Van enlból de. VtotuO- Zijn wensch vervuld De winkeljuffrouw als verkoopster IN het orgaan „De Christelijke Bakkerspatroon" vonden wij iet» doorgegeven van de wijze, waarop in het Amerikaansche vakblaa' „Baker's Weekly, door ',n zekere Barbara Hart geschreven werd over 't met roj-g kiezen van winkelpersoneel. Al raakt het menschelijke in deze Amerikaan sche beschouwing wel wat op den achtergrond, toch zal men kennis willen nemen van de eischen, welke over den Oceaan zooal aan een verkoopster worden gesteld. Daarom nemen wij het volgende over: „Was het vroeger gewoonte een kaart voor den winkel te plaatsen, waarop een hulp werd ge vraagd', thans is men over het algemeen wel zoo ver. dat men weet eerst te moeten vaststellen, aan welke speciale eigenschappen een verkoop ster moet voldoen. Evenmin als u zoo maar den eersten den besten bakker zult aannemen, zon der iets van dezen man <e weten, evenmin dient men een winkeljuffrouw zoo maar aan te nemen. Het gaat er niét om een toonbank-meisje te heb ben, doch wel een verkoopster aan te stellen. Als wij o'e bijzondere kwaliteiten, waardoor iemand tot beste verkoopster wordt, samenvat ten, dan moeten wij allereerst zeggen, dat het veel afhangt van de werkuren en de soort van werk, dat moet worden verricht. Voor dagwerk kunt ge een meisje nemen, dat beneden de 20 jaar is, ino'ien ze voldoende volwassen is en over ervaring beschikt. Daar echter de zeer jonge meisjes in den regel onstandvastig zijn, is het beter 20 als den minimum leeftijd te stellen. Voor late uren is het beter vrouwen in dienst te nemen van 2535 jaar. Dit geldt speciaal indien het voorkomt, dat de verkoopster alleen op haar post staat. Wat de lichaamslengte betreft zijn »eer veel winkelhouo'ers gesteld op een bepaalde standaard lengte. Dit staat prettig en wij moeten vooral in gedachten houden, <iat een te klein meisje niet goed over de hooge toonbank heen kan werken. Van len anderen kant staat vakkleeding een workelijk lang meisje niet zeer goed. Overigens hebben wij niets tegen groote vrouwen. IIoc gezet zij ook mogen zijn een vrouw kan er altijd verzorgd uitzien. Zij, a'ie eenige ervaring hebben, gaan voor, want het kost tijd en het is in het eerst zeer moeilijk om eenige routine te verkrijgen. Kies daarom al tijd de sollicitanten uit, die reeds eerder een be trekking hadden, ook al was deze in een geheel andere branche en slechts voor enkele maana'en. De speciale training, welke door warenhuizen, groote levensmiddelen-bedrijven en restaurants wordt gegeven, is zeer bevorderlijk voor de ont wikkeling van goede verkoopkrachten. Evenwel kunt ge koopmanschap loeren aan een bijdehand meisje, a'at vroeger dienstbode, bus-conductric© of industrie-arbeidster was. Wij moeten in gedachten houden, dat, oni goed personeel te krijgen, wij er ook iets tegenover moeten zetten. Daarom moeten wij bij de eischen, welke wij ze voorleggen, ook de voordeelen op sommen, die wij hebben aan te bieo'en. Als voor beeld wordt dan het volgende prospectus gs- noemd. Blank's Bakkry. Vereisohten voor verkoopsters. Leeftijd 2035 jaar; Lengte 1.55—1.87% m. Maat van vakkleealng: 32, 34, 36, 38 (Ainer.). heldere lichte en tevens gave huid goeaSk tanden; prettige glimlach verzorgd haar j verzorgde gestalte. Optreden Zelfverzekerd en opgewekt. In slaas het publier gemakkelijk tegemoet te kornet*. Bekwaamheid Vlug en doelmatig; werken. OndervindingErvaring in vorige verkoop-be trekkingen geeft voorkeur. Training in filiaal of warenhuis; restaurant-, industrieels, of huiahouü'elijke-ervaring zal in aanmerking worden genomen". E3N RAAD VAN VADER CATS