SLOTEN EN SLEUTELS
Een boek over
I j 3 II l!s l s S U?u 1 8 11 S if c JsJLÜ 1 S SSÏ 2 5 8 - O .2 HBS M 5 ■a a s, s» i v i
Moderne Lips' kluisdeuren met automaat en tijdslot
Lips' Fabrieken te Dordrecht
OisutM de Nederlandsche bedrijven, die een
wereldvermaardheid genieten, nemen de
Lips-fabrieken te Dordrecht zeker een vooraan
staande pleats in.
In alle werelddeelen is de naam „Lips" bekend.
En wie den naam „Lips" hoort, denkt aanstonds
aan brandkasten, kluisdeuren, sloten, sleutels, enz.
Wie per boot de reis maakt van Dordrecht naar
Gorinchem, of wie op een mooien zomerschen
dag een wandeling onderneemt naar de ruïne
van 't eertijds zoo machtige slot „Merwede", pas
seert de fabrieken der firma Lips en hoort 't lied
van den arbeid, dat in de grootsche gebouwen hier
heel den dag in krachtige accoorden weerklinkt.
Lips inderdaad een naam van wereld
reputatie.
En toch hoe nietig-klein was 't begin.
Dat wisten we reeds lang, maar we werden er
dezer dagen opnieuw aan herinnerd.
Ons werd toegezonden een schitterend uitgevoerd
boekwerk. De titel is: „Sloten en sleutels door de
eeuwen heen" en 't werd geschreven door den
heer Vincent J. M. Eras, directeur van
Lips' Brandkasten- en Slotenfabriek N.V. te
Dordrecht.
De eerste gedachte isuiterlijk een schitterend
boek, maar natuurlijk geen lectuur voor een leek.
Toch is men dit vooroordeel spoedig kwijt. Want
de heer Eras, die om zijn vermaarde kunde be
treffende sloten en sleutels benoemd, werd tot
eerelid der International Association of Master
Locksmiths, beheerscht zijn onderwerp zoodanig
en beschikt bovendien over een zoo goede pen,
dat men zijn boek met klimmende belangstel
ling volgt.
De schrijver heeft zijn boek opgedragen aan de
nagedachtenis van den heer J. Lips Bzn (1847
1921), stichter der Lipsfabrieken te Dordrecht,
Milaan en Brussel. Deze heer Lips stamde uit een
Rotterdamsche familie van smeden en werd door
zijn vader ook in het smisdvak opgeleid.
(Foto K.L.M.)
Interessante
studie
door een
Lips-directeur
J. Lips Bzn.
In .870 zoo vertelt
om de heer Eras nam
Lips op circa 23-jarigen
leeftijd een bescheiden
smederytje over van
den heer J. van den
Boon, gevestigd in de
Botgenstraat te Dor
drecht. Het personeel
bestond uit een knecht
en 'n paar aankomende
jongens. In dit bedrijf
werden kachels, fornui
zen en dergelijke ge
maakt en gerepareerd,
doch al heel spoedig
nam hij, op het voor
beeld van zijn vader, ook het vervaardigen van
brandkasten ter hand. Toen het aantal opdrach
ten in brandkasten en kluisdeuren gestadig toe
nam, en ook de cliënten buiten Dordrecht steeds
meer belangstelling voor zijn fabrikaat aan den
dag begonnen te leggen, weid de smederij oen
de Botgenstraat al spoedig te klein en moest naar
een grootere werkruimte worden omgezien.
Zoo was 't begin en 't eerste succes van dit be
drijf, dat is uitgegroeid tot een van de grootste
fabrieken van ons land. Van de Botgenstraat
trok men naar de Varkensmarkt. Veertig jaar na
de oprichting werd de haarden- en kachelfabri-
cage in andere handen overgedaan, waarna de
heeren Lips (nu was 't vader en zoon) zich uit
sluitend gingen toeleggen op de fabricage van
brandkasten, kluisdeuren en kluis-installaties.
Naarmate de fabricage in omvang en beteekenis
toenam, had zich steeds meer de behoefte ge
openbaard aan goede en betrouwbare sloten,
welke tot nu toe uit het buitenland betrokken
werden. Om aan deze behoefte te voldoen, werd
in 1902 besloten tot het inrichten van een speci
ale slotenfabriek, waarvan de leiding werd op-
De begrafenis is voorbij. Het leven gaat zijn ge
wonen gang.
