ONDAGSBLAD <LCLcC&e&5 Uo^Va3ëjcu/eg.uJcUi j ii i Het meezennestje Een meezennestje is uitgebroken dat in den wulgentronk gedoken, met vijftien eikes blonk; ze zitten in den boom te spelen tak-opt tak-af, tak-uit, tak-ih, tak-om mei velen en 'k lach mij, 'k lach mij, Tc lach mij bijkans krom. Het meezenmoêrtje komt getrouwlg komt op den lauwen noen, al blauwig en geluwachtig groen; het brengt hun dit en dat om te azen, tak-om. tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in, ze razen en kruipen vlug het meezennestjen in. Het meezenvaartje zit, de loovéren verduiken 't voor At gestraal te tooveren, al in de meezentaal; daar vliegen ze, al med'een, te zanten, tak-om, tak-op, tak-af, tak-in, tak-uit en amen het meezennestje is weerom ijle en uit. (Een aardig gedicht van Guido Gezelle. Er komen een paar Vlaamse woorden in voor, maar die zul je wel begrijpen. Leer 't van buiten om 't eens voor te dragen. Maar vergis je niet in de regels tak-om, tak-op, tak-af Een vertelling uit 't Oorlogsjaar 1940 Door J. SNOEP 4) DE jongens moeten om deze grap lachen, maar Teun zegt tegen Thijs: Nou mot jij meneer Vogel morgen óók eens bij z'n neus nemen. Je mot vragen „Meester, wie is de oudste boekhou der?" Dat weet-ie natuurlijk niet. En dan mot jy zeggen: Dat is Erasmus, want die houdt z'n boek al van 1622 af vast." Ja, dat zal Thijs doen. En durft hij niet, dan zui len Kees of Wim 't graag van hem overnemen. Afgesproken. Maar nu op de fiets en regel recht naar Kralingen Ze zullen bij Teun thuis niet begrijpen waar ze blijven. HOOFDSTUK n Met hun vieren dicht bij elkaar staan ze op 't wa genveer, dat hen naar de overzijde van de Maan moet brengen. 't Is al twee uur en om vijf uur moeten ze ln Kralingen terug zijn. Ze hebben boterhammen genoeg bij zich, maar Teun's moeder wilde per sé hebben, dat de jongens warm eten zullen hebben voor ze de terugreis aanvaarden. En daarin hebben ze dan maar toegestemd. O, wat is Rotterdam een fijne stad, vooral op een prachtige lentedag als vandaag, 't Is al leven en beweeg waar ze ook kijken, en hoe verder de dag vordert, hoe drukker 't wordt. Teun was in 't begin niets ingenomen met de ver huizing van Den Haag naar Rotterdam. Maar nu zou hij niet graag meer terug willen. Op school heeft hy 't best naar z'n zin, ook heeft hij een paar leuke vrindjes. Hij is geboren Rotterdammer zou 't daardoor komen dat hij zo veel van deze stad houdt Hij was vier jaar toen z'n ouden> vertrokken naar Den Haag, waar hij acht jaar heeft gewoond. En nu is hij weer terug in Rotter dam en hij hoopt hier altijd te blijven zó goea heeft hij 't naar z'n zin. Zo-even hebben de vier jongens de tunnelwerken kekeken; Teun vertelde, dat dit geweldige werk aan 't einde van 't volgende jaar gereed zal zijn. De jongens hebben beloofd dan weer eens een dagje naar Rotterdam te komen, want dat moet toch wel leuk zijn; zo'n wandeling onder de Maas. Ja, die grote gebouwen en reusachtige werken zijn in Rotterdam mooi maar toch gaat niets Loven de Maas, waaraan deze stad haar groot heid en welvaart te danken heeft. 