Vriend, die hier staat aan deze sloot I Mij o^unkt, zij is u wat te groot; Aleer gij dan uw sprong begint. Zo maak. .1st gij u wel verzint. Zo maak, dat gij de gronden weet, Zr maak, dat gy het water meet, *»aa» Iet voora., o goede man t ver uw pclse reiken kan; Want veel te pogen, zonder raad, Rn ver te springen, zonder maat. En zaken aangaan, boven macht. Dat brengt er menig n de gracht. Wittekool biedt thans vele en goede mogelijkheden HEBT U wel een» opgemerkt, hoe, zelfs nog vóór de herfst officieel is aangebroken, ver* schillende huisvrouwen haar geziu reeds trac- teeren op kool Er is dan Augustus, September heuscb nog aardig wat keus op 't gebied van groente en tooh blijkt 't verlangen naar rooo'e, witte en savoye- kool zóó sterk, dat men dez© groenten graag een plaats geeft naast de bloemkool, de worteltjes, o'e tomaten en de zomersche blad groenten. In dien tijd waardeeren we dus de kool. Hoe komt 't dan, dat eenige maanden later, als de winter reeds een eind op streek is en het voorjaar gaat naderen, diezelfde kool nog maar aanvaard wordt als., een „noodzakelijk kwaad" in deze beteekenis, dat we een groente op onzen disch niet willen missen en dat we dan maar onze toevlucht nemen tot kool De groente-zelf is bier zeker niet de schuldige die blijft ons haar overvloeo' van waardevolle be- standdeelen bieden (vooral zouten en vitamines) en ze heeft van haar sniaak ook nog niets ver loren. De kwestie is, dat die smaak op den duur Er is dan Augustus, September heu9ch nog aardig wat keus op 't gebied van groente, en toch blijkt 't verlangen naar roode-, wilte- en savoyekool zóó sterk, dat men deze groenten voor on» de charme van het nieuwe heeft in geboet. We dienen daarom te overleggen, of 't niet anders kan. En o'an komen we tot het inzióht, dat de bereiding hier een punt van groot belang moet zijn, dat de gevarieerde vorm en de toevoeging van verschillende met elkaar afwisselende ingre diënten het euvel van eentonigheid met succes kunnen voorkomen. Wittekool bijv. kan geschaafd worden, maar ze kan óók in grove parten gesneden wora'en, die, nadat ze in hun geheel zijn gaargekookt, bedekt worden met een saus, of wei, met wat jus worden gestoofd.. Verder kan in het sausje, waarmee we zoowel de fijngescliaafde als de in parten gesneden kool af maken, de nooalge afwisseling worden gebracht. De kool, die we dan dez» week bijv. met 'n melk- 8auaje opdienen, zal de volgende week met een kaas. of tomatensaus een geheel anderen indruk op ons maken en a.h.w. een nieuwe groente voor stellen. Tenslotte zal de fijn gesnipperde of grof geraspte kool, rauw vermengd met een smakelijke sla-saus in geen enkel opzicht berinneren aan o'e gekookte warme groente vooral bij visch zal zoo'n witte- koolsla een welkom bijgerecht vormen. Over den stamppot van wittekool hebben wij dan zelfs nog niet gesproken ook die kan op zich zelf weer verschillende mogelijkheden brengen r met witte boonen b.v. met worst, met geraspte kaas, enz. Een paar voorbeelden van koolgerechten, die u tot nu toe misschien niet bekend' zijn, mogen hier volgen WITTEKOOL MET TOMATEN- OF KAASSAUS (4 personen). 