0NDAG5BLAD snijden, dat ieder een even groot stuk krijgt met vier ver schillende figuurtjes er op Op dit tekeningetje zie je hoe dat mogelijk is. Had je de splossing zelf al gevonden Bemoediging Een mens lijdt vaak het meest door 't lijden, dat hij vreest, doch dat nooit op zal dagen. Zo heeft hij meer te dragen dan God te dragen geeft. Het leed, dat is, drukt niet zo zwaar als vrees voor allerlei gevaar. En komt het eens in huis, dan helpt God altijd weer en geeft Hij kracht naar kruis. Volgende week wordt 't vervolgverhaal „Toen Vader weg was" voortgezet. Dit in antwoord op de vele vragen die wij ont vingen. Een gevoelige les BERTUS was een jongen, zoals er méér zijn. Hij was 13 jaar en ieder is het met me eens dat deze bijzonderheid méér voorkomt Zelfs, dat Bertus zich trots z'n zeer jeugdige leef tijd, met taaie volharding, oefende in de rook kunst, is 'n feit, dat helaas ook al niet tot de zeldzaamheden kan gerekend worden. G-'lukkig was z'n zakgeld zéér beprekt en dat deed hem omzien naar andere grondstoffen, welke de dure tabak zouden kunnen vervangen. Hij probeerde 't al eens met het harige aanhang sel van lange turf. 't Gaf wel geweldig mooie blauwe rook, maar, op de duur beviel het niet 't Was te scherp op de tong Gedroogde kersen bladeren deden 't beter, maar toch't was ook niet „je"! En dan was er nog een moeilijkheid: hoe moest hij aan een p ij p komen Voor het raam van een sigarenwinkel, waar hij telkens voorbij kwam, hing een mooie pijp. Maar die kostte 35 centen Met wonderen van spaarzaamheid zou 't weken duren voor hij die som bijeen gegaard had. En dan.... dan was diè pijp natuurlijk al weg. Die wachtte op hem Kun je begrijpen Voor zo'n pronkstuk zouden liefhebbers genoeg zijn. En toch.... te roken uit die prachtpijp. Haar in je zak te hebben, ze behoedzaam er uit te halen en aan de kameraden te tonen De school makkers afgunstig Wat trotse voldoening Wat 'n genot Toen kwam de verleiding „Bertus vroeg grootvader, „leg even dit boek op m'n kamer Gedienstig bracht hij het weg en daar op tafel lag grootvaders portemonnaie Bertus zag ze en, nieuwsgierig, keek hij er in. Wn« 'n »pid guldens, kwartjes, dubbeltjes, cen- Als Grootvader zou t' niet merken. Eén kwartje en één dubbeltje De trap kraakte Vlug Grootvader trad binnen en BertusBertus schoot de kamer uit. Z'n hart klopte hem in de keel. In z'n haast had hij vergeten de portemon naie te sluiten, maar dat wist hij niet. Twee kwartjes zaten in z'n broekzak, dat wist hij Nu kon hij de pijp en échte tabak kopen. Dadelijk na schooltijd werd de pijp z'n eigendom en grootvaders geld gleed in de winkella. Toen kwam er grote vreugde over hem 'n Vreug de, die het tikkertje van binnen deed zwijgen. Telkens stond hij stil om de pijp te bekijken. Met welbehagen streek hij met de vingers over het barnstenen mondstuk. De pijp, de vurig begeerde pijp, was zijn; en hij nou roken als 'n man I Hij zette zich neer aan den rand van het bos, stak de pijp aan en vlijde zich neer op het zachte De vogeltjes zongen boven zijn hoofd hun liederen en hij rookte, rookte en was gelukkig. Geen wroeging't Genot was te overweldigend Na 'n kwartier voelde hij zich wat licht worden in z'n hoofd. De pijp smaakte niet meer. Hij kreeg het warm, werd benauwd, 't Angstzweet brak hem uit. Alles dragidé om hem heen. De pijp werd opgeborgen en Bertus stond op. Z'n knieën knikten, 't Was of hij geen macht meer over z'n benen had. Wat voelde hij zich ziek. Z'n passen waren onzeker. Hij waggelde haaf huis. „Kind, wat zie je bleek schrok moeder. Zo mannetje, 'k merk het alJe hebt gerookt! Vertel op, hoe kom je aan de tabak?" Driftig