paar de kerk
verliet, geld voor een voetbal. Dat verzoek werd
nimmer afgewezen. Do jonge bruid moest altijd
aan haa® speelgcnooten „ballmoney" geven.
Ook werd' een bal gevraagd aan vrouwen, die in
het vorige jaar getrouwd waren.
Zoo deelden in Duit9chland de jonggehuwden in
Ilau&en, Ballstadt, Westhauscn, Stotterheim op
Eersten Paaschdag ballen uit, spceldekussenbaüen
voor de meisjes, leeren ballen voor de jongens.
Zoo is op verschillende gebruiken het eigenaar
dig stempel gedrukt van het lan<* of loindu
streek, waar ze voorkomen.
ln de omgeving van Schiedam zijn mooie wandelwegen. Een zonnige dag maakt het wande
len in het laantje in ,JSpieringhoek" onder de gemeente Kethel en Spaland tot een lust.
(Foto uit eigen archief)
ZOO ls dan de komst van den behanger onver
mijdelijk.
Ik heb een hekel aan behangers. Dien tegenzin
voor behangers heb ik uit* mijn jeugd overgehou
den. Ze zijn altijd broodmager. Hoe komt dat
nu Menschen die zooveel met pap omgaan als
ztj, moesten juist dik zijn In mijn kinderjaren
waren de behangers er alleen voor de rijke lui,
die zulke hooge kamers hadden, dat ze gewoon
weg duizelig zouden geworden zijn, als ze op de
bovenste trede van de trapleer hadden gestaan.
En daarom lieten ze het een behanger doen, met
een witte sloof en een bruine trap en een potje dat
hard was van de stijfsel. Hij at 's middags mee
in de keuken en leerde daar het meest intieme
wel en wee van de eerste families kennen.
Gewone menschen hadden geen behanger. Die
plakten zelf. In iedere familie was vro.eger de
een of andere neef'of zwager, die zeer vlug was
met het behangen.
Deze persoon werd dan m<?t een lijntje overge
haald om te komen behangen.
Behangen was vroeger een stuk folklore, al heeft
meneer Van der Ven het er nooit in gezien. Als
neef Langmans vroeger by ons kwam behangen,
was het twee dagen feest, afgewisseld met tragi
sche momenten.
Het feest werd alleen in de avonduren gevierd,
aangezien neef Langmans overdag op de veiling
was.
De eerste avond was de plechtige intocht van de
schragen en de lange plank, die samen de plak-
tafel vormden. Neef Langmans bracht ze, rood
en bezweet, en stak zyn snor in het bier, waar
van er dien avond altijd meerdere fleschjes in
huis moesten zijn. Als hy dan het schuim van
zyn mond geveegd had, kwamen de rollen be
hangsel op tafel en zette de familie zich aan het
knippen van de randjes. Vader, Moeder, Antje,
Tinus en voorts iedereen mocht meehelpen knip
pen. Vader had de groote behangersschaar van
Neef Langmans en wij konden met onze kleine
scharen niet tegen zijn snelheid op. Neef Langmans
dronk intusschen alle fleschjes bier leeg en de
kinderen versierden hem met de afgeknipte ser
pentines. Hij liet alles toe, zoolang er bier was.
Daarna schudde hij zich, als een natte hond, de
slingers van het lijf. Wij versierden onszelf en
als wij naar bed moesten werd het ledikant er
mee opgetuigd.
Den tweeden dag werd het feest voortgezet zoo
dra Neef Langmans van de veiling kwam. De
stijfsel was gekookt en de plaktafel opgesteld.
De schilderijen stonden op een klusje in den
hoek en het gekste was nog de linnenkast, die
midden in de kamer stond.
Met een touwtje werd de hoogte der kamer ge
meten. daarna banen snijden en dan begon Neef
Langmans met het besmeren van de lange lappen
behang. Als hy er mede de trap opging, hield
Vader de natte lap aan het ondereind^ vast.
,,'n Tikkie hooger", zei Neef Langmans en Vader
liet dan de baan een eindje vieren.
„Nog een tikkie", riep Neef Langmans en Vader
liet nog een eindje schieten.
„Maar nou kom ik van onderen niet uit", zei
Vader dan „Je moet iets zakken
„Ik kan niet zakken", zei Neef Langmans.
„Dan is je baan te kort", zei vader.
„Dat bestaat niet, die is pas 1" zei Neef.
En ze stonden dan zoo lang boven en beneden
aan de trap te redetwisten, met de natte lap tus-
schen zich in, dat deze geheel doorweekt was
en plotseling in tweeën brak. Als het goed lukte
kreeg Vader het natte stuk over zich heen en
dan was voor ons kinderen, het feest 't best
geslaagd.
„Je moet ook niet trekken", verweet Neef Lang
mans.
„Ik trok niet, jij trok", zei Vader dan.
Moeder kwam dan spoedig met twee fleschjes
bier om de beide mannen, die als kemphanen
tegenover elkander stonden, te sussen.
Neef Langmans ging dan nog eens nameten met
den duimstok, en zei triomfantelijk „Zie je wel,
twee drie en veertig I"
„Ja maar, straks zëi je twee vier en dertig", zei
Vader dan en er ontbrandde een twistvuur van
„welles" en „nietes", dat met bier moest worden
gedoofd.
Moeder liep dan als een bezorgde kloek om ons
heen, want neef Langmans kon nogal eens kras
uit den hoek komen, als het behang niet vlug
genoeg naar zijn zin „op de blom" wou plakken.
En daarom was het een pak van haar hart als het
bedtijd voor ons werd. Neef Langmans schoot ook
beter op als wij verdwenen waren, want hy
raakte in de war als hy zoo op zyn woorden moest
letten, en kon zijn hoofd niet bij de behangerij
houden.