1 k 1% kg. witte- of savoyekool, liter melk, 40 gr. (2 afgestreken eetlepels) bo ter, 40 gr. (4 afgestreken eetlepels) bloem, 2 volle eetlepels dikke tomatenpurée of 50 gr. (6 volle eetlepels) gorapste oud» kaas, wat ze"* Ontdoe de kool van o'e buitenste bladeren, snijd se dan doormidden en verdeel elke helft in 4 fjtieaen van f1^/W£MejjGn DAT wij leven onder den middel-europee- schen tijd geeft ons de illusie van 'n vroeg voorjaar. Gisteren was het Zondag en toen ben ik 's avonds na het boterham-eten met Daatje nog een eindje omgeloopen. Er zat iets zachts en milds in de lucht. Tegen den hemel aan lag een diezig waas, waar doorheen een roode maan steeds duide lijker zichtbaar werd in de groeiende sche mering. Er waren meer wandelaars op den weg, echte wandelaars, die kennelijk nog een eindje om kuierden om van den zachten troon d te genieten, tusschen licht en donker, als er in de natuur een sfeer van vrede komt. Nu ia het Maandag en terwijl ik dit in het kantoortje achter den winkel zit te schrijven, ligt er een stuk zon op het binnenplaatsje naast het kolenhok en als ik op kijk en mijn hals uitrek, zie ik een stukje van den stra- lenden blauwen hemel. Toen ik zooeven in den winkel stond, heb ik twee mijnheeren voorbij zien loopen in hun colbertje, een van hen met een regenjas bengelend op zijn arm, maar de ander, optimist, geheel in zijn zo- mersch en zonder eenige voorzorgsmaatregel tegen een plotselinge wending in de natuur. Daatje en ik hebben vanmiddag aan tafel met eenparigheid van stemmen besloten, dat we een van de drie dekens van ons bed er vanavond af zullen nemen, omdat we 't van nacht een tikje te warm hebben gehad. Voor zichtigheidshalve zullen we dien deken nog wel bij de hand houden, zoodat we hem des noods midden in den nacht grijpen kunnen, maar desondanks is dezen maatregel, begin Maart 19411 toch niet zonder beduidenis. De duiven die achter aan het huis van mijn buurman hangen, zitten te koeren tegen het zonnetje. In de boom, die boven den achter muur van het binnenplaatsje uitsteekt, tee kenen de bladknoppen zich duidelijk af. Het kleine potkacheltje in mijn kantoortje: ik weet niet of het nu nog brandt of al uit is. Het interesseert me ook eigenlijk niet. Het is hier warm genoeg en zal hier warm genoeg blijven voorloopig. Er zijn vijf narcissen in een vaasje op mijn cylinder-bureau, vijf melkwitte bloemen met een oranje hart, vijf schepselen van God. Een ander schepsel zit er naar te kijken, een schepsel met een grijze sik en een oud hart, waarin iets van de nieuwe lente ritselt. Men kan zoo hevig naar het nieuwe voorjaar verlangen. Ik heb er zoo naar verlangd vanuit den ijskelder, die deze winter was, met al die naargeestige duister nis, die ongerepte duisternis moest blijven, op straffe van hechtenis subsidiair een boete. Weg met het licht. U kent wel die grijze edelbeton palen met een helm op langs de straten. Welnu die hebben kunnen branden. Dat noemde men straatlantaarns. Er zaten twee lampen in en vroeger ging er om twaalf uur 's nachts een van die twee lampen uit, want men hield niet van overdaad bij de straatverlichting. Ja, 't is lang geleden. Het voorjaar brengt het licht weer mee. De dagen rekken uit en de nachten krimpen m. De schemering duurt al tot diep in den avond en de morgen gloort al aan voor het ontbijt. Wij eten onze drie maaltijden reeds weer allemaal in het daglicht. En nu gaat bij het licht ook weer de zonnewarmte komen. Het prille groen in de stadstuintjes dringt door het beschermende turfmolm heen. Daatje en ik hebben het gisterenavond zelf gezien. Wij zagen ook de sneeuwklokjes en de crocusjes, de lange smalle bladen van de tulpen. De zon is vroolijk als een held om het pad te loopen. Onweerstaanbaar. Voortaan, alle de dagen der aarde, zullen zaaiing en oogst en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht niet ophouden. Er is geen knop waarmede men de zon kan uitdraaien en er is geen randstof, waarmede men haar des winter.