jaMI ft if *'81 I k: kutit er andere dingen als kan zelf bijmaken. Pi 3 3 4 Maart De wind is nog wel vinnig koud. Hij blaast en giert en fluit en jaagt soms in een booze bui de hagel voor zich uit. Dat 't klitst en kletst en klettertikt en hoe j' ook draaitde deugniet mikt de korrels in je snuit. En toch, en toch, je weet niet of en hoe en waar het komt, maar d'r is iets in die dolle baas, z'n holle waai, z'n bolle blaas, dat zachter bromt. Nauw zendt de zon d'r jonge gloed de natte straten door, of plots, daar pletst de regen neer zo vlak het windje voor. Hij zingt met bulderbas een lied van pijpesteel-lawaai-muziek in kletsend, klatsend koor. En toch, en toch, je weet het niet of en hoe en waar het komt, maar d'r is iets in dat boos lawijt, dat fluistert van een milder tijd De lente komt. Ik mag jou wel, jou wildebras, je bent net als mijn hart. Dat robbedoest, en ligt zo vaak in raadselen verward. Daar jaagt ook wel een wilde wind de hagel voor zich uit, of schijnt een lentezonnetje m'n zieleruitjes uit. M'n hart is ook wel eens onwaar, net als jouw Maartse gril. 't Is zon en hagel door elkaar en 't weet niet wat het wil. JAN H. DË GROOT. Een bezoek aan Oudewater GISTEREN is de lente begonnen. Weldra zal de natuur haar lichte en tere kleuren aanne men en is de tijd gekomen om weer eens een of ander uitstapje te ondernemen. Zijn jullie al eens in Oudewater geweest Neen, dan moet je 'n bezoek aan dat aardige oud- Hollandse IJsselstadje toch eens op je program ma plaatsen. Kan er de eerste maanden niets van komen, dan misschien straks in de zomer-vacan- tie. De „Toeristen-kampioen" vertelt hoe we er komen en wat we er zien kunnen. Van Gouda uit is het gemakkelijk te bereiken langs de noordzijde van de Hollandse IJssel; de route voert door het echte Hollandse polderland schap, terwijl we af en toe een glimp opvangen van de Reeuwijkse Plassen. O'k van Woerden uit, langs 'het schilderachtige riviertje de Linschoten en voorbij het gelijkna mige kasteel, kunnen we in Oudewater komen. Is Utrecht het beginpunt van onze tocht, dan kunnen we de weg nemen naar Jutphaas en van daar naar IJsselstein, om langs de fraaie Ben schopper wetering te Oudewater aan te komen. Bij het bereiken van de plaats van bestemming valt het direct op, hoe in dit stadje het oud- Hollands voorkomen bewaard is gebleven. De mooie geveltjes, de grachten met de zich daar in spiegelende bruggen, het Raadhuis en de oude Kerk met de hoog boven de omgeving uitstekende toren, getuigen van Nederlandse eenvoud en waardigheid. Oude huisjes, in stille rust naast elkander staan de, vormen voor een groot deel dit bescheiden plaatsje, terwijl deze intimiteit haar hoogtepunt bereikt op het Marktplein, waar zich de beroemde Waag bevindt. In vroeger tijden behoorde Oudewater tot het Sticht van Utrecht; in 1280 kwam het echter in bezit van het Graafschap Holland, toen de bis schop van Utrecht de stad verpandde aan zijn neef Graaf Floris V. Gedurende de 80-jarige oorlog koos Oudewater,, ris eerste in het Zuidelijk deel der Nederlanden, openlijk de zijde van den Prins van Oranje. Hier voor moest het echter in 1575 op ontzettende wijze boeten; de Spanjaarden brandden de stad nagenoeg geheel uit. Bij dece verwoesting is het Raadhuis met alle daarin aanwezige documenten, verloren gegaan; hetzelfde lot onderging de Waag. Het Raadhuis, in 1588 gebouwd op de fundamenten van het oude, bezit een zeer fraaie trapgevel, met de wa pens van de steden Alkmaar en Delft, hetgeen aantoont, dat er een zeer vriendschappelijke ver standhouding met deze steden bestond. Toch heeft Oudewater ook in haar bloeitijd geenszins tot de belangrijkste handelssteden van ons land behoord. Dit blijkt wel