OAG 9 MAART 1941 PAG. 7 an dent an tot jen V p. meld V' 1 den secretaris-generaal o;,' t van volksvoorlichting W nsdag een groot aantal to< -elspelers en -speelsters ?komen teneinde uit den v n dr. Goedewaagen te vernemen, r,j,, iiurxen de overheid ten aanzien van koestert ringen van den secre- eraal er. het hoofd van de af- theater en dans, den heer F. -• eer der belangrijkste feiten 'oren gekomen, dat de overheid zich oeer staatsgezelschappen hten, waa bij tevens de bemoeie- gc leentebesturen op den •er-ga.' l ang tot oopig Sgen. in het! ■an g'i' Hik tn iai t reo all ar een tooneeigilde vade-iand moet een igen tooneeltraditie h jben" genos op gedur# an. Er was geen Nederland- .irielcuituur Aan du gebrek wil de raa! een einde maken. Er zal r ndsche tooneelschrü fkunst re 11dr. Goedewaagen in -r ken rijn plannen uiteen. Er groote elen komen op volksche zooals tot nu toe slechts de Pten op touw hebben gezet. Er komt dit bij de beeldende Mars het geval zal zijn, met een curat: taak. tlant tooneél zal daarbij niet aai oosd. De Biudentenspe- dlletta: tenvereenigingen zullen «zicht worden geplaatst Hoe vol en het <x>k moge zijn. het is een van de volkscultuur. ,'a ---be- icpele zal worden Ingeschakeld en, waarbij een trits van be- c ene r,.-.\r vor komt: schrijven, speler ;kk. Op ze drie begrippen zal de neelcultuur worden ge- oo' ln ons vaderland een tooneeltra- iccmon. W moeten een eigen stij-1 Een tooneél, dat zien ien aoei stelt maat stuk en uit het buitenland te •nag .een Nederlandsch tooneel ge- I i (aj ïlaus). I' ma ;prak over de organisatie e, bestaande uit een aan- afdeelingen en dat in de rkame op gelijken voet staat met rsj;il'i", film radio- en muzieKgilde en r!" der heel ende kunsten, rhe: ir tooneel, als belangrijke j„ volk.- rultuur, evenals trouwens Brians, V e overheid niet aan zijn lot en meer dilettantenver- wanneer ze zich als cul- ;chouwen en als zoodanig vn ziin vereeniging bij de Ned. en aansluiten. Anders be- ementsvereeniging. tot een c of ontspanning, van de overheid t.a.v. het t>. in groote lijnen mede, dat I ligt één of meer staats- richten van groot formaat ?- groote monteeringen van ar ie werken te kunnen doen. r 1 n elwerk zal als afwisseling hand genomen worden. M irokjn ran vinger afdrukken 'ïtig wap-n in de strijd tegen de misdaad Geen tweo afdrukken gelijk. \rjgj-; leeft r_1 -.i ;n lezen, dat het in de be- ligt om - i de persoonsbewijzen, die ;?nigtijd zullen worden uitgegeven. :.-ik van den houder te doen engen. -i vingerafdrukken (daktylos- ug -leid i de Grieksche woorden m i ;n skopein bezien) is fei- - ee! o i, al wordt het dan ook eerst i ten goer ijftig jaren in de strijd te- e in i ;ebruikt. Voor de Christe- fc- -i aldus vertelt de „Hen- tode", werd een vingeraf- ïet leem, waarmee belang den verzegeld. In China sc e ïkentenis met een duimaf- -- zeld er :enden de moeders de top- - de ers van haar kinderen. In m l:te men de duimafdruk inplaats i h.urlteekening. !3ofi werd o or Henry Faulds in Tokio r proken over de rol, welke •u kunnen spelen in crimi- 888 kwam de Duitscher W. - de idee. Hij slaagde er in an op papier door middel r iar te maken en ook zicht- houden, doch het geheim van dit verloren geraakt, bt v. stoot tot de ontwikkeling ski vlo- - pie werd gegeven door Sir r.j - ii ton in 1896 werden zijn ep- or h fd inspecteur Henry in Cal- -. ir pr :tijk getoetst met het sys- r-sp-He; y, dat heel goed voldeed. - - - nog verscheidene andere in aobr k en de daktyloskopie ont- zieh nel tot het machtige wapen. dr -i d tegen de misdaad is ge- |i''ei ':1 eft de politie tegenwoordig inp eraf drukken, die naar het zijn 2 reerd. Wanneer nu een mis- r i gehad, worden ter plaatse r.ye- n genomen, welke met een zichtbaar kunnen worden b- ?ling van de vingerafdruk - ïde klassen maakt nu het ken in de dossiers vrij een- n niet-vakman er ongetwij- raac mee zou weten. Dnden vingerafdrukken met ?n, die in het dossier wor- sv -ier.. .ia:i is elke twijfel uitgesloten, Jiat n dat er geen twee menschen .ij.:, zijn, wier vingerafdrukken ende jn. Zoo heeft een politie- Fi-i c i.s als proef vingerafdrukken Iv.