- kan opstoken. Het ligt allemaal bui ten 's menschen bereik. Hieraan kan men denken en dankbaar glim lachen om de onweerstaanbare heerlijkheid van het voorjaart dat ook tot den stadsmensch komt in een stukje zon, een paar bloemen, zwellende knoppen aan de boomen en een dagelijks groeien van het daglicht. Zoo teeken ik dan MIJNHEER DE MAN. De oude tijd keert terug. Het spinnewiel heeft zijn plaats heroverd op de textielafdeeling van de Utrechtsche Jaarbeurs. (Foto Pax-Holland.) door Piet Gerards RATELEND rollen d« wielen van hot oud» petroleum-karretje over de ongelijke straaU atecnen. Enkele leege bussen botsten onophoude lijk tegen elkaar. Achter het karretje loopt vrouw Stoffels. Bij de menschen van het dorp heet xe oLie-Ger- ritjev Ze is er vanmiddag weer op uit geweest om haar klanten te bedienen. Haar witgesohuurde klompen klotsen in het süllc straatje. Het geluid van wielen en klompen dringt door tot rn die kleine huisjes. Haar lichaam iets voor overgebogen, d« armen bijna recht naar voren gestrekt en de knokkige handen om het handvat geklemd, zoo duwt z« baar vrachtje voort. Ze is wat Iaat vanmiddag, het begint al te schemeren. Ja, ze heeft vanmid dag wat oponthoud gehad. Toch gelukkig, dat alles weer achter den rug Is, denkt ze. Glimlachend duwt ze verder, ze is i'n een goed» bui. Van q'c klinkers komt ze nu op den zandweg, Geleidelijk aan loopt het nu omhoog, den dijk op, Gerritje moet nu wel wat extra duwen om haar vrachtje boven te krijgen. Haar armen verslap pen en dan duwt z« met haar geheele lichaam, Het olie-doortrokken handvat drukt zwaar tegen haar tengere figuur. Als het hoogste punt bereikt is. komt haar lichaam weer in den ouo'en vorm terug. Het is toch eiken keer weer een heele sjouw; de weg loopt heel flauwtjes naar boven. Het vraagt veel van haar krachten. Ze heeft nu gelukkig het voordeel, dat de weg goed hard is. Soms is het vol met kuilen en gaten en na veel regen is er bijna niet door de modder te komen. O, ze weet er alles van. Haar heele leven heeft ze al duar achter den dijk gewoond. En met haar karretje is ze er al op uitgetrokken zoolang ze ge trouwd is. Ze noemen haar niet voor niets olie-Gerritj» I Nog even moet ze nu haar laatste klant bedienen. Ze loopt het smalle pad naar beneden, komt bij de woonschuit, die in het stille gedeelte van d« rivier ligt. De bussen worden geruild. Even oen kort praatje met de vrouw van de schuit. Gerritje heeft vandaag niet wol tijd, ze is toch al laat; eigenlijk i» ze te lang bij haar dochter aan de praat geweest. Maar ja, daar was dan ook wel een goede reden voor. Zou z« haar vreugde aan die vrouw moe- doelen Gerritje doet het niet, ze praat niet zoo gemakkelijk met deze vrouw. De woonschuit ligt al wel enkel© jaren hier, maar het zijn toch gwn menschen van hun dorp. Want daar kan *e mee overweg, dan kan ze haar mondje roeren I Neen, ze zegt er nu niets van. Met een wat haastig „gedag" loopt ze weer naar boven. Het karretje is al weer in beweging. De onver kochte petroleum klotst in het kleine tankje. Ze is nu bijna thuis, verlangt naar de warmte. Na eenige minuten stopt ze tegenover haar huisje, dat zoo rustig onder aan den dijk staat. „KoesKeesroept ze, en wacht dan even af. En als na eenig wachten geen antwoord terug komt, zet ze beide handen aan den mond en herhaalt haar roep: „KeesKeeeea Haar schelle stem klinkt sohril m de rustig» omgeving, sterft over het water in de rivier. Dan komt er van achter het huisje eenige bewe ging en Kees, haar man strompelt moeizaam den dijk op. Zonder veel woorden brengen zo nu samen het karretje onder aan den dijk. Kees gaat er voor loopen, houdt met zijn geknomden rug zooveel mogelijk tegen. Z'n vrouw aan den anderen kant trekt uit alle