I
I A 4
4
m
B
m
7;
4'
4
4
m
m m
4
p
m m
B
DE WERELDREIS VAN PROFESSOR SPUYT
DAG 29 MAART 1941
PAG. 5
erk en Zendina
NED HEHV. KERK
ipen: te Paesens, cand. L. Hilari-
pred. te Driebergen.
BEROEPINGSWERK
p advies van de classis wordt 1
Ueref. kerk te 's-G ravenzai
jkheid nagegaan tot het instellen
vveede predikantsplaats. In verband
is dezer dagen een onderzoek inge-
een verhoogen der jaarlijksche bij-
e hiervoor door de lidmaten be-
gesteld zou worden. Het is geble-
liervoor het geheele bedrag is toe-
n een binnenkort te houden lidma-
lering. zal nu nader over het beroe-
een tweeden predikant worden be-
DS. C. J. H. VAN DIEMEN
iS^pjisdag viert ds. C. J. H. v. Diemen,
I fdi kant van de Geref. kerken wonende
J ulst (O.), zijn 70sten verjaardag.
FSTE P'emen werd 1 April 1871 geboren
aan de Theol. Hoogeschool te
hij in 1902 candidaat werd om
SW3 ziin ambt te Meerkerk te aan-
Vandaar vertrok hij in 1912 naar
om zioh in 1914 aan de kerk van
isen te verbinden die hij gediend
"'•'-i/faan zijn emeritaat, dat de classis
„iem met ingang van 2 Oct. 1938
rleende. Ds. v. Diemen vestigde zich
Metterwoon te Den Hulst (O.).
rd
ik ki
DS. W. VAN DOOREN t
'.'l ouderdom van 63 jaar is te 's-Gra-
vfj plotseling overleden ,ds. W. van
l-, o"emeritus-predikant van de Ned.
ferledene werd in 1877 geboren en in
jdidaat in Noord-Holland, om 19 Jan.
^Virdum (Gron.) in zijn eerste ge-
te worden bevestigd. Vandaar ver-
iri 1904 naar Drempt (Geld.), welke
Lts in 1909 met Roosendaal verwis-
fd. In 1914 deed ds. v. Dooren zijn
te Benningbroek en in 1920 verbond
waan de gemeente van Oost en West-
l(N.H.l. In 1926 werd het beroep naar
sen aangenomen en 1 Juli 1928 ver-
N overledene zioh aan zijn laatste ge-
te Oostzaan die hij ruim 10 jaar heeft
1 Aug. 1938 verleende het Prov.
tuur van Noord-Holland hem eervol
»t, waarna ds. v. Dooren zich met ter-
s-Gravenhage vestigde.
DS. G. W. AKKERHUIS
I W. A k k e r h u i s, Geref. predikant
pluis, die ter observatie enkele dagen
iekenhuis Eudokia te Rotterdam is
.en geweest, rioht in het Ger. kerk-
tn Vlaardingen, Maassluis enz. van
kek een briefje tot zijn gemeente,
fhij mededeelt, dat de specialist die
handeld heeft leververgrooting heeft
iteerd. Ds. Akkerhuis moet zich van
'i7 bbtelijke arbeid onthouden en mag
ek ontvangen.
ONS FEUILLETON
2(1
|P»J£Vprie inhoud voor nieuwe leze
RTI
prachtige promotie
RUD leginne
h'.i
eroir:
P'
in daardoor' instaat''
Dit leek Schradi
;nkele jaren zijn
en rtjke
sn eigen
legenheid kwam.
ar dat kan toch
ïr op-
In hul»
mgen Schrader bij al ztjn
«enken: een eigen zaak b<
zijn. Nas
"--'Klei.
ikte hU I
ging 't goed
kracht en in
Toch
i prachtig
3®ino ging
Zij gaf hem ha
[F. [Sfchreef 't groote n:
hij Gretha Salom
erloving zeer inge
betrekking
Ze vertrc
Utrecht.
