net waarschuwingslicht Hoe de avonden goed te besteden? DE huiskamer ia tegenwoordig in alle eer hersteld en als dos avonds de lamp brandt en ietier om de tafel zit, opdat zoodoende gas en elcctriciteit worden gespaard, dan lijkt het er gezelliger, dan het er ooit geweest is. Geen won der, dat er bij zulke gelegenheden vraag is naar bezigheid, naar een spelletje of zoo, naar de mo gelijkheid om eens iet« te knutselen, het liefst met weinig moeite en vooral ook met niet teveel kosten. Op zulke momenten zijn wij er wel hoel ver vandaan om het kleine te verachten. Want dan zien wij, welk een genot er kan steken in al lerlei werkjes, welke wij vroeg'er feitelijk zonder belangstelling voorbij gingen. In onzen tijd" lie ren wij dit alles tenminste meer waardeeren. Als er naar het een of ander vraag is, dan komt er ook wel een bevredigend aanbod, gesteld a'at dit door de omstandigheden mogelijk is. En dat het wenschelijk en ook mogelijk was, dat er een goede handleiding verscheen over de wijze, waar op wij de avonden nuttig kunnen besteden, is iets, wat wij allen wel eens hebben opgemerkt. Eigenlijk is het een tikkeltje beschamend, dat wij zoo weinig originaliteit in ons kunnen ontdekken de goede uitzonderingen daargelaten natuur lijk dat wij vaak bij anderen te rade moeten gaan om van hem advies te bekomen over en in zulke kwesties. Welnu, dit advies is er thans in een heel aardig boek, dat onder den sprekenden titel van „Knutselboek" het licht zag. Het is ge schreven door een zekere Cornelia R. Trowbridge en voor Nederland bewerkt door A. de Leeuw. Kurt Wiese en A. de Leeuw zorgden verder voor aardige illustratis. Het bock kwam uit bij de N.V. Hollandia Drukkerij te Baarn. Zoo'n boek is natuurlijk in de ccnate plaats ge schikt voor onze zieken. Het valt voor. een moe der dikwijls niet mee om het zieke jongetje of meisje in bed te moeten houden en haar kinderen voor landerigheid te bewaren of ook om,hen eens geestelijk wat op te frisschen. Welnu, zij kunnen hier terecht, en zeker zullen volwaseen zieken er ook wel enkele uren van gezellig tijdverdrijf in vinden. Wat staat er dan zooal in dit boek Wij zullen het in het kort vertellen. In de eerste plaats wordt in enkele bladzijden het nut van handenarbeid uiteengezet. Wij laten nog al eens graag iets over aan allerlei vaklui, en dat is goed, want dezo menschen moeten ervan leven. Maar er zijn van die karweitjes, welke wij zelf heel gemakkelijk kunnen doen en bijvoorbeeld ook moeten doen wanneer des avonds laat ons in ons huis iets overkomt. Gesteld dat plotseling het gordijn van de verduistering naar beneden komtdan heeft men de keu3 tusschen in het donker 1 lijven zit ten en maar heel vroeg naar bed gaan èn zelf even de schade te verhelpen. Maar dan moet men ook de handen uit de mouwen kunnen steken. Werkelijk, de vrouwen zijn wel eens te benijden die een man hebben met het vermogen op dit groote terrein „zijn mannetje" te staan. I)it dus over het nut van den handenarbeid 1 En dan gaan we zelf aan het werk. Wat doen we zooal met een stuk touw Men kan het bezigen om pakjes bijeen te binden. Maar hoeveel knopen kunt u leggen Dit boek leert ons welk een ver- scheidunheid hier bestaat. Verderwat doen wo met een stuk papier Weet U wat U zooal met geringe moeite uit oen stuk papier kunt knip pen en vouwen? Alweer: dit boek leert het IL Voorts worden wij onderwezen in de geheimen van den