1 Is ee® kort maar fijn tochtje met 't wagenveer. Op de tlvier is 't altijd druk, zelfs vandaag. Klei ne bbotjes schieten pijl§nel voorbij; een lange sleepboot glijdt langzaam achter, een hakke- puffertje aan en aan de overzijde ligt een grote buitenlandse stomer, geleed om weer naar zee te gaan* Een groepje padvinders, dat zich ook laat over zetten begint te zingen en vrolijk klinkt ,'t over de brede waterspiegel Te Heb u lief, Rotterdam, met üw drukte en gewoel, Waar het leven zo krachtig in bruint. Koningiy van de Maas, uit wier golven een lied. Vol van glorie en hoop ons omruist. Uit de wedstrijd van handel en scheepvaart houdt gij Fier de Vlag onzer vad'ren omhoog „Koningin van de Maas" ja, dat is de juiste naam voor de stad, die zich daar fier ën tróts met h«ar torens en bruggen uitstrekt onder de helder blauwe voorjaarshemel. Met een schok heeft 't wagenveer de andere oever bereikt en de jongens haasten zich bij hun fietsen te komen, 't Duurt even eer ze de boot kunnen verlaten, en nauwelijks hebben ze de vaste grond weer onder de voeten, of ze springen op 't zadel. Vooruit nu naar 't vliegveld Waalhaven Daarvoor alleen had Wim van Dongen de reis naar Rotterdam wel willen maken. Aan zee- en lucht vaart heeft deze Haagse jongen z'n hart verpand. En 't is voor hem een feestdag, dat hy nu einde lijk eens 't grote Rotterdamse vliegveld met eigen ogen kan zien. Teun van Gent is er natuurlijk ai meer geweest en met Kees de Koning rijdt hij voorop om z'n Haagse makkers de weg te wijzen. 't Is ruim een kwartier trappen, in de verte zijn de grote hangars al te zien. Teun wijst een en ander aan en Kees en Wim luisteren gretig naar Thijs van uam geeft niet zoveel om vliegmachines, maar tóch heeft ook hij 't vandaag best naar z'n zin. Hij vindt 't heerlijk dat de jongens van school hem nu niet meer links laten liggen, zoals vroe ger. Maar was dat niet voor een groot deel z'n eigen schuld? Hij wps aardig op weg een boefje te worden net als z'n broer Anton. Maar toen was hij plotseling erg ziek geworden en in de lange stille uren, dat Thijs van Dam in z'n ledi kant lag in de sombere, rommelige huiskamer, had hij veel gedacht en ook veel gebeden. Zijn moeder wist daar niet van en z'n broer Anton helemaal niet. Meester Vogel, die zijn leer ling geregeld bezocht, had 't wèl begrepen en meer dan eens zei hij: Thijs is na z'n ziekte erg veranderd en heus niet in z'n nadeel.... Vreemd, dat Thijs, op weg naar Waalhaven, nu opeens hier aan denken moet. Ze staan voor 't vliegveld en springen van de fiets. Hun karretjes geven zij in bewaring. Weldra bevinden ze zich op 't grote, uitgestrekte terrein. Er staat een fris windje, maar de lucht is helder en pittig voor een bezoek aan Waal haven is geen mooier dag denkbaar. Sinds de mobilisatie is Waalhaven een militair vliegveld. Maar behalve Nederlandse verken ningsvliegtuigen zijn er ook enige toestellen van de K.L.M. te zien. „We gaan met de rondleiding mee", zegt Teun en met dat voorstel zijn allen 't eens. Wel kost dat een kwartje extra, maar dat hebben de jongens er graag voor over. Daar hebben ze 't kwartje, dat ze vanmorgen van de Koning hebben gekre gen, trouwens voor gereserveerd. Er is belangstelling genoeg, zodat de rondleider niet behoeft te wachten. De jongens komen ogen te kort om alles goed op te nemen. Zelfs Thijs wordt door de algemene belangstelling aangestoken en kijkt met grote ogen verbaasd rond in deze vreemde wereld. De sirene giert: er is een vliegtuig op komst. De scherpe jongensogen turen de strakke lucht af, maar ze zien nog niets. Maar wel horen ze het doordringend motorengeronk. En ja daar zien ze opeens 't vliegtuig verschijnen. Met