heel duidelijk uit de grootte van de Stadswaag. De afmetingen van dit fraaie huisje kunnen niet worden vergeleken met de door torens bekroonde waaggebouwen, waarin de bewoners van andere steden de betekenis van hun handel en de daar mee verworven rijkdom openbaarden. Het gebouw, daterend uit 1595, was échter lang zamerhand zeer an verval geraakt, zodat herstel dringend noodzakelijk werd. In overleg met het Rijksbureau voor Monumentenzorg is deze restau ratie sedert korte tijd door den gemeentearchitect uitgevoerd, waarbij vele oude tekeningen dienst deden, opdat het geheel weer in zijn oorspronke lijke stijl zou verrijzen. Tegelijkertijd verkreeg het vriendelijke huisje een waardige bestemming als museum van stedelijke oudheden. De Waag van Oudewater was bestemd voor het wegen van kaas en andere- producten van het land van Woerden, o.a. van hennep, voor de ver vaardiging van touwwerk, dat aan de kustplaat sen werd verkocht. Vooral op de laatste tak van nijverheid berustte de welvaart van het stadje. De Waag en weeginrichting verschilden dus naar uiterlijk in niets van de andere wagen in ons land. Wegens de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van haar weeginrichting genoot zij bij Keizer Karei V een zekere voorkeur. Vandaar dat de gevelsteen van het Waaggebouw prijkt met de keizers- en koningskroon van den Habsburger, wiens bewonderende voorliefde voor nauwkeuri ge uurwerken en andere meetinstrumenten een historisch feit is. Doch ook een andere betekenis zou aan deze ge velsteen gegeven kunnen worden. Want deze stadswaag heeft in vroeger tijden niet uitsluitend gediend voor het wegen van landbouw-producten en kaas, maar speelde ruim twee eeuwen nog een andere rol, waardoor zij een grote vermaardheid verwierf. Wat was n.l. het geval Mannen en vrouwen, die in hun eigen woonplaats van tovenarij werden verdacht, kwamen naar het kleine stadje om zi^h daar op de publieke waag te laten ^vegen. Zij ontvingen, nadat zij de weegproef hadden onder gaan, een met het zegel der stad bekrachtigd „Certificaat", waarin" hun werd medegedeeld, dat zij niet te licht waren bevonden en inderdaad zoveel wogen als men volgens hun grootte en lichaamsbouw mocht verwachten. Met deze be vestiging keerden zij verheugd naar huis terug, voortaan gevrijwaard van elke verdachtmaking en vervolging. Voert je weg ooit eens naar of over Oudewater, dan moet je vooral niet verzuimen ook de Waag te gaan zien I Knutselwerkje Een ark We kennen natuurlijk allen wel zo'n ark, een verzameling van alle soorten beesten, waar de kleintjes zo graag mee spelen. Je kunt ze in alle speelgoedwinkels kopen, maar wie zal kopen, wat hij zelf maken kan In de eerste plaats is het laatste goedkoper, in de tweede plaats geeft het meer voldoening en in de derde plaats moeten we er voor aan 't knutselen en dat is nog wel 't aardigste van alles, 'k Tekende de dieren „levensgroot", d.w.z. zó groot als we ze nodig hebben. Je tekent ze op plankjes van 'n sigarenkistje en zaagt ze uit. Met waterverf zet je ze in „natuurlijke" kleuren. Om Raadsels L Letterraadsel. (Ingezonden door C. A. van Loon te Wijk, bij Heusden.) Het geheel is een spreekwoord van 32 letters. 11 26 8 13 4 viervoetig dier 25 15 9 12 wrok 27 18 2 1 10 plaats in N. Brabant 3 28 5 6 31 aarden vaatwerk 7 30 17 32 loods 31 18 22 9 6 vogel 14 20 21 24 15 rivier in Rusland 19 29 16 11 2 23 plaatsen 0. Wie weet dat? Aan welke kant dragen de schapen de meeste wol? En wanneer klagen de boeren het minst III. Woorden zoeken Plaats tussen de onderstaande woorden een woord, dat zowel van het voorste als van het achterste een goed Nederlands woord maakt: Ritknecht kwelketel; vormboek; Rijkveter; Rijst— laken. IV. Verborgen vruchten. In onderstaande vier zinnetjes zitten de namen van vier vruchten. De letters behoren tot ver schillende woorden maar moeten achter elkaar gelezen kunnen worden. 