Tot diep in den nacht werd er dan gewerkt en
telkens als wij wakker werden, hoorden wij de
zware stem van neef Langmans ,die aan zijn zoo-
veelste fleschje bier bezig was. Zoo was neef
Langmans een gezien en beroemd man in de fa
milie geworden.
Toen hij ouder werd hij is nu reeds eenige
jaren ter ziele heeft hij mij eens verteld op
welk een tragische wyze hij het tot deze familie
roem had gebracht.
Hy was verliefd op nicht Tine, doch haar moeder
vond die Langmans beneden haar stand.. Hij deed
alles om by zijn schoonmoeder in den pas te ko
men, want Tine was een moederskindje en als
hij de moeder voor zich zou hebben gewonnen,
zou hij met Tine weinig werk hebben.
Op zekeren dag kregen dc vader en moeder van
Tine hevige twist omdat Tine'a vader zoo slordig
haar kamertje had behangen.
„Als je ooit trouwt", had dc moeder tot Tine ge
zegd, „neem dan een man die keurig kan behan
gen".
Tine vertelde dat 's avonds aan den jongen Lang
mans.
„Ik kan uitstekend behangen", had hij gezegd en
dit werd zijn noodlot. Spoedig liet Tine's moeder
hem het kamertje overdoen. De arme jongen wist
niet van behangen af, doch de liefde deed hem
wonderen verrichten en de kamer werd keurig.
Kort daarop mocht hy nog twee kamers doen en
was er als kind in huis. Zijn kunde bereikte de
rest van de familie, die hem geheel in beslag ra
men en zoo werd hij de familiebehanger. Toen
hij eindelijk met Tine trouwde, had hy inder
daad geleerd hoe een kamer behangen moest
worden. En dat kwam hem goed te pas, want al
spoedig bleek, dat Tine een verwaand schepsel
was, bij wie het niet was uit te houden, en neef
Langmans was blij als hij 's avonds by een ander
kon zijn om te behangen 1
Onlangs stond er zoo'n lange magere jongen voor
mijn deur met een fiets, die beladen was met
schragen, planken en emmers.
„De behanger, meneer", zei hij overbodig. Als
ik nu vanmiddag thuis kom, is de kamer gereed,
zónder dat mijn kinderen randjes geknipt heb
ben, zónder fleschjes bier, zónder die gezellige
neef Langmans.
Behangers van tegenwoordig koken geen stijf
sel meer, omdat ze een of ander koud waterplak
sel gebruiken, rti ze behoeven niet meer „op de
blom" te plakken, omdat het behangsel heelemaal
geen „blom" meer heeft.
Mijn vrouw zegt: „Je bent niet wijs om hekel
aan behangers tc hebben."
Ik laat haar maar praten, want zij heeft die ge
zellige neef Langmans niet gekend, de tragi
komische figuur die behangen had geleerd om
een vrouw te veroveren, en later uit behangen
ging om haar te ontvluchtenA. A. d. G.
Paaschen
Paaschen, Paaschen,
opgestanden
is de God, dien
booze handen
hadden aan het
'cruis gedaan
°aaschen, Paaschen,
'rij voortaan,
leeft Hij hout en
teen en ijzer
overwonnen,
lie', verrijzer,
Hallelujah,
één uit al,
'eeft en immer
'even zal
Paaschen, Paasei l*.
dwaze mannen
dachten Hem in 't
graf te spannen
met Pilatus'
zegelmerk
PaaschenPaaschen,
ijdel werk,
ijdel waken
God almachtig
is verrezen,
eigenkrachtig
Hallelujah,
dóór den steen,
eer de zonne in
t oosten scheen.
GU1DO GEZELLE.
De Ruilbeurs
K. de K. Stereo gezonden, Paula genoteerd.
G. den H., te Soest. 97 D. E. genoteerd.
G. U„ te R'dam. Hille voorradig, doch Verkade
worden niet meer aangenomen. Hille verkrijg
baar a 8 punten.
L. de Gr., te Arnemuiden. De voorradige Pleines
Ufa gezonden, de ontbrekende plaatjes staan
nog voor U genoteerd. De door U gezonden
plaatjes hebben voor ons geen waarde meer.
W. M. M., te Amsterdam. Uw porto ontvangen,
waarvoor onzen dank. Het gevraagde album
hebben wij momenteel niet voorhanden, doch
zullen dit trachten voor U tc bekomen, met
de plaatjes.
M. B. De gevraagde bonnen aan U toegezonden,
hiermede is Uw tegoed aangezuiverd.
M. v. H., te Vreeswijk. Hagzegels gezonden.
A. B., te Middelburg. Ringers gezonden.
J. S„ te R'dam. Uw porto ontvangen, hiervoor
onzen dank.
W. F. de R„ te Leiden. Ringers gezonden.
Mevr. v .d. L., te R'dam. Uw bons ontvangen,
hiervoor onzen dank.
P. S„ te Middelburg. Hagzegels gezonden.
WIE KAN ONS HELPEN AAN
D. E„ Paula's, Haas Brero, Haka, Kwatta sol
daatjes, Arka, Niemeyers.
Voor de goede orde vestigen wij nogmaals s
aandacht op het volgende
Het komt herhaaldelijk voor, dat wij brieven
ontvangen, welke gezonden worden naar 't bureau
van de courant, doch daar hierdoor veel tijd ver
loren gaat, verzoeken wij beleefd correspondentie
betreffende de Ruilbeurs rechtstreeks aan ons
adres te zenden.
Wie een ruilformulier wenscht, zende ons even
naam en adres en wij doen U het formulier gaarne
toekomen.
DE RUILBEURS, H. L AMBACHT (Z.-H.).