iningen niet blijven
'int- ir
pastoi
id jaar trad Heino Schradi
Gretha
„jwëfijk. Hij had dus 't voorbeeld
nsma gevolgd: hij had een rijke vrouw ge-
1 en kon nu een eigen zaak beginnen. Maar
It laatste voelde zijn schoonvader voorloopig
- 9e schandere zakenman oordeelde, dat Helno
her kon probeeren deelgenoot te worden in
en Helno gaf daarvai
schuld
Evangelisatie aan boord
Een kwarteeuw tusschen de
zeevarenden
Dinsdag 1 April zal het 25 jaren geleden
zijn, dat de heer W. van Weelden zijn
taak als Evangelist in de havens van Rot
terdam begon. Aan de varende bewoners van
deze haven, zeelieden en bootwerkers, be
hoeven we hem nie voor te stellen; die heb
ben er schik van. als een of andere nieuwe
ling op de kade of de boot hem monstert
als een vreemdeling. En voor onze lezers zou
de kennismaking vermoedelijk neerkomen op
prettige verbazing: ja, als een Evangelist er
nu zóó uitziet. Waarmee we maar zeggen
willen, dat de jubilaris van 1 April een prach-
tigen voorsprong heeft bij zijn letterlijk en
figuurlijk aan boord komen bij de niet altijd
even hoffelijke gastheeren.
„Ik heb wel zin, om je een klap op Je ge
zicht te geven", zei zoo'n vierkante zeebonk
bij wijze van welkom, toen hem bleek, wat
zijn bezoeker kwam doen. Waarop de heer
van Weelden: „Bij ons zijn we gewoon, me
kaar eerst een hand te geven". De toegesto
ken hand viel echter niet mee: „Au!"
schreeuwde de zeeman. „En geef me nu maar
de beloofde klap". Die bleef natuurlijk uit
en het ijs was gebroken. Als een Evangelist
kalenders meebrengt de zeer gewilde baan
brekers voor zijn eigenlijke doel dan pakt
het, als hij tegelijkspijkertjes en een
touwtje bij zich blijkt te hebben, dat je 't zoo
maar in het logies of de hut kunt ophangen.
Ook in anderen zin is de heer van Weel-
Schiedamschendijk gewoond, zoodat hij hun
leven aan den wal van zeer nabij kent. Ge
vraagd naar hun gedragingen, kwam hij met
warmte op voor onze landgenooten: „Neen,
het dronken volk en de vechtersbazen vindt
u als regel bij de vreemdelingen. Natuurlijk,
ook een Hollandsche zeeman komt aan wal
zich wel uitleven, maar het „vloeken en zui
pen", de woorden, waarmee men hun gemid
deld leven wel aanduidt, is werkelijk niet
maatgevend." Nu, mijn gastheer kan het we
ten; ik neem zoo maar eens een toevallig
rapport van wat hij in één jaar verricht: „Ik
bezöSÏÏI 300 zeeschepen, ruim 1000 binnen
schepen, ongeveer 200 gezinnen Giet zeer
gewensohte gevolg van de ontmoetingen aan
boord); 60 maal ging ik naar ziekenhuizen,
waar ik meer dan 500 menschen bezocht, ik
hield 24 bijeenkomsten, aan 38 menschen gaf
ik Godsdienstonderwijs, en voorts nog 4
Kerstvieringen, waar 1000 menschen be
reikt werden".
Dr. Krull, die met den heer Gerretson Sr.
vele jaren geleden de vereeniging oprichtte,
welke van dezen mooi en en gezegenden ar
beid de offieieele achtergrond is, noemt den
jubilaris in een der jaarverslagen „onze
ijverige en opgewekte Evangelist". De cijfers
hierboven bewijzen de eerste, mijn gesprek
met hem de tweede benaming. Men zal be
grijpen, dat een dagblad te vullen is met den
schat van 25 iaren ervaringen op dit gebied.
Er is ook niet de minste moeite noodig om
ze los te krijgen, want deze werker is één
met zijn werk. Is het ook geworden uit die
zelfde warme en besliste overtuiging, die er
hem inbracht:
„Hoe ik tot dit werk gekomen ben? Wel,
ik was vroeger heel wat anders: werkzaam
aan het Blaauwhoedenveem te .Amsterdam.
Op zekeren Zondag kwam ik onder een
preek van Dr. Oorthuys plotseling tot het be
sluit: ik wil Godsdienst „onderwijzer worden".
„Was die preek dus voor u de wending?
„Weineen, ik weet u van die preek wei
nig of niets meer te vertellen. Maar mijn be
sluit stond vast. Ik wist echter heelemaal
niet. hoe het uit te voeren. .Toen heeft Ds.
Hunningher mij den weg gewezen en er óók
over gebracht: hij leidde mij ervoor op en
op 31 Mei 1915 haalde iik mijn acte. Zoo had
ik dus de bevoegdheid, maar wat nu? Ook
die weg werd geopend. In de Nederlander
stond een advertentie, waarin een Evangelist
onder de bootwerkers gevraagd werd. Ik sol
liciteerde, kwam op een viertal en vernam,
dat tegen de benoeming het bezwaar van mijn
jeugd waas f27 jaar). Dan word ik benoemd,
dacht ik. En het gebeurde, In Februari 1916
kwam de benoeming toch en op 1 April ben
ik begonnen".
