Van enlból de. VtotuO-
Zijn wensch vervuld
De winkeljuffrouw als
verkoopster
IN het orgaan „De Christelijke Bakkerspatroon"
vonden wij iet» doorgegeven van de wijze,
waarop in het Amerikaansche vakblaa' „Baker's
Weekly, door ',n zekere Barbara Hart geschreven
werd over 't met roj-g kiezen van winkelpersoneel.
Al raakt het menschelijke in deze Amerikaan
sche beschouwing wel wat op den achtergrond,
toch zal men kennis willen nemen van de
eischen, welke over den Oceaan zooal aan een
verkoopster worden gesteld. Daarom nemen wij
het volgende over:
„Was het vroeger gewoonte een kaart voor den
winkel te plaatsen, waarop een hulp werd ge
vraagd', thans is men over het algemeen wel zoo
ver. dat men weet eerst te moeten vaststellen,
aan welke speciale eigenschappen een verkoop
ster moet voldoen. Evenmin als u zoo maar den
eersten den besten bakker zult aannemen, zon
der iets van dezen man <e weten, evenmin dient
men een winkeljuffrouw zoo maar aan te nemen.
Het gaat er niét om een toonbank-meisje te heb
ben, doch wel een verkoopster aan te stellen.
Als wij o'e bijzondere kwaliteiten, waardoor
iemand tot beste verkoopster wordt, samenvat
ten, dan moeten wij allereerst zeggen, dat het
veel afhangt van de werkuren en de soort van
werk, dat moet worden verricht. Voor dagwerk
kunt ge een meisje nemen, dat beneden de 20
jaar is, ino'ien ze voldoende volwassen is en over
ervaring beschikt. Daar echter de zeer jonge
meisjes in den regel onstandvastig zijn, is het
beter 20 als den minimum leeftijd te stellen.
Voor late uren is het beter vrouwen in dienst te
nemen van 2535 jaar. Dit geldt speciaal indien
het voorkomt, dat de verkoopster alleen op haar
post staat.
Wat de lichaamslengte betreft zijn »eer veel
winkelhouo'ers gesteld op een bepaalde standaard
lengte. Dit staat prettig en wij moeten vooral
in gedachten houden, <iat een te klein meisje niet
goed over de hooge toonbank heen kan werken.
Van len anderen kant staat vakkleeding een
workelijk lang meisje niet zeer goed.
Overigens hebben wij niets tegen groote vrouwen.
IIoc gezet zij ook mogen zijn een vrouw kan er
altijd verzorgd uitzien.
Zij, a'ie eenige ervaring hebben, gaan voor, want
het kost tijd en het is in het eerst zeer moeilijk
om eenige routine te verkrijgen. Kies daarom al
tijd de sollicitanten uit, die reeds eerder een be
trekking hadden, ook al was deze in een geheel
andere branche en slechts voor enkele maana'en.
De speciale training, welke door warenhuizen,
groote levensmiddelen-bedrijven en restaurants
wordt gegeven, is zeer bevorderlijk voor de ont
wikkeling van goede verkoopkrachten. Evenwel
kunt ge koopmanschap loeren aan een bijdehand
meisje, a'at vroeger dienstbode, bus-conductric©
of industrie-arbeidster was.
Wij moeten in gedachten houden, dat, oni goed
personeel te krijgen, wij er ook iets tegenover
moeten zetten. Daarom moeten wij bij de eischen,
welke wij ze voorleggen, ook de voordeelen op
sommen, die wij hebben aan te bieo'en. Als voor
beeld wordt dan het volgende prospectus gs-
noemd.
Blank's Bakkry.
Vereisohten voor verkoopsters.
Leeftijd 2035 jaar;
Lengte 1.55—1.87% m.
Maat van vakkleealng: 32, 34, 36, 38 (Ainer.).
heldere lichte en tevens gave huid goeaSk
tanden; prettige glimlach verzorgd haar j
verzorgde gestalte.
Optreden Zelfverzekerd en opgewekt. In slaas
het publier gemakkelijk tegemoet te kornet*.
Bekwaamheid Vlug en doelmatig; werken.
OndervindingErvaring in vorige verkoop-be
trekkingen geeft voorkeur. Training in filiaal
of warenhuis; restaurant-, industrieels, of
huiahouü'elijke-ervaring zal in aanmerking
worden genomen".