-f ïlingen, die sprekend op el- arin een vreemde geen ver- 1 - :i. D- vingerafdrukken behoorden eifdo cy-pc-, maarer was verschil n ze goed uit elkaar te ktorf houden. c nnenkort allen, ln verband lentific: tieplicht, met onze vinger- pftken in de zak loopen, zullen we zelf v: iii jr staat zijn. Dan zal het ons en, cjei u» e afdrukken op het eerste precies eender zullen zijn. Zij behoo- 1 Jde klasse. Dooft gaat men "-taer ven, dan zullen de verschil- »Sop jk zijn. De ontwerpen v»n de gebrandschilderde ramen fn de voormalige ZulderVerk te Rotterdam, vervaardigd door Marios Richters, zijn geëxposeerd op de Paasch- tervtoonstelllng „De Christusgedachte", welke In het Rijksmuseum te Amsterdam Is geopend. (Foto Pax-Hollan<#.) Kerk en Zendinn TEGEN „HET UURTJE CHRISTELIJKHEID" In een helder artikel, gericht tegen de z.g. neutraliteit van het onderwijs, waarbij het wapen der negatie van de religie vernietigend werkt, deelt D. J. Baarslag in het Algem. Weekblad iets mede uit de praktijk, om te doen zien het beslissend verschil tusschen de school met den bijbel en die met „een uurtje Christelijkheid'': „Ik sta nu bijna dertig jaren aan het hoofd van een Christelijke school op een dorp, waar geen openbare school is en al sinds 20 jaren is het voorschrift, dat wanneer er ouders op het dorp komen wonen, die tegenstanders zijn van Christelijk onderwijs, zij kunnen eischen, dat hun kinderen worden vrijgesteld van het onderricht in den Bijbel. Ik heb er wel gehad, waar men zelfs geen psalmboekje in huis had, maar nog nimmer zijn er ouders geweest on der deze sporadisch voorkomende gevallen, die van deze bepaling gebruik wilden maken, ofschoon ze er rond voor uit kwamen, „dat ze zelf niet zoo aan godsdienst deden". Maar onderstel nu eens, dat dit wèl het geval ware geweest? Wat dan? Dan hadden deze kinde ren immers buiten de Bijbelles toch Christe- lük onderwijs ontvangen (en dat deel ik al tijd eerlijk mede), bij het lezen, bij het zin gen, bij zooveel andere gelegenheden; het vak rekenen is natuurlijk precies zoo als op een „neutrale" school, maar dat is exceptie. Een werkelijk Christelijke school ls niet maar neutrale school plus een uurtje daaraantoe- gevoegde „Christelijkheid", maar daar is het Christelijk beginsel een zout, dat alles door trekt. „Het zou funest zijn om bij de opvoeding het religieus principe geheel en al uit te schakelen. Maar het zou niet minder funest zijn, om voor het kind deze religie in te dee- len als een apart iets naast en buiten alle andere dingen. Het wordt er dan onwillekeu rig toe opgevoed, om, groot geworden, ook zijn godsdienst te reserveeren voor zijn Zon dag binnen de kerkmuren en zoo buiten de gewone dingen van het dagelijksch leven te houden. „Bovendien komt op die wijze een gesple tenheid in de opvoeding, Manneer de leerling maar al te goed beseft en aanvoelt, dat in dat aparte uurtje door dien aparten man dingen worden geleerd, waar zijn gewone onderwij zer niet van wil weten. Want, behalve dat een volkskind thuis en elders ook wel op de hoogte raakt, hoe de geesten gericht zijn bij zijn opvoeders, het jeugdig menschje in den dop heeft o zulke Jijne voelhorens in dezen. En buitendien, eer onderwijzer kan o zulk een grooten invloed uitoefenen op een kinder ziel door allerlei suggesties, zelfs onwillekeu rige reacties. Dat behoeft volstrekt nog geen opzet te zijn; een onderwijzer is ook een men$ch. Doch hoe licht ontstaat er op deze wijze niet een scherpe en wrange disharmonie