Even zakelijk en op den man af, zónder
eenige pose en met groote slagvaardigheid
moet men zich den heer van Weelden nu
maar in de praktijk van zijn omgang met de
varensmenschen denken. Men vergete niet,
dat „de geopende deur" op dit terrein nu
juist niet het meest voorkomende welkom is.
„Natuurlijke" vijandschap, schromelijke on
kunde, onvers oh illigheid en ook valsche
schaamte moeten eerst overwonnen wor
den.
„Ik kom bij een zeeman, wiens kinderen
op de openbare school mijn Godsdienstles
volgen. Hij zegt mij heel duidelijk, dat hij
alles wat Godsdienst is, haat en dat hij het
vergif, dat ik bij zijn kinderen erin pomp,
er even snel weer uit zal halen. Maar
waarom laat u dan toe, dat zij het ontvan
gen? Ja, och, dat was nu eenmaal zoo en
bovendien: f5,js door) en daarmee uit.
Waarop ik hem zei: Als ik mij daarin ver
gis, dan heb ik in mijn leven toch noa altiid
IJ, en Rotterdam is dat voor het rechtzinnige
Zuid-Holland ten Zuiden."
„Hoe heeflt u de zeelieden op zoo groote
schaal kunnen bereiken?"
„Wel, ik heb van de groote Maatschappijen
(Holland-Amerika-Lijn, Rotterd. Lloyd, Mul
ler, van Nievelt Goudriaan enz.) verlof om
regelmatig hun booten te bezoeken en daai
vind ik volop werk onder de équipage. En
het is opmerkelijk, zoo graag men daar ka
lenders, de Blijde Boodschap, wandteksten
enz. aanpakt. Eigenaardig: de officieren liever
week- of maandikalender, het scheepsvolk lie
ver dagkalenders.
„Waarom?"
„Ooh meneer, daar is nog zooveel valsche
schaamte. Als een matroos in de hut
den officier komt, moet hij maar liever niet
zoo'n „fijne" kalender zien hangen. Men is
bang voor den titel van kwezelMaar ge
looft u gerust, die kalenderblaadjes zijn vooi
menigeen de stroohalm, waaraan hij zich tel
kens weer vastklemt. Och, zij hebben uit hun
jeugd nog zooveel vervaagde herinneringen,
die door de aanraking met een bijbelwoord
weer plotseling gaan leven."
„Is uw werkgebied niet sterk ingekrompen,
nu de zeevaart is lamgelegd?"
„Integendeel, er is nu een veel uitgestrekter
werkterrein. Want nu kan ik de gezinnen
beter bereiken en de zeelui thuis vinden.
(Gister kreeg ik van de H. A. L. nog 100
adressen op van haar personeel). En dan be
zoek ik de ziekenhuizen en de hospitaalsche
pen in de Leuvehaven, Ach, wat al opstan
digheid na de gebeurtenissen van Mei 1940.
W. van Weelden.
(Foto eigen archief.)
„Hoe kan een alwetend God dèt toelaten?"
Verder heb ik mijn vaste posten, zooals (tot
Mei 1940) ons wacht- en schaftlokaal aan den
Linker Maasoever, cat zóó in aanzien stond,
dat de Scheepvaarc-vereeniging Zuid ons
vroeg: kunt u er ook niet een op den Rechter
Maasoever openen? Hier kon ik de menschen
dagelijks ontmoeten, we hielden ze uit de
kroeg en de stemming was er uitnemend: ik
hoorde er zelden een onvertogen woord."
„Wat doet u Zondags?"
„Dan heb ik om de 14 dagen samenkomsten
met zeevarenden in de Eendrachtsstraat, ver
der, ook om de 14 dagen dienst in het Tehuis
voor ouden van dagen in de Oostervantstraat.
Jaarlijks heb ik cngeveer 100 bijbellezingen
van dezen aard."
„Toen u in 1916 begon, was al dit werk"
reeds georganiseerd?"
