I I A 4 4 m B m 7; 4' 4 4 m m m 4 p m m B DE WERELDREIS VAN PROFESSOR SPUYT DAG 29 MAART 1941 PAG. 5 erk en Zendina NED HEHV. KERK ipen: te Paesens, cand. L. Hilari- pred. te Driebergen. BEROEPINGSWERK p advies van de classis wordt 1 Ueref. kerk te 's-G ravenzai jkheid nagegaan tot het instellen vveede predikantsplaats. In verband is dezer dagen een onderzoek inge- een verhoogen der jaarlijksche bij- e hiervoor door de lidmaten be- gesteld zou worden. Het is geble- liervoor het geheele bedrag is toe- n een binnenkort te houden lidma- lering. zal nu nader over het beroe- een tweeden predikant worden be- DS. C. J. H. VAN DIEMEN iS^pjisdag viert ds. C. J. H. v. Diemen, I fdi kant van de Geref. kerken wonende J ulst (O.), zijn 70sten verjaardag. FSTE P'emen werd 1 April 1871 geboren aan de Theol. Hoogeschool te hij in 1902 candidaat werd om SW3 ziin ambt te Meerkerk te aan- Vandaar vertrok hij in 1912 naar om zioh in 1914 aan de kerk van isen te verbinden die hij gediend "'•'-i/faan zijn emeritaat, dat de classis „iem met ingang van 2 Oct. 1938 rleende. Ds. v. Diemen vestigde zich Metterwoon te Den Hulst (O.). rd ik ki DS. W. VAN DOOREN t '.'l ouderdom van 63 jaar is te 's-Gra- vfj plotseling overleden ,ds. W. van l-, o"emeritus-predikant van de Ned. ferledene werd in 1877 geboren en in jdidaat in Noord-Holland, om 19 Jan. ^Virdum (Gron.) in zijn eerste ge- te worden bevestigd. Vandaar ver- iri 1904 naar Drempt (Geld.), welke Lts in 1909 met Roosendaal verwis- fd. In 1914 deed ds. v. Dooren zijn te Benningbroek en in 1920 verbond waan de gemeente van Oost en West- l(N.H.l. In 1926 werd het beroep naar sen aangenomen en 1 Juli 1928 ver- N overledene zioh aan zijn laatste ge- te Oostzaan die hij ruim 10 jaar heeft 1 Aug. 1938 verleende het Prov. tuur van Noord-Holland hem eervol »t, waarna ds. v. Dooren zich met ter- s-Gravenhage vestigde. DS. G. W. AKKERHUIS I W. A k k e r h u i s, Geref. predikant pluis, die ter observatie enkele dagen iekenhuis Eudokia te Rotterdam is .en geweest, rioht in het Ger. kerk- tn Vlaardingen, Maassluis enz. van kek een briefje tot zijn gemeente, fhij mededeelt, dat de specialist die handeld heeft leververgrooting heeft iteerd. Ds. Akkerhuis moet zich van 'i7 bbtelijke arbeid onthouden en mag ek ontvangen. ONS FEUILLETON 2(1 |P»J£Vprie inhoud voor nieuwe leze RTI prachtige promotie RUD leginne h'.i eroir: P' in daardoor' instaat'' Dit leek Schradi ;nkele jaren zijn en rtjke sn eigen legenheid kwam. ar dat kan toch ïr op- In hul» mgen Schrader bij al ztjn «enken: een eigen zaak b< zijn. Nas "--'Klei. ikte hU I ging 't goed kracht en in Toch i prachtig 3®ino ging Zij gaf hem ha [F. [Sfchreef 't groote n: hij Gretha Salom erloving zeer inge betrekking Ze vertrc Utrecht. iningen niet blijven 'int- ir pastoi id jaar trad Heino Schradi Gretha „jwëfijk. Hij had dus 't voorbeeld nsma gevolgd: hij had een rijke vrouw ge- 1 en kon nu een eigen zaak beginnen. Maar It laatste voelde zijn schoonvader voorloopig - 9e schandere zakenman oordeelde, dat Helno her kon probeeren deelgenoot te worden in en Helno gaf daarvai schuld Evangelisatie aan boord Een kwarteeuw tusschen de zeevarenden Dinsdag 1 April zal het 25 jaren geleden zijn, dat de heer W. van Weelden zijn taak als Evangelist in de havens van Rot terdam begon. Aan de varende bewoners van deze haven, zeelieden en bootwerkers, be hoeven we hem nie voor te stellen; die heb ben er schik van. als een of andere nieuwe ling op de kade of de boot hem monstert