tusschen het godsdienstonderricht en de groo te rest van het onderwijs". HET ORGELSPEL IN DEN EEREDÏENST Zooals wij hebben gemeld, zal de Dultsche Evangelische kerk in Duitschland voortaan van alle organisten een belofte vragen, dat zij zich in dienst van God zullen stellen. Over deze belofte schrijft dr. J. Riem ens in het Leidsch Hervormd kerkblad o.m. het volgende: „Deze belofte la zéker niet bedoeld als een soort van tuchtmaatregel, maar als een door- 'oering van het beginsel, dat ook de kunst- in, die in het orgelspel en bij de begeleiding ran het gemeentezang tot uiting komt, in dienst staat van den Gever van alle goede gaven. Het gaat ook eigenlijk niet aan, om bij wat er in de kerk geschiedt, wanneer daar godsdienstoefening wordt gehouden, een scheiding te maken tusschen den eerdienst hulpdiensten Feitelijk hoort alles wat in de kerk plaats heeft, tot aanbidding Gods, en moet alles dan ook een gewijd karakter dra gen. En daarbij neemt het orgelspel, reeds voor den dienst, een niet geringe plaats in. Het schijnt mij een zeer gelukkige gedachte van de Dultsche Evangelische kerk, om den dienst der organisten in te schakelen bij den eigen lijken .eeredienst". Welk een groot verschil maakt het uit, of iemand, die het orgel bespeelt, met zijn gedachten feitelijk leeft buiten het kerkelijke leven, en het instrument alleen gebruikt, om zijn technische gaven te ontplooien, dan wel of hij meeleeft met den dienst, of zijn orgel spel zich onmiddellijk aansluit bij de predi king van het Evangelie en staat in denzelf den toon van blijdschap of stille bede. schuld belijdenis of lofverkondiging als het gepre dikte Woord. Wat kan er ook veel wijding uit gaan van een voorspel; we denken hierbij niet alleen aan het praeludium vóór den psalm of het gezang dat de gemeente zingt, aan het orgelspel, als de gemeente de kerk binnentreedt. Sommige organisten maken dtt praeludium zoo kort mogelijk, omdat er dan zulk een gedruisoh m de kerk is; maar daar staat tegenover, dat er honderden zijn, die gesticht -worden door plechtig orgelspel, wanneer zij Gods huis binnentreden en andere tientallen, die daardoor genoopt wor den, niet met elkander vóór den dienst in al lerlei gesprekken te komen. Als het in den winter op 't orgel erg koud ls, begrijpen allen wel, dat de organist later dan anders met het voorspel begint; toch lijkt het mij geen overmatige weelde, wanneer al thans tien minuten vóór kerktijd het orgel praeludeert In elk geval is het een zonder linge gedachte, als zou alleen de kerkeraad met de wijding van den dienst te maken heb ben, terwijl de organist en koster en kerk- collectanten, als aangesteld door de gemeente commissie, zoo half-en-half daarbuiten zouden staan. Neen! Allen die bij den dienst behoo- ren, staan als zoodanig in den dienst van den Heer der kerk, en hebben derhalve zooveel mogelijk, niet alleen formeel (als zij een oogenblik hun functie uitoefenen) maar met hun hart daaraan deel te nemen. De maatregel, die boven werd bespraken, verdient dus zeer onze sympathie. Alleen zou den dan ook onze kosters met eenige plech tige kerkelijke wijding hun dienst moeten aan vaarden. Immers ook zij hebben een groot aantal aan den eeredienst door de wijze, waarop zij den buitenkant van den dienst organiseeren. opdat alles eerlijk en met goede orde geschiede. Geen helper in de kerk mag de allure aannemen, of hij er, zoodra de eigen lijke dienst begint, eigenlijk niet meer be hoort Hier is een gewichtig beginsel van den bekenden psalmregel: „alles moet Hem eeren"; een beginsel, dat bij den eeredienst niet straffeloos wordt veronachtzaamd. Ook een 'beginsel, waarvan we dankbaar erkennen, dat het in onze gemeente vaak wordt toe gepast". Kijkjes in Diergaarde Blijdorp EEN APENFAMILIE VERHUIST! Bavianen op een driewieler naar de