leerarbeid, hoe we een portefeuille van leer k#inen maken, wat wij met klei kunnen doen, aardige bijzonderheden over breien en ha ken, over naaien, weven, en ook over bloemcn- schikken. Een poosje geleden hebben wij hier iels verteld van het bloemen schikken, zooals dit in Japan met veel overleg wordt beoefend. Het „Knutselboek" brengt deze kunst in eigen huis. Van den overigen inhoud noemen wij bijzonder heden over „tuinieren voor het venster", ovor o'e wijze, waarop wij met heel geringe middelen muziek kunnen maken, dan tal van woordspel letjes en andere raadsels, verschillende grappige denkbeelden en invallen, en ook meer nuttigo dingen, zooals het antwoord op de vraag hoe men het zich in bed gemakkelijk maakt, hoe men bezoekers moet ontvangen, en meer i-n dezen trant. Dit is nu eens een boek, dat men niet achter elkaar moet uitlezen. Daarvoor is het niet ge. schikt en zoo veirvalt men van den eenen indruk in a'en anderen. Neen, men moet het hebben staan op een gemakkelijke bereikbare plaats, zoodat men men hot steeds bij de haind' iheeft en het telkens kan pakken, wanneer men iets wil weten of ook wanneer men zichverveelt, En dat het er bijzonder toe dienen kan om de kinderen aan het werk <te zetten, hebben wij reed» gezegd. Het vraagstuk van de besteding van den vrijen tijd is een vraagstuk, dat de laatste jaren sterk van zich heeft doen spreken. De Christen en do Christin zullen met dit probleem misschien niet zoo spoedig worstelen, omdat er op het breede ter rein van kerk en vereenigingsloven altijd wel iets ito doen valt. Maar or kunnen oogenblikken zijn, waarop men iets tor vonpoozing zoekt, en dan zal men in dit boek veel geschikte denkbeelden vinden. Stampotwintertijd 1941 Geef aan uw stamppot van witto- of savoyekool de noodige zorg' I Drie manieren om de voedingswaarde ervan te verhoogen. Martine Wittop Koning schrijft ons Meer dan anders vormt dezen tijd ao stamppot een gewaardeerd gerechtimmers, afgezien van de smakelijkheid, brengt dit eenpansgerecht ons ook het voordeel van een zuinig brandstoffen- g'ebruik. Maar óók meer dan ooit zullen dezen tijd ons best doen om onzen stamppot op te voeren tot een mate van voedzaamheid, waaraan we vroe ger ternauwernood dachten. Het komt er n.I. op 't oogenbiik op aan, dat we andere vroeger voor ons doodgewone I toevoegsels als worst en vlcesch vervangen door voedingsmiddelen, die daarmee in waarde ongeveer gelijk staan en die de kosten van den maaltijd niet te veel verhoogen. Bij den kool-stamppot gaat dat hoel gemakke lijk; zelfs kunnen we op verschillende wijzen het ontbrekende eiwit er in aanvullen- Ten eerste is dit mogelijk door een gedeelte van de hoeveelheid, aardappelen te vervangen door boonen witte boonen passen er het best bij, maar ook bruine boonen, die een voel langeren kooktijd vragen dan de kool en de aardappelen, afzonderlijk gaar, of wat veel voordocliger is in brandstof verbruik we bestemmen voor onzen stamppot een hoeveelheid boonen, die we van een vorigen maaltijd hebben overgehouden en die dus op hetzelfde vuur zijn gaar geworden met do boonen van den vorigen dag. Aan één ding moeten we nu nog denken, flJL dat we voor dezen stamppot ook wat melk ge bruiken daardoor komt het eiwit uit de boonen veel boter tot zijn recht. Vóór het döorcenstam- pen dus, gieten we wat melk in de pan. En dan nog iets, wat minder de voedingswaarde dan wel de smakelijkheid betreftwe