JLjWuitcbjCMfC
sa»
Opstanding
Plechtig zwijgen, zoete vrede
heerst er om des Heilands graf.
Op Zijn laatste legerstede
dalen engl'len zachtkens af.
En Maria snelt ten grave,
eer de dageraad nog bloost,
met haar liefd' en kost'bre gave,
specerijen uit de Oost.
Juich thanst Maria, Uw Heer is verrezen l
Juicht thans, o kind'ren, de Godd'lijke leeft!
Meldt het alom, dat Zijn liefd', onvolprezen,
ook aan de Zijnen het leven hergeeft.
(Zondagsschoollied uit 1870)
Een vertelling uit 't Oorlogsjaar 1940
Door J. SNOEP
6)
KEES de Koning merkt wel dat Thijs moeite
heeft hen bij te houden. Daarom gaat hy
naast z'n makker rijden, legt een hand tegen z'n
schouder en duwt hem zo voort.
Thijs wil eerst protesteren, maar toch laat hij
hem z'n gang gaan Kees fluit een vrolijk wijsje;
dat duwen schijnt hem helemaal geen inspanning
te kosten, 't Gaat nu veel vlugger en Thijs voelt
zich minder vermoeid.
Ze schieten goed op: ze zijn de Hoornbrug al
over. Op een klok zien ze dat 't kwart over zeven
is ruim half acht kunnen ze thuis zijn. Dat is
wel een half uurtje later dan is afgesproken,
maar zó precies kan je zo'n lange reis niet uit
kienen.
Hoe dichter de jongens by huis komen hoe meer
haast ze krijgen: net paarden, die na een lange
tocht de stal ruiken.
Precies half acht rijden ze de straat m waar Kees
woont. Ze bellen luid en de Koning, Henk en
Janny komen naar buiten.
„Hoe hebben jullie 't gemaakt vraagt de
Koning en alle drie roepen tegelijk: „Fijn
Wim en Thijs willen gelijk doorrijden naar huis,
maar Janny zegt dat ze even binnen moeten
komen. Dat doen ze dan maar en ze hebben er
geen spijt van. Moeder de Koning schenkt een
glas ranja dat smaakt na zo'n fietstochtje van
wel 25 kilometer.
Kees vertelt 'en Wim van Dongen vult z'n ver
haal af en toe aan Natuurlijk hebben ze 't meest
over Waalhaven en alles wat ze daar gezien
hebben.
Henk luistert met open mond en is eigenlijk wel
een beetje jaloers op z'n grote broer. Henk heeft
óók een leuke dag gehad daar niet van
maar hij zou toch best 't vliegveld Waalhaven
ook eens willen zien. En dat verlangen wordt nog
groter als Kees vertelt dat ze zelfs in een vlieg
tuig zijn geweest.
„En hoe gaat 't met Teun z!n vader en moeder
vraagt moeder de Koning als de Waalhaven-
geestdrift eindelijk een beetje tempert.
„O best, Teun zou niet graag meer terug willen
en ook z'n vader en moeder hebben 't in Rotter
dam best naar hun zin. Enmag Teun met
Pinksteren naar hier komen, moeder Dan gaan
we met tweede Pinksterdag naar de bloembollen-
velden."
„Dat mag best", zegt moeder de Koning. „Ga jij
ook weer mee, Thijs
„Ja mevrouw.als 'k tenminste op die dag een
fiets kan krijgen. Frans Groeneveld zal dan z'n
fiets misschien zelf nodig hebben."
„Dan neem je mijn fiets maar", zegt de Koning.
„Je bent nog al lang en 't zadel kunnen we wel
wat lager zetten."
Thijs krijgt er een kleur van. „Dank u wel me
neer", zegt hij zacht. Vroeger was hij een beetje
bang voor die meneer de Koning, die je zo streng
kan aanzien. Maar dat is hij al lang niet meer,
want die meneer is altijd heel vriendelijk voor
hem.
„Van de zomer gaan w ij ook eens een dag naar
Waalhaven", belooft de Koning, die wel merkt
dat Henk 't moeilijk verslikken kan, dat z'n broer
vandaag zoveel gezien heeft waar ook zijn jon
genshart naar uit gaat.
