Hoe voorheen üe lakennijverheid bloeide
„De Alblasserwaard"
hoogheemraadschap
Het
Episoden uit zijn geschiedenis
DE „Landen tusschen de Lek en Mei-wede"
later genoemd „De Albl asserwaard",
zijn volgens verschillende oude handvesten
een der alleroudste gedeelten van het oude „Ba
tavia", zooal» het eerste Holland heette, en toen
reeds bij dien naam bekend geweest is-
In een handvest van Graaf Floris V. in 1277,
over dijken en dijkrecht in deze streek gegeven,
staat o.a. aangegeven„De buitendijk van de
Alblasserwaard begon bij Horrendam, ten Noor
den van de Giesscn-De landen van Schelluinen,
Hardinxveld en Giessen Nieuwkerk waren de
„binnenlanden" van de Giessen, en de landen
van Papendrecht, Alblas, Alhlasserdam en Nieuw
Lekkerland waren de buitenlanden, gelegen
buiten den dijk, beginnende bij de Matena tot
aan de Lek, welke dijk de „Zijdewind" heette.
Wanneer nu deze buitenlanden bedijkt zijn, kan
niet met zekerheid worden gezegd vermoede
lijk is dit in 1366 gebeurd bij de binnenlanden
van de Giessen- Want van dat jaar dateert
het eerste handvest van het nieuwe Waterschap
van den Overwaard, hetwelk men genoodzaakt
was te graven, om de wateren te loozen, omdat
de Giessen was aniyg'edijkt en toegedamd. De
landen buiten de Zijdewinddijk, schijnen even
vóór dien tijd' te zijn ingedijkt. Want, zoo ver
meldt het handvest„Hertoch Aelbrecht van
Beyeren constateerde in den jare 1365 aan dc
Heren van den Overwaard, hun Waterschap te
leklen door Strevelanderbroek en Nieuw Lek
kerland om hetzelve achter het Elshout in de
Lek te loozen".
Hieruit blijkt dat deze buitenlanden toen al be
dijkt en de Giessen en de Alblas daardoor binnen
gedijkt waren.
Onze oude Giessen was e«n groote „Kreek of
Kille" ontspringend uit de Waal nu de Mer-
we; en „Giessenmonde" gelegen in den ver
dronken Waard, droeg dien naam naar den mond
van de Giessen, waaruit blijkt hoe vermaard
deze binnenrivier was I
Zij liep tot Hoornaar, waarvan het Gieseensche
gat tot einde van Oempe'vliet nog dc „Kromme
Giessen" heet, een zeer diep water, waar eertijds
de Glossen haar loop had vóór zij te Giessondam
werd tOGjg'odnmd-
De Alblas ontsprong nok ai uit de Waal en was
evoneen» een groote diepe „Kille" of Stroom.
In 106-i wordt reeds melding gemaakt van haar
als een flinke rivier. De Alblasserwaard ligt
nisschen de Lek en de Merwedc, de zware wa
rren van don Rijn, nog gevoed door de kleine
1 vier d« Lingo en vele andere stroomvertak-
K in gen van de Maas.
Zéér groote en zware dijken waren noodig om
bescherming te bieden tegen de kracht en het
voortdurend dreigende overstroomingsgevrad
van deze enorme vloeden, die bij storm en ontij
zwollen tot onheilspellende watermassa's, welke
slechts met reuzenkrachten konden worden
tegengehouden in hun noodlottigen loop I Hooge
massale dijken, loopend langs de Merwe, van
Gorinchem af door de dorpen Hardinxveld, Gies-
sendam, Sliedrecht Papendrecbt en Alblasser-
dam en lanfefe dc Lek door Nieuw Lekkerland,
T an-rn-oV T-enhiven
en Ameide, terwijl de Alblasserwaard behalve
deze groot buitendijken, ook zich en zijn nabu
ren, de Vijf Heercnlanden en Arkel beneden de
Zouwe nog met binnendijken tegen doorbraken
van de Waal en Rijndijken moest verzekeren.