Het dorp praat altijd veel. Nu is het onderwerp
de boer van „Rust roest". De menschen spreken
er schande van dat hij, de ouderling, zoo is ver
anderd. Niets is er overgebleven van de opge
wekte figuur van vroeger. Zijn gezicht is hard,
scherpe groeven loopen by de mond. Nog altijd
is hij de ongekroonde koning van het dorp. Maar
nu een tiran. Zou het toch waar zijn, wat booze
tongen eens beweerden, dat het niet moeilijk is
om een goed Christen te zijn als er geen zorgen
en verdriet zyn Ze schijnen gelijk te krijgen.
Heeft hij niet verleden week een klein boertje,
dat de pacht niet op tijd kon betalen, zonder meer
uit zijn huisje gezet Men spreekt er schande
van. Vloekt hij niet tegen de knechts Komt hij
n g wel eens in de kerk
Als de sjees van boer Ramskamp door het dorp
rijdt is de groet van de menschen niet meer zooals
zij was. Het antwoord is niet meer een vriendelijk
woord, doch hoogstens een knikje met het trot-
sche hoofd. Ze hebben gelijk, de praatgrage men
schen, dat ze hem liever uit den weg blijven.
Neen, hij is niet meer de sympathieke man uit
het dorp. Den dominee heeft hij eens de deur ge
wezen. Het gaat niet goed op „Rust roest", ver
telt men elkaar. Is er dan niemand van de velen
die hy heeft geholpen, die eens komt en met
hem praat 7
*t Is op een morgen, als de boer op de deel staat,
dat de bakker binnenstapt om het brood te
brengen. Als hij met de boerin heeft afgerekend
44
wendt hy zich tot den boer. „Ik wou je even
spreken, boer."
„Zoo", is het niet aanmoedigende antwoord.
„Ja, boer, je hebt er je best voor gedaan, dat myn
dochter hier onderwijzeres is geworden. Toen ik
je daarvoor bedanken wilde zei je, dat ik niet
jou moest bedanken maar Hem, van Wien we
alle goede dingen krijgen, maar Die ons ook
moeilijke dingen geeft. Dat zijn je eigen woor-
défe, boer. Nu wil ik je maar één ding vragen,
boer Ramskamp: waarom heb je God altijd ge
dankt toen Hij je rijkdom en voorspoed gaf, en
waarom sta je nu tegen Hem op, nu Hij je ver
driet te dragen heeft gegeven Lees de geschie
denis van Job eens, boer".
't Is een eigenaardig gezicht, de tengere figuur
van den bakker met de groote mand onder den
linkerarm tegenover de groote machtige gestalte
van den boer, die met een stug gezicht luistert.
„Boer, het is moeilijk", gaat de bakker verder,
„maar bid, en kom weer in de kerk". Hij steekt
zyn hand uit en, o wonder, de boer van „Rust
roest" drukt deze, zoo stevig dat het gezicht van
den bakker een pijnlijke uitdrukking krijgt.
Eenige weken later.
De tongen zijn weer druk in de weer in het dorp.
Hebben niet velen van achter de gordijntjes ge
zien dat de boer van „Rust Roest" met zijn grooten
wagen door het dorp reed met het huisraad van
het boertje dat hij uit zijn huisje heeft gezet er
op, en naast hem het boertje en zijn vrouw
Het dorp praat veel, maar heeft toch een gevoe
lig hart. Of was het misschien toeval, dat de boer
niemand tegenkwam op zijn moeilijken weg door
het dorp naar het eenvoudige boerderijtje vatv-
waar hij den man had verjaagd 7
gedragen aan den heer Vincent Eras (schrijver
van dit boek), die sinds 1899 als compagnon in
de vennootschap was opgenomen.
Ook de nu beroemde slotenfabriek is klein be
gonnen de eerste werklieden waren eenige jon
gens van de ambachtsschool.
In 1900 was een groote, moderne fabriek langs
de spoorlyn Dordrecht-Rotterdam betrokken; ook
in Brussel en Milaan waren intusschen fabrieken
gesticht.
Nog bleef de groei aanhouden, zoodat naar rui
mere werkgelegenheid moest worden uitgezien.
En zoo werden dan in 1920 de nieuwgebouwde
fabrieken in een nieuw industrie-gedeelte van
Dordrecht (de Staart) betrokken, welke sinds
dien ook weer uitbreiding behoefden en ver
kregen.