macht. Driemaal per week maken ze denzelfden gang. Vroeger deed ze het alleen. Met een vaart ging het dan den dijk a/. Maar Kees is nu toch altijd thuis, kan best een handje helpen. Ze zou het misschien nu alleen niet meer kunnen ook. Al» ze zoo 's middags met de olie weg geweest is, voelt ze toch best dat ze een dagje ouder wordt. Maar de verdiensten kunnen z« nu niet missen. Zou ze het Kees direct zeggen, het groote nieuws Neen, ze zal heel gewoon doen, Keee n ieuwsgierig houden. O, ze weet wel hoe hij er nas^verlangt het te hooren. Samen hebben ze er dikwijls over ge sproken, over het groote geluk, dat huu stond te wachten. Het karretje wordt i<n het schuurtje gereden. Koes is er den heelen middag zoo n beetje aan het knutselen geweest. Maar het meest waren z'n gedachten toch wel daar bij zijn dochter. Och, je wou daar als man niet altijd over pra ten, maar o, hoe verlangde hij naar bericht- Achter elkaar loopen ze naar het lager huisje. „Heb je nog wat van Griet gehoord?" Gerritje is al naar binnen, heeft blijkbaar niets gemerkt „Ben je nog bij Griet aangeweest soms?" waagt hij dan te vragen. De oude baas wil ook niet graag laten merken ho® vol spanning hij is. Ger ritje doe wat anders dan gewoon, denkt hij: Zou ze al wat weten „Hè, wat vroeg je, of >k bij Griet geweest be>n Ja, ik ben or even aan geweest; daarom ben ik ook zoo laat vandaag", „O". Gerritje schikt even iets op tafel. Ze moeten zoo brood eten. „En hoe was het daar, allee goed „Erg warm is het hier niet, Kees", ontwijkt zo een ddrect antwoord. Ze loopt naar de ouderwetsche potkachel, houdt de handen uitgestrekt dicht er boven. Dan pas hoort Kees, waar hij al dagen naar verlangd heeft en waar hij juist vanmiddag zoo mee bezig geweest hs. Hij had verlangt naar de terugkomst van z'n vrouw en toen ze zooveel later kwam dan gewoonlijk, nou toen had hij z'n gedaohtcn er over. En hij was eigenlijk den geheeien mid dag onrustig geweest. Eu nu is ze dan bhuia. Nu zal het dus komen. Voor de gewone nieuw tjes uit het dorp heeft hij nu geen belangstel ling. „Ja, met Griet is het best, alles heel goed ge gaan „Zoo het is dus al aohler den rug valt Kees haar Ln de reden. „Ja, een flinke zoon „Een jongen chrs", herhaalt Koes met zenuwach tige stem. Hoe heeft hij naar die woorden verlangd Nu weet hij het.... z'n wensch is vervuld. Hij gaat rn z'n rieten stoel zitten en zet de voeten op de groote ronde plaat van den kachel. Heerlijk warm is dat! Zijn vrouw staat tegenover hem, nog steeds de handen uitgestrekt boven de warmte. Ze zwijgen. Beiden zijn bezig met eigen gedach ten. Kees is nog met een ding beeig. Hij wil daar zelf liever niet over beginnen. Ze zullen het wel doen, denkt hij, ze zullen best doen zooals het hoort, Sommigen vinden dat nou zoo gek, dat een men soli daar op gesteld is, redeneert hij in stilte tot zichzelf, er mee zijn met hun 1 Kees I Koea 1 - Hoort hij dat goed? Ze maakte ook net zoo'n leven met dat hout Zou het tocih waar zijn Hij glimlacht, schuift nog wat drichter bij den kachel. Zijn vrouw licht den zwaren kop van den kachel op, gooit een groot houtblok op het vuur. De vonken spatten omhoog. Dan loopt ze naar <le tafel, waarboven de groot© petroleum lamp hangt en maakt licht. Een zacht schijnsel schemert door d© kamer. Do ronde lichtvlam komt langzaam hooger ln het lang© lampglas. Het gordijn voor het raam wordt neergolalen: twee menschen in een warm» knuss» omslotenhedd. „En of je morgen ©ene kwam kijken", „Zoo. heeft ze dat gevraagd „Ja, je moet toch je naamgenoot too gauw moge lijk zien I" Kees is opgestaan toen hij dat woord hoorde noe men. Het