stampen de boonen niet mee fijn, maar we roeren ze op '4 laatst losjes door de gestampte kool met aard appelen, zóó, dat ze goed héél blijven, om warm to worden, dan nog even in den stamppot op 't vuur. Een tweede middel om de eiwitwaarde te ver hoogen is taptomelkpoedcr. Voegen we daarvan vóór het stampen per persoon V2 ons (1 klein theekopje), mooi glad aangemengd met wat wa ter, bij de kokende aardappelen en kool, dan stijgt de voedingswaarde van ons gerecht even veel alsof we er 1 ons vlcesch in hadden mee- gekjokt Het derde middel bestaat uit toevoeging van ons geraspte kaas per persoon; ook daardoor vervangen wc de waarde van 1 ons vleesch- Is het de bedoeling, dat de kaassmaak niet naar voren komt, dan kiezen we jonge kaasver langen wo daarentegen juist naar iets pittigs* (wat juist bij witte kool uitstekend past I) dan valt onze keus op belegen of zelfs op oude kaas. Een algemeen recept voor den stamppot Iaat ik hier volgen het kan naar willekeur gebruikt worden voor al de bovengenoemde gevallen, met dien verstande, dat voor don stamppot met boo nen de hoeveelheid aardappelen van 1% kg* verminderd tot 1 kg. VOEDZAME STAMPPOT VAN WITTE. OF SAVOYEKOOL (4 personen). 1 y2 kg. aardappelen, kg. (1% pond) witte- of Savoyekool, 60 gr. (3 afgestre ken eetlepels) boter of vet, 4 dl- (4 kleine theekopjes) melk, wat zout ter verbetering van de voedingswaarde: I. 200 gr. (2 ons) witte of bruine boonen» in gekookten toestand 400 gr wegende (of 5 kleine theekopje» vol); de aard appelen worden in dit geval tot 1 kg, verminderd II. 100 gr. (1 ons of 2 kleine theekopjes) taptemelkpoeder; III. 100 gr (1 ons) geraspte of gemalen 1 kaas. ir Leg onder in de pan do schoongeboende (niet geöèhilde),' gcwasschen, in parten gesneden aardappelen met een bodempje kokend water, en wat zout (niet veelleg daarop de fijngesnip perde of grofg'eraspte kool, laat beide samen vlug aan de kook komen en ma^k ze, dan op oen zacht vuur gaar en tegelijk dróóg (ongeveer P/2 uur). Giet er de melk bij, breng die vlug «an do kook en stamp de groente en de aard appelen met het vet door eikaar- Meng er voor I losjes de gare boonen door, Giet voor II het aangemengde melkpoeder te gelijk met do melk in de pan. Roer voor III de geraspte kaa» door het gerecht en laat ze mee even warm worden. Twee pakhuizen, gelegen „Onder de Boompjes" te Hoorn, welke dateeren uit den tijd van de Vereenigde Oost-Indische Compagnieworden onder leiding van den Rijksgebouwendienst en met gelden uit het Werkfonds gerestaureerd. (Foto Pax-Holland). .78 door Annie Vreeland HET huisje van Bouk Berkhof stond aan een vaart. Aan de overzijde lag land. Ook 's zomers zagen de Berkhofs de zon vaak aan de kimme verrijzen. Er werd in hun woning vroeg reveille geblazen. Bouk was vrachtrijder. Hij vervoerde met paard en wagen voor de boeren melk naar de fabrie ken, hooi en stroo naar schelven en schuren, mest, bieten en pulp reed hij ook. Gilles, zijn oudste zoon, werkte in een naburig dorp in 't boerenbedrijf. Teun, de jongste, was ziekelijk. Vijftien jaar was hij nu, de school had hij vaak moeten verzuimen, 's Zomers lag hij in 't voortuintje onder de linde. Hij keek naar den horizon en naar het land, naar de vaart en den weg langs het huis. Met de gangen der dorpelingen werd Teun ver trouwd. Hij was de vraagbaak voor hen die niet 'wisten, waar zij een vriend of familielid, een weg- geloopen kind moesten