steeds klimmende belangstelling t-—?n ze naar de grote vogel, wiens zilveren vleugels schitteren in 't glanzende zonlicht. Al meer daalt hij, de wielen zijn al gereed de grond te grijpen. Daar schiet "t toestel naar beneden. dear rijdt 't al in gonzende, vaart over de gladde occui. Plots blijft de zilveren vogel staan en enige rappe jonge kerels schieten toe om voor de Wielen blok ken te plaatsen, die hem belemmeren te ver te ryden. Een .trapje wordt voor de ingang geplaatst, de deur geopend en een tiental passagiers stappen uit. Er is een jongen bij van 'n jaar of twaalf, dertien. De Haagse jongens en Teun van Gent niet minder kijken den jongen met jaloerse blik ken aan. Is dat even een gelukskind. O, konden zij ook eens zo'n vliegtochtje meemaken. Nu verlaat de bestuurder 't toestel en steekt lachend een sigaret op. (Wordt vervolgd) I. Eén letter veranderen Met 1 benik zwaar om te dragen, met g altijd min of meer een vreemde; piet b vorm ik van sommige dingen de buitenste laag: met m maak ik (leel uit van ebn schip en ryet k ben ik een bergplaats. II. Letterraadsel. Mijn 1, 4, 5 is een hoge toren. Mijn 3, 4, 5 een familielid. Mijn 2, 3, 4, 1 een kleur en mijn geheel is iets dat alleen in de slaap vootkomt. III. Een jongensnaam. Maak eenjongensnaam van: O TOR HOED. IV. Allemaal zoeken Met V ben ik een rivier, zoals er in ons land twee voorkomen; met kn ben ik een ondergeschikte; met sp een vogel en met r duid ik aan hoe de woorden en regels in 't schrift en op de lei moe ten staan. OPLOSSING van de raadsels in de vorige Kinderkrant. L Boven het vuur. 13. Het vlas. Als de plant jong is, bloeit ze met een teer-blauwe bloem; is ze oud, dan wordt ze gehekeld en daarna wordt ze als linnen door arm en rijk gedragen, ni. Dë horizon. IV. Een brug. V. De onderdelen van dit raadsel zijn: koolmees, terstond, Alkmaar, sein, geld, nijdig, hennen, zee. Het geheel is: Het zijn niet allen koks, die lange messen dragen. Oplossing: Hoe kon dat nu De nachtwaker had die nacht gedroomd, dat de boot verging. Een nachtwaker mag niet dromen. Hy moet waken en anders verzuimt hij zyn plicht. Een A-B-C-boek Wat een A-B-C-boek is weten we allemaal weL Dat bestaat natuurlijk uit 26 bladzijden. Op elke bladzijde een letter van het alfabet met een aardig plaatje er bij. Op bladz. 1 bijvoorbeeld een appel, op bladz. 2 een boom, enz. Maar leuk is zélf zo'n boek te maken. Hiervoor nemen we 13 stroken katoen. Ongeveer 15 x 40 c.M. Het leukste is, om gekleurd katoen te nemen bijv. zacht-rose Knip een strook cretonne eveneens 15 x 40 c.M. Vouw deze 14 stroken dubbel het cretonne komt aan de buitenkant en naai ze met sterk garen op de vouw aan elkaar. Schulp de drie losse kanten uit voor het rafelen. Ziezo, het boek is klaar. Nu de plaatjes. We zoeken op, wat we voor ons doel nodig hebben. Liefst gekleurde prentjes. Ook de letters knippen we uit óf.... we tekenen ze zelf. Plaatjes en letters opplakken. De tekening geeft aan, hoe we doen moeten. Vader en moeder willen wel 'n handje helpen om leuke rijmpjes te maken. Bijv.: M is een molen, die draait in het rond. N is een noot, die ligt op de grond. Kun je geen geschikt plaatje vinden, dan teken je er een. En ook kun je nog om het boek zelf een omslag maken. Wat is 't meest beklagenswaardige dier? Een mot, want die zit 's zomers in een winter jas en winters in een badpakje. Hl