apenrots vervoerd De kwaadaardige Italiaan Ook een aap kan zenuwachtig zijn ROOTERDAM, 29 Maart U weet natuurlijk allen, wat verhuizen is. De laatste dagen in Uw oude home kenmerken zich door een weergaloozen rommel. Ge hoort uw voetstappen op den houten vloer koud en hol opklinken, en als eindelijk de groote dag is aangebroken, looft ge den avond, als ge in uw nieuwe woning reeds een goed eind op streek zijt gekomen. Niet alzoo in de apenwereld! Daar brengt een verhuizing wel de noodige opschudding mee, maar het dier zelf islijdend voor werp. De bavianen in Diergaarde Blijdorp weten daarvan mee te spreken. Dezer dagen zijn zij van het apenhuis in de Rivièra-hal naar de apenrots overgebracht en zij wachten nu op een vriendelijk zonnetje en warm voor jaarsweer om zich weer den volke te ver- toonen. De bavianen, echte klimapen, komen uit de steppen en bergstreken van Afrika. Dier gaarde Blijdorp beschikt over ongeveer 20 dieren, waaronder eenige exemplaren van de mantelbaviaan, die leeft op de rotsen van Arabië en Abessinië. Deze apen hebben bru tale stekelige oogen en laag gewelfd voorhoefd en een lange hondachtige snoet, waaruit ver vaarlijke hoektanden steken, als zij in waede ontsteken. De mantelbaviaan ontleent zijn naam aan de prachtige grijze pelerine- van zwaar schouderhaar, welke hem tot een im- poneerende verschijning maakt. In het oude Egypte was de mantelbaviaan een heilig dier, gewijd aan den maairgod. Het voedsel der bavianen bestaat voorïf uit knol gewassen, gras en andere plantendeelen, eieren en allerlei kleine dieren. Z3j zijn belust op vleesch en overvallen In vrijheid wel vogels en zelfs jonge antilopen. Groote schade kun nen zij aanrichten in wijnbergen, boomkwee- kerijen en andere plantages. Hoe is de verhuizing in Diergaarde Blijdorp in zijn werk gegaan? Het is grappig, zoo'n ge beurtenis mee te maken. Toen wij er waren, zouden 15 dieren worden overgeplaatst. Een echtpaar bleef nog achter wegens een op han den zijnde blijde gebeurtenis. Twee kisten stonden gereed om de fan/ilie in te vervoeren. Het eerste bedrijf speeldf zich af in de kooien van het apenhuis. Gewapend met bezems en stokken traden enkele oppassers het domein van de dieren binnen. Het resultaat was een kleine paniek. In angst vlogen de dieren tegen de tralies op, totdat zij in hun nachtverblijf een goed heenkomen meenden te kunnen vin den. Daar ging het echter juist om. Toen de club eenmaal veilig achter slot en grendel zat, werd de kist tegen het nachtverblijf geplaatst en opengeschoven. Daarna begon men ze weer aan den anderen kant op te jagen. Met ge volg: een vlucht in de kist, de schuif ging neer, ende dieren waren gereed voor transport Dit spellelje herhaalde zich nog eenmaal. In de eerste kist zaten 9 dieren, in de tweede zes. Het vervoer kon nu beginnen. Buiten stond al een driewieler gereed. Daarop werden de kis ten met de levende inhoud geladen, 't Was nog een heel vrachtje. En ge moet er dan ook maar niet vreemd van staan te kijken, als een kist eens kantelde. Dan was het binnenin wel een rolpartij van je welste, maareen baviaan is taai en kan wel een stootje ver dragen. Ter geruststelling zeggen we er bij, dat ze all^n in welstand aan de apenrots arriveerden en dol van blijdschap hun nieuwe kooien in bezit namen. Hoe zij dat te kennen gaven? Door een kort en afgebroken, heesch geblaf, dat'men ook geknor zou kunnen noe men. En uit hun houding bleek dat zij zich tijdens de reis toch wel een beetje zenuw achtig hadden gemaakt! Nu wil het toch over de apen hebben, nog een korte opmerking over het „vlooien". Stel u daarvan vooral niet t e veel voor! De eenl ge vlooien, die men ooit op een aap heeft gevonden, zijn.... menschenvlooien geweest Wat het vloeien dan wel is? Allereerst het rei nigen van elkanders huid. .Bij het