E3N RAAD VAN VADER CATS
Vriend, die hier staat aan deze sloot I
Mij o^unkt, zij is u wat te groot;
Aleer gij dan uw sprong begint.
Zo maak. .1st gij u wel verzint.
Zo maak, dat gij de gronden weet,
Zr maak, dat gy het water meet,
*»aa» Iet voora., o goede man t
ver uw pclse reiken kan;
Want veel te pogen, zonder raad,
Rn ver te springen, zonder maat.
En zaken aangaan, boven macht.
Dat brengt er menig n de gracht.
Wittekool biedt thans vele en
goede mogelijkheden
HEBT U wel een» opgemerkt, hoe, zelfs nog
vóór de herfst officieel is aangebroken, ver*
schillende huisvrouwen haar geziu reeds trac-
teeren op kool
Er is dan Augustus, September heuscb nog
aardig wat keus op 't gebied van groente en tooh
blijkt 't verlangen naar rooo'e, witte en savoye-
kool zóó sterk, dat men dez© groenten
graag een plaats geeft naast de bloemkool, de
worteltjes, o'e tomaten en de zomersche blad
groenten.
In dien tijd waardeeren we dus de kool.
Hoe komt 't dan, dat eenige maanden later, als
de winter reeds een eind op streek is en het
voorjaar gaat naderen, diezelfde kool nog maar
aanvaard wordt als., een „noodzakelijk kwaad"
in deze beteekenis, dat we een groente op onzen
disch niet willen missen en dat we dan maar
onze toevlucht nemen tot kool
De groente-zelf is bier zeker niet de schuldige
die blijft ons haar overvloeo' van waardevolle be-
standdeelen bieden (vooral zouten en vitamines)
en ze heeft van haar sniaak ook nog niets ver
loren. De kwestie is, dat die smaak op den duur
Er is dan Augustus, September heu9ch nog
aardig wat keus op 't gebied van groente, en
toch blijkt 't verlangen naar roode-, wilte- en
savoyekool zóó sterk, dat men deze groenten
voor on» de charme van het nieuwe heeft in
geboet.
We dienen daarom te overleggen, of 't niet anders
kan. En o'an komen we tot het inzióht, dat de
bereiding hier een punt van groot belang moet
zijn, dat de gevarieerde vorm en de toevoeging
van verschillende met elkaar afwisselende ingre
diënten het euvel van eentonigheid met succes
kunnen voorkomen.
Wittekool bijv. kan geschaafd worden, maar ze
kan óók in grove parten gesneden wora'en, die,
nadat ze in hun geheel zijn gaargekookt, bedekt
worden met een saus, of wei, met wat jus worden
gestoofd..
Verder kan in het sausje, waarmee we zoowel de
fijngescliaafde als de in parten gesneden kool af
maken, de nooalge afwisseling worden gebracht.
De kool, die we dan dez» week bijv. met 'n melk-
8auaje opdienen, zal de volgende week met een
kaas. of tomatensaus een geheel anderen indruk
op ons maken en a.h.w. een nieuwe groente voor
stellen.
Tenslotte zal de fijn gesnipperde of grof geraspte
kool, rauw vermengd met een smakelijke sla-saus
in geen enkel opzicht berinneren aan o'e gekookte
warme groente vooral bij visch zal zoo'n witte-
koolsla een welkom bijgerecht vormen.
Over den stamppot van wittekool hebben wij dan
zelfs nog niet gesproken ook die kan op zich
zelf weer verschillende mogelijkheden brengen r
met witte boonen b.v. met worst, met geraspte
kaas, enz.
Een paar voorbeelden van koolgerechten, die u
tot nu toe misschien niet bekend' zijn, mogen hier
volgen
WITTEKOOL MET TOMATEN- OF
KAASSAUS (4 personen).
1 k 1% kg. witte- of savoyekool, liter
melk, 40 gr. (2 afgestreken eetlepels) bo
ter, 40 gr. (4 afgestreken eetlepels) bloem,
2 volle eetlepels dikke tomatenpurée of
50 gr. (6 volle eetlepels) gorapste oud»
kaas, wat ze"*
Ontdoe de kool van o'e buitenste bladeren, snijd
se dan doormidden en verdeel elke helft in 4
fjtieaen van
f1^/W£MejjGn
DAT wij leven onder den middel-europee-
schen tijd geeft ons de illusie van 'n vroeg
voorjaar. Gisteren was het Zondag en toen
ben ik 's avonds na het boterham-eten met
Daatje nog een eindje omgeloopen. Er zat
iets zachts en milds in de lucht. Tegen den
hemel aan lag een diezig waas, waar
doorheen een roode maan steeds duide
lijker zichtbaar werd in de groeiende sche
mering. Er waren meer wandelaars op den
weg, echte wandelaars, die kennelijk nog een
eindje om kuierden om van den zachten
troon d te genieten, tusschen licht en donker,
als er in de natuur een sfeer van vrede komt.