„In zooverre, dat er, toen ik kwam, niet
minder dan vier Evangelisten werkzaam wa
ren, twee voor de zeevarenden en twee voor
de havenarbeiders. In 1920 was ik de eenige
nadat de heer Zuiderduyn zijn taak had be
ëindigd. In 1927 is het werk van de Vereen.'
tot Evangelische onder Zeevarende te Rotter
dam gekomei onder de classis Rotterdam,
die daarvoor een oommissie instelde onder
voorzittersctap van Ds. Wagenaar en thans
van Ds. de Kluis."
_Vn de financiering, vermoedelijk uit gif
ten?"
„Ja, contributies en giften. En ik mag
dankbaar erkennen, dat voor ons werk mild
gegeven wordt. Vorig jaar heb ik nog pl.m.
900 ontvangen voor Kerstvieringen, kalen
ders en lectuurverspreiding. Voorts contribu
ties. Verder werken voor ons' een moederkrans
van 40 leden en een dameskrans, zoodat we
het niet alleen bij woorden behoeven te laten.
Ook hebben we nog een 200 kunnen uitkee-
ren aan gedupeerden van 14 Mei."
„En nu 1 April de zilveren mijlpaal."
„Ik hac het persoonlijk liever maar stil laten
passeer en, maar u begrijpt, de kinderen
Tooh valt er een schaduw over; in 1932 heb
ik mijn vrouw moeten verliezen en op zulke
dagen Iaat zich dat pijnlijk gevoelen. Maar
zij is heerlijk heengegaan en het is immers
datzelfde waarheen mijn arbeid gericht is?"
Van den jubilaris van 1 April afscheid ne
mende, had ik opnieuw een blik geslagen in
dat voor de buitenwereld verborgen soort
arbeid, waarvan God de vruchten doet rijpen
in de stilte, soms doet plukken de heer
van Weelden kon menig treffend geval van
verrassende zegen vertellen door den zaaier
zelf, en dat in het havenbeeld van Rotterdam
de schoonste trek heeten mag. Een jubileum
als dit, moge zich concentreeren om den man,
die het in Gods kracht en met de hem ge
schonken bijzondere talenen bereikte, het is
bovenal een heilige plicht der dankbaarheid
aan Hem, die Zijn Kerk doet zaaien aan alle
wateren en de belofte van hemelsche vruch
ten nooit heeft gebroken.
BEROEPINGSWERK TE AMSTERDAM
Bij den kerkeraad van de Ned. Herv. Ge
meente te Amsterdam is hét volgende alfabe
tisch drietal ingekomen, aanbevolen door de
Com nissie voor de Beroepingen en ter voor
ziend g in de vacature van wijlen Ds. A. G.
H. van Hoogenhuyze: Dr. R, B. Even
huls, Scheveningen; Dr. J. Koopmans,
secretaris van de N. C. S. V., en Dr. G. C.
van Niftrik, Rijnsburg.
Verg. van Ouderlingen in
de Ned. Herv. Kerk
Hedenmiddag heeft een regionale bijeen
komst van ouderlingen der Ned. Herv. Kerk,
uitgaande van de Verg. van ouderlingen,
plaats gehad in het kerkgebouw van de Ned.
Herv. Gem. van Rotterdam-Vreewijk. Geopend
werd met een korte Bijbelbespreking door
M. J. C. Visser van Rotterdam-C. Als
referent trad op Ds. C. M. K r Ij g e r van
Vreewijk, met het onderwerp:
Hoe wij werken.
Met den -groei van het werk in Vreewijk,
aldus ving spr. aan, is ook het aantal arbeids
krachten toegenomen. Sinds 1 Jan. 1941 heeft
Vreewijk één predikant, één tijdelijk-predi-
kant en twee hulppredikers. Mede door het
feit, dat na het bombardement van Rotterdam
verscheidene gezinnen zich in deze gemeente
vestigden, steeg het zielental. Er zijn toen
pogingen in het wenk gesteld om, door steun
van de Synode, een tijdelijk predikant te
kunnen benoemen. Die pogingen zijn geslaagd.
De gemeente, die plm. 16,000 Hervormden
telt, is verdeeld in zes wijken. Deze wijken
tellen gemiddeld 2500 Hervormden (een ge
meente op zichzelf!). De pastor loei bepaalt
zioh, wat het huisbezoek betreft, hoofdzakelijk
tot de wijken 1, 2 en 3 en wordt geassisteerd
door een hulpprediker. Verder zijn de wijkei
4, 5 en 6 (Strevelswijk) aan den tijdeliiker
predikant en een hulpprediker toevertrouwd
De kerkeraad bestaat uit 21 personen, één
predikant, dertien ouderlingen, zeven diake
nen. Iedere wijk telt twee ouderlingén: één
ouderling neemt het scribaat waar. Bovendien
zijn er in elke wijk wijkbezoekers en pioniers
werkzaam. De onderscheiding tusschen deze 1
beide groepen heeft deze waarde, da ;>er-
sonen, die nog geen belijdend lidmaat zijn en
toch goed in de gemeente werkzaam kunnen
wezen, pioniersarbeid kunnen verrichten. De
wijkbezoekers zijn alle belijdende leden.