Uit dit beknopte overzicht blijkt, dat de heer
Vincent Eras meer dan veertig jaren als direc
teur van Lips' Slotenfabrieken is werkzaam ge
weest. Enorm is de kennis op het gebied van
sloten en sluitingen, die hij in den loop dier
jaren vergaarde. En daarvan vertelt hij in dit
voornaam uitgevoerde en prachtig geïllustreerde
boek van 175 bladzijden.
Wie zou naar zulk een bekwaam „vakman" niet
gaarne luisteren Want dat hier een man spreekt,
die zijn vak met de volle liefde van zijn hart
beoefent, wordt op elke bladzijde duidelijk Een
directeur van een wereldbedrijf, maar die nog
niets heeft verloren van de ambitie, waarmee hij
veertig jaar geleden zijn taak begon. .et toewij
ding he*''» hij aioh aan *ijn ..heerlijk ambacht"
gegeven, en nog peinst hij rusteloos op middelen
en wegen, die dat ambacht kunnen bevorderen en
op hooger plan brengen. 4^ zulk een man over
zijn ervaringen en plannen spreekt of schrijft,
dan boeit hij zelfs hem, die eerlijk erkennen
moet, dat hij van zijn prilste jeugd af met sloten
en sleutels is bekend geweest maarer nog
zoo bitter weinig van weet.
De schrijver neemt zijn taak zeer breed. Zoo
begint hij met een korte verklaring tc geven van
88 benamingen, die bij de beschrijving van sloten
en sleutels gebruikelijk *:;*v gevolgd door een
etymologie van de wooruuii slot en sleutel.
Dan volgt een interessant overzicht van oude
sloten en sleutels uit verschillende landen en tijd
perken. Bij benadering is de ouderdom van het
slot zelfs niet te bepalen, doch het is een feit,
dat reeds lang vóór Christus in Egypte sloten en
sleutels bekend waren. Dat blijkt o.m. ook uit de
Heilige Schrift. De schrijver verwijst naar Hoog
lied 5 5, Nehemia 3 3 en Richteren 3 23.
De sleutel van het oudste Egyptische slot was zóó
groot als een man nog even behoorlijk kan dra
gen. De sleutel paste in een grendel, welks voor
einde in een groot vierkant gat in den muur
schoof. Deze sleutel werd voorzeker door den pro
feet bedoeld, als hy aanhaalt „En den sleutel
van het Huis van David zal ik op Uw schouders
leggen".
In dit hoofdstuk verhaalt de schrijver verder wat
by verschillende oude schrijvers over sloten en
sleutels in Egypte, Griekenland, het Romeinsche
ryk, Arabic, Marokko, Ned. Oost-Indië en nog
andere landen te vinden is. Opmerkelijk hierbij
is, dat er niet zelden groote overeenkomst is tus-
schen wat in de grijze oudheid en vele eeuwen
later op dit gebied werd vervaardigd. De tech
niek schreed rusteloos voort en bracht tallooze
verbeteringen, maar 't grondtype bleef vaak het
zelfde.
Reeds in de 15e en 16e eeuw kwamen in Enge
land, Duitschland en Frankrijk sleutels voor in
familiewapens, en ook verschillende steden namen
den sleutel in haar wapen op. We denken hier
aanstonds aan Leiden, onze Hollandschc Sleutel
stad, die in haar wapen twee sleutels voert, ge
kruist op het wapenschild, dat gedragen wordt
door twee leeuwen.
In 1411 stelde Karei VI in Duitschland den mees
tertitel in voor den bekwamen smid-slotenmaker,
die verkregen werd door proefwerk in de orna-
mentleer, de uitvoering van kunstsmeedwerk en
het maken van kunstsloten.
De eerste metalen sloten, welke in Engeland wer
den vervaardigd, worden verondersteld gemaakt
te zyn in de jaren 87099 na Chr., gedurende de
regeering van koning Alfred, van wien bekend
We zouden nog veel meer uit het boek van Vin
cent Eras kunnen en willen navertellen. We doen
dit echter niet, temeer omdat ons Zondagsblad
zich minder leent voor 't weergeven van techni
sche beschouwingen, die in 't boek van dezen
vakman-expert natuurlijk niet ontbreken.
We willen eindigen met een verzoek, dat de
schrijver tot ons richtte en dat we gaarne aan
onze lezers doorgeven.