„Gaan we dan ook vliegen vraagt Janny, die
maar niet begrijpen kan wat je aan al die vlieg
machines hebt te zien als je er toch de lucht niet
mee in mag.
„Voor geen gold van de v.-ereld ga ik m. e lacht
----- j - -'-0 i-i „cuaUüu
honderden meters boven de stad te zweven.
„Kind, hou er over op, als er een ongeluk ge
beurde
„Een ongeluk I" zegt Kees op minachtende toon.
„Moes denkt altijd aan ongelukken. We hebben
een jongen gezien,, net zo groot als wij niet
waar, Thijs en die stapte zo maar uit een
vliegmachine of er geen vuiltje aan de lucht
Teddy is bij Kees op z'n knie gesprongen en be
snuffelt hem van alle kanten. Hij kon niet mee
naar Scheveningen en heeft de middag doorge
bracht bij juffrouw Loonstra, die boven woont
Hy heeft 't daar goed gehad, want er waren kin
deren die met hem speelden en hem van alles
meedeelden. Maar 't mooiste ogenblik vond de
kleine hond toch, toen Janny hem weer kwam
terughalen. En nu zit hy bij z'n baasje en is wat
bly dat allen weer thuis zyn.
Wim en Thijs staan op, ze moeten naar huis. Wim
heeft al weer honger en is benieuwd wat z'n moe
der voor hem bewaard zal hebben.
„Je weet 't dus, Thijs", zegt de Koning bij 't
heengaan, „dis Frans z'n fiets met Pinksteren
nodig heeft, dan mag je gerust de mijne hebben.
Als 'k hem tenminste zelf niet nodig heb."
„Je gaat toch met Pinksteren niet fietsen 7"
vraagt moeder de Koning verwonderd.
,,'k Ben 't niet van plan, maar je weet nooit wat
er gebeuren kan. Als de verloven eens werden
ingetrokkenJe weet, moedertje, 't zijn be
wogen tijden en.... maar we zullen 't beste maar
hopen
Moeder de Koning zucht. De oorlog woedt in
Europa. Nederland bleef er gelukkig tot nu toe
buiten, maar wie weet wat morgen of volgende
week gebeuren kan....
't Is even stil in de huiskamer als Wim en Thys
vertrekken.
Alleen loopt Thijs van Dam naar huis. Hy heeft
de fiets by Frans Groeneveld teruggebracht, 't Is
gelukkig niet ver: nog een pa»r straten, dan is hij
Hij voelt zich nog wel een beetje moe, ook al is
hij door dat half uurtje by Kees thuis aardig uit
gerust.
(Wordt vervolgd.)
Raadsels
I. Ingezonden door C. Broekman te Rotterdam.
Het geheel bestaat uit 37 letters en vormt een
spreekwoord. 26, 8, 13, 16 is een jongensnaam;
9, 10, 22, 12 is een hoofddeksel; 20, 28, 33, 31 is
een hemellichaam; 32, 5, 14 is een deel van een
vis; 11, 36, 35, 2, 37 is een getal; 7, 18, 34 is een
boom; 1, 25, 6 is een bepaalde afstand; 29, 4, 28,
26 is niet sterk; 27, 33, 24 is een ander woord
voor portaal; 17, 30, 19 is een lidwoord; 4, 15, 3
is een kleur; 23, 11 is een voorzetsel; 10, 21, 22 is
een familielid.
II. Ingezonden door Rika Ploeg te Den Haag.
Mijn geheel is een bekend spreekwoord en be
staat uit 40 letters. 13, 6, 23, 9, 5 is een meisjes
naam, 17, 24, 10, 10, 22, 40 is het tegenovergestel
de van opstaan; 37, 36, 8, 11, 33, 23 is het tegen
overgestelde .van waarheid; 11, 12, 18, 4, 25 is
een kleur; 29, 19, .19, 20 is een voorzetsel; 7, 14,
16 is een ander woord voor poes; 1, 39, 3, 31 is
een deel van een wagen; 35, 8, 32, 15, 21, 40 is een
plaats in Gelderland; 26, 28, 27, 6, 16, 21 is een
provincie; 30, 38 is een ander woord voor klaar;
11, 34, 39, 40, 32 brengt men in het voorjaar in
de tuin.
