Nieuwe Kerk en
Wat verwoest werd en wat
behouden bleef
De ondergeloopen huiskamer
Het Stadhuis van Middelburg. Op den voor
grond markttenten. (Foto eigen archief)
DE brand, die op 17 Mei 1940 een groot gedeel
te van Middelburg verwoestte, tastte ook de
historische gebouwen in Zeeland's hoofdstad aan.
De Langejan verdween voor de helft, de Nieuwe
Kerk brandde geheel en de Koorkerk gedeeltelijk
uit
Zooals wel algemeen bekend is, wordt het oudste
gedeelte van Middelburg begrensd door de
Markt, Langedelft, St.-Pieterstraat, Wagenaar-
straat Hofplein en Lange Noordstraat. In de vroe
ge Middeleeuwen, waarschijnlijk ten tijde der
Noormannen, zochten hier de bewoners een toe
vlucht achter de versterkingen
Geen wonder, dat we het Abdijklooster binnen
dezen ring aantreffen en dat de bijbehoorende
groote Klooster- of Abdijkerk juist aan het mid
delpunt van de vesting gelegen was, dus aan de
latere Groenmarkt. Het koor werd ook wel afzon
derlijk gebruikt en kreeg den naam van Koor- of
Achterkerk, in tegenstelling van de Voorkerk, ook
„Was 't ijs nog betrouwbaar vroeg Bouk
„Ja, dat ging best. Maar wie is zoo zorgzaam ge
weest, om vlak bij 't wak in de vaart waar-
schuwingslichten te zetten
„Dat heeft vader gedaan, Gilles", zei Teun vlug.
,,'t Idee was van Teun hoor", zei Bouk. Hij keek
Gilles recht in de oogen.
„Ik had niet veel zinnigheid, om weer de kou in
te gaan. 't Was een heelen dag hard werken ge
weest. Maar Teun hield vol, dat je op de schaat
sen zou komen. Toen móést ik met de lichten wel
naar het wak. En daar, Gilles, werd ik opeens
zoo bangdaar overviel me de angst dat ik
al telaat was gekomen
De oogen van den soldaat knipperden even.
„Nou vader, op de vaart was het koud, daar heb
ik dicht langs de ka gereden. En als ik dat waar
schuwend licht niet gezien hadwie weet,
wat er dan was gebeurd. Ik werd wat moe in de
beenen en lette zoo scherp niet meer op, aan
bijten dacht ik toen niet. Maar de lantaarn waar
schuwde me al in de verte. En toen ik het wak
zag, begreep ik dat ik aan een groot gevaar was
ontsnapt. Die Teun tochzei Gilles. Hij trok
uit zijn jaszak een pakje en gaf dit aan Teun.
„Van Aagje. Als ik wat langer verlof heb, wil ze
hier graag eens komen", zei de soldaat.
„Docht ik het niet", grinnikte Teun
Hij keek in het pakje.
„Chocolade", zei hy tevreden.
Toen sprongen Teuns oogen vol tranen. Zijn leven
leek vaak zoo doelloos, maar nu was het voor
langen tijd aan inhoud weer vol. Zoo blij was hij
nu, dat door zijn toedoen het waarschuwingslicht
by het wak was gezet.
„Vader, U laat er die lichten vannacht maar",
zei Teun.
Bouk knikte zwygend.
Hij ging weer naar 1 bijkeukentje. Daar moest
hy danken.
Bij de bijt wierpen de waarschuwingslichten hun
rooden gloed op het ijs.
wel Oude Kerk geheeten. Afgezien van de vraag,
of deze, die wij als Nieuwe Kerk kennen, nu wel
de oudste kerk van Middelburg was, is het buiten
twijfel, dat we hier met een der oudste kerkge
bouwen te maken hebben, naast de buiten den
„burg" gelegen Noordmonster en Westmonster.
Zooals te verwachten is, waren de gebouwen,
waarbij ook de Abdytoren behoorde, in vroeg-
Gothischen stijl opgetrokken, dus met strakke
eenvoudige lijnen.
Enkele historische bijzonderheden
Dat we hier te maken hebben met een belang
rijke kerk blijkt wel hieruit, dat Graaf Floris V,
toen hij eindelyk het lijk van zijn vader Willem
II in West-Friesland teruggevonden had, het stof
felijk overschot van dezen Roomseh-Koning in de
Abdijkerk liet begraven en wel in het achterste
gedeelte. De nis met dit graf werd in 1546, op last
van de landvoogdes Maria, Koningin-weduwe van
Hongarije, met een eenvoudige tombe versierd.