als een vreemdeling. En voor onze lezers zou de kennismaking vermoedelijk neerkomen op prettige verbazing: ja, als een Evangelist er nu zóó uitziet. Waarmee we maar zeggen willen, dat de jubilaris van 1 April een prach- tigen voorsprong heeft bij zijn letterlijk en figuurlijk aan boord komen bij de niet altijd even hoffelijke gastheeren. „Ik heb wel zin, om je een klap op Je ge zicht te geven", zei zoo'n vierkante zeebonk bij wijze van welkom, toen hem bleek, wat zijn bezoeker kwam doen. Waarop de heer van Weelden: „Bij ons zijn we gewoon, me kaar eerst een hand te geven". De toegesto ken hand viel echter niet mee: „Au!" schreeuwde de zeeman. „En geef me nu maar de beloofde klap". Die bleef natuurlijk uit en het ijs was gebroken. Als een Evangelist kalenders meebrengt de zeer gewilde baan brekers voor zijn eigenlijke doel dan pakt het, als hij tegelijkspijkertjes en een touwtje bij zich blijkt te hebben, dat je 't zoo maar in het logies of de hut kunt ophangen. Ook in anderen zin is de heer van Weel- Schiedamschendijk gewoond, zoodat hij hun leven aan den wal van zeer nabij kent. Ge vraagd naar hun gedragingen, kwam hij met warmte op voor onze landgenooten: „Neen, het dronken volk en de vechtersbazen vindt u als regel bij de vreemdelingen. Natuurlijk, ook een Hollandsche zeeman komt aan wal zich wel uitleven, maar het „vloeken en zui pen", de woorden, waarmee men hun gemid deld leven wel aanduidt, is werkelijk niet maatgevend." Nu, mijn gastheer kan het we ten; ik neem zoo maar eens een toevallig rapport van wat hij in één jaar verricht: „Ik bezöSÏÏI 300 zeeschepen, ruim 1000 binnen schepen, ongeveer 200 gezinnen Giet zeer gewensohte gevolg van de ontmoetingen aan boord); 60 maal ging ik naar ziekenhuizen, waar ik meer dan 500 menschen bezocht, ik hield 24 bijeenkomsten, aan 38 menschen gaf ik Godsdienstonderwijs, en voorts nog 4 Kerstvieringen, waar 1000 menschen be reikt werden". Dr. Krull, die met den heer Gerretson Sr. vele jaren geleden de vereeniging oprichtte, welke van dezen mooi en en gezegenden ar beid de offieieele achtergrond is, noemt den jubilaris in een der jaarverslagen „onze ijverige en opgewekte Evangelist". De cijfers hierboven bewijzen de eerste, mijn gesprek met hem de tweede benaming. Men zal be grijpen, dat een dagblad te vullen is met den schat van 25 iaren ervaringen op dit gebied. Er is ook niet de minste moeite noodig om ze los te krijgen, want deze werker is één met zijn werk. Is het ook geworden uit die zelfde warme en besliste overtuiging, die er hem inbracht: „Hoe ik tot dit werk gekomen ben? Wel, ik was vroeger heel wat anders: werkzaam aan het Blaauwhoedenveem te .Amsterdam. Op zekeren Zondag kwam ik onder een preek van Dr. Oorthuys plotseling tot het be sluit: ik wil Godsdienst „onderwijzer worden". „Was die preek dus voor u de wending? „Weineen, ik weet u van die preek wei nig of niets meer te vertellen. Maar mijn be sluit stond vast. Ik wist echter heelemaal niet. hoe het uit te voeren. .Toen heeft Ds. Hunningher mij den weg gewezen en er óók over gebracht: hij leidde mij ervoor op en op 31 Mei 1915 haalde iik mijn acte. Zoo had ik dus de bevoegdheid, maar wat nu? Ook die weg werd geopend. In de Nederlander stond een advertentie, waarin een Evangelist onder de bootwerkers gevraagd werd. Ik sol liciteerde, kwam op een viertal en vernam, dat tegen de benoeming het bezwaar van mijn jeugd waas f27 jaar). Dan word ik benoemd, dacht ik. En het gebeurde, In Februari 1916 kwam de benoeming