Wijkouderlingen, wijkbezoekers en pioniers
vormen samen een wijk-college. Eenmaal per
maand komt elk wijkcollege bijeen. Het werk
wordt dan ingeleverd en uitgereikt en de
moeilijkheden, doch ook de mogelijkheden
worden besproken. Een maandelij'ksohe cur
sus is onlangs ingesteld voor de medewerkers
in het geestelijke werk om hen steun te ver-
leenen voor het huisbezoek.
Aan al de nieuw ingekomenen wordt een
z.g. „Welkom" toegezonden en wordt het
kerkelijk weekblad „De Bredeskerk", gedu
rende enkele weken, gratis bezorgd.
Spreker zet uitvoerig uiteen langs welke
organisatorische lijnen (aan de hand van drie
kaartenregisters) het pastorale werk verder
wordt verricht. Onder hen, die heelemaal geen
belangstelling toonen, wordt nu een dan een
blaadje verspreid „De Roep der Kerk".
De diakenen vervullen hun arbeid in
samenwerking met een comité Laken-, Deken-
en Kleedingfonds en een comité Ziekenzorg.
In Vreewijk is ook een breed vertakt
vereenigingsleven. De oudste vereeniging is
de Evangelisatievereeniging Zuider-Tuindorp.
Uit deze vereeniging heeft de gemeente Vree
wijk zich ontwikkeld. Zij heeft de pioniers
arbeid verricht. Toen de gemeente zelfstandig
was geworden bleef de arbeid op de zes
Zondagsscholen (bezocht door ruim 1000
kinderen), kinderkerken en jeugdkerk in
handen dezer vereeniging. Behalve mannen-
vereen iging en vrouwenkrans is er ook Chris
telijk Jeugdwerk, uitgaande van de C.J.M.V.
1 C.M.V.
Er bestaat ook een kring va<n jonge lidmaten,
die tevens actief is voor de jeugddiensten
ruime schaal invitaties bezorgen). Dezer
dagen is deze kring een afdeeling geworden
de Federatie van Hervormde jongeren.
Al deze arbeid wordt verricht in nauw contact
met de kerk.
Sterk wordt in Vreewijk de nadruk gelegd
op de waarde van de a ctiveering der ge
meenteleden, een van de beste middelen tot
bestrijding van de onkerkelijkheid. Alle
beschikbare krachten moeten worden gemo
biliseerd. Vreewijk levert het bewijs, dat bij
goede organisatie veel behouden kan worden,
wat verloren dreigt te gaan.
De heer P. H a a g s m a, pres.-kerkvoogd
van Vreewijk, heeft gesproken over „de
ontwikkeling van kerkelijk Vreewijk".
SCHAAKRUBRIEK
Eventueele correspondentie over deze rubriek
te richten tot: H. J. J. Slavekoorde, Valken-
boschkade 625, Den Haag.
Het paard in het partij-eindspel
Ten vervolge op het artikel van verleden week
en ten besluite daarvan geven wij nog twee leer
zame voorbeelden van den strijd tusschen paard
en looper in het practische eindspel.
Het eerste voorbeeld is afkomstig uit de partij
Schumannvon Hennig (Kiel 1935).
if iii
In materieel opzicht staan beide partijen ge
lijk. Wit heeft kans om op den damevieugel door
te breken, terwijl zwar* v,
3. a 5a6
Meer remisekansen bood 3. b6t axb6 4. axbC~
Kxb6 5. Ld5 Pe5 6. Ke3 en wit gaat de pionnen
op g3 en h4 veroveren.
3Pc4d6
4. Ke2e3 Kc7—b6
5. Ke3—f4 cöc4
6. Kf4g4 c4c3
7. Lf3—dl Kb6xb5
8. Kg4xh4 Pd&—f5t
en wit gaf het op, want na
9. Kh4g5 Pf5e3
verliest hij Ldl zonder daarvoor pion c3 te
krijgen.