ia of hij ineens veel vlugger is ge worden. O, hij had het wel gedacht, maar eerst moest hij het zeker weten. Hij staat nu dicht bij zijn vrouw. „Naamgenoot, naamgenoot I" mompelt hij. „Hebben ze hem dan toch Kees genoemd I" Gerritje doet of ze het heel gewoon vindt, weef echter wel wat dit voor den ouden baas beteekent* En ook zijzelf is ©r zeer me© ingenomen. „Ja, Kees, gewoon Kees, precies als jij". Even staat de oude man in gepeins verzonken, Het oude steenén pijpje trilt tusschen den tande- loozen mond. Hij is blij, o zoo blij. Nergens zouden z© hem grooter plezier mee heb ben kunnen doen. „Zouden we straks nog niet even kuurnen gaan, Gerritje „Wat zog je, te koud om er nog door te gaan; zoover ie het toch niet 1 „Ben je dan zoo erg benieuwd, Kees?" „Anders ga je er 's avonds toch nooit graag uit I"1 „Nou jaanderser is tooi» versohiien numaar als jij denkt dat het misschien beter is voor Grietdan doen we 't nietdan „O, Griet zal het vast aardig vinden, dat je af zoo gauw komten als jij nu graag wüt Meteen bog-mt ze met het klaarmaken van ie avondboterham. Bijna zwijgend eten zehet gaat vanavond niet bestze zijn beiden zoo vol van geluk. Dien avond ziet Kees zijn eersten kleinzoon, z'n levensweuscb, waarop hij zoolang heeft moeten wachten, is vervuld. Als ze weer naar bun huisje terug keeren is bet al laat. Ze zijn niet gewend' om op dat uur nog over straat te loopen. Naast elkaar gaan ze nu op den dijk. Strak staat de hemel boven hen, een heldere maan verlicht het rustige landschap. Voorzichtig gaan ze over het smalle klinkerpad naar beneden. In de verte klinken negen slagen. De heldere klokken-klanken worden meegevoerd ooör den helderen vrieswind Twee gelukkige menschen verdwijnen in het kleine lag» huisje. Even nog praten ze na, ze hebben vandaag zoo veel beleefdhun liefste wensch ging in ver vulting. Don neemt Koes den ouden, grooten Bijbel en met bevende stem leest hij den honderd zeven en twki- tigsten psalm. Het derde vers spreekt hij met extra nadruk uit: „Ziet, cLe kinderen zijn een erfdeel des Heeren. Hun handen blijven dien avond wat langer ge vouwen dan gewoonlijk Dan valt de nacht over hun vredige huisje. Maar slapen kan Kees niet, hij heeft nu opeens zooveel om over te denken. Hij voelt zich zoo ge lukkig; heeft nii alles, wat hij maar kan begee- ren. En dan is er nog dat eene, dat hij alleen weet daar boven op de hilt in het schuurtje, daar staat het. Heel aohter in een donkeren hoek, want Ger. ritje heeft het nooit mogen ©eten. Nu moet het te voorschijn komen, nu moet het er afmorgen vroeg direct. Gerritje zal het wel gek vinden, denkt hij. Mis schien zegt ze wel. het nog minstens een of twee jaar te laten staanmaar neen, dat wil hij nieten als ze het ziet, zal ze toch ook ver wonderd zijn, dat hij dat zelf heeft gemaakt. Het ie waar, de kleine Kees heeft er nog niets aan, maar toch moet hij het hebben.... ja zeker 't heeft al lang genoeg op z'n komst ge. wacht Heel stiekem, zonder dat z'n vrouw er ooit iets van gemerkt heeft, heeft hij het gemaakt De wielen had hij van een opkooper gekocht en een mooi glad kistje weer ergens anders bemach tigd. Toen was Kees aan *t werk gegaan. Telkens als Gerritje er op uit was met haar kar retje heeft hij gewerkt aan het wagentje voor den kleinen Kees. In gedachten ziet de oude man don kiemen jongen al loopen achlor bet wagentje, dat groot, vader gemaakt heeft.Later zal hij het vaal ge bruiken om voor zijn konijnen gras te halen...,, ja want die moet hij ook hebben Uy leeft al jaren vooruit.... z'n godachlen 81

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 11