Eerst werd gelegd de Zouwe- en Bazeldijk, be
ginnende waar de Hoogendijk, aan de Lekzijde
bij de Korenmolen van Ameide ophoudt-
Hij loopt door het dorp Meerkerk, tot het begin
van den dijk van Arkel beneden de Zouwe, en
scheidt de Alblasserwaard hiervan vormend,
in tijden van overstrooming', wel bijzonder in
de geteisterde jaren 1740 en 1744, een tweedo
tegenweer bij doorbraak van den Lekdijk al
bleek ook dit telkens slechts een surrogaatmiddel
en lang niet afdoende. Hoevéél en onophoude
lijke, werkkracht en financieele offers, overleg
en kundig oordeel, al deze dijken, en hun on
derhoud kostten, kan men zich voorstellen.
Bij zware ijsgang of andere bedreiging van
overstrooming en doorbraak te allen tijde
wanneer bet Dijk-college van de Alblasserwaard
het oordeelde, werd het garnizoen te Gorinchem
gerequireerd om de Bazel en Zouwe-dijk te be
waken en de Waard in alle opzichten in dc
dreigende gevaren ten dienste te zijn.
Dit verzoek werd elk jaar per „Missive" aan
Zijn Doorluchtigen Hoqgheid den Heere Prinnsc
Erfstadbewaarder gedaan. De militie werd im
posten of wachten langs den dijk geplaatst en
het hoofdkwartier in Meerkerk gevestigd, waar
de Commissarissen van Dijkgraaf en Hoogheem
raden te spreken waren om als Hoofdautoritei
ten te worden geraadpleegd en giehoorznamt,
„onder krijgsorder en tucht" 1
In 't laatst van 1740 waren de patrouilles langs
den dijk aldus gerequireerd„Een soldaat met
één boer gong des morgens ten zeven, ten tien,
des middags vier en des avonds zes uur, en
voorts ieder uur naar 't boveneinde met rappor
ten van 't benedeneinde, en van 's gelijke op
deze genoemde uren van 1 benedeneinde naar
't boveneinde- Alle avonden werd een „parool"
aan de wachten gegeven hetwelk door Saceren
Commissarissen, ieder voor drie dagen gearres
teerd en des morgens gecacheteerd aan ieder
van dezelve toegezonden, en vervolgens door de
Heeren Commissarissen van den Alblasserwaard
aan den commandeerenden officier werd mede
gedeeld, even tevoren dat de Tap toe geslagen,
of dc wacht opgeschoten werd, om hetzelve aan
zijn onderhoorige manschappen over te geven".
Daar de ligging van de Alblasserwaard zeer
laag is waren een enorm aantal Watermolens en
muizen noodig ja soms werden in benarde
tijden, als het land den heelen winter onder
water stond in den zomer draslag-vóói-molens
gesticht, om twee hoog te malen, zooals in 1739
in den Elshout, acht molens gezet werden en in
1740 nog een gelijk aantal, „hooge achtkante
molens" in den Overwaard hij den Elshout,
alles op besluit van n'e Waterraden en Hoog
heemraden van den Waard, om verdere ruine
van de ongelukkige ingezetenen te voorkomen,
uit een en ander is gemakkelijk op te maken,
dat dp landén in de Alblasserwaard hooggaande
lasten hadden te dragen, waarvan weinig voor
deel werd ondervonden.
Ttehnlve hef onderhoud van deze legio sluizen en
W..B.M g -SUE #WïW«n Hr#
haaldelijk ondank» al die voorzorgen
groote inundaties ai« Upw,...m0r.„ dit
ongelukkige land teisterden-
In dc oude „Keurboekjes" kan men den ontzet-
tenden omvang en de droevige bijzonderheden
hiervan jaar op jaar nagaan, terwijl de Alblas
serwaard ook door andere rampen als in 1742,
een muizenplaag, in 1744 cholera en daarop
volgende sterfte onder het rundvee, op een zoo
aanhoudende en drukkende wijze bezocht werd,
als geen andere plaats in Nederland.