OPLOSSING
van de raadsels in de vorige Kinderkrant.
1. Domburg. 2 Epe of Ede. 3. Iemand die in het
Drentse dorp Fries is geboren. 4. Te Goor in
Ovcrijsel. 5. Te Zomeren. 6. Zeeland in Noord-
Brabant. 7. Haastrecht. 8. De Wouw, 9. Woerden.
AAN INZENDERS VAN RAADSELS
Oplossingen van raadsels behoeft men ons niet
toe te zenden. Een week na de raadsels geven we
steeds de oplossingen in de Kinderkrant. Ieder
kan dus nagaan of men de raadsels goed heeft
opgelost.
We ontvingen de laatste weken \teel letterraad
sels. Als ze goed zijn nemen wij ze wel op. Maar
men mag gerust ook andere raadsels inzenden.
Altijd 't zelfde is niet leuk. Verandering van
spijs.... de rest weet je wel.
W. J. L. te Zw. In 't eerste woord van je raadsel
zit een fout; daarom kunnert wy 't niet gebruiken.
I. S. te P. De oplossing van je raadsel is.... je
eigen naam. Daar beginnen wy niet aan.
K. de H. te E. schrijft ons over 't raadsel van 22
Maart. Beter lezen. Kees I Want wat jij schrijft
staat er niet.
Een leuk werkj- vuur meisjes om met Pasen de
tïif-»! aardig te versiert'n Links op de tekening zie
je een eii*rwarmertje.
Je hebt er voor nodig een lapje gele stof, een
«tukje leton of ijzerdr d, rode wol en een restje
wit katoenen garen. T ken het patroon over op
een stuk papier en vergroot het, ;odat de afstand
snavelstaart 12 cm is Het lichaam ia 7 cm
hoog, de pootjes 4 cm lang. Het kopje is ongeveer
rond met een middellijn van 3 cm. Denk bij het
knippen om de naden 1 Knip 4 stukjes stof voor
.o.aaum ■-£ -i .00. i.u kopje, i.uai - deeltje*
van het lichaam, de goede kant naar binnen op
elkaar, y2 cm van de kant af. Laat onderaan een
opening voor de pootjes en keer het werkje om,
de goede kant naar buiten. Doe het zelfde met de
2 andere deeltjes en het kopje. Naai de 2 deeltjes
van het kopje aan elkaar met een opening voor de
snavel. Schuif het kopje nu een klein eindje tus
sen de 2 delen van het lichaam en naai het vast.
Naai de rug van het kuikentje dicht. Ook een
klein beetje aan weerskanten onderaan dicht
naaien, zodat het net over een ei in een eierdopje
past. Voor de snavel omwind je een dubbelgevou
wen stukje leton met rode wol. Maar ons kuiken
tje moet nog poten hebben. Daarvoor omwikkelen
we een stukje leton (6 cm lang) met rode wol en
buigen er onderaan teentjes aan. De pootjes nu
.tussen het dubbele stuk stof vastnaaien. Ons
beestje krijgt nog ogen van kralen of zwart bor
duurgaren. Het geheel wordt afgewerkt met d*
festonsteek van wit katoen. Aan de onderkant, die
over het ei komt, ieder deeltje apart omwerken.
Op 't rechtse tekeningetje zie je hoe aardig lege
eierschalen als bloemenvaasjes dienst kunnen
doen. Voor het voetje wordt wat lak gesmolten,
waarin je voorzichtig een eierschaal drukt. Daar
na 't vaasje met waterverf verven of met ver
guldsel vergulden.
Ik vond deze werkjes in „Hand aan hand", het
jeugdblad van de Federatie van Chr. verenigin
gen van en voor vrouwen en taeisjes.
Voor Pasen is 't misschien te- laat. Maar eier-
warmertjes en bloemenvaasjes zijn altijd wel te
gebruiken.