zorgvuldig uitpluizen worden nu de zgn. zweetkristallet- jes niet vergeten. Juist die vinden de apen een delicatesse en zij peuzelen hun „vondst" ge noeglijk op. Tenslotte is het „vlooien" ook een omgangsvorm van de apen. Wie de huid van een ander afzoekt, meent het goed. Vijanden vlooien elkander niet! Maak u daarom ook niet ongerust, als ge ëen paar bavianen elkan der woedend ziet achterna zitten. Dat loopt meestal goed af, ook al zien ze er nog zoo kwaadaardig uit. Tot de kwaadaardige, of liever onbetrouw bare soort behoort de baviaan, die door de oppassers van Blijdorp de „Italiaan" wordt genoemd. Dit dier is uit de diergaarde van Rome afkomstig en gaat, als hij in het nauw gedreven wordt, een mensch wel te lijf. Van daar, dat ook de oppassers in onze diergaarde voor dit dier op hun hoede zijn. In Europa vindt men de bavianen alleen nog op de rots van Gibraltar. Er is een le gende, dat de Engelsche heerschappij over de rots tot het verleden zal behooren, als ook de laatste baviaan van de rots gestorven zal zijn. De tijd zal leeren, of deze legende werkelijk heid zal worden al dan niet! Een leFckw wam» voorjaarszonnetje en de bavianen zijn In hun element! (Foto C. Kramer.) De positie der Rijkspostspaarbank Ondanks de terugbetaling in 1940 zeer krachtige positie Tegenover het tegoed van Inleggen aan het einde van 1940 ad SIS mUlioen stond een reëel belegd vermogen van 616 millioen, zoodal er een surplus was van 100 millioen. Ofschoon het nu verschenen verslag van de Rijkspostspaarbank rekening en verantwoor ding aflegt over 1939, valt er ook met be trekking tot 1940 reeds een en ander mede te deel en, op grond van inlichtingen, welke de directie van de Rijkspostspaarbank buiten het verslag om aan de pers heeft verstrekt. Het jaar 1939, zoo begon mr. A. G. G. Tydeman zijn toelichting, was in vele opzich ten al een merkwaardig jaar. Dit blijkt het best uit de inlagen en de terugbetalingen, welke in 1939 en 1940 het volgende beloop hadden (in duizenden guldens): Augustus September October Totaal 1939 31.625 22.687 19.331 13.243 24.242 19.854 18.606 16.084 *13.428 14.138 15,636 Inleg millioen boven de verplichtingen Is in den loop der jaren ontstaan uit in het bedrijf gehouden winsten. Deze worden namelijk door de bank niet uitgekeerd, maar steeds aan de belegde re serve toegevoegd. Eind 1939 bedroeg het reser vefonds 48,6 millioen en eind 1940 78,4 mil lioen. Dit accrès vindt zijn verklaring voor 7 millioen in de bedrijfswinst en voor ongeveer 23 millioen ln voordeelige koersverschillen der beleggingen. Bedroeg de totale rentewinst van de bank ln 1939 4.9 millioen, in 1940 was dit 8.5 millioen. Hierbij is dan o.a. nog te voegen de winst op aflossingen, terwijl in aftrek zijn te brengen de onkosten ad ruim 2 millioen, waarna dan de bovengenoemde bedrijfswinst voor 1940 van 7 mallloen ontstaat, welke over 1939 blijkens het jaarverslag ruim 3 millioen bedroeg. In 1939 werd een gezamenlijke rente ge kweekt van 22,5 millioen, terwijl op spaarbank boekjes niet minder dan 17,4 millioen aan rente werd uitbetaald. Uit dit laatste bedrag spreekt wel zeer duidelijk de sociale taak apitaai- vorming. Ült de üuizenden kleine spaarDedra- Terugbet. Saldo 17.201 14,752 4.424 1,359 15.527 12.899 7.160 5.343 19,180 17,025 150 —1,235 30.975 19,191 —17,732 —5,735 17,771 26,254 6,471 —19.634 18.045 27.586 —3.906 —17.563 19,404 34.675 —3.767 —24.991 15.206 29.126 —844 —21,609 Van Januari tot Februari 1939 zien wij het saldo van inleggingen boven terugbetalingen nog stijgen, maar dan zien wij in Maart hier in reeds een grooten terugslag en daalt het voordeelig saldo van 7.1 millioen tot 150 mille. In April krijgen de terugbetalingen de over hand en overtreffen zij de inleggingen met niet minder dan 17.7 millioen. Daarna keert de rust terug