schudde zijn vader hem door elkaar en 48 toen kwam door dat schudden de pijp te voor schijn. Nu kende de woede van z'n vader geen grenzen. „Hoe kom je daaraan Hoe kom je aan dat gld Nogmaals schudde hij hem verwoed door elkaar. En Bertuszou hij de waarheid zeggen Zeggen dat hij het geld gestolen had Hij durfde niet en verzon een leugen. Hij vertelde dat hij 't geld gevonden had. Woedend wierp z'n vader de pijp weg. „Zo, wat je dus vindt is je eigendom Dacht je dat Neen mannetje, dat zullen we je anders leren, vooruit naar bedeten heb je niet meer nodig t" Bertus holde naar z'n kamertje, ontkleedde zich en wierp zich te bed. Even later werd de deur behoedzaam geopend en z'n grootvader verscheen. „Bertus", begon hij streng, ,,'k heb straks gezwe gen, hoewel ik wist, dat je loog. Ik weet zeer goed, hoe je aan het geld gekomen bent Dacht je dan, dat ik het niet zou bemerken, dat er geld uit mijn portemonnaie genomen was? Maar 'k had medelijden met je, want je vader was al zo driftig en als hij dat dan nog hoorde Bertus, als hij wistdat jeeen dief bent. Je hebt slecht gedaan èn door je stelen èn door je liegen; en als je ooit weer tot één van beiden verleid mocht worden, herinner je dan je grijzen grootvader, die je in zekeren zin medeplichtig hebt gemaakt aan je diefstal en aan je leugen, door te verzwijgen wat ik wist. Denk er vooral aan, hoe je ondervonden hebt, dat de eerste zonde zo gemakkelijk gevolgd wordt door de tweede". Deze, met smartelijke ernst gesproken woorden, maakten een overweldigende indruk op Bertus. Hij wierp zich schreiend in grootvaders armen en deze voelde dat de tranen echte tranen van berouw waren. „Laat ons nu bidden, mijn kind, dat God je moge vergeven", zo sprak de grijsaard en beiden kniel den neer om den Heere vergiffenis te smeken voor het dubbel vergrijp. Bertus had een gevoelige les voor heel zijn leven ontvangen Een gevaarlijke paal Oplossing van de raadsels in de vorige Kinderkrant. I. Het geheel is Na regen komt zonneschijn. De onderdelen van dit raadsel zijn: nar, negers, mos, teen, Rijn, zagen, schoen, kat. II. Er staat: Kain is een akkerman geweest en Abel een schaapherder. De letters staan goed, maar met de ruimte tusschen de woorden is vreemd omgesprongen. Daardoor werd 't een raar taaltje. III. Dit lijkt een moeilijk raadsel, maar toch is 't heel gewoon. DAT schrijft men altijd met drie letters. Dat eerste was maar poespas. IV. Een gat in de kous wordt groter hoe meer er afgaat. Knutselwerkje DIEREN VAN KARTON Van karton is heel mooi speelgoed te maken. Dieren uitknippen bijvoorbeeld is een aardig knutselwerkje. Je weet wel hoe je dit doen moet. Dit tekeningetje trek je over op karton, dat niet te dik is. Dan langs de dikke lijn uitknippen, de stippellijn ritsen. Als je hem schuin zet kan de wolf staan. Je kunt hem ook kleuren; dan wordt hü nog i Een geschiedenis zonder woorden. Wist je dat? Het eerste prentenboek voor kinderen werd in do 17de eeuw door Johann Amor Comeniuo (plm. 1671) te Amsterdam uitgegeven. I)e grootste telescoop ter wereld wordt gevonden, in het Mount William Observatorium in Cali- fornië deze kijker weegt 100.000 k.g. en heeft een lens van 2% meter in diameter. De grooteto spiegel voor deze kijker bestaat uit 4500 k.g. glas, De grootste rozenstruik der wereld staat in de Wohrle-tuinan te Friesburg (Duitsland). Deze boom is 40 meter hoog. De Javanen begraven hun doden met de voeten naar beneden, rechtopstaande dus, en met het gezicht naar het Oosten gekeerd. Te Buenos Aires bestaat een gemeentebakkerij, die dagelijks 220.000 pond brood bakt. Bij Schotland behoren ongeveer 800 eilanden. Meer