Knutselwerkje
Een duivelsknoop
Zo noemen we zo'n ding dat in de linkerboven
hoek van bovenstaand tekeningetje is afgebeeld.
Zo'n „duivelsknoop" gaan we nu maken. Je hebt
er maar drie stukjes hout voor nodig. Drie
stukjes, van gelijke lengte, breedte en dikte.
A, B en C. Je begint in elk houtje "een gaatje te
maken, precies in 't midden. Dit gaatje is precies
zo groot, dat er één zo'n stukje doorheen kan
glijden. Het mag een beetje stroef gaan. Hoe 't
verder moet, leert de tekening wel. Alleen moet
je oppassen bij stukje B, dat je de opening a niet
te breed neemt. Precies zo breed dat het gedeelte
b van stuk C er door kan schuiven. Als je 't te
breed neemt, gaat het ook wel, maar dan is er te
veel speling en gaat het ding rammelen. Wat niet
de bedoeling is. Wie 't niet in hout wil of kan
maken, kan ook karton nemén, friaar 't is niet zo
leuk en ook niet zo steVig.
Ewoud Poot te Vlaardiyger-Ambacht zou graag
zelf een paar rolschaatsen maken. Wie kan
vertellen hoe hij dit doen moet Als we een
opgave ontvangen, die ons uitvoerbaar lijkt, zet
ten wij ze in de Kinderkrant
120
//A DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
H DORDTSCH DAGBLAT
De overwinning van
het graf
„Eu (Jozef) een grooten steen
tegen de deur des grafs gewen
teld hebbende".
J£n (een Engel des Heeren) wen
telde den steen af van de deur",
Mattheus 27 60 en 28 J.
HET was maar een heel eenvoudige be
grafenis, welke Jezus ten deel viel. Twee
vrienden, Jozef en Nicodemus, hebben de
plechtigheid in den stillen avond verricht;
er waren geen bloemen en geen toespraken
en zoowel de familie als de belangstellenden
ontbraken met uitzondering van Maria Mag-
dalena en de andere Maria (vs 61). Voorts
werd, zoover menschelijke macht "reikte, het
graf behoorlijk verzekerd. De steen was
groot en zwaar (Marcus 16 3), bovendièn
werd hij verzegeld en ten overvloede was er
nog een soldatenwacht van het Sanhedrin bij
geplaatst. En daarmee was dan dit jonge
leven geëindigd, afgesloten van de levenden.
Het sombere slot van een leven, dat in een
stal begonnen en óp een kruis geëindigd was.
De steen vertegenwoordigde, gelijk bij elk
graf, de menschelijke poging, om af te slui
ten het vreeselijk proces, dat met de mislei
dende woorden „Hier rust" wordt gemas
keerd. En hij was een waarborg tegen dief
stal.
Maar zie', in de donkere spelonk van Jozef
wordt het Paasch feest voorbereid. Niet naast
of boven, maar in het graf. Want als de God
delijke almacht den tijd gekomen acht, blijkt
de verzekering geheel ontoereikend de sol
daten nemen de vlucht, een engel neemt een
voudig den steen weg (van het zegel wordt
niet eens gerept) en dan treedt de Overwin
naar uit, die zelf Zijn mogendheid heeft aan
gekondigd „Ik heb macht, het leven af te
leggen en heb macht, het wederom te
nemen". (Joh. 10 18).
Was de Heiland in Zijn vreeselijk levenseinde
bij de diepst gezonkenen geweest, in Zijn
dood is Hij bij de rijken geweest (Jes. 53 9).
Niet in het massagraf der veroordeelden,
maar in een nieuw graf is Zijn lichaam ge
borgen. Schilder wijst erop, dat reeds hierin
vooruitgegrepen is op het Paaschfeest. „De
hemel heeft haaSt, het feestrumoer dringt in
den hof al door, als men maar luistert". Eh
de Heiland „kon niet tot de vaderen verza
meld worden; het was maar een tusschen-
toestand". Er ligt vanzelfsprekend over de
uren, dat Christus in het graf was, een zeer
dichte sluier, en ook van het hoe der opstan
ding is ons niets bekend gemaakt; zij is niet
overhaast geschied, want de grafdoeken wa
ren onberispelijk opgevouwen (Joh. 20 7).