en zien wij de inleggingen weer krachtig toenemen. Dat duurt tot Augustus, in welke maand het nadeelig saldo tot bijkans 9 mil lioen stijgt, in September tot 12.7 millioen, om daarna weer achteruit te loopen tot ruim 8 ton in December. Het geheele jaar 1939 zien wij dan afgesloten met een bedrag van 25.5 millioen, waarmede de terugbetalingen de in leggingen overtreffen. Veel ongunstiger wordt ln dit opzicht het Jaar 1940, zooals uit de totalen blijkt, welke in bovenstaanden staat zijn opgenomen. Voorloo- pig zet de gunstige tendenz van eind 1939 zich nog voort en zien wij in Januari en Februari weer een surplus aan inleggingen boven terug betalingen ontstaan, maar in Maart begint de onrust opnieuw en de volgende maanden stijgt het nadeelig verschil met groote sprongen, tot dat dit in Juli met 27,7 millioen een hoogte punt bereikt. In totaal overtreffen in 1940 de terugbetalingen de inleggingen met 169 mil lioen, tegen 25 millioen in 1939. terugbet aBnr i krijgt i Juni December an tal lnlegglngt.. n het volgende be Inleggingen 1939 1940 277 473 211,752 323,504 266,927 272.382 224.800 185,827 187.402 243.G95 79.079 240,311 236.731 204,611 136.915 162,304 174.532 175.057 terugbetallngei 1939 1940 47.769 71.721 84282 71.905 230.185 230.773 202.961 101,226 VS 096 180,927 197.366 70.908 156,160 206,295 58,830 132,238 173,069 Totaal 2,633,342 1,450.578 2.075.677 2,712.960 Men herinnert zich, dat er ingevolge de ge beurtenissen van Mei 1940 ook voor de Rijks postspaarbank een gedeeltelijk moratorium werd ingesteld. Slechts wanneer voldoende kon worden gemotiveerd, dat de aanvrager het geld dringend noodig had speciaal in Rot terdam kwam dat veel voor, doordat velen have en goed verloren hadden werd het aangevraagde bedrag ten vuile uitbetaald. Van 17 Juli af begon de Rijkspostspaarbank echter weder alle aanvragen uit te beta len en men mag wel zeggen, dat toen de groote stroom aanvragen los brak. Dit ver klaart de aanzienlijke stijging van de terugbetalingen boven de inleggingen in deze maand. Wij leefden in een tijd van geruchten, waar van ook de Rijkspostspaarbank de gevolgen ondervond. Er werd o.a. gefluisterd, dat het ver mogen der spaarbank geblokkeerd, ja zelfs in beslag zou worden genomen; door de Engelsche radio zou zijn medegedeeld, dat inleggers het beste deden, hun geld van de spaarbank af te hadden, daar de gulden met waardeloosheid zou 3).e<lrf1 êd- Tegenover al deze geruchten kon de directie niet anders doen dan mede te deelen, dat er van geen enkele zijde eenig ig™0a5 dreq2d®. het tegoed van inleggers niet al leen door de beleggingen en de zeer ruime liquide middelen der bank gedekt was, maar dat daarenboven de staatsgarantie ten volle gebleven. Uit een liquiditeitsoog- alle aanvragen voldoen, het sparende publiek intact _^l punt kon de~bank doch in het belang „w. zag zij toch met leede oogen toe, dat wantrouwen was gaan heerschen. Zorg voor de liquiditeit. De laatste jaren had de Rijkspostspaarbank voor het overige reeds voorzorgsmaatregelen tegen een mogelijke toeneming van aanvragen tot terugbetaling genomen, daar men maar al te goed wist, dat het niet uitsluitend spaar gelden waren, die naar de bank waren gevloeid, maar voor een groot deel ook depositogelden, welke aan de gewone banken waren onttrok ken, in verband met de geringe rentevergoe ding, welke deze gaven. Daarom was het ook niet uitsluitend wantrouwen, dat tot het groote aantal opvragingen leidde in Juli 1940; dik wijls moest dit mede op rekening van oecono- mische oorzaken worden gesteld. Om tal van redenen had een deel van het publiek na Mei 1940 n.l. behoefte aan contanten men denke aan oorlogsschade en het was daaróm logisch, dat hiervoor een toenemend beroep op de Rijkspostspaarbank werd gedaan, daar deze, zooals gezegd, ten deele als