1. Wij gaan ootmoedig vergeving vragen. 2. Kaatje wist heel zeker: Sientje was al een week ziek. 3. Kom Joop, ruim eerst je boeken op. 4. Lust een zebra amandelen OPLOSSING van de raadsels in de vorige Kinderkrant. I. Last, gast, bast, mast, kast II. Dom, oom, rood, droom. Hl. Theodoor. IV. Vecht, knecht, specht, recht. Het gemak dient den mensch. Zon der benzine en zonder motor gaat het ook, dachten deze twee jongens en ze bouwden zelf hun traptax. (Foto Pax Holland) 96 Het oude en het nieuwe Jeruzalem L „Maar gij zijt gekomen tot den berg Sion en de stad des levenden Gods", het hemelsche Jeruzalem. Hebreeën 12 22. REEDS in het eerste Bijbelboek wordt het ons vergund, binnen te treden in het heiligdom van Gods liefde voor Zijn schep sel, den mensch. Bovenmate droevig was dusver Zijn ervaring met den mensch ge weest, maar in Zijn lankmoedigheid en barmhartigheid had Hij besloten, genade voor recht te laten gelden. Hij riep Abraham en zonderde hem af van zijn betrekkingen, teneinde hem te brengen in een wondere, nieuwe relatie tot Zich. Hij omtuinde Abraham's leven zoodanig, dat elke mogelijkheid, welke de zaak vertroebelen zou door aardsche invloeden, verwijderd was, en dan zegende Hij hem met die vriend schap, welke Abraham, den vader der geloo- vigen, tot eeuwigen zegen werd. Er moest echter nog iets gedaan worden, want vriendschap met God vraagt de ontwik keling van een kracht, die in staat stelt, het doel van zulk een Vriend te onderkennen, en dit brengt ons bij die huiveringwekkende op dracht van Gen. 21 2, „Neem nu uwen zoon, uwen eenige dien gij liefhebt, Izaak, en offer hem tot een brandoffer op een van de ber gen, dien Ik u zeggen zal". Omdat de vader een lange reis moest ma ken, had hij veel gelegenheid tot overden ken. Hoe somber de klank van de Goddelijke boodschap ook was, hij aarzelde niet. Woest en rotsachtig als het land was tusschen Ber- seba en den berg, welken God ,hem wijzen zou, moest Abraham zelf het hout meene men. Aan weerszijden van den weg rijde zich berg aan berg. Spiedend keek hij naar eiken top, opdat de nog niet genoemde plek hem niet ontgaan zou. Drie dagen had hij noodig, om dien 45 mijlen langen weg te gaan. Èn zie, op den derden dag ving zijn blik den voor het zware offer bestemden bergtop. Hoe herkende hij dien Hij was in de tegen woordigheid Gods; die bepaalde bergtop moet voor hem onderscheiden zijn geweest van honderd andere soortgelijke bergtop pen, die hij reeds gepasseerd was. Het moet diezelfde glans van Goddelijke nabijheid zijn geweest, welke hem de kracht gaf, alle toe bereidselen te maken voor een offer, dat zijn schaduw de eeuwen door heeft geworpen, totdat het opgeheven werd in dat grootste van alle offers op Calvarië's top. God nam het offer aan, dat Hijzelf had ge vraagd, "doch spaarde Zijn vriend, door dezen het plaatsvervangend offerdier te toonen. Wij lezen niet, dat een vuur des hemels dit offer dier verteerde, gelijk geschied is bij David en bij Salomo op dezelfde plek (2 Kron. 3:1). Het vuur op Moria in David's dagen was genade, persoonlijke vergeving voor persoon lijke zonde inhoudende. Dat in Salomo's dagen was genade voor een verzameld volk, inhoudende, dat het gebed na schuldbelijde nis zou verhoord worden. Want David en Salomo waren gezeten op des Heeren troon (1 Kron. 29 23). In Abraham's dagen ech ter was sprake van louter genade, uitgestort in het hart van een vriend Gods en hem toe latende tot deelgenootschap in het lijden, dat hem tot rechtvaardigheid gerekend is (Jac. 2 23). Vader