cian duizend verschillende variëteiten van graan zijn bekend en het aantal is voortdurend stijgend. In Ashanti (Afrika) groeit de boterboom, die voortreffelijke boter oplevert, welke het gehele jaar ondanks de warmte goed blijft. Van het menselijk gewicht nemen d spieren bijna de helft in, namelijk 43.5 procent, de inge wanden 19, de huid 17.8, le beenderen 17.5 en da hersenen 2.2 procent. Zaterdag 8 Februari 1941 No 6 Het groote heimwee DE ademtocht der ziel, die uit aard van haar afkomst altoos gaan wil in op- waartsche richting, kan benauwd worden doordat er „lood aan de vleugels hangt", zoo als dat minder juist dan goedbedoeld gezegd wordt. Het is ermee als met het vliegtuig, dat door ijs-afzetting op de vleugels in z'n vlucht belemmerd, ja soms tot dalen gedwongen wordt. In ieders persoonlijk leven zijn zulke momenten aanwezig en er was niet een oor log voor noodig om dat te bewijzen, al zullen we ditmaal het zwaartepunt der overdenking daar zoeken. Dan denken we daarbij echter niet allereerst aan de tegenspoeden en ram pen, tengevolge waarvan veler ziel neerge bogen en neergezogen werd naar de bekom mernissen om vernield bezit of diep levens leed, doch veel meer aan het geestelijk kli maat, waarin we allen gekomen zijn, en dat als een verzengende sirocco de ademhaling belemmert. In he* geval, dat bittere ervaringen of smarte lijke verliezen doen uitroepen „Al uwe ba ren en uwe golven zijn over mij heengegaan", volgt bij het levend geloof, zooals ook in onzen Psalm „Maar de Heere zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden". Wanneer echter niet een concrete gebeurtenis, maar een voortdurende atmosferische gesteldheid den geestelijken toestand bepaalt, staan we voor andere en in menig opzicht voor schijn baar onverzettelijke moeilijkheden. Gelijk ook de dichter van Psalm 42 onderging hij gewaagt van een druk, die hem van dag tot dag bezet (vers 4 en 11) en waaruit hij niet opveert, doch schreeuwt om en dorst naar naar God. En waarbij de herhaling naar dén levenden God ons treft. Het is alsof hij zeggen wilde God van mijn betrouwen in normale tijden is mij nu niet genoeg, ik heb Hem nu noodig in Zijn onmiddellijke, voor mijn ziel helder waarneembare, tot redding toe snellende nabijheid. Het directe gevaar is niet, dat Hij mij loslaat (ik zal hem nóg loven vs. 6 en 12), maar dat ik Hem loslaat, want mijn tegenpartijders confronteeren mij tel kens weer aan die hartbenauwende vraag waar is uw God (vs. 4 en 11). In het dorsten van de ziel naar God zien wij, zooals Dr Wielenga zich in zijn „De bijbel als boek van schoonheid" uitdrukt, „het geloof in zijn heerlijk huiveringwekkende spanning van schier vernietigend heimwee naar God, van verterende droefheid om het gemis van God, maar tevens, ondanks alle tegenspraak, uitroepen tot en vastkleven aan God". De vraag moet ons nü bezig houden vanwaar dat heimwee, dat dorsten naar God Uit den psalm is af te leiden (vs. 5)dat David is uit gesloten van den openbaren eeredienst, en uiteraard smart hem dit, omdat hij daar en daar vooral zijn geestelijken honger zou kun nen stillen. Maar dan blijft nog de vraag waarom die scheiding Hier meenen we de verbinding met de om standigheden van onzen tijd te kunnen ma ken. Immers, het was de voortdurende krijg m DE ROTTERDAMMER NIEUWE HAAGSCHE COURANT NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT NIEUWE LEIDSCHE COURANT DORDTSCH DAGBLAD met zijn vijanden, die Davids gedachten weg trok van het hemelsche naar het aardsche, deswege het zwaartepunt zijner belangstel ling verlegde van de toekomende naar de tegenwoordige dingen, zoodat een geestelijke