De heer Vincent Eras schreef ons
Het is voor elk, die een bepaald vak beoefent,
interessant, den ontwikkelingsgang van dat vak
in de eeuwen, die voorbijgingen, na te speuren.
Zoo kwam ik ertoe, om gedurende ruim dertig
jaren een verzameling sloten en sleutels bijeen te
brengen, die uit verschillende tijdperken afkom
stig zyn en het karakter daarvan tot uiting
brengen.
Ik heb deze collectie in een apart vertrek, dat
ik met eenigen trots mijn ^„museum" noem, bij
eengebracht en voorts stelde ik een boek samen
onder den titel Sloten en sleutels door de eeuwen
heen.
Aanspraak op volledigheid maakt dit boek aller
minst. moor daarnaar heb ik ook niet gestreefd.
Het was er mij om te doen, een verhandeling te
schrijven, die by een ieder belangstelling zou kun
nen ontmoeten.
Den tijd en de moeite, die ik aan dit werk ge
geven heb, zou ik rijkelijk beloond achten, wan
neer ik in dit streven geslaagd mocht zijiT.
Misschien mag ik met een verzoek besluiten
mocht U hier of daar oude sloten of sleutels aan
treffen, dan zoudt U mij een bijzonder genoegen
doen, wanneer U mij even het volledig adres
wilde opgeven, opdat ik eventueel myn collectie
zou kunnen aanvullen.
Otters en snoeken
Levensgang
In „Der Deutsche Sportangler" verhaalt een in»
zender uit Marburg het volgende
De vraag, hoe groot de snoeken kunnen zyn,
die een otter bemachtigen kan, kwam bij my
op, toen my korten tijd geleden het verhaal werd
gedaan van een merkwaardigen strijd tusschen
een otter en een snoek. Aan de schildering van
mijn jachtvriend twijfel ik niet in het minst, al
zouden vele lezers denken, dat er wat „latijn" bij
is. Ik ging, zoo vertelde mijn zegsman, op een
avond langs den over van de Lahn. Daar begon
plotseling onder een overhangend elzenboschje
het water letterlijk te razen. Toen ik keek zag ik
iets „wits" en iets „zwarts" tot een kluwen ge
bald en in hevigen strijd; een dier, dat niet anders
dan een vischotter kon zyn, reed op een heel
groote visch. Daar ik geen schietwapen bij mij
had, nam ik mijn stok en sloeg blindelings op de
dieren lus, waarop de otter direct losliet en ver
dween. Zijn tegenstander had het echter al zoo te
kwaad, dat hy het tooneel van den strijd niet
meer verlaten kon, doch met de witte buik naar
boven en nog slechts zwakke levensteekenen ge
vend, op het water dreef. Met behulp van mijn
stok kon ik dc geweldige snoek want dat was
het gelukkig aan land brengen. De visch
bloedde op verschillende plaatsen, doch het ergste
vlak achter de kieuwen. Thuis gekomen legde ik
hem op de weegschaal en het bleek, dat hij pre
cies 18 pond woog.
In aansluiting aan dit my vertelde geval, wil ik
nog een geval mededeelen, dat my zelf over
komen is, en dat, hoewel minder interessant, toch
ook een antwoord op mijn vraag geeft. Het was
kort vóór het sluiten van de hazenjacht. De stren
ge koude had de meeste rivieren in glinsterende
boeien geslagen en slechts op enkele plaatsen was
in de Lahn, naar het midden toe, een smalle
strook water open. Op een ochtend nü»---J-
zoo'n plaats om naar -ie zoeken. Daar ont
dekte ik, een halve meter van de upen geul, een
vaalwitte klomp op het ys. Naderbij komend kon
ik zien, dat het visch was, zonder echter te kun
nen vaststellen wat voor een visch het was. Met
een beetje waaghalzerij en twee aan elkaar ge
bonden stokken, gelukte het mij de visch die
vastgevroren was gelukkig aan den oever te
krijgen. Het was alweer een snoek; een otter had
hem gedood en was met hem uit het open water
op het ys geklommen. Hiertoe is een bijzondere
spierkracht van hals en kaken vereischt geweest,
want de snoek woog, zonder het vleesch, dat
achter de linker kieuw weggevreten was en de
otter tot maaltijd had gediend, 121/, pond.
Sleutels uit den