en zoon keerden terug tot de beangste moeder en de wondervolle gebeurtenis werd besproken; zij werd door Gods Geest geschre ven in de harten van Abraham's nakome lingen, totdat zij werd vastgelegd in een oor konde, die tot op dezen dag getuigt van de toen geopenbaarde heerlijkheid Gods. Nim mer heeft die heerlijkheid Moria verlaten. Eeuwen gingen voorbij, doch Hij, voor Wien duizend jaren zijn als één dag, woonde aan die plaats; zij was voor altoos gewijd. Op een naburigen heuvel moge dan zelfs ge zien zijn de stad der Jebuzieten, welker sheiks het platte vlak van Moria's bergtop gebruikten als dorschvloer, op Gods tijd was diezelfde top nog bezet door Zijn engelen, en de bezitter van den dorschvloer, Ornan, „zag den engel" (1 Kron. 21 20), maar niet het zwaard. Zoo verging het ook David, doch David zag óók het getrokken zwaard (vs 27) in de hand van den engel. Dit getrokken zwaard was de Geest des Heeren, die David's geweten veroordeelde. Toen werd een koop gesloten tusschen Ornan en den Koning, die hem onderworpen en toch als vriend gewon nen had, zoodat hij zijn eigendom zonder prijs aanbood. Ornan wist maar weinig van de wonderen der transactie, welke de koop van Abrahams offerande Een god'lijk-primitieve teek'ningJ"" In 't licht van 't Woord slechts te verstaan De Vader geeft hier de ver zeek'ring Meer dan Abram heb Ik gedaan. Lei Izaak om 's vaders wille Zich neer op 't hout van het altaar, Mijn Zoon, om 's Vaders toorn te stillen. Hing aan een hout in 't openbaar. Ik liet het toe dat zij Hem sloegen Met spijkers aan 't gevloekte kruis, j Liet Hem dien dag ten doode zwoegen En sloot voor Hem het Vaderhuis. Mocht Abraham zijn zoon ontbinden Eer 't offermes hem dood'lijk sloeg, Mijn Zoon mocht Mij eerst wedervinden Nadat Hij dood en hel verdroeg. In al Zijn lijden leed Ik mede, Droeg Hem in Zijn verlatenheid, Tot Hij 't volbracht had, eeuw'ge vrede Voor héél een wereld had bereid. Ontróerend-primitieve teek'ning God is den Kruisberg opgegaan, Geeft met Zijn Zoon ons de verzeek'ring Dat hebben wij voor u gedaan. een Kroondomein in volle waarde (gelqk de woonplaats des Almachtigen was) beteeken- de; nog minder wist hij, dat rond die plek de heilige stad zou gebouwd worden. Abraham heeft nooit die aardsche stad ge zien, maar het is hem vergund geweest, nog eenmaal een gesprek te hebben, dat „zijn oog verlichtte". Daarvan lezen we in Gen. 14 en in Hebr. 7. Een Koning ging hem tegemoet en zegende hem, en van toen af wist hij. dat hij behoorde tot de onzienlijke stad, vanwaar die Koning kwam, waarvan de aardsche stad een voorstad was en waarheen Hij terugkeerde. Het Spuiwater. Een der vele verdwenen plekjes typisch oud-Rotterdam. (Uit eigen archief) Toen die Koning weer Zijn domein op aarde bezocht, sprak Hij tot de menschen van dien tijd over de blijdschap, die er was geweest in het hart van Zijn vriend (Joh. 8 56), toen de heerlijkheid van Gods gena de hem was getoond in wat zou geschieden op Calvarië. Vele koningen zouden heer schappij voeren over den berg Moria, zoowel gedurende Abra ham's leven als daarna, totdat onder Adoni-Zédek (Joz. 10 1), toen de ongerechtigheid der Amorieten volkomen was (Gen. 15 16) het tijdstip, waarop Abraham's nakomelingen moes ten wachten die plaats onder Gods bijzondere hoede kwam, gelijk ons wordt medegedeeld in Deut. 32 8, „Toen de Aller hoogste den volken de erfenis uitdeelde, toen hij Adam's kin deren vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen den volken gesteld naar het getal der kin deren Israëls". En in Ezech. 5 vs. 5, „Dit is Jeruzalem, het welk Ik in het midden der hei denen gezet heb, en landen ea rondom heen". 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 9