zoeken. Menigeen maakte even een praatje met Teun, dat gaf aan zijn dagen wat inhoud. Als het erg warm was, kreeg hij nog al eens een ijsje. Dan hing er ook een groot sloop karnemelk voor hangop uit te lekken. Ze aten die, als zijn vader ook thuis was, met be schuiten en suiker. Teun lette ook op, dat er geen losgebroken kippen konden ontvluchten. Hij riep ahooi naar de schippers, die met ijzeren schuitjes grind en zand naar een cementfabriek brachten. Zijn moeder deed dan de kamers en kookte het eten, of voor het achterhuis stond zij te wasschen. Als zij „de beenen ging voelen", kwam zij bij Teun en vertel de hij de nieuwste nieuwtjes aan haar. Die twee konden het best samen vinden. De dokter had wel gezegd, dat Teun eens een poosje naar een sanatorium moest. Maar dit wilde Teun niet en zijn moeder was er ook al niet voor. Teun lag hier 's zomers zoo heerlijk onder de linde. Hij dronk melk, zooveel hij maar op kon, room bracht Bouk van de boeren ook wel eens mee. Versche eieren lagen er eiken dag genoeg in het nest- hok en 't fruit was goedkoop. 's Zomers knapte Teun gewoonlijk wat op. Hij kreeg meer kleur op zijn vollere wangen, maar ook dan kwamen er dagen, dat hij zelfs buiten naar lucht lag te happen. Vlijmende pijnen door woelden zijn gemartelde borst. Naar 't alcoofje, waar Teun reeds zooveel strijd had gestreden, werd hij dan gedragen. Daar, in 't halfdonker, dat alleen zijn moedér met hem mocht deelen, hield Teun zich niet langer groot. Hij kermde en kreunde, tranen rolden over zijn wangen. „Moe, 't geeft toch alles niks. 'k Word nooit zoo sterk en groot als onze Gilles", klaagde hij dan. ,,'t Hoeft ook niet, jongen. Als wij je nog maar wat bij ons mogen houden, al moest ik je eiken dag van 't bed naar den stoel dragen, Teun", zei zijn moeder. Ze warmde flanellen doeken voor Teun. Die vouwde ze over zijn borst. Ze liet hem iets drin ken en troostend zei ze „Er zit weer ander weer in de lucht en jij, die zoo gevoelig als een weer- huisje bent, wordt dit natuurlijk weer in je lichaam gewaar". Zijn moeder vreesde het sanatorium ook. Daar om durfde zy 't bijna niet aan den dokter te zeg gen, hoe hevig de pijn weer geweest was. Als de lucht helder blauw en 't windje weer luw was werd het met Teun ook meestal wat beter. Maar een zorgenkind bleef hij steeds. Hij was zoo heel anders dan Gilles. Die was zelden, ziek en had krachten voor twee. Z'n boer was best over zyn arbeid tevreden. Nu kwam er een winter, die velen later nog om zijn -strengheid zou heugen. Steenen dik werd ook het ijs in de vaart. De baan werd druk be reden, want het was een mooie tocht langs het land. Baanvegers kregen druk werk. Hier en daar konden de rijders aan tentjes met warme dranken zich laven. Teun verdroeg de kou beter dan zijn ouders ver wachtten. Op een bank voor het raam keek hij naar de rijders, die even ten groet naar hem wuifden. Hij lette ook op de snorrende kachel, riep met heesche stem naar zyn moeder als de vuurgloed ging dooven. Gilles was nu niet by den boer, maar ook in dienst. Als hij weer een ver lofpasje had, kwam hij op de schaatsen naar huis. Bouk spande de aftandsche knol voor de slede. Ook als baanveger trachtte hij een boterham te verdienen. Werk was hem zelden teveel, maar hij was stil van aard. Er waren wel dorpelingen, die hem bespotten. „Bouk zit altijd te bidden", zeiden zy, als zij hem in een blauw kiel met de kar zagen ryden. „Hij staat er expres vroeg voor op. 