Later is deze in verval geraakt, zoodat de gebro
ken grafsteen in de 19e eeuw naar het museum
van het Zeeuwsch Genootschap overgebracht werd
en de beenderen in de Nieuwe Kerk werden be
graven. In onzen tijd is het graf gerestaureerd,
zijn de beenderen weer naar hun rustplaats te
ruggebracht en werd de grafsteen weer op zyn
plaats gelegd. Dit gebeurde ongeveer tien jaar
geleden.
De eeuwen gingen niet ongemerkt voorbij I De
toren brandde meermalen af: in 1476, 1512, 1568
en 1712. De Beeldenstorm raasde ook in deze
kerken. De grootste ramp trof het complex wel,
toen op 24 Januari 1568 de bliksem in den toren
sloeg, waarvan de spits vernield werd, waarna de
Voor- of St.-Nicolaaskerk grootendeels en de
Koorkerk gedeeltelijk afbrandde. In de gevolgen
lijkt deze ramp veel op die van 1940.
Aanstonds werden pogingen aangewend om tot
herstel te geraken. De toenmalige (eerste) bis
schop van Middelburg, Nicolaas de Castro, liet
eerst de Koorkerk restaureeren en maakte van de
gelegenheid gebruik, zijn wapen in het gewelf^
aan te laten brengen.
Met de andere kerk duurde het wat langer. Deze
was tijdens het beleg van Middelburg, 15721776,
nog niet gereed, kwam in 1575 in het bezit der
Hervormden en werd in 1577 en 1578 verder af
gebouwd. Tevens kwam de scheidsmuur tusschen
beide gebouwen tot stand. Sindsdien werd er over
de Nieuwe Kerk gesproken in tegenstelling met
de Oude- of St Pieterskerk aan het Hofplein.
De Nieuwe Kerk werd regelmatig voor gods
dienstoefeningen gebruikt, maar de Koorkerk
wisselde nogal eens van bestemming. Na het beleg
diende ze eerst als toevlucht voor armen en
zieken, werd weldra door de Engelschen als kerk
gebruikt en in 1592 door hen als kazerne. Na vier
jaar namen de Hervormden haar in gebruik als
kerkgebouw, scheidden er een gedeelte van af en
richtten dat in als consistoriekamer.
Tydens het Twaalfjarig Bestand werd in ons
land heftig gestreden tusschen Remonstranten en
Het Schuttershof te Middelburg
(Foto eigen archief
Gezicht op de Abdij te Middelburg
(Foto eigen archief)
Conrtra-Remonstranten. Het stadsbestuur van
Middelburg stond aan de zijde der rechtzinnigen
en wenschte de beginselen der Gomaristen zelfs
te bevorderen. Dus werd in 1611 een „Illustre
school" opgericht, een theologische school, waar
Gomarus zelf hoogleeraar werd. De lessen werden
in de Koorkerk gegeven, die dus weer een
andere bestemming kreeg. Tot grooten bloei is
deze inrichting echter nooit gekomen.
De groote ruimten met uitgestrekte muurvlak-
ten en hooge pilaren maakten toch geen kalen
indruk. Het was immers gewoonte in de kerken
te begraven en menig graf werd gesierd door een
prachtige zerk. Andere voorname families lieten
het wapenbord van den gestorvene in de kerk
ophangen, zoodat op den duur honderden schil
den met grillige figuren en bonte kleuren de wan
den sierden.
Tijdens de Fransche overheersching werden de
wapenborden verwijderd, maar na 1813 herleefde
het nationaal bewustzijn en kwamen er weer an
dere gedenkteekenen.
Het praalgraf voor de gebroeders Johan en Cor
nells Evertsen, in 16801682 door Rombout Ver
hulst vervaardigd en in de St Pieterskerk ge
plaatst, werd op last van den koning gerestau
reerd en naar de Nieuwe Kerk overgebracht. De
„plegtige ontblooting" (onthulling) had plaats
in 1818.
Dezelfde beeldhouwer W. van Uye, die deze graf
tombe vernieuwd had, vervaardigde een tweetal
zwart-marmeren gedenkplaten ter eere van graaf
Willem II en zijn broeder Floris de Voogd, die
tijdens de minderjarigheid van Floris V het be
wind gevoerd had. Deze kregen een plaats be
zijden den preekstoel in de Nieuwe Kerk.
Het Zeeuwsch Genootschap versierde in 1862 ook
de Koorkerk met een gedenkplaat, nu van wit
marmer, ter eere van Hadrianus Junius, een be
roemd geleerde, die in 1575 als stadsdokter te
Middelburg overleed en in deze kerk begraven
werd.