toch en op 1 April ben ik begonnen". Even zakelijk en op den man af, zónder eenige pose en met groote slagvaardigheid moet men zich den heer van Weelden nu maar in de praktijk van zijn omgang met de varensmenschen denken. Men vergete niet, dat „de geopende deur" op dit terrein nu juist niet het meest voorkomende welkom is. „Natuurlijke" vijandschap, schromelijke on kunde, onvers oh illigheid en ook valsche schaamte moeten eerst overwonnen wor den. „Ik kom bij een zeeman, wiens kinderen op de openbare school mijn Godsdienstles volgen. Hij zegt mij heel duidelijk, dat hij alles wat Godsdienst is, haat en dat hij het vergif, dat ik bij zijn kinderen erin pomp, er even snel weer uit zal halen. Maar waarom laat u dan toe, dat zij het ontvan gen? Ja, och, dat was nu eenmaal zoo en bovendien: f5,js door) en daarmee uit. Waarop ik hem zei: Als ik mij daarin ver gis, dan heb ik in mijn leven toch noa altiid IJ, en Rotterdam is dat voor het rechtzinnige Zuid-Holland ten Zuiden." „Hoe heeflt u de zeelieden op zoo groote schaal kunnen bereiken?" „Wel, ik heb van de groote Maatschappijen (Holland-Amerika-Lijn, Rotterd. Lloyd, Mul ler, van Nievelt Goudriaan enz.) verlof om regelmatig hun booten te bezoeken en daai vind ik volop werk onder de équipage. En het is opmerkelijk, zoo graag men daar ka lenders, de Blijde Boodschap, wandteksten enz. aanpakt. Eigenaardig: de officieren liever week- of maandikalender, het scheepsvolk lie ver dagkalenders. „Waarom?" „Ooh meneer, daar is nog zooveel valsche schaamte. Als een matroos in de hut den officier komt, moet hij maar liever niet zoo'n „fijne" kalender zien hangen. Men is bang voor den titel van kwezelMaar ge looft u gerust, die kalenderblaadjes zijn vooi menigeen de stroohalm, waaraan hij zich tel kens weer vastklemt. Och, zij hebben uit hun jeugd nog zooveel vervaagde herinneringen, die door de aanraking met een bijbelwoord weer plotseling gaan leven." „Is uw werkgebied niet sterk ingekrompen, nu de zeevaart is lamgelegd?" „Integendeel, er is nu een veel uitgestrekter werkterrein. Want nu kan ik de gezinnen beter bereiken en de zeelui thuis vinden. (Gister kreeg ik van de H. A. L. nog 100 adressen op van haar personeel). En dan be zoek ik de ziekenhuizen en de hospitaalsche pen in de Leuvehaven, Ach, wat al opstan digheid na de gebeurtenissen van Mei 1940. W. van Weelden. (Foto eigen archief.) „Hoe kan een alwetend God dèt toelaten?" Verder heb ik mijn vaste posten, zooals (tot Mei 1940) ons wacht- en schaftlokaal aan den Linker Maasoever, cat zóó in aanzien stond, dat de Scheepvaarc-vereeniging Zuid ons vroeg: kunt u er ook niet een op den Rechter Maasoever openen? Hier kon ik de menschen dagelijks ontmoeten, we hielden ze uit de kroeg en de stemming was er uitnemend: ik hoorde er zelden een onvertogen woord." „Wat doet u Zondags?" „Dan heb ik om de 14 dagen samenkomsten met zeevarenden in de Eendrachtsstraat, ver der, ook om de 14 dagen dienst in het Tehuis voor ouden van dagen in de Oostervantstraat. Jaarlijks heb ik cngeveer 100 bijbellezingen van dezen aard." „Toen u in 1916 begon, was al dit werk" reeds georganiseerd?" „In zooverre, dat er, toen ik kwam, niet minder dan vier Evangelisten werkzaam wa ren, twee voor de zeevarenden en twee voor de havenarbeiders. In 1920 was ik de eenige nadat de heer Zuiderduyn zijn taak had be ëindigd. In 1927 is het werk van de Vereen.' tot Evangelische onder Zeevarende te Rotter dam gekomei onder de classis Rotterdam, die daarvoor een oommissie