De ellende en ontzetting die zulke zware waters-
nooden veroorzaakten, en hoe zij den ondergang
van vele huisgezinnen teweegbrachten, is echter
met geen pen te beschrijven, en zelfs dc nauw
keurigste beschrijvingen uit die dagen raken bij
lange na niet de waarheid der in-droevige fei
ten. Nog grooter aantal menschen en vee had
den moeten omkomen bij gebrek aan voedsel en
warmte, al» niet de regeering en de barmhar
tigheid van Hollands ingezetenen door de Voor
zienigheid de« Allerhoogsten, met kracht tot de
mildste liefdadigheid ware gedreven. Ook
stroomden geld en materieele gaven aanhoudend
toe, waardoor wat vernield en verloren was,
weer kon worden opgebouwd en hersteld. Dat de
keuzo van Dijkbestuur, leden, Dijkgraaf, Hoog
heemraden, enz. een importante was, en dit
ambt hoogst gewichtig en verantwoordelijk, laat
zich begrijpen.
De inhoud en toon van de volgende „resolutie"
van 30 April 1694 geeft er eenig denkbeeld van:
„Resolutie rakende 't aanstellen van de Heem
raden uit de Nedervvaart. Dc Staten van Hol-
landt ende West-Vrieslandt I
Ehrenfeste, vrome, discrete, lieve getrouwe, wij
zenden U Ed- hier hot oxtaact autenticq ons
geresolveerde dato dezes, daarbij wij hebben ge-
approbeort d' uytspraeke bij de Heeren onze
Gecominiteerden, wegens het verkiezen van Vijf
Hoogheemraden van den Alblasservvaertdaer
mede wil u de bescherminge Godes beveelen C'e-
sehreven in den Hage den 8 May 1694
ondcretant:
Ter ordonnantie van dc Staten:
SIMON VAN BEAUMONT.
Eigenaardig doen in dezen tijd, waarin men
rechten boven plichten op den voorgrond durff
stellen, ook de „instructies" on „reglementen"
aan, in hun strenge opvattingen en geboden
De Casteleyn van 't Logement van den Alblas
serwaard te Ameijde, deszeifs huisgezin, als
mede deszeifs dienstboden, zullen dc Heeren van
het Dijk-college van den Alblasserwaard, der-
zelve Cominisearissen en een ieder lid van het
zelve steeds en ten allen tijde, bereidwilligheid,
eerbied en respect ten dienste wezen-
Tien uitgebreide artikelen „Wetten" hoe men
zich tegenover de Dijkbestuurders heeft te hou
den, volgen daarachter, met tot slot de opgaaf
der prijzen, die dc Casteleyn mag declarecren
vour, yder Heer Dijkbodens, bedienden en paar
den", zelfs „pijpen" nadat gebruikt worden, en
de fijnste bouleilles Moezclvvijn, witte en roode,
naar den smaek der Hoeren van 't Collegie, be
nevens een bouteille witte France wijn per per
soon aan yder Bode en domcstick.
Voor alle Dijklegeringtijden „voor de St. Jans
Schouw en dc Moykcurcn, bestonden telkens
weer andere reglementen in dezen geest, waar
aan voldaan moest worden op straffe van hooge
boeten. Ook *'et bêécdigen en installeeren van
de Dijkgraven en Heemraden, ging met groote
plechtigheid en ernst gepaard in de „extra or
dinaire vergaderingen", daarvoor belegd, en
waarbij beloofd werd „een goct ende getrouw
Heemraedt te zijn", met de verplichte uitvoerig
omschreven belofte, daarmee verband houdend.
Eveneens waren alle verordeningen streng.