Ook op ander gebied zijn veel beroemde namen
aan deze kerken verbonden. De Ned. Herv. Gem.
telt vele befaamde mannen onder haar predikan
ten. We noemen slechts Herman Faukelius, lid
der Dordtsche Synode en een der Bijbelvertalers,
Antonius Waldeus, eveneens lid van die Synode
en revisor voor het O.T. der Statenvertaling,
Franciscus Gomarus, de bekende tegenstander
van Arminius, Willem Teellinck, Jacobus van Mig-
grode, zoon van den bekenden Veerschen predi
kant, Smytegelt, wiens werken in sommige krin
gen nog gelezen worden, en uit onzen tijd de be
kende professor en oud-minister Dr Slotemaker
de Bruine.
In de vijftiger jaren der vorige eeuw werd de
Nieuwe Kerk in- en uitwendig gerestaureerd. De
binnenzyde is er uit aesthetisch oogpunt niet op
vooruit gegaan door de verschillende verbouwin
gen. Ook de buitenzijde werd naar den toenma-
ligen smaak zeer verfraaid met witte banden en
puntige uitsteeksels. Voor den ingang kwam over
de geheele breedte een soort portaal. Maar een
dertig jaar geleden heeft men gelukkig weer den
M
-ë liiil
gedétaillcerde voorzijde van de Staten
zaal en onder de sierlijke spits van den Lange
jan.
De herdenking van Middelburg's overgang in
1924, was aanleiding tot het plaatsen van een
gedenkraam tegenover den preekstoel.
De ramp van 17 Mei 1940
De brand van 17 Mei 1940 spaarde ook deze oude
historische gebouwen niet. Van de Nieuwe Kerk
is er niets over dan de muren en de pilaren. Enkel
het praalgraf der Evertsens is door de goede zor
gen van het kerkbestuur gespaard gebleven.
Maar al het andere, de preekstoel, het orgel, de
banken, de gedenkplaten aan de muren, het is
alles verdwenen. Zelfs de steen van muren en
pilaren is door de hitte aangetast.
De Koorkerk heeft zijn dak verloren, de hoofd
ingang is door een wijzerbord van den Langejan
getroffen, vele ruiten zyn gesprongen en een der
steunbeeren vertoont 'n schampschot of iets der
gelijks. Maar van binnen valt de schade mee.
Daar is de voorzijde met orgel, preekstoel en
banken uitgebrand. Het dakgewelf vertoont er
een paar flinke gaten, waar stevige, dikke ijzers
van den toren door gevallen zyn. De banken van
de achterste helft daarentegen zijn wel wat ge
blakerd, maar verder ongeschonden. Van de ra
men aan de achterzijde is slechts hier en daar
een ruitje kapot.
Hoe het vuur daar tot staan gekomen is, zal wel
altijd een raadsel blijven, want het is vanzelf
gedoofd.
Maar buiten dit heeft de Ned. Herv. Gemeente
het verlies te betreuren van de kosterswoning en
de consistorie, met het geheele kerkelijke archief.
Daarmee gingen dus ook oude platen en teeke-
ningen verloren, die mogelijk dienst zouden kun
nen doen bij een herbouw.
Opbouw
Eenige weken voor den brand was de Koorkerk
buiten dienst gesteld, daar er momenteel geen
gelden beschikbaar waren voor dringende repa
raties. Maar schade aan de diensten deed dit niet.
Het aantal kerkgangers vond in de twee andere
kerken voldoende zitplaatsen.
In het algemeen gesproken vraagt de opbouw
van Middelburg ook de restauratie der beide
kerken. Tot het herstel van de Abdij en den toren
is immers in beginsel al besloten, maar zonder de
vernieuwde kerken zal toch geen schoon geheel
verkregen worden.
Indien slechts het minst beschadigde gebouw, de
Koorkerk, dat door de eeuwen heen zijn oorspron
kelijke zuivere lijnen het best bewaarde, weer
in goeden staat gebracht werd, zou dit alleen reeds
kapitalen kosten. De zorg voor monumenten is
nu eenmaal zeer kostbaar en welke kerk kan
zulke geweldige sommen besteden aan een cul
tureel doel, dat buiten haar eigenlijke taak ligt
Het is billijk, dat de gemeenschap ook in deze
meehelpt bij het herstellen van het verwoeste
stedenschoon. Dus hopen wij, dat de maatregelen
der regeering dit vraagstuk in het verband met
den geheelen opbouw zullen plaatsen en het zoo
helpen oplossen.