Nu ia het Maandag en terwijl ik dit in het
kantoortje achter den winkel zit te schrijven,
ligt er een stuk zon op het binnenplaatsje
naast het kolenhok en als ik op kijk en mijn
hals uitrek, zie ik een stukje van den stra-
lenden blauwen hemel. Toen ik zooeven in
den winkel stond, heb ik twee mijnheeren
voorbij zien loopen in hun colbertje, een van
hen met een regenjas bengelend op zijn arm,
maar de ander, optimist, geheel in zijn zo-
mersch en zonder eenige voorzorgsmaatregel
tegen een plotselinge wending in de natuur.
Daatje en ik hebben vanmiddag aan tafel
met eenparigheid van stemmen besloten, dat
we een van de drie dekens van ons bed er
vanavond af zullen nemen, omdat we 't van
nacht een tikje te warm hebben gehad. Voor
zichtigheidshalve zullen we dien deken nog
wel bij de hand houden, zoodat we hem des
noods midden in den nacht grijpen kunnen,
maar desondanks is dezen maatregel, begin
Maart 19411 toch niet zonder beduidenis.
De duiven die achter aan het huis van mijn
buurman hangen, zitten te koeren tegen het
zonnetje. In de boom, die boven den achter
muur van het binnenplaatsje uitsteekt, tee
kenen de bladknoppen zich duidelijk af. Het
kleine potkacheltje in mijn kantoortje: ik
weet niet of het nu nog brandt of al uit is.
Het interesseert me ook eigenlijk niet. Het is
hier warm genoeg en zal hier warm genoeg
blijven voorloopig. Er zijn vijf narcissen in
een vaasje op mijn cylinder-bureau, vijf
melkwitte bloemen met een oranje hart, vijf
schepselen van God. Een ander schepsel zit
er naar te kijken, een schepsel met een grijze
sik en een oud hart, waarin iets van de
nieuwe lente ritselt. Men kan zoo hevig naar
het nieuwe voorjaar verlangen. Ik heb er zoo
naar verlangd vanuit den ijskelder, die deze
winter was, met al die naargeestige duister
nis, die ongerepte duisternis moest blijven,
op straffe van hechtenis subsidiair een boete.
Weg met het licht. U kent wel die grijze
edelbeton palen met een helm op langs de
straten. Welnu die hebben kunnen branden.
Dat noemde men straatlantaarns. Er zaten
twee lampen in en vroeger ging er om twaalf
uur 's nachts een van die twee lampen uit,
want men hield niet van overdaad bij de
straatverlichting. Ja, 't is lang geleden.
Het voorjaar brengt het licht weer mee. De
dagen rekken uit en de nachten krimpen m.
De schemering duurt al tot diep in den avond
en de morgen gloort al aan voor het ontbijt.
Wij eten onze drie maaltijden reeds weer
allemaal in het daglicht. En nu gaat bij het
licht ook weer de zonnewarmte komen. Het
prille groen in de stadstuintjes dringt door
het beschermende turfmolm heen. Daatje en
ik hebben het gisterenavond zelf gezien. Wij
zagen ook de sneeuwklokjes en de crocusjes,
de lange smalle bladen van de tulpen. De
zon is vroolijk als een held om het pad te
loopen. Onweerstaanbaar. Voortaan, alle de
dagen der aarde, zullen zaaiing en oogst en
koude en hitte, en zomer en winter, en dag
en nacht niet ophouden. Er is geen knop
waarmede men de zon kan uitdraaien en er
is geen randstof, waarmede men haar des
winter.- kan opstoken. Het ligt allemaal bui
ten 's menschen bereik.
Hieraan kan men denken en dankbaar glim
lachen om de onweerstaanbare heerlijkheid
van het voorjaart dat ook tot den stadsmensch
komt in een stukje zon, een paar bloemen,
zwellende knoppen aan de boomen en een
dagelijks groeien van het daglicht.