Lil iiiLiri irn mnw 3 5 'MiiMJ z| Ontwaakt, gij die slaapt „Kondet gijlieden dan niet één uur met Mij waken?" Mattheus 26 40. HET aangrijpend verhaal van Jezus' ver blijf in Gethsémané bevat één fragment, dat zeldzaam schoon is in de wijze, waarop het zichzelf tegenspreekt. Toen de Jieiland ten derden male Zijn drie discipelen slapen de vond, nadat Hij ten derden male gebeden en daarin Zijn offer aanvaard had, was hun waakzaamheid niet meer noodig „Slaapt nu voort en rust". Maar zie, in één adem zegt Hij erbij „Staat op, laat ons gaan". Hier valt een glimp van de angst, door den Man van Smar ten doorstaan in Zijn menschelijke natuur; wat is het echtsterk in Zijn bereidheid tot het doen van des Vaders wil, kan Hij Zijn lijfgarde wel missen maar neen, zie, hij is nabij die Mij verraadt, neen, slaapt niet voort, staat op, blijf bij Mij, nu Ik den ver rader tegemoet ga en Ik achter hem de fak kels zie walmen en de zwaarden flikkeren en de stokken dreigenJa, de Heiland zou de. Zijnen liefhebben tot het einde toe, maar even huivert Hij terug als Hij zich realiseert, hoe bitter dat einde en hoe donker de weg erheen zal zijn. Er zijn uiteraard verschillende verklaringen denkbaar van de woorden, waarmee Jezus Zijn drie discipelen heeft gewekt. Het is mo gelijk, dat, naar Borchert opmerkt, Hij hen zonder sparen wakker maakte, om hen te be hoeden, en opdat te feller licht zou vallen op het alleen treden van de pers; immers, toen de bende Hem gevangen nam, vluchtten alle discipelen, Hem verlatende (vs 56). Het is ook mogelijk, in Jezus' woorden heilige ironie te zien, gelijk Schilder meent„Een droeve glimlach om de zonde van het niet kunnen waken". Meer spreekt ons toe de op merking van Grosheide, die er een aanvaar ding der harde realiteit in ziet„Jezus heeft niets aan de drie discipelen gehad en in die wetenschap neemt Hij het kruis op". Hierbij sluit ook aan de bewoording, welke Kuyper gebruikt om het lijden van den Middelaar te peilen; als alle baren en golven over Hem heen gaan, „komt na elke golfslag een heilige pauze; dan loopt Hij naar de drie discipelen en vraagt in weemoed der ziel, of zij dan zelfs niet één uur met Hem kunnen waken". Hoe verschillend echter ook het licht moge zijn, dat op dit even ontroerende als smart volle tafereel valt, in één opzicht spreekt het een duidelijke en beschamende taalToen Jezus' ziel ten doode toe bedroefd was (vs 38) kon Hij op de Zijnen niet rekenen, of schoon Hij met angst vroeg Blijft hier en waakt met Mij. Maar als de Zijnen in de engte gedreven en tot benauwens toe be proefd worden, dan staat Hij gereed, altoos en overal, en dan troost Hij het hart dat schreiend tot Hem vlucht. Om zoo te kunnen troosten, heeft Hij in dien donkeren nacht van Gethsémané ook die laatste troost van de wakende nabijheid der intiemste discipe len moeten derven. Hij schaamde zich den DE ROTTERDAMMER NIEUWE HAAGSCHE COURANT NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT NIEUWE LEIDSCHE COURANT H DORDTSCH DAGBLAD noodtoestand niet; wilde niet sterker schij nen dan Hij was; leed fel, èn door het be wustzijn hen noodig te hebben èn door hun bezwijken voor den slaap. En toch hoe groot was de Heiland in dit uur! Want terwijl Hij de diep teleurstellende ont dekking doet dat de slaap hen overmand heeft, richt Hij tot de discipelen niettemin een vermanend woord, dat èn voor hen 'èn