Die niet precies op zijn tijd ten Dijk is, ofte
dronken is, zul verbeuren lederen dag drie
gulden
Op een boete van 10 gulden was verboden
iemand van 't Dijkcollege of van harent wegen
ordons te geven véél min te injureeren" enz.
Men ziet hoe een geest van besef en persoonlijk
verantwoordelijkheidsgevoel werd aangewak
kerd, in vertrouwensposten, van den hoogste tot
den laagste, en 't gehalte daardoor in qualiteit
verzekerd was, een beproefde betrouwbaarheid,
en althans eenigo reserve van meerdere veilig
heid gevend in de uren van gevaar.
Elk op zijn post, en elk voor zijn post, bewust
van het gewicht van zijn taak en de waarde
van zijn persoonlijke vervulling daarvan- Mis
schien, zelfs na twee eeuwen, waarin de tech
niek zooveel gezegenó'e oplossingen bracht in de
bestaande vaak rampzalige toestanden als hier
vóór beschreven, "n oogenblik nadenkens waard.
Gorcum, A- A de Gr.
Wist U dat?
Dc meeste dieren hebben, evenals de mensen,
last van zeeziekte, behalve varkens en slangen,
die er niet vatbaar voor zyn.
Niet minder dan twintig procent van de oogst
In de tropen wordt door insecten vernield.
DAT men in deze bewogen dagen er wellicht
eerder toe komt zich eens te bezinnen op
de wisselvalligheden van het bestaan dan in
rustiger dagen, is ook de meening van de re
dactie van het maandblad „Haagsche Gids'. Zij
zegt, dat het soms een gevoel van ontspanning
geeft zich in te denken wat vroeger in eigen
woonplaats heeft geleefd en plaate gevonden.
„Het leven gaat verder, nieuwe verschijningen
komen opdagen, andere verdwijnen voor goed in
de historie
Het is wonderlijk te bedenken, hoe in de binnen
stad van Den Haag, waar men thans zijn
„punten" besteedt in do mooie en drukke textiel
zaken, in vroeger eeuwen (van de 2de helft der
14de eeuw af) een bloeiende lakennijverheid be
stond. Op de plaats van Vlaming-, Veene,. Spui
en Wagenstraat en daar in de huurt werd hard
gewerkt, door man en vrouw, oud en jong. En
maar niet zoo voor de hand weg Neen, heel
die lakenindustrie ging te werk naar vaste re
gels en bepalingen. Niet één stuk laken werd in
den handel gebracht, of het moest puik in orde
wezen.
Van dit interessante en sinds langen tijd ver-
loopen Haagsche bedrijf laat de redactie dan een
gedeelte vnn de boeiende beschrijving volgen,
uit Dr H. E. van Gcdlers boek ,,'s-Gravenhage in
zeven eeuwen".
Dc beheerechende figuren in het bedrijf
waren dc drapeniens zoonis de lakenkoopers ge
noemd werden. Zij hadden, evenals meestal elders
ook tiier, een bedrijfsorganisatie tot stand ge
bracht en lieten de vcrachinpiwie arbeidersgroe
pen in afhankelijkheid van hen hun werk ver
richten. Zij kondon dit doen, omdat zij beschil
ten over misschien is het juister g.-ze, lang
zamerhand verworven hadden - het kapitaal.