verdorring ontstond, waarin zijn ziel ver smachtte. Welnu, ook de tijd, welke wij thans doorleven, is doortrokken van en geladen met de vragen en zorgen, welke den strijd om het bestaan maar ook om het geestelijk bestaan betreffen. Zij hebben allengs de atmosfeer geschapen, waarin de vleugelslag der ziel verzwakken, zoo niet verlammen moet, niet omdat de geloofsinhoud vernietigd, maar om dat het geloofs-uitzicht beneveld is. In dit mistig klimaat neemt het lichaam de matheid der ziel zóó gevoelig over, dat David in zijn Oostersch felle beeldspraak zelfs spreekt van tranen tot zijn spijze (vs. 4)en ons tekst woord van dorsten naar God. En nu moet ge 't u zelf maar eens eerlijk af vragen, of die gesteldheden niet af en toe uw geheele bestaan beheerschen zóó, dat ge ge dwongen wordt, u terug te trekken in de laatste verschansing geen opvoeding en geen huiselijke omgeving, geen kerk en geen do minee, geen geestelijk gesprek en geen vrien denraad, baten meer. Dan komt er de benau wenis, waarin -Jakob het uitschreeuwde „Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent". Of zooals Job ten einde raad uitriep „Dat zou nog mijn troost zijn en zou mij verkwikken in den weedom, zoo Hij niet spaarde", „dat Hij Zijn hand losliet en een einde met mij maakte". (Job 6 10 en 9)Of, gelijk Elia uit riep „Het is genoeg, neem nu Heere, mijne ziel'T Of wil men het in een Nieuw-Testamentisch beeld, zooals Paulus in arrenmoede getuigde „Ik ellendig mensch wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods Dat zijn altemaal geen bewijzen van geloofs- overwinning. En toch Het zijn bewijzen van geloofsspan- ning. Want evenals David onmiddellijk na zijn woord der versmachting een woord van In Gods handen Heer, ik stel mij in Ut» handen, Alt mij 't leven krenkt en plaagt, Als de zonden vurig branden, AU ik moede ben van banden, En nergens hulpe voor mij daagt Heer, naar Uw genade en trouwe Strekt zich uit mijn schuldig hart. Geef dat ik in diepe rouwe Eindlijk Uw genade aanschouwe, Verlost van angst, geheeld van smart Tot Uw rust en tot Uw vrede Roept Gij 't afgedwaalde kind, Dat met huiverende schreden, Nochtans tot Uw troon getreden, 3ij U opnieuw genade vindt heerlijk verlangen doet hooren, waarin alleen nog maar het wanneer hem bezig houdt (vs 3)zoo hebben ook Jakob, en Job en Elia en ook Paulus het gekund zij stemmen samen in Rom. 8 37 „In dit alles zijn wij meer dan overwinnaars". Tot deze hoogte echter komen wij slechts langs den kruisweg. Op dien weg is allerlei gemis en verlies denk baar; het zwaarste moet zijn, als de hand des ontfermenden Gods niet meer gevoeld, dé klop van Zijn Vaderhart niet meer gehoord, Zijn naderende voetstap niet meer bemerkt wordt. Voor elk verlies moge een plaatsver vanging mogelijk zijn, de echo van eiken zwaren slag moge tenslotte verklinken, zon der Hem komen we om, en bij het zich be wust worden daarvan buigt de ziel het diepst nèer. Dan perst zich de verzuchting los ik kan niet meer. Gevaarlijk oogenblik Heerlijk oogenblik Want uit den hemel, waar het gezien is, klinkt de stem van den Overwinnaar Zóó kan Ik u bereiken en Ik blijf nu bij u, tot de avond is gedaald. Kind, dat Ik liefheb, leun toch sterk op Mij en tenslotte op Mij alleen!" Het diaconessenhuis „De Wijk", uitgaande van de Stichting tot bevordering van den Diapo- nessenarbeid der Ned. Herv. Gemeente te Gouda, werd in de groote zaal van het gebouyy „Concordia" officieel geopend. Een overzicht van het bestuur en verplegend personeel van het Diaconessenhuis. (Foto Ned. Chrn Persfotobureau)i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1941 | | pagina 9