instelde onder voorzittersctap van Ds. Wagenaar en thans van Ds. de Kluis." _Vn de financiering, vermoedelijk uit gif ten?" „Ja, contributies en giften. En ik mag dankbaar erkennen, dat voor ons werk mild gegeven wordt. Vorig jaar heb ik nog pl.m. 900 ontvangen voor Kerstvieringen, kalen ders en lectuurverspreiding. Voorts contribu ties. Verder werken voor ons' een moederkrans van 40 leden en een dameskrans, zoodat we het niet alleen bij woorden behoeven te laten. Ook hebben we nog een 200 kunnen uitkee- ren aan gedupeerden van 14 Mei." „En nu 1 April de zilveren mijlpaal." „Ik hac het persoonlijk liever maar stil laten passeer en, maar u begrijpt, de kinderen Tooh valt er een schaduw over; in 1932 heb ik mijn vrouw moeten verliezen en op zulke dagen Iaat zich dat pijnlijk gevoelen. Maar zij is heerlijk heengegaan en het is immers datzelfde waarheen mijn arbeid gericht is?" Van den jubilaris van 1 April afscheid ne mende, had ik opnieuw een blik geslagen in dat voor de buitenwereld verborgen soort arbeid, waarvan God de vruchten doet rijpen in de stilte, soms doet plukken de heer van Weelden kon menig treffend geval van verrassende zegen vertellen door den zaaier zelf, en dat in het havenbeeld van Rotterdam de schoonste trek heeten mag. Een jubileum als dit, moge zich concentreeren om den man, die het in Gods kracht en met de hem ge schonken bijzondere talenen bereikte, het is bovenal een heilige plicht der dankbaarheid aan Hem, die Zijn Kerk doet zaaien aan alle wateren en de belofte van hemelsche vruch ten nooit heeft gebroken. BEROEPINGSWERK TE AMSTERDAM Bij den kerkeraad van de Ned. Herv. Ge meente te Amsterdam is hét volgende alfabe tisch drietal ingekomen, aanbevolen door de Com nissie voor de Beroepingen en ter voor ziend g in de vacature van wijlen Ds. A. G. H. van Hoogenhuyze: Dr. R, B. Even huls, Scheveningen; Dr. J. Koopmans, secretaris van de N. C. S. V., en Dr. G. C. van Niftrik, Rijnsburg. Verg. van Ouderlingen in de Ned. Herv. Kerk Hedenmiddag heeft een regionale bijeen komst van ouderlingen der Ned. Herv. Kerk, uitgaande van de Verg. van ouderlingen, plaats gehad in het kerkgebouw van de Ned. Herv. Gem. van Rotterdam-Vreewijk. Geopend werd met een korte Bijbelbespreking door M. J. C. Visser van Rotterdam-C. Als referent trad op Ds. C. M. K r Ij g e r van Vreewijk, met het onderwerp: Hoe wij werken. Met den -groei van het werk in Vreewijk, aldus ving spr. aan, is ook het aantal arbeids krachten toegenomen. Sinds 1 Jan. 1941 heeft Vreewijk één predikant, één tijdelijk-predi- kant en twee hulppredikers. Mede door het feit, dat na het bombardement van Rotterdam verscheidene gezinnen zich in deze gemeente vestigden, steeg het zielental. Er zijn toen pogingen in het wenk gesteld om, door steun van de Synode, een tijdelijk predikant te kunnen benoemen. Die pogingen zijn geslaagd. De gemeente, die plm. 16,000 Hervormden telt, is verdeeld in zes wijken. Deze wijken tellen gemiddeld 2500 Hervormden (een ge meente op zichzelf!). De pastor loei bepaalt zioh, wat het huisbezoek betreft, hoofdzakelijk tot de wijken 1, 2 en 3 en wordt geassisteerd door een hulpprediker. Verder zijn de wijkei 4, 5 en 6 (Strevelswijk) aan den tijdeliiker predikant en een hulpprediker toevertrouwd De kerkeraad bestaat uit 21 personen, één predikant, dertien ouderlingen, zeven diake nen. Iedere wijk telt twee ouderlingén: één ouderling neemt het scribaat waar. Bovendien zijn er in elke wijk wijkbezoekers en pioniers werkzaam. De onderscheiding