Zoo teeken ik dan
MIJNHEER DE MAN.
De oude tijd keert terug. Het spinnewiel heeft zijn plaats heroverd op de textielafdeeling
van de Utrechtsche Jaarbeurs. (Foto Pax-Holland.)
door Piet Gerards
RATELEND rollen d« wielen van hot oud»
petroleum-karretje over de ongelijke straaU
atecnen. Enkele leege bussen botsten onophoude
lijk tegen elkaar.
Achter het karretje loopt vrouw Stoffels.
Bij de menschen van het dorp heet xe oLie-Ger-
ritjev Ze is er vanmiddag weer op uit geweest
om haar klanten te bedienen. Haar witgesohuurde
klompen klotsen in het süllc straatje. Het geluid
van wielen en klompen dringt door tot rn die
kleine huisjes.
Haar lichaam iets voor overgebogen, d« armen
bijna recht naar voren gestrekt en de knokkige
handen om het handvat geklemd, zoo duwt z«
baar vrachtje voort. Ze is wat Iaat vanmiddag,
het begint al te schemeren. Ja, ze heeft vanmid
dag wat oponthoud gehad.
Toch gelukkig, dat alles weer achter den rug Is,
denkt ze.
Glimlachend duwt ze verder, ze is i'n een goed»
bui.
Van q'c klinkers komt ze nu op den zandweg,
Geleidelijk aan loopt het nu omhoog, den dijk op,
Gerritje moet nu wel wat extra duwen om haar
vrachtje boven te krijgen. Haar armen verslap
pen en dan duwt z« met haar geheele lichaam,
Het olie-doortrokken handvat drukt zwaar tegen
haar tengere figuur.
Als het hoogste punt bereikt is. komt haar
lichaam weer in den ouo'en vorm terug. Het is
toch eiken keer weer een heele sjouw; de weg
loopt heel flauwtjes naar boven. Het vraagt veel
van haar krachten.
Ze heeft nu gelukkig het voordeel, dat de weg
goed hard is. Soms is het vol met kuilen en
gaten en na veel regen is er bijna niet door de
modder te komen.
O, ze weet er alles van. Haar heele leven heeft
ze al duar achter den dijk gewoond. En met haar
karretje is ze er al op uitgetrokken zoolang ze ge
trouwd is.
Ze noemen haar niet voor niets olie-Gerritj» I
Nog even moet ze nu haar laatste klant bedienen.
Ze loopt het smalle pad naar beneden, komt bij
de woonschuit, die in het stille gedeelte van d«
rivier ligt. De bussen worden geruild.
Even oen kort praatje met de vrouw van de
schuit. Gerritje heeft vandaag niet wol tijd, ze
is toch al laat; eigenlijk i» ze te lang bij haar
dochter aan de praat geweest.
Maar ja, daar was dan ook wel een goede reden
voor. Zou z« haar vreugde aan die vrouw moe-
doelen Gerritje doet het niet, ze praat niet zoo
gemakkelijk met deze vrouw. De woonschuit ligt
al wel enkel© jaren hier, maar het zijn toch gwn
menschen van hun dorp. Want daar kan *e mee
overweg, dan kan ze haar mondje roeren I
Neen, ze zegt er nu niets van.
Met een wat haastig „gedag" loopt ze weer naar
boven.
Het karretje is al weer in beweging. De onver
kochte petroleum klotst in het kleine tankje.
Ze is nu bijna thuis, verlangt naar de warmte.
Na eenige minuten stopt ze tegenover haar
huisje, dat zoo rustig onder aan den dijk staat.
„KoesKeesroept ze, en wacht dan
even af. En als na eenig wachten geen antwoord
terug komt, zet ze beide handen aan den mond
en herhaalt haar roep: „KeesKeeeea
Haar schelle stem klinkt sohril m de rustig»
omgeving, sterft over het water in de rivier.
Dan komt er van achter het huisje eenige bewe
ging en Kees, haar man strompelt moeizaam den
dijk op.
Zonder veel woorden brengen zo nu samen het
karretje onder aan den dijk. Kees gaat er voor
loopen, houdt met zijn geknomden rug zooveel
mogelijk tegen. Z'n vrouw aan den anderen kant
trekt uit alle macht.
Driemaal per week maken ze denzelfden gang.