GEBRUIK DE MIDDELEN
Het einde van den mensch is aan den
mensch verholen,
De middels evenwel zijn iedereen bevolen,
Gij, doet wat u betaamt in ziekte en ongeval,
En weest dan voorts getroost, hoe God het
schikken zal.
J. CATS
EEN MUGGENLARVEN-ETENDE VISCH
In zyn aardig boekje „Van muggen en malaria"
verhaalt Dr Jac. P. Thysse, met welke middelen
gestreden wordt tegen de malaria-mug. Sen groote
rol in dien strijd speelt de ontlarving van poelen
en slooten door middel van petroleum en paraf
fine in de eerste plaats, doch ook met medewer
king van eenden en andere watervogels. Over de
visschen als hulptroepen, wordt echter slechts
even gerept. Zijn deze misschien niet al te verzot
op muggenlarvcn Dat schijnt echter niet overal
het geval te zyn.
In Amerika heeft men ten minste een visch ont
dekt, Gambusia geheeten, die zich bij voorkeur
met insectenlarven voedt en het in het bijzonder
voorzien heeft op muggenlarven.
In 1922 heeft men de Gambusia in Spanje inge
voerd ter bestrijding van de malaria en vandaar
is de visch overgebracht naar de draineerings-
kanalen van de Tiber-moerassen by Rome. De
vischjes gevoelen zich in dit door malaria beruchte
gebied uitstekend thuis en vermeerderen met
groote snelheid, en de Italiaansche regeering heeft
nu onlangs met medewerking van de Rockefel-
lerstichting te Rome een proefstation inzake mala-
ria-bestrijding opgericht met filialen in verschil
lende deelen des lands, ten einde te onderzoeken,
in hoeverre met de Gambusia de malaria kan
worden bestreden. Als het waar is, wat men ver
moedt, dat de nimmer verzadigde Gambusia on
geveer 80 90 procent der muggenlarven in een
sloot of kanaal doet verdwijnen, lijkt het ons
wel de overweging waard eens te onderzoeken
of het Amerikaan9che vischje ook niet in onze
polderslooten ware over te planten.
IN ons Zondagsblad van 15 Februari j.l. namen
wij op de Kinderpagina een geestig teeke-
ningetje op van O. Dicke. We schreven er bij, dat
dit een leuk plaatje was om er een opstelletje
over te maken. En we beloofden, dat als een goed
opstelletje door ons ontvangen werd, we dit in 't
Zondagsblad zouden opnemen.
We hebben er geen oogenblik aan gedacht, dat op
deze paar regels onze jongens en meisjes zóó zou
den reageeren. Verleden week gaven we al een
lange lijst van namen van jongens en meisjes,
die een opstelletje inzonden. Daar moet nog bij
de naam van Trudy Wagenaar, van wie we daarna
nog een briefje ontvingen. Wel geteld kwamen
38 opstelletjes binnen.
Dat is een resultaat, dat wy heusch niet ver
wacht hadden. Maar 't heeft ons op een aardig
idee gebracht. Binnenkort zullen wij weer eens
een teekening plaatsen en er dan een wedstrijd
met prijzen aan verbinden.
Uit ervaring weten wy welk een geweldig werk
een wedstrijd voor de jeugd onzer Vijf Samen
werkende Christelijke Dagbladen meebrengt
maar we weten óók welke aardige verrassingen
zulk een wedstrijd oplevert.
't Aardigste opstel ontvingen wij van O k k e
Jager, 12 jaar, wonende Fabritiusstraat 3 te
Delft. Zooals we beloofd hebben drukken we dat
af. Hier volgt het
OPA PAST EEN MIDDAGJE OP ZIJN
KLEINKINDEREN
Het had al eenige weken gevroren. De dooi was
ingevallen, maar nog waren er veel kinderen op
de gracht aan 't schaatsenrijden. Grootvader zat
voor het raam en keek naar buiten. Hansje en
kleine Kees waren ook aan 't glijden, maar na een
uurtje kwamen ze binnen en zeiden tot Groot
vader „Opa, mogen wij nu ook schaatsen
Alleen glijden is zoo kinderachtig
„Maar Hans en Keesje", zei Grootvader, „wat is
dat nu voor dwaasheid Jullie zyn nog veel te
jong voor schaatsenrijden, hoorGa maar spelen
met de blokkendoos 1"
Hansje ging een toren bouwen en Keesje een
kasteel. Maar Hansje gooide Keesje's kasteel om
en Keesje schopte toen Hansje's toren om, wat
ruzie en huilen veroorzaakte.
„Kom, wees nu stil kalmeerde Grootvader, „we
zullen maar een eindje gaan wandelen
Zoo gezegd, zoo gedaan.