tusschen deze 1 beide groepen heeft deze waarde, da ;>er- sonen, die nog geen belijdend lidmaat zijn en toch goed in de gemeente werkzaam kunnen wezen, pioniersarbeid kunnen verrichten. De wijkbezoekers zijn alle belijdende leden. Wijkouderlingen, wijkbezoekers en pioniers vormen samen een wijk-college. Eenmaal per maand komt elk wijkcollege bijeen. Het werk wordt dan ingeleverd en uitgereikt en de moeilijkheden, doch ook de mogelijkheden worden besproken. Een maandelij'ksohe cur sus is onlangs ingesteld voor de medewerkers in het geestelijke werk om hen steun te ver- leenen voor het huisbezoek. Aan al de nieuw ingekomenen wordt een z.g. „Welkom" toegezonden en wordt het kerkelijk weekblad „De Bredeskerk", gedu rende enkele weken, gratis bezorgd. Spreker zet uitvoerig uiteen langs welke organisatorische lijnen (aan de hand van drie kaartenregisters) het pastorale werk verder wordt verricht. Onder hen, die heelemaal geen belangstelling toonen, wordt nu een dan een blaadje verspreid „De Roep der Kerk". De diakenen vervullen hun arbeid in samenwerking met een comité Laken-, Deken- en Kleedingfonds en een comité Ziekenzorg. In Vreewijk is ook een breed vertakt vereenigingsleven. De oudste vereeniging is de Evangelisatievereeniging Zuider-Tuindorp. Uit deze vereeniging heeft de gemeente Vree wijk zich ontwikkeld. Zij heeft de pioniers arbeid verricht. Toen de gemeente zelfstandig was geworden bleef de arbeid op de zes Zondagsscholen (bezocht door ruim 1000 kinderen), kinderkerken en jeugdkerk in handen dezer vereeniging. Behalve mannen- vereen iging en vrouwenkrans is er ook Chris telijk Jeugdwerk, uitgaande van de C.J.M.V. 1 C.M.V. Er bestaat ook een kring va<n jonge lidmaten, die tevens actief is voor de jeugddiensten ruime schaal invitaties bezorgen). Dezer dagen is deze kring een afdeeling geworden de Federatie van Hervormde jongeren. Al deze arbeid wordt verricht in nauw contact met de kerk. Sterk wordt in Vreewijk de nadruk gelegd op de waarde van de a ctiveering der ge meenteleden, een van de beste middelen tot bestrijding van de onkerkelijkheid. Alle beschikbare krachten moeten worden gemo biliseerd. Vreewijk levert het bewijs, dat bij goede organisatie veel behouden kan worden, wat verloren dreigt te gaan. De heer P. H a a g s m a, pres.-kerkvoogd van Vreewijk, heeft gesproken over „de ontwikkeling van kerkelijk Vreewijk". SCHAAKRUBRIEK Eventueele correspondentie over deze rubriek te richten tot: H. J. J. Slavekoorde, Valken- boschkade 625, Den Haag. Het paard in het partij-eindspel Ten vervolge op het artikel van verleden week en ten besluite daarvan geven wij nog twee leer zame voorbeelden van den strijd tusschen paard en looper in het practische eindspel. Het eerste voorbeeld is afkomstig uit de partij Schumannvon Hennig (Kiel 1935). if iii In materieel opzicht staan beide partijen ge lijk. Wit heeft kans om op den damevieugel door te breken, terwijl zwar* v, 3. a 5a6 Meer remisekansen bood 3. b6t axb6 4. axbC~ Kxb6 5. Ld5 Pe5 6. Ke3 en wit gaat de pionnen op g3 en h4 veroveren. 3Pc4d6 4. Ke2e3 Kc7—b6 5. Ke3—f4 cöc4 6. Kf4g4 c4c3 7. Lf3—dl Kb6xb5 8. Kg4xh4 Pd&—f5t en wit gaf het op, want na 9. Kh4g5 Pf5e3 verliest hij Ldl zonder daarvoor pion c3 te krijgen. Intusschen had wit op den tweeden zet ook gxf3 kunnen spelen, hetgeen tot zeer interes sant spel zou hebben geleid. Bijvoorbeeld: 1f31 2. gxf3 Pd3! 