Zoowel de vlucht der soldaten als de komst
der vrouwen en der discipelen worden be
schreven zonder eenige heenwijzing naar de
ontzaglijke beteejeenis van des Heeren op
standing. Het is alles nog in de sfeer der men
schelijke verhoudingen gevat; alleen de
hemelsche verschijning van den blinkend
witten engel wijst op den allen en alles om-
valtenden inhoud van het feit der verrijze
nis, dat een overwinningsfeit is geweest van
eeuwigheidskracht.
Voor ons, die nog leven aan deze zijde van
de uiteindelijke glorie, welke van de op
standing de schoonste bekroning zal zijn, is
zij reeds een bron van den rijksten troost.
En in 't bijzonder, nu de dood op angstwek
kend breede schaal en in ongekende felheid
wereld en menschheid teistert. Schijnt hij
ons niet opnieuw een alles overtreffende
macht, door geen middel te binden En voor
hoeveel duizenden is hij zóó wreed, dat zelfs
geen graf voor hen gedolven kan worden
Dan, hoe velen van hen zien haar als het
einde, waarachter alleen het volledige niets
ligt.
Maar zie, nu spelt ons de afgewentelde steen
in nooit verflauwende letters, dat de dood
als absolute vijand, het graf als eind-station
van den levensweg heeft afgedaan. Christus,
die den dood zijn prikkel en de hel haar
overwinningsmogelijkheid ontnomen heeft
voor allen, die Zijn verschijning hebben lief
gehad en zullen liefhebben, heeft een volko
men verlossingswerk voltooid. Hij heeft onze
krankheden op zich genomen, Onze smarten
gepeild, onzen strijd tegen de zonde uithoud-
baar gemaakt, maar Hij heeft óók onzen laat-
sten vijand te niet gedaan, door Zich tijde
lijk in diens, vale handen over te geven
doch bewust, actief, den geest gevende, op
dat wij bij den ingang van dien donkeren
tunnel niet zouden sidderen, bij den door
gang niet zouden ondergaan en bij den uit
gang Hem aantreffen, die door Zijn engel
Zich den steen liet afwentelen.
In 't stille graf zingt niemand 's Heeren lof
Paaschmorgen
Hij was het graf al uitgegaan
Vóór ik Zijn dood bezoeken kon.
Een zwarte leegte in de zon
Gaapt de spelonk mij aan.
O wat ik hoopte in mijn verdriet,
Hij kwam mijn ongeduld nog vóór.
Maar, Dien ik door den dood verloor
Vink ik ook levend niet.
De olijven met den lichten wind
Verzilvren in de zonneschijn,
Waar 't hart niets dan zijn oude pijn
Langs alle paden vindt.
Maar om de donkre nauwe bocht
Wappert een oogwenk zijn gewaad.
Mij blindt de glans van zijn gelaat.
Hij had m ij lang gezocht.
WILLEM DE MéRODE
Uit ,JDe donkere bloei".
maar in het graf van Jozef wordt een
loflied voorbereid, dat eens als een stemme
veler waat'ren dreunen zal door den nieu
wen hemel en over de nieuwe aarde „Gij
het ons Gode gekocht met Uw bloed". (Open
baringen 5 9). Aan den jubel van Paasch
morgen gaat echter de stille Zaterdag vooraf,
en zouden wij niet stil worden bij dit graf
Hier ligt, o ja, het slachtoffer van haat en
vijandschap dergenen, die hun Verlosser niet
aangenomen hebben. Maar wijHet
verraad en de verloochening en de vlucKt
toen. Maar nuZoo ooit, laat dan in
de stilte van het scherpe zelfonderzoek de
En als zij zeer bevreesd werden en het aangezicht naar de aarde neigden, zeiden zij tot haar3
Wat zoekt gy den Levende bij de dooden Hy is hier niet, maar Hy is opgestaan (Lucas 24 5, 6)],
its