Ze wandelden, goed ingepakt natuurlijk, een
paar straten om en Grootvader moest voor zijn
kleinkinderen ook nog even op het ijs loopen.
Wat schrokken ze, toen ze na een half uurtje
thuis kwamen Want de gang en de keuken en
de kamer stonden blank Ja, waarlijk, het heele
huis was overstroomd
Wat was er gebeurd
De waterleiding was bevroren en gesprongen,
zoodat het water met een vaart 't huis binnenge-
spoten was. Neen maar, dat was wat voor Opa,
Kees en Hansje
Grootvader klom gauw op de tafel en keek bang
naar het water, maar Hans en Keesje deden
hun kousen en schoenen uit en ploeterden vroo-
lijk rond.
Plotseling kreeg Hansje een idee en hij stapte in
een oud zeepkistje. Trots voer kapitein Hans in
zyn prachtige boot over de groote zee.
Keesje pakte een margarinekist en ging ook
„varen over de baren
Jonge, jonge wat hadden ze een pret
„Opa, kom ook pootje baden 't Gaat zoo fijn
riep Keesje. „Waf-waf blafte Snoetje, een leuk
hondje, dat ook rondploeterde. „Waf-waf I", alsof
hy ook wilde dat Grootvader kwam.
En lachend stroopte Opa zijn broekspijpen op en
stapte van de tafel op een stoel, en van den
stoel in het water. Blij keek hij naar zijn klein
kinderen, die pret voor tien hadden. Hij dacht er
niet aan, om iemand te waarschuwen voor de
waterleiding, want zelf had hij ook schik.
Keesje zei, dat hij een koopvaardij-boot bezat,
waarna Hansje zich roover noemde en zijn broer
tje achterna ging, om deze te berooven van de
kostbare lading van zyn houten schip.
Snoetje liep, of beter baadde, blaffend met de
twee kleuters mee, die zich nu heelemaal niet
meer verveelden en niet dachten aan ruzie of
schaatsenrijden.
„Vooruit maar, roover lachte Opa, „laat je niet
op je kop zitten, kapitein Kees van het s.s. .Mar
garine"
't Werd een prachtig spel, waarbij zoowel Opa
als Kees en Hansje plezier hadden.
Ja, dezen middag zijn Kees en Hansje nooit ver
geten
Sommige kinderen zonden aardig werk in. Een
had 't plaatje mooi gekleurd; een ander teekende
er nog een plaatje bij 't overstroomde huis van
buiten gezien. En van C. van E k, wonende
Prins Frederikstraat 10 te Leiden, ontvineen wij
't volgende gedicht
OVERSTROOMING
Eens was er, ja, 't is echt gebeurd,
Overstrooming by oom Geurt.
Gelukkig was toen tante Ank
Niet thuis, want de kamer stond blank.
Oom had gelukkig bij alles nog pret.
„Want", zei hij, ,,'t water komt nog niet in bed".
Z'n broekspijpen heeft hij opgestroopt,
Nu denkt hij dat hij aan 't strand loopt,
Het water komt hem tot z'n kuiten.
En Koos en Kees, z'n beide spruiten,
Die gingen in een kist aan 't varen.
Koos zit te roeien en geniet
Bang is hy heelemaal niet
Maar z'n dikke broertje Kees
Is niet heelemaal zonder vrees,
En hij zit van angst te beven
Dat de bodem van de kist 't zal begeven,
Want dan wordt hij nat en koud,
Dat is iets waar hy niet van houdt.
Fik, de hond, kijkt erg verbaasd;
De kachel bruist en sist en raast,
Want het water kwam bij 't vuur
En 't was nog lang geen uitgaansuur.
De stoelen blijven netjes staan,
Ook de tafel denkt er niet aan
Om aan 't zwemmen te gaan.
Gelukkig werd 't water gauw weggezogen
En gingen Oom en de jongens
Alles netjes zemen en drogen,
Zoodat toen tante Ank thuis was gekomen,
Niets was te zien van het overstroomen.
Zeker: alles „loopt" niet even vlot in dit „ge
dicht". Maar we vonden de bedoeling zóó aardig,
dat we besloten ook deze inzending een plaatsje
te geven.
We hadden geen prijzen beloofd, maar zullen
Okkc Jager en C. van Ek toch een boek zenden.
Daar zullen ze zeker wel niets op tegen hebben.
'N ONDEUGD
„Zo Jantje, heb ja veel gehad met St Nicolaa9 F*
„Meer dan al mijn broertjes en zjisjes bij elkaar".
„Hoe kwam dat zo
„Ik ben een uur vroeger opgestaan I"
77
I