3. f4 (om den ko ning veld e3 te verschaffen: K -"03 mag natuur lijk niet wegens g2> Pxf4t 4. Kf3 Hoe moet zwart nu voortzetten? Op 4. Pxh3 volgt 5. Kg4 en de poging 4 Pxd5 5. cxd5 Kd6, om een gewonnen pionneneindspel te verkrijgen, eindigt na 6. a6!i zeer tragisch (niet 6. b6? wegens 6a6! en zwart wint); op 6Kc7 volgt 7. d6t en wit wint. Deze wendingen zijn zeer leerzaam. Hét best zou zwart dan ook na 4. Kf3 wel hebben kunnen spelen 4g2 5. Kf2 Pxd5 6. cxd5 c4 7. b6f axb6 8. a6 c3 9. d6t K:<d6 10. a7 glDf 11. Kxgl c2 12. a8D clD.t Zwart heeft dan weliswaar de beste kansen, doch het valt niet mede deze te benutten. Ook de volgende stelling, afkomstig uit het Berlijnsche meestertournooi 1935, waarin zwart aan zet is, is zeer leerzaam. Zwart: K. Richter. Jjr I m mm w JU-*- m m Wit: E. Bogoljuboff. Hier is het paard zonder twijfel sterker dan den looper. Desniettemin had zwart, zooals latere analyses leerden, met Kd6 hoogstwaar schijnlijk wel remise hebben kunnen maken. In plaats hiervan kwam hij op een minder ge- 1. 2. Kd4—c5 Ke6—f5 3. Pa5xc6 Kf5g4 4. Pc6xa7 Kg4xg3 5. b4b5 Kg3xh4 6 Pa7c6 Kh4g4 In de stelling, welke nu. is ontstaan-had wit met 7. f5! direct kunnen winnen; 7gxf5 is n.l. gedwongen, omdat zwart nu eenmaal niet kan toestaan, dat wit fxg6 speelt. Vervol gens gaat de b-pion promoveeren en de nieu we dame op b8 verspert den zwarten h-pion het veld h2. In plaats van 7. f5 speelde Bogol juboff echter 7. b5b6 h5h4 8. b6b7 Ook nu was f5 nog mogelijk geweest, bijv. 8. f5 h3, 9. fxg6 h2, 10. g7, hoewel zwart met 8. h3 9. b7—b8D h3h2 Nu ziet men het verschil duidelijk: ware 7. f5 gxf5 gespeeld, dan had zwart nu niet h2 kun nen spelen en dus moeten opgeven. 10 Db8bl h2—hlD en de partij eindigde in remise. Uit de vijf voorbeelden, welke wij in beide artikelen behandelden, kunnen de lezers, die goed hebben bestudeerd, veel leeren. De paard. Zij scherpen bovendien den kijk on het beoordeel en van ue kansen in het eindspel van eigen partijen. Eindspelrubriek Eindspel van J. Fernhout te Scheveningen (Wit begint en maakt remise). Wit: Kc2, Ld4. Pgl. pionnen b2, b4 en c4; Zwart: Ka6, pionnen - r. i i,:; T.-„C O mi ,a4a3; 6.' Lc3—b2t Ka3—b4 <Ka2?? dan mat in twee zetten door Pgle2c3); 7. Lb2c3f Kb4c5; 8. Lc3—d4t' Kc5—h4 (KX d4 faalt op Pf3t). Zwart heeft dus geen an dere keus dan zich door den looper eeuwig schaak te laten geven. Helaas is deze oplossing met correct. Wit kan n.l. op den tweeden zet Kb3! spelen in plaats van Lc3f. Na dien zet is er merkwaar digerwijze geen parade meer tegen de dreiging 3. Ka3 en 4. b4 mat. Gelukkig kan r' studie gered worden door op e3 een zwarten pion bij te plaatsen. De zoo juist genoemde va riant gaat dan niet meer op, terwijl de auteurs oplossing ongewijzigd kan worden gehand haafd. Boekbespreking Het eindspel, door dr. M. Eu we', deelen 9. 10, 11 en 12 (practische eindspelen I, II, III en IV). Uitgaven van G. B. van Goor Zonen's Uitgevers Mij, "s-Gra- venhage. Prijs 1.25 per deeL Dezer dagen verschenen de laatste 4 deelen der twaalfdeelige reeks boekjes, waarin dr. Euwe systematisch de eindspeltheorie heeft be handeld. De lezer zal zich herinneren, dat wij uit de eerste 8 deelen bij herhaling hebben geciteerd en er zelfs eenige vervolgartikelen aan hebben gewijd. Met het achtste deel even wel was de behandeling der elementaire theorie van het eindspel (standaard-gevallen met een minimum aan materiaal) afgesloten. De laatste vier deelen, welke nu verschenen zijn, vormen bij wijze van spreken de toepas sing van hetgeen men uit de eerste 8 deelen kon leeren. Men krijgt nu tal van stellingen uit de