Vroeger deed ze het alleen. Met een vaart ging
het dan den dijk a/. Maar Kees is nu toch altijd
thuis, kan best een handje helpen. Ze zou het
misschien nu alleen niet meer kunnen ook. Al»
ze zoo 's middags met de olie weg geweest is,
voelt ze toch best dat ze een dagje ouder wordt.
Maar de verdiensten kunnen z« nu niet missen.
Zou ze het Kees direct zeggen, het groote nieuws
Neen, ze zal heel gewoon doen, Keee n ieuwsgierig
houden.
O, ze weet wel hoe hij er nas^verlangt het te
hooren. Samen hebben ze er dikwijls over ge
sproken, over het groote geluk, dat huu stond te
wachten.
Het karretje wordt i<n het schuurtje gereden.
Koes is er den heelen middag zoo n beetje aan
het knutselen geweest. Maar het meest waren
z'n gedachten toch wel daar bij zijn dochter.
Och, je wou daar als man niet altijd over pra
ten, maar o, hoe verlangde hij naar bericht-
Achter elkaar loopen ze naar het lager huisje.
„Heb je nog wat van Griet gehoord?" Gerritje is al
naar binnen, heeft blijkbaar niets gemerkt
„Ben je nog bij Griet aangeweest soms?" waagt
hij dan te vragen. De oude baas wil ook niet
graag laten merken ho® vol spanning hij is. Ger
ritje doe wat anders dan gewoon, denkt hij: Zou
ze al wat weten
„Hè, wat vroeg je, of >k bij Griet geweest be>n
Ja, ik ben or even aan geweest; daarom ben ik
ook zoo laat vandaag",
„O".
Gerritje schikt even iets op tafel. Ze moeten zoo
brood eten.
„En hoe was het daar, allee goed
„Erg warm is het hier niet, Kees", ontwijkt zo
een ddrect antwoord.
Ze loopt naar de ouderwetsche potkachel, houdt
de handen uitgestrekt dicht er boven. Dan pas
hoort Kees, waar hij al dagen naar verlangd
heeft en waar hij juist vanmiddag zoo mee bezig
geweest hs. Hij had verlangt naar de terugkomst
van z'n vrouw en toen ze zooveel later kwam
dan gewoonlijk, nou toen had hij z'n gedaohtcn
er over. En hij was eigenlijk den geheeien mid
dag onrustig geweest.
Eu nu is ze dan bhuia.
Nu zal het dus komen. Voor de gewone nieuw
tjes uit het dorp heeft hij nu geen belangstel
ling.
„Ja, met Griet is het best, alles heel goed ge
gaan
„Zoo het is dus al aohler den rug valt Kees
haar Ln de reden.
„Ja, een flinke zoon
„Een jongen chrs", herhaalt Koes met zenuwach
tige stem.
Hoe heeft hij naar die woorden verlangd
Nu weet hij het.... z'n wensch is vervuld.
Hij gaat rn z'n rieten stoel zitten en zet de voeten
op de groote ronde plaat van den kachel.
Heerlijk warm is dat!
Zijn vrouw staat tegenover hem, nog steeds de
handen uitgestrekt boven de warmte.
Ze zwijgen. Beiden zijn bezig met eigen gedach
ten.
Kees is nog met een ding beeig. Hij wil daar zelf
liever niet over beginnen. Ze zullen het wel doen,
denkt hij, ze zullen best doen zooals het hoort,
Sommigen vinden dat nou zoo gek, dat een
men soli daar op gesteld is, redeneert hij in stilte
tot zichzelf,
er mee zijn met hun 1
Kees I Koea 1 -
Hoort hij dat goed? Ze maakte ook net zoo'n
leven met dat hout Zou het tocih waar zijn
Hij glimlacht, schuift nog wat drichter bij den
kachel. Zijn vrouw licht den zwaren kop van
den kachel op, gooit een groot houtblok op het
vuur. De vonken spatten omhoog. Dan loopt ze
naar <le tafel, waarboven de groot© petroleum
lamp hangt en maakt licht.
Een zacht schijnsel schemert door d© kamer.
Do ronde lichtvlam komt langzaam hooger ln
het lang© lampglas. Het gordijn voor het raam
wordt neergolalen: twee menschen in een warm»
knuss» omslotenhedd.
„En of je morgen ©ene kwam kijken",
„Zoo. heeft ze dat gevraagd
„Ja, je moet toch je naamgenoot too gauw moge
lijk zien I"
Kees is opgestaan toen hij dat woord hoorde noe
men. Het ia of hij ineens veel vlugger is ge
worden. O, hij had het wel gedacht, maar eerst
moest hij het zeker weten.