Intusschen had wit op den tweeden zet ook
gxf3 kunnen spelen, hetgeen tot zeer interes
sant spel zou hebben geleid. Bijvoorbeeld:
1f31 2. gxf3 Pd3! 3. f4 (om den ko
ning veld e3 te verschaffen: K -"03 mag natuur
lijk niet wegens g2> Pxf4t 4. Kf3
Hoe moet zwart nu voortzetten? Op 4.
Pxh3 volgt 5. Kg4 en de poging 4 Pxd5
5. cxd5 Kd6, om een gewonnen pionneneindspel
te verkrijgen, eindigt na 6. a6!i zeer tragisch
(niet 6. b6? wegens 6a6! en zwart
wint); op 6Kc7 volgt 7. d6t en wit
wint. Deze wendingen zijn zeer leerzaam.
Hét best zou zwart dan ook na 4. Kf3 wel
hebben kunnen spelen 4g2 5. Kf2
Pxd5 6. cxd5 c4 7. b6f axb6 8. a6 c3 9. d6t
K:<d6 10. a7 glDf 11. Kxgl c2 12. a8D clD.t
Zwart heeft dan weliswaar de beste kansen, doch
het valt niet mede deze te benutten.
Ook de volgende stelling, afkomstig uit het
Berlijnsche meestertournooi 1935, waarin zwart
aan zet is, is zeer leerzaam.
Zwart: K. Richter.
Jjr
I
m
mm
w
JU-*-
m m
Wit: E. Bogoljuboff.
Hier is het paard zonder twijfel sterker dan
den looper. Desniettemin had zwart, zooals
latere analyses leerden, met Kd6 hoogstwaar
schijnlijk wel remise hebben kunnen maken.
In plaats hiervan kwam hij op een minder ge-
1.
2. Kd4—c5 Ke6—f5
3. Pa5xc6 Kf5g4
4. Pc6xa7 Kg4xg3
5. b4b5 Kg3xh4
6 Pa7c6 Kh4g4
In de stelling, welke nu. is ontstaan-had wit
met 7. f5! direct kunnen winnen; 7gxf5
is n.l. gedwongen, omdat zwart nu eenmaal
niet kan toestaan, dat wit fxg6 speelt. Vervol
gens gaat de b-pion promoveeren en de nieu
we dame op b8 verspert den zwarten h-pion
het veld h2. In plaats van 7. f5 speelde Bogol
juboff echter
7. b5b6 h5h4
8. b6b7
Ook nu was f5 nog mogelijk geweest, bijv.
8. f5 h3, 9. fxg6 h2, 10. g7, hoewel zwart met
8.
h3
9. b7—b8D h3h2
Nu ziet men het verschil duidelijk: ware 7.
f5 gxf5 gespeeld, dan had zwart nu niet h2 kun
nen spelen en dus moeten opgeven.
10 Db8bl h2—hlD
en de partij eindigde in remise.
Uit de vijf voorbeelden, welke wij in beide
artikelen behandelden, kunnen de lezers, die
goed hebben bestudeerd, veel leeren. De
paard. Zij scherpen bovendien den kijk on het
beoordeel en van ue kansen in het eindspel van
eigen partijen.
Eindspelrubriek
Eindspel van J. Fernhout te Scheveningen
(Wit begint en maakt remise). Wit: Kc2, Ld4.
Pgl. pionnen b2, b4 en c4; Zwart: Ka6, pionnen
- r. i i,:; T.-„C O mi
,a4a3; 6.' Lc3—b2t Ka3—b4 <Ka2??
dan mat in twee zetten door Pgle2c3); 7.
Lb2c3f Kb4c5; 8. Lc3—d4t' Kc5—h4 (KX
d4 faalt op Pf3t). Zwart heeft dus geen an
dere keus dan zich door den looper eeuwig
schaak te laten geven.
Helaas is deze oplossing met correct. Wit
kan n.l. op den tweeden zet Kb3! spelen in
plaats van Lc3f. Na dien zet is er merkwaar
digerwijze geen parade meer tegen de dreiging
3. Ka3 en 4. b4 mat. Gelukkig kan r' studie
gered worden door op e3 een zwarten pion
bij te plaatsen. De zoo juist genoemde va
riant gaat dan niet meer op, terwijl de auteurs
oplossing ongewijzigd kan worden gehand
haafd.
Boekbespreking
Het eindspel, door dr. M.
Eu we', deelen 9. 10, 11 en 12
(practische eindspelen I, II, III en IV).