'k Heb 'em eens om half vier 's morgens al op de knieën gezien", had Bart de Roode lachend in een kroeg je verteld. De waarheid was, dat Bouk toen in drie nachten niet had geslapen. Zelfs de dokter had toen gevreesd, dat Teun den morgen niet meer zou halen. Maar in dien derden nacht was er een omkeer ten goede gekomen. Daarvoor had Bouk moeten danken. Maar van het waken over vermoeid had hem de slaap overmeesterd. Bart, die in 't voorbijgaan door de open gordijnen gluurde, had Bouk geknield maar knikkebollend voor den stoel gezien. Hij had er in den kroeg braaf den gek mee gestoken. Eerst veel later had ook Bouk hiervan gehoord. Nu had hij weer veel, om over te denken. Hoe het zou gaan, als deze strenge winter voorby was, of de vijandelijke legers dan met elkaar slaags zou den raken. Bouk dacht ook veel over Gilles. Dan merkte hij 't bijna niet dat een ijzige sneeuw jacht om zijn ooren verstoof. Even buiten het dorp, in de ruime schuren en stallen van boer Tenboven, waren ook soldaten gelegerd. Ze ble ven er langer, dan de boer had verwacht. Bouk had er een groote vuurpot gebracht. Als hy voor tij kwam en de snert in groote ketels te prutte len stond, kreeg hij er ook een paar kommen van. Meestal schoten er voor zyn rossinant dan een paar wortelen over. In de warme stallen daverde 's avonds dikwijls de lach. De legerpaarden deden zich aan de ruiven in den bijstal tegoed. „Hoelang zal dit nog duren vroeg ook Bouk zich vaak af. Hij liep naast de nu lichte slede en werd wit als het landschap. In de huisjes, die hy passeerde, werd hout gehakt en in kachels gepord. Bouk spande den knol uit In den stal een verbouwde schuur, gaf hij het beest armen vol voer. Bouk was maar blij, dat de regeering zijn knol niet eens wilde hebben. Ze hadden al zooveel jaren samen de vrachten ver voerd, om zyn rossinant wat te sparen reed Bouk nu soms liever tweemaal over een vracht. Hy liep naar zijn huis. In den smallen gang stond zijn vrouw een briefkaart te lezen. „Van Gilles. Hy komt deze week weer niet naar huis", zei ze bedrukt Ook Bouk las de briefkaart Met schitterende oogen tuurde Teun voor het raam naar de vlokken. Er was in die dwarreljacht iets opwindends. Soms was het, of Teun van de bank getild en door die sneeuwjacht zou meege voerd worden Nog was het winter, maar niet meer zoo streng, 't IJs bleef nog sterk, ook in de vaart. Maar er werd niet met zoo veel animo meer geschaatst. De dorpelingen gingen de lasten en 't ongerief sterker dan de lusten van dezen winter gevoelen. Enkele visschers hadden ook in de vaart bijten gehakt maar slechts doode en bedwelmde visch in hun manden geschept. Bouk reed met de krattenwagen door 't dorp, toen boer Tenboven hem wenkte. Bouk remde het paard, maar de boer gebaarde, dat Bouk kon blij ven zitten. Trotsch was de boer niet en Bouk zat zoo hoog, het was een heele klim naar den grond. „Zeg Bouk, de soldaten zwaaien straks af. En er liggen nog een paar vrachten mest in den stal. Kun jij die vanmiddag naar den mestput vervoe ren Nog vandaag laat ik in de stallen aan de groote schoonmaak beginnen." Bouk keek bedenkelijk. „Een paar vrachten mesten brandstoffen moet ik ook nog vervoeren. Enwe verwachten Gilles vanavond." „Nou, zoover is 't niet van den stal naar den put „Nee,, maar de knol komt op den gladden grond zoo vlug niet vooruit, al staat hij op scherp". „Ja, als je liever