depositobank was Eaan fungeeren. Hiermede had de bank ten volle rekening gehouden en dat men zulks ook op het oogenblik nog doet, moge blijken uit de opmerking van mr. Tydeman, dat de Rijks- posts1>- schikt, dat taling terstond zal .kunnen worden voldaan. Intusschen is er een groote verbetering in de betrekking tusschen inleggingen en terugbetalingen ingetreden. Was het nadee lig saldo in December 1940 nog 21.6 mil lioen, over Januari 1941 bleek dit tot 12.8 millioen gedaald, en over Februari van 1941 bedroeg het nog 10J millioen, ondanks het feit, dat in deze maand de storting op de staatsleening plaats vond. Weliswaar valt nooit na te gaan, voor welk doel de gelden worden teruggevraagd, maar dat in Februari de storting op de staatsleening hieraan niet vreemd was, kon worden afgeleid uit het feit. dat de grootste bedragen juist tegen den stortingsdag werden opgevraagd, het geen er dus tevens op wijst, dat er zich nog steeds aanzienlijke bedragen aan depositognl- den bij de Spaarbank bevinden. Samenvattende cijfert. Vatten wij nog eens de cijfers voor 1939 sa men, met de vergelijkende cijfers voor 1940, dan zien wij, dat het aantal inleggingen heefi bedragen 2,633.342 tegen 2,996,283 in 1938 en 1,450,578 in 1940, terwijl hf»t bedrag dier inleg ingen was 213,242,122 tegen 262,588,652 in het voorafgaande jaar en 130,795,324 in 1940. Terugbetaald werd in 2,075,677 posten 239.206,783, tegen resp. 2,712,960 c» 300,934,513 ln 1940. Aan rente werd goedgeschreven 17,404,793 tegen 15,786,916 in 1940, zoodat het tegoed der inleggers einde 1939 bedroeg 670.206,154 en f>l5,844,036 aan het einde van 1940. Het aantal spaarbankboekjes in omtoop be droeg op 31 December 1939 2,393.334 en a:*i het einde van 1940 2,332.480. De sociale taak der bank. Aan het einde van 1940 bedroeg het belegde gen stelt zich n.L een vermogen samen van ruim 600 millioen, welk kapitaal de rijks postspaarbank op haar beurt ter beschikking van de gemeenschap kan "stellen, daar de be leggingen uit staatsfondsen, gemeenteleeningen, pandbrieven, prolongatiegelden enz. bestaan. Geen wonder, dat de rijkspostspaarbank altijd tot de grootste beleggers heeft behoord. Haar belegde vermogen komt ongeveer overeen met de helft van dat der gezamenlijke levensverze keringmaatschappijen in ons land. Den laatsten tijd heeft de rijkspostspaar bank om boven vermelde redenen geen gelden voor belegging beschikbaar gehad, integendeel met het oog hierop vermogens- deelen moeten realiseeren. Dit is echter niet geschied via de beurs, doch in het in tense verkeer met andere rijksfondsen, o.a. den postchèque- en girodienst. De regeling bestaat namelijk, dat de fondsen elkaar steunen, indien dit door de liquiditeit wordt vereischt en wel in dien zin, dat de eene instelling, die geld te beleggen heeft, effecten van een andere overneemt, indien deze tot ver- leggingsmarkt zou zijn uitgegaan van de terug betalingen der rijkspostspaarbank. Het is mo gelijk, dat een dergelijke druk is uitgegaan van particuliere spaarbanken, die eveneens groote terugbetalingen hadden te doen, maar het is waarschijnlijk te achten, dat ook de particuliere spaarbanken onderling een regeling hebben om elkaar bij het liquideeren van effecten te steu- Tot slot nog een opmerking naar aanleiding van de reserve. Zooals boven werd opgemerkt, is deze over 1940 met 30 millioen gtv.egen, in hoofdzaak als gevolg van het voordeelig saldo der koersverschillen, hetwelk ca. 23 millioen bedroeg. Over 1939 was er echter een nadeelig saldo der koersverschillen van niet minder dan 90 millioen. Dit groote verschil houdt verband met den loop van den rente stand, waardoor de reëele waarde van het be legde vermogen wordt bepaald. Zoo zien wij speciaal in de jaren 1931 en 1932 een uiterst markant verschil. In eerstgenoemd jaar was er