Uitgaven van G. B. van Goor
Zonen's Uitgevers Mij, "s-Gra-
venhage. Prijs 1.25 per deeL
Dezer dagen verschenen de laatste 4 deelen
der twaalfdeelige reeks boekjes, waarin dr.
Euwe systematisch de eindspeltheorie heeft be
handeld. De lezer zal zich herinneren, dat wij
uit de eerste 8 deelen bij herhaling hebben
geciteerd en er zelfs eenige vervolgartikelen
aan hebben gewijd. Met het achtste deel even
wel was de behandeling der elementaire
theorie van het eindspel (standaard-gevallen
met een minimum aan materiaal) afgesloten.
De laatste vier deelen, welke nu verschenen
zijn, vormen bij wijze van spreken de toepas
sing van hetgeen men uit de eerste 8 deelen
kon leeren. Men krijgt nu tal van stellingen
uit de meesterpraktijk te zien, waarin mate
riaalverhoudingen optreden, welke in haar
meest simpelen en elementairen vorm in de
oudere deeltjes werden behandeld. Tot onze
groote voldoening zijn lang niet altijd voor
beelden gekozen, waarin van weerskanten
feilloos spel wordt vertoond. De leergierige
amateur zal met belangstelling opmerken, dat
ook de sterkste beroepsschakers zich bij her
haling vergissen al blijkt dit soms eerst na
nauwgezette analyse. Aan den anderen kant
geldt het „wie zich aan een ander spiegelt,
spiegelt zich zacht" hier in dubbele mate. De
voorbeelden, welke dr. Euwe heeft gekozen
schijnen zoo gemakkelijk, maar zijn in werke
lijkheid dikwijls zeer lasüg. Zij vormen een
studiemateriaal par excellence, dat men vooral
niet voor de aardigheid op een vrijen avond
eens even moet ..doorbladeren", want dan mist
het zijn doel zeker.
Aangezien wij ons voorstellen op de nu ver
schenen deelen nader in te gaan mogen wij
ons in deze aankondiging wel van een uige
breide beschrijving van den inhoud onthouden.
Nu wij echter de geheele serie kennen heb
ben wij nog eens nagelezen wat wij schreven,
toen de eerste vijf deelen waren uitgekomen.
Wij schreven toen: „Voor schakers, wier am
bitie er naar uitgaat hun speelsterkte steeds
verder op te voeren, mag „Het Eindspel" een
onmisbaar boek worden genoemd". Nu wij
alle deelen kennen is er gegronde reden om
deze uitspraak nog eens met nadruk te her
halen.
door G. TH. ROTMAN
(Nadruk verboden.)
XIX. (49—50). Nadat de Hindoe's, die de
luchtreis meegemaakt hadden, duizelig en
waggelend er uit waren geklommen, werd de
Pulex naar een open plek langs de rivier
gedragen. Gelukkig was er in de stad een
springstoffenfabriek, waar Professor zich van
nieuwe „springmiddelen" kon voorzien. Dat
ging niet zo gemakkelijk, maar hij had een
officieel schrijven van het ministerie van speurend, een troep Chinese rovers zag
oorlog van zijn land bij zien, waarin stond, naderen!
dat hij geen gevaarlijke heerschap was, maar „Vlug, naar binnen!" commandeerde
een man der wetenschap. Al spoedig weer- Professor. In drie tellen zaten ze weer in de
klonk toen weer de bekende knal en enkele Pulex. Maar in z'n zenuwachtigheid vergat
uren later alweer daalde de Pulex vlak bij Professor, de Pulex eerst in de goede richting
de Grote Chinese Muur in de woestijn, op te stellen, met het gevolg, dat ze niet
Nauwelijks echter waren' ze alle drie uitge- óver, maar tégen de Chinese Muur sprongenl
6tapt, toen Professor, door z'n verrekijker Wat een toestand!
r het beteekende, naar hij meende, voor
ondergang.
sinds het sterven van Gretha, dat hem
epen, was hij sterk vermagerd. Hij kon
d eten en gansche nachten lag hij klaar
erend. Hij voelde, dat hij anders wor-
vist niet, hoe.
midden in den nacht het bed uit, knipte
jferde. Om natuurlijk steeds tot hetzelfde
j was een volslagen geruïneerd man: wan-
verkocht, zou hij niet voldoende hebben,
en. En hij was nog enkele duizenden aan
ee uitwegen waren er nog. Met Saalinck
toestand precies vertellen, hem smeeken,
en in dien tusschentijd een gokje wagen,
uk hem gunstig. En dan was het afge-
eeren.
eg. Maar hij deinsde er voor terug. Hij had
n speculeeren gekregen. Hij ging het als
hij het zoo zag, glimlachte hij. Wat had hij,
toegekeerd, met zonde te maken? 't Was
dat hij over zonde dacht. Was dat de stem
hij maar niet tot rust kon brengen? Die
le en hem zeide: „Het is nog niet te iaat,
ms naar de roepstem van God en sla de
2 prikkels Doe boete. Keer als een berouw-
weer. Je weet, dat Zijn liefde groot is
even zhllen worden, als je oprecht tot Hem
n een aider leven, al zul je dan ook steeds
ivolgen van je misstappen."