meesterpraktijk te zien, waarin mate riaalverhoudingen optreden, welke in haar meest simpelen en elementairen vorm in de oudere deeltjes werden behandeld. Tot onze groote voldoening zijn lang niet altijd voor beelden gekozen, waarin van weerskanten feilloos spel wordt vertoond. De leergierige amateur zal met belangstelling opmerken, dat ook de sterkste beroepsschakers zich bij her haling vergissen al blijkt dit soms eerst na nauwgezette analyse. Aan den anderen kant geldt het „wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht" hier in dubbele mate. De voorbeelden, welke dr. Euwe heeft gekozen schijnen zoo gemakkelijk, maar zijn in werke lijkheid dikwijls zeer lasüg. Zij vormen een studiemateriaal par excellence, dat men vooral niet voor de aardigheid op een vrijen avond eens even moet ..doorbladeren", want dan mist het zijn doel zeker. Aangezien wij ons voorstellen op de nu ver schenen deelen nader in te gaan mogen wij ons in deze aankondiging wel van een uige breide beschrijving van den inhoud onthouden. Nu wij echter de geheele serie kennen heb ben wij nog eens nagelezen wat wij schreven, toen de eerste vijf deelen waren uitgekomen. Wij schreven toen: „Voor schakers, wier am bitie er naar uitgaat hun speelsterkte steeds verder op te voeren, mag „Het Eindspel" een onmisbaar boek worden genoemd". Nu wij alle deelen kennen is er gegronde reden om deze uitspraak nog eens met nadruk te her halen. door G. TH. ROTMAN (Nadruk verboden.) XIX. (49—50). Nadat de Hindoe's, die de luchtreis meegemaakt hadden, duizelig en waggelend er uit waren geklommen, werd de Pulex naar een open plek langs de rivier gedragen. Gelukkig was er in de stad een springstoffenfabriek, waar Professor zich van nieuwe „springmiddelen" kon voorzien. Dat ging niet zo gemakkelijk, maar hij had een officieel schrijven van het ministerie van speurend, een troep Chinese rovers zag oorlog van zijn land bij zien, waarin stond, naderen! dat hij geen gevaarlijke heerschap was, maar „Vlug, naar binnen!" commandeerde een man der wetenschap. Al spoedig weer- Professor. In drie tellen zaten ze weer in de klonk toen weer de bekende knal en enkele Pulex. Maar in z'n zenuwachtigheid vergat uren later alweer daalde de Pulex vlak bij Professor, de Pulex eerst in de goede richting de Grote Chinese Muur in de woestijn, op te stellen, met het gevolg, dat ze niet Nauwelijks echter waren' ze alle drie uitge- óver, maar tégen de Chinese Muur sprongenl 6tapt, toen Professor, door z'n verrekijker Wat een toestand! r het beteekende, naar hij meende, voor ondergang. sinds het sterven van Gretha, dat hem epen, was hij sterk vermagerd. Hij kon d eten en gansche nachten lag hij klaar erend. Hij voelde, dat hij anders wor- vist niet, hoe. midden in den nacht het bed uit, knipte jferde. Om natuurlijk steeds tot hetzelfde j was een volslagen geruïneerd man: wan- verkocht, zou hij niet voldoende hebben, en. En hij was nog enkele duizenden aan ee uitwegen waren er nog. Met Saalinck toestand precies vertellen, hem smeeken, en in dien tusschentijd een gokje wagen, uk hem gunstig. En dan was het afge- eeren. eg. Maar hij deinsde er voor terug. Hij had n speculeeren gekregen. Hij ging het als hij het zoo zag, glimlachte hij. Wat had hij, toegekeerd, met zonde te maken? 