voor ons als een licht in den nacht is j,Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt", waarbij de scherpe vingerwijzing, dat het vleesch zwak is, hoe gewillig ook de geest zij. Nu, dat was de hunne, Petrus vooraan met zijn impulsieve aanbod „Al moest ik ook met U sterven" Waken met, en daarin tot steun van den Heiland, wordt van ons niet gevraagd; Hij overwon alle mogelijkheden tot verlies en ons medelijden met den Man van Smarten wijst Hij radicaal afween dan liever over uzelf. En daar is reden voor, als wij acht geven op den diepgang van het drama in Gethsémané. Hier toch zijn God de Vader en God de Zoon in vertrouwelijk gesprek. Hij, die gezegd heeft„Zie, Ik kom, Ik heb lust om Uw welbehagen te doen" (Psalm 40 8 en 9 en Hebr. 10 7 en 9)is na dertig jaren voorbereiding voor den kamp op leven en dood met den overste der wereld gereed, het strijdperk binnen te treden, nadat Hij Zijn vreeslijken partner in de woestijn met het zwaard des Woords drie felle slagen heeft toegebracht. Hij weet, dat Satan nu alles op alles zal gaan zetten en zie, Hij herziet zich Als het mogelijk ware, Vader, is het nog af te wenden Dat wil zeggen de wereldge schiedenis in haar ganschen omvang en de komst van het Godsrijk wankelen nog eenige seconden als tusschen de twee naturen van Christus; Hij toil redden, maar Hij deinst nog terug voor den vreeslijken prijs. En in die oogenblikkenslapen de getrouwen. Maar de bewaarder van dit Israël sluimert niet Hij keert terug naar den Vader en bindt weer den zielestrijd met zichzelf aan. En daarna vindt Hij de drie weer slapende, ofschoon 7", reeds wisten, welk een dién'- Rust Rust, mijn ziel I Uw God is Koning, Heel de wereld Zijn gebied Alles pjisselt op Zijn wenken, Maar Hij Zelf verandert niet. Ij< Ieder woelt hier om verandring, En betreurt ze dag aan dag, Hunkert naar hetgeen hij zien zal, Wenscht. terug 't geen hij eens zag. Rust, mijn zielUw God is Koning, Wees tevreden met Uw lot,. Zie, hoe alles hier verandert, En verlang alleen naar God. teleurstelling zij hun Meester bereid hadden. Nu wekt Hij hen niet, volhardt in het alleen zijn met den Vader en worstelt ten derden male om de overwinning. En zie nu, als deze behaald is in de volle overgave aan 's Vaders wil, is nog de laatste angst niet voorbij, want Hij zegtSlaapt nu rustig voort, èn staat op, laat ons gaan, hem tegemoet, die Mij ver raden zal. Hoe schoon wordt deze tegenstel ling overkoepeld door Paulus' woord „Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij dat wij waken, hetzij dat wij slapen, tezamen met Hem leven zouden". (1 Thess. 5 10). Zoo mogen we dan uit het angstwoord van den Heiland de rust putten tot veilig leven dag en nacht (en we denken even aan de verschrikkingen van dezen tijd) wijl levende met. Hem, mits we óók de diepere beteeke- nis van dit leven verstaan; dan mag er geen sprake zijn van slapen op de peluw van gees telijke traagheid, want: „Gij zijt allen kinde ren des lichts en kinderen des dags; wij zijn niet des nachts noch der duisternis". Daarom; Komt, Christenschaar, komt, waken wij Het voorwerp onzer zangen, Hij, onze Rechter, is nabij: HU let nr, ov ?e annciev Maandag j.L, de eerste voorjaarsdag in Maart wekte zomersche reacties bij veten, een caféterras in de hoofdstad koesterden de bezoekers zich in een heerlijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 9