Aanvankelijk had Heino die stemmen van zijn geweten met
kracht teruggedrongen. Hij wilde die niet hooren. Hij had im
mers bewust en moedwillig God vaarwel gezegd?
Maar hij had die houding niet kunnen volhouden. Want hij
ging, eerst tegen zijn zin en daarna met genot luisteren naar de
vermanende stemmen, die hem liefelijk klonken en hem, zij het
voor een wijle, eenige rust schonken.
Vandaar, dat hij steeds meer afkeer kreeg van de overweging,
om door nieuwe speculaties alles op haren en snaren te zetten.
Vandaar, dat hij inéénkromp van angst en vrees, als hij den
tweeden uitweg overwoog: bij een mislukking van die specu
latie den dood zoeken.... Hij kon dat ook onmiddellijk doen.
Dan was hij immers van alles af?
Heino overwoog het denkbeeld niet lang. Hij zou het niet
doen. Want hij wist, dat het dan niet afgeloopen was. „Het
is een mensch gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel".
Hij wist het immers? Hij was er in opgevoed. Gretha was heel
rustig gestorven. Het ontwaken zou vreeselijk zijn geweest. Zij
had geleefd zonder God in de wereld. Zij had gemeend, dat het
sterven een verlossing was. Maar hij wist beter. Als hij zoo
leven bleef, dan zou hem eenmaal tegenklinken: „Ga weg van
Mij, Ik heb u nooit gekend. Gij hebt niet willen hooren, toen Ik
kwam met Mijn roepstem tot bekeering". En hij zou komen in
de buitenste duisternis, waar weening is en knersing der tanden.
Dat overwoog nij in zijn slapelooze nachten. Dat werd in zijn
ziel gehamerd. En hij luisterde.
Het werd hem steeds duidelijker, dat er nog een derde uitweg
was. Hij moest ophouden met het uithouwen van gebroken bak
ken; hij moest niet meer jagen naar het klatergoud; hij moest
naar de zuivere bron, die opborrelen deed het water des levens,
dat verkregen werd om niet.
Hij moest terug tot God, Die hem geleerd had, dat Hij zich
niet straffeloos laat beleedigen. Die hem had gestraft. Maar Die
hi die straf zeggen wilde: Keer weder tot Mij en Ik zal u rust
geven.
Nog waren de roepstemmen niet ten einde.
Enkele dagen na de ontvangst van den brief van Salomons
was het Saalinck, die hem benauwen kwam. Hij beweerde in
geldverlegenheid te zitten en daarom wilde hij over een be
paalde tijd schoone lei maken, 't Was wel jammer voor hem,
huichelde de man, het speet hem ook geducht, maar nood brak
nu eenmaal wet. Salomons zou hem (Schrader) immers wel uit
den brand helpen?
Heino voelde lust, om den man, die, naar hij nu wel met zeker
heid durfde zeggen, een schurk was, van zijn kamer te jagen.
Maar hij begreep, dat dit hem in geen enkel opzicht baten zou.
Dat van Salomons was natuurlijk een praatje. Heino zag
klaar in, hoe de vork aan de steel zat: Saalinck had vernomen,
dat hij (Schrader) met Salomons volslagen gebrouilleerd was en
daarom drong hij aan op betaling van zijn schuld. Op korten
termijn. Minstens een week voor den termijn, dien Salomons
gesteld had.
Zoo gaat het, dacht Heino bitter. Vrienden in den nood, hon
derd in een lood. Hij was vor Saalinck alleen goed geweest,
toen er wat van hem te halen viel. Hij was er van overtuigd,
dat de man bij speculaties had geknoeid, om hem zooveel moge
lijk te plukken.
Maar hij beheerschte zich met inspanning van alle krachten,
verweet den man niets, zei alleen, dat het in orde komen zou.
Dooh hoe, hij wist het niet. (Wordt vervolgd)