hetgeen verboden was. De andere soorten, de
tweede, nog zeer goede soort, de zoogenaamde
„voirwolle", dan „andere", „derde" zelfs „vierde"
vvolle werden wel gebruikt. Daaruit werden door
spinsters de draden gesponnen. De vervaardigde
draden gingen dan voor de stevigheid met vet
ingesmeerd, naar den wever, den „convent"
wever, zooals hij heette, omdat hij op bestelling
werkte. Misschien was de Weversplaats het
punt, waar de vier hoofdstraten van het d>raperie-
kwartier samenkwamen (kruispunt van Veene-
straat, Spuistraat, Wagenstraat en Vlaming
straat) de plek, waar de drapeniere het werk
nnn de wevers uitgaven. De wever was weer iets
welgestelder dan de verschillende arbeiders en
arbeidsters, die wij tot nu toe ontmoetten. Immers
hij had een vrij kostbaar werktuig, het weef
getouw „geset" en hij moet dan ook om zijn be
drijf te mogen uitoefenen „buyrman van den
llaghc" zijn. Was hij dat niet, dan moest hij,
voor hij zijn beroep mocht uitoefenen, een bedrag
van 30 stuivers beta|#n, waarvan de Graaf en het
dorpsbestuur elk een derde deel ontvingen, ter
wijl het laatste derde deel kwam aan de St. Se
vere broederschap, waarin de inwonende wevers
allen opgenomen moesten wezen. Tenminste na
dat deze broederschap gevormd was, hetgeen
eerst in de laatste helft der 15de eeuw gebeurde,
daar hun eerst in 1473 een „brief" werd gegeven
door Schout en Schepenen van het dorp.
Die brief verleende aan den eenen kant bescher
ming aan den wever, die lid der broederschap
was geworden. Immers de plaatselijke nijverheid
werd op alle mogelijke rnanjeren bevoorrecht en
dc drapenier die „buten weven off vollen" beliep
boete, evenals hij die „binnen der Hage dede vol
len dal buyten der Hage geweven waer". Aan
den anderen kant echter werd door den brief de
werkgevers en van zijn vakgenooten. Zij gaven
hem een zekere rust, omdat de gansche bedrijfs-
politick gericht was hierop, dat slechts bekwame
vaklieden tot de uitoefening van eenig beroep
werden toegelaten, maar dat hun dan ook be
hoorlijke arbeidsverhoudingen gewaarborgd
waren.
Het handweven geschiedde niet belangrijk an
dere dan nog tot in onze dagen in het Gooi,
Twente of Brabant thuiswerkende wevers het
deden. Met dien verstande, dat de middeleeuwer
telkens bezoek verwachten kon, óf \an den
waerdyn, óf van den specialen keurder, „den
printer upt tou", die moest nagaan of alle
voorschriften getrouw werden nageleefd, en
wiens naam wij verklaard vinden als wij in zijn
eed lezen, dat hij „moest ommegaen van touw
tot touw mitten tange" om, als de lakens zoo
waren „als die behoiren na der keur", klein
Joodje met het docpswapen te slaan aan de
uiterste draden va* elk laken. De beste lakens
kregen zelfs twee zulke loodjes. Dc wever moest
bovendien het merk of „nopteyken" van den
drapenier voor wien hij werkte inweven of
naaien op een zoodanige plaats, dat het later
naar buiten zichtbaar kon gevouwen worden, D*fe
dropenier» moesten in veroand daarmede eenige
weken vóór zij hun bedrijf wilden gaan uit
oefenen hun „nopteyken" „den clorck op het
dorpshuys" „gaen' bybringen ende doen teyeke-
nen int boek".
Had het laken nu de werkplaats van den wever
verlaten, dan onderwierp de drapenier het
weder aan een andere bewerking. Hij gaf het
aan een „wiedster", die het met haar „nopijzer"
moest zuivere» van „knoppen ende snorren'*»
Was ook dat gedaan, dan «ing hot lakon naar
de „poenne een spanrek, om „besien te worden
van don waerdeyns oft syn lcncte had ende
daervan geprint te wezen". Dat deed de „printer
opte paertse", met een vpacrts-loot".
Nog vvae hel laken dan niet gereed. Immers het
was nog ruw en harig en men kon de schering
en inslagdraden nog zien liggen. Het weefsel
moest dus nog in elkaar gewrongen worden, om
het gewenschte viltige aanzien te verkrijgen.
'wnrd< vervolgd).
53