een nadeelig saldo koersverschillen van 64.4 millioen, in 1932 was er een voordeelig saldo van 64 millioen, een verschil derhalve van 128 millioen. Het is duidelijk, dat, waar de reserve op deze wijze bij de Rijkspostspaar bank wordt gecreëerd, het nooit de bedoeling kan zijn, om deze reserve tot uitkeering te brengen. Boekentafel UIT DE TIJDSCHRIFTEN In het orgaan van den Centralen Bond voor Inw. Zending „Woord en Daad" schrijft H. W. Duyvendak over de instelling van het diakenenschap; het wordt eerst histo risch, dan ook in Nederland beschouwd. Ds. F. M. K o o ij m a n schrijft over pastorale zorg in .inrichtingen. Hem valt op het gebrek aan stelselmatige pastorale zorg. Zonder per soonlijke en voortdurende zielszorg aoht hij hier een groot tekort aanwezig. De „onmoge lijk zware taak" van het personeel geeft hem aanleiding om te wijzen op mannen en vrouwen „met uitzonderlijke gaven: altijd bereid om te helpen, te troosten, te ant woorden op de ontelbare vragen. Van hen wordt gevraagd, te geven, van 's morgens tot 's avonds. Maar wie zorgt voor hen? Laten we die vraag niet over-geestelijk beantwoor den. Hebben zij er recht op of niet, dat een predikant tijd en aandacht en raad voor hen heeft? Ik denk aan het personeel van de inrichtingen, waar zieken of krankzinnigen worden verpleegd. Is het niet wonderlijk, dat in een aantal daarvan wel allerlei nood zakelijke cursussen worden gegeven, maar de pastorale zorg voor het personeel minimaal kan zijn? „De groote klacht van het personeel is steeds: „wij moeten geven en niemand heeft aandacht voor ons. In zakelijke vragen, direct ons werk betreffend, springt de direc teur of directrice wel eens bij. Maar niemand bekommert zioh om ons als mensch". Veel geharrewar en naijver, geen onbekende fac toren in het gestiohtsleven, zouden m. i. voor komen worden door een gedegen pastorale zorg. Dat daarbij ambtsgeheim en wezenlijke aandacht de voornaamste factoren vormen, spreekt vanzelf." Dirk L. Broeder. Groote-Pier, Utrecht. Kemink Zoon. De boer van Kimswerd, de latere admiraal van de Zuiderzee in dienst van hertog Karei van Gelder is een nationale FriesChe held uit het begin der zestiende eeuw. Hij moet een man geweest zijn van geweldige lichaamskracht, die tot ongeveer zijn vijftigste jaar rustig op een boerderij woonde. Door de verwoesting en de plundering van zijn dorp Kimswerd en van zijn hoeve, raakte hij ech'.er zoo in woede, dat hij besloot zijn land te wreken. Hij wist een aantal getrouwen om zich heen te verzamelen en orde en tucht te handhaven. De legende heeft ook heel wat om hem heengeweven, wat er oor spronkelijk niet bij geweest is. In het groote werk over de geschiedenis van Friesland, „Friesland door de eeuwen heen", van dr.-H. G. W. van der Wielen, wordt gezegd dat in deze chaotische tijd in Groote Pier „een stuk volks verzet tot uiting komt, omdat men hier een man ziet 9trijden, die het werkelijk eens om het be lang van de gewone man te doen, is"; vandaar ook dat zijn figuur „legendarisch groot" wordt (blz. 354). Hoe dit zij, Dirk Broeder heeft een zeer lezenswaard verhaal gemaakt van de gegevens die hij vond. Hij heeft Pier laten zien in zijn kracht, in zijn wreedheid, maar ook af en toe in zijn menschelijkheid. Natuurlijk heeft hij veel gebruik gemaakt van de kroniek va* Petrus van Thabor, vandaar ook dat herhaaldelijk dat klooster ter sprake komt en een monnik onder de naam van Johannes van Thabor een rol speelt, als vriend van Pier en als onderhan delaar met en van den hertog van Gelder. Het boek is niet precies in romanvorm ge schreven, n*ar tracht zoowat het midden *e houden tusscTlen een verhaal en een stuk ge- schiedbeschrijvingi Het is ook royaal uitgevoerd, ;inabeeld is speciale aandacht gewijd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 7