't Was dat hij over zonde dacht. Was dat de stem hij maar niet tot rust kon brengen? Die le en hem zeide: „Het is nog niet te iaat, ms naar de roepstem van God en sla de 2 prikkels Doe boete. Keer als een berouw- weer. Je weet, dat Zijn liefde groot is even zhllen worden, als je oprecht tot Hem n een aider leven, al zul je dan ook steeds ivolgen van je misstappen." Aanvankelijk had Heino die stemmen van zijn geweten met kracht teruggedrongen. Hij wilde die niet hooren. Hij had im mers bewust en moedwillig God vaarwel gezegd? Maar hij had die houding niet kunnen volhouden. Want hij ging, eerst tegen zijn zin en daarna met genot luisteren naar de vermanende stemmen, die hem liefelijk klonken en hem, zij het voor een wijle, eenige rust schonken. Vandaar, dat hij steeds meer afkeer kreeg van de overweging, om door nieuwe speculaties alles op haren en snaren te zetten. Vandaar, dat hij inéénkromp van angst en vrees, als hij den tweeden uitweg overwoog: bij een mislukking van die specu latie den dood zoeken.... Hij kon dat ook onmiddellijk doen. Dan was hij immers van alles af? Heino overwoog het denkbeeld niet lang. Hij zou het niet doen. Want hij wist, dat het dan niet afgeloopen was. „Het is een mensch gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel". Hij wist het immers? Hij was er in opgevoed. Gretha was heel rustig gestorven. Het ontwaken zou vreeselijk zijn geweest. Zij had geleefd zonder God in de wereld. Zij had gemeend, dat het sterven een verlossing was. Maar hij wist beter. Als hij zoo leven bleef, dan zou hem eenmaal tegenklinken: „Ga weg van Mij, Ik heb u nooit gekend. Gij hebt niet willen hooren, toen Ik kwam met Mijn roepstem tot bekeering". En hij zou komen in de buitenste duisternis, waar weening is en knersing der tanden. Dat overwoog nij in zijn slapelooze nachten. Dat werd in zijn ziel gehamerd. En hij luisterde. Het werd hem steeds duidelijker, dat er nog een derde uitweg was. Hij moest ophouden met het uithouwen van gebroken bak ken; hij moest niet meer jagen naar het klatergoud; hij moest naar de zuivere bron, die opborrelen deed het water des levens, dat verkregen werd om niet. Hij moest terug tot God, Die hem geleerd had, dat Hij zich niet straffeloos laat beleedigen. Die hem had gestraft. Maar Die hi die straf zeggen wilde: Keer weder tot Mij en Ik zal u rust geven. Nog waren de roepstemmen niet ten einde. Enkele dagen na de ontvangst van den brief van Salomons was het Saalinck, die hem benauwen kwam. Hij beweerde in geldverlegenheid te zitten en daarom wilde hij over een be paalde tijd schoone lei maken, 't Was wel jammer voor hem, huichelde de man, het speet hem ook geducht, maar nood brak nu eenmaal wet. Salomons zou hem (Schrader) immers wel uit den brand helpen? Heino voelde lust, om den man, die, naar hij nu wel met zeker heid durfde zeggen, een schurk was, van zijn kamer te jagen. Maar hij begreep, dat dit hem in geen enkel opzicht baten zou. Dat van Salomons was natuurlijk een praatje. Heino zag klaar in, hoe de vork aan de steel zat: Saalinck had vernomen, dat hij (Schrader) met Salomons volslagen gebrouilleerd was en daarom drong hij aan op betaling van zijn schuld. Op korten termijn. Minstens een week voor den termijn, dien Salomons gesteld had. Zoo gaat het, dacht Heino bitter. Vrienden in den nood, hon derd in een lood. Hij was vor Saalinck alleen goed geweest, toen er wat van hem te halen viel. Hij was er van overtuigd, dat de man bij speculaties had geknoeid, om hem zooveel moge lijk te plukken. Maar hij beheerschte zich met inspanning van alle krachten, verweet den man niets, zei alleen, dat het in orde komen zou. Dooh hoe, hij wist het niet. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 5