Hij staat nu dicht bij zijn vrouw.
„Naamgenoot, naamgenoot I" mompelt hij.
„Hebben ze hem dan toch Kees genoemd I"
Gerritje doet of ze het heel gewoon vindt, weef
echter wel wat dit voor den ouden baas beteekent*
En ook zijzelf is ©r zeer me© ingenomen.
„Ja, Kees, gewoon Kees, precies als jij".
Even staat de oude man in gepeins verzonken,
Het oude steenén pijpje trilt tusschen den tande-
loozen mond.
Hij is blij, o zoo blij.
Nergens zouden z© hem grooter plezier mee heb
ben kunnen doen.
„Zouden we straks nog niet even kuurnen gaan,
Gerritje
„Wat zog je, te koud om er nog door te gaan;
zoover ie het toch niet 1
„Ben je dan zoo erg benieuwd, Kees?"
„Anders ga je er 's avonds toch nooit graag uit I"1
„Nou jaanderser is tooi» versohiien
numaar als jij denkt dat het misschien beter
is voor Grietdan doen we 't nietdan
„O, Griet zal het vast aardig vinden, dat je af
zoo gauw komten als jij nu graag wüt
Meteen bog-mt ze met het klaarmaken van ie
avondboterham.
Bijna zwijgend eten zehet gaat vanavond
niet bestze zijn beiden zoo vol van geluk.
Dien avond ziet Kees zijn eersten kleinzoon, z'n
levensweuscb, waarop hij zoolang heeft moeten
wachten, is vervuld.
Als ze weer naar bun huisje terug keeren is bet
al laat. Ze zijn niet gewend' om op dat uur nog
over straat te loopen.
Naast elkaar gaan ze nu op den dijk.
Strak staat de hemel boven hen, een heldere
maan verlicht het rustige landschap. Voorzichtig
gaan ze over het smalle klinkerpad naar beneden.
In de verte klinken negen slagen.
De heldere klokken-klanken worden meegevoerd
ooör den helderen vrieswind
Twee gelukkige menschen verdwijnen in het
kleine lag» huisje.
Even nog praten ze na, ze hebben vandaag zoo
veel beleefdhun liefste wensch ging in ver
vulting.
Don neemt Koes den ouden, grooten Bijbel en met
bevende stem leest hij den honderd zeven en twki-
tigsten psalm. Het derde vers spreekt hij met
extra nadruk uit:
„Ziet, cLe kinderen zijn een erfdeel des Heeren.
Hun handen blijven dien avond wat langer ge
vouwen dan gewoonlijk
Dan valt de nacht over hun vredige huisje.
Maar slapen kan Kees niet, hij heeft nu opeens
zooveel om over te denken. Hij voelt zich zoo ge
lukkig; heeft nii alles, wat hij maar kan begee-
ren.
En dan is er nog dat eene, dat hij alleen weet
daar boven op de hilt in het schuurtje, daar staat
het. Heel aohter in een donkeren hoek, want Ger.
ritje heeft het nooit mogen ©eten.
Nu moet het te voorschijn komen, nu moet het
er afmorgen vroeg direct.
Gerritje zal het wel gek vinden, denkt hij. Mis
schien zegt ze wel. het nog minstens een of twee
jaar te laten staanmaar neen, dat wil hij
nieten als ze het ziet, zal ze toch ook ver
wonderd zijn, dat hij dat zelf heeft gemaakt.
Het ie waar, de kleine Kees heeft er nog niets
aan, maar toch moet hij het hebben.... ja zeker
't heeft al lang genoeg op z'n komst ge.
wacht
Heel stiekem, zonder dat z'n vrouw er ooit iets
van gemerkt heeft, heeft hij het gemaakt
De wielen had hij van een opkooper gekocht en
een mooi glad kistje weer ergens anders bemach
tigd.
Toen was Kees aan *t werk gegaan.
Telkens als Gerritje er op uit was met haar kar
retje heeft hij gewerkt aan het wagentje voor den
kleinen Kees.
In gedachten ziet de oude man don kiemen
jongen al loopen achlor bet wagentje, dat groot,
vader gemaakt heeft.Later zal hij het vaal ge
bruiken om voor zijn konijnen gras te halen...,,
ja want die moet hij ook hebben
Uy leeft al jaren vooruit.... z'n godachlen
81