hebt, dat 'k een ander vraag, Bouk", zei de boer, nu wat geprikkeld. „Nee, nee, boer, ik knap het wel op", zei Bouk haastiger. Hy had al van zijn aarzelen spijt. Tenboven had hem reeds heel wat vrachtjes ge gund. En de boerin was voor Teun ook zoo best. „Boer, zeg maar, hoe laat ik terecht kan", zei Bouk nog. „Zoo tegen twee uur." „Ik hoop er te zijn, boer," zei Bouk. Hy bracht een hand naar de zwart-wollen-muts en in een matig* tempo stapte de knol verder. Maar nu klapte de zweep af en toe door de lucht. Bouk wou presentabel zijn, als Gilles er was. En kolen gruis en mest lieten hun sporen natuurlijk achter Het werd dien dag hard werken voor Bouk en den knol. Maar ze hadden enkele meevallertjes ook. Voor 't paard bleef er een zak wortelen achter, voor Bouk een reuzen-kommiesbrood. In den donker reed Bouk naar huis. Hij deed het werk in den stal en bemerkte daar een lekkage. Op 't dak moest Bouk gegolfde platen over een paar zwakke plekken gaan leggen, 't Was al lang zeven uur, toen hij zich in 't bijkeukentje schoon- poetsen ging. Maar vóór half tien zou Gilles waar schijnlijk niet thuis zijn. Bij de kachel las Teun een boek. Vanavond mocht hij ook later naar bed. Ze smulden van het kom miesbrood en Bouk vertelde wat hy dien dag had „En nou krijgen ze my vanavond niet meer uit 't huis." Bouk nestelde zich in den leunstoel. Hij had z'n voeten in pantoffels gestoken, stopte een pijpje en nam de krant Een kopje koffie als Gilles er was, dat had Bouk naar zyn meening vandaag wel verdiend. Teun was het, die Bouks rust plotseling stoorde. „Vader, staan er bij de bijt in de vaart waar- schuwingslichten „Niet dat ik weet, Teun", antwoordde Bouk. „Dan moeten ze er nog worden gezet, 't Zou best oeft* vriinrs weer ae schaatsen naar huis komt Hij weet niks van het wak en hij moet er juist langs. En 't is er zoo donker", zei Teun. „Gilles komt vanavond natuurlijk met het lokaal tje", zei Bouk weerstrevend. Hij wilde fuet zoo, want hij had geen lust om eerst naar den stal en naar de vaart dan te gaan. Maar Teuns oogen werden groot van de angst ,die hem opeens had gegrepen. „Er zijn in den stal toch nog roode lantaarns. Toe vader, haal U ze nou. Als Gilles nou net eens. zei hij weer smeekend. Driftig friemelde Bouk aan de krant. Dat jong had goed praten, dat lag een heelen dag op zyn rug. Maar Bouks botten waren nog pijnlijk en styf van het bukken. En natuurlijk kreeg Teun nu nog hulp van zijn moeder. Natuurlijk móést Bouk nu die lantaarns wel halen. Want als Gilles eens.dan zou Bouk zyn moordenaar zijn. Onwillig nog rees hy op. De lantaarns, die bij een opgebroken weg eens dienst gedaan haddèn, hingen in den stal onder 't stof. De knol had zich lui op het stroo uitge strekt, brommend liep Bouk met de lantaarns naar huis. Hij moest nog wat prutsen, eer de vlam de roode glaasjes verlichtte. Aan de gedachte, dat Gilles met de lokaal komen zou, hield Bouk koppig nog vast. Maar by het wak, waar de wind koud door hem heen sneed, zag Bouk, hoe gevaarlijk de bijt voor een onwetenden rijder zou zyn. Hij plaatste rechts en links een lantaarn, was nu boos op de visschers, die dit hadden verzuimd. Een hevige angst greep ook hem eensklaps aan. Als Gilles nu eens, zooals het wel eerder gebeurd was, een paar uur vroeger afgezwaaid was? Als hyin de donkere diepteal eens was ver dwenen Bouk zag opeens, dat het ijs aan de kanten wat was gebrokkeld. Net, alsof iemand vruchteloos naar een laatste houvast had gegrepen, 't Zweet brak Bouk uit, ondanks de koude. Een torenklok sloeg. Half tien moest dit zyn. Bouk richtte zich op. „Ik moet naar huis. Gilles kan nu elk oogenbiik komenals er tenminste niet teveel vertraging met de lokaal is", mompelde hij. Bouk klemde zich aan die gedachte nu vast. De lichten wierpen aan weerskanten van 't wak een fantastische gloed op het ijs. Een kwartiertje later zat Bouk weer by de snor rende kachel. Zijn pijpje doofde, maar Bouk be merkte het niet. Ook de krant had nu zijn onver deelde belangstelling niet. Pruttelend bleef de koffie warm op een lichtje. Teun wilde nog niet naar bed. Evenals Bouk lette hij op 't lichtste geluid op de krakende sneeuw. Om tien uur, half elf was Gilles er nog niet .Buiten bleef het zoo stil, steeds harder tikte de klok. Bouk zag de ge zellige kamer niet meer, hy staarde maar in dat wak. Ongedurig liep hij heen en weer naar de deur. De kou drong van buiten in 't huis, maar Bouk was daarvoor nu ongevoelig. Had Gilles, door niemand gezien, met den dood reeds ge worsteld „Nee, Heere, dat niet I" riep het in Bouk. Hij liep om het huis de bijkeuken in. Daar knielde hij neer, zooals in den nacht, toen Bart de Roode hem had gezien. En nu bad hij voor Gilles, bad of zijn zoon nog behouden thuiskomen mocht. Wat rustiger kwam Bouk in de kamer terug. „De lokaal is al binnen. Ik heb de fluit pas ge hoord, vader", zei Teun. „Zoo", zei Bouk moeilijk. „De lokaal is voorbyook over tijden dit was de laatste," hamerde het in zijn gedachten. „Bouk, wat denk jij er van Zou 't verlof weer niet doorgegaan zijn vroeg zyn vrouw, even eens angstig. ,,'k Weet het niet. Er stond over nieuwe spannin gen niks in de krant. Maar Teun moet naar bed. Kijk eens, wat wit ziet die jongen „Ik kan tóch niet slapen", zei Teun, moeilijk zijn slaap en moeheid bedwingend. Hij was van hen allen het rustigst Dat de bijt nu belicht was, stemde Teun kalmer. Er konden natuurlijk wel méér wakken zijn. Maar daar was de ka niet zoo donker. „Gilles komt nog wel, hoor. En op de schaatsen, dat zult U zien. Misschien heeft ie eerst een paar baantjes met een meisje gereden. Hij had het de vorige maal telkens over een Aagje", zei Teun. Hij had, voor zyn leeftijd wat ouwelijk, omdat hij zoo weinig met jongens van zijn jaren omging, uit Gilles praten en glimlach zijn conclusies ge trokken. Nog maar kort geleden had Teun op 't ijs ook zóóveel zwierende paartjes gezien. Ook, hoe het afscheidnemen telkens gerekt werd. Gilles kon nog best komendat stond voor Teun vast. En eensklaps kraakte buiten de sneeuw. Iemand floot lustig een deuntjeDat 's Gilles, vader riep Teun. Bouk rukte reeds aan de deur. Ja, daar stond Gilles, gezond en warm, tintelend en rood van het rijden. Schaatsen bengelden over zijn schouder. „Hallo.... hadden jullie me nog wel verwacht?" vroeg hij in de kamer. „Verwachtja, maar we wisten in 't laatst niet meer wat te denken...." Juffrouw Berkhofs stem beefde. Zoo sterk en groot stond Gilles onder de balkenen zoo minnetjes lag Teun in zijn stoel. Toch had hun hart nu ook voor dien sterken jongen gebeefd. De slaap was nu uit Teuns oogen verdreven. „Ben je toch op de schaatsen gekomen Ik eel het al. Gilles", zei Teun. „Ik dacht, dat je de lokaal nemen zou", zei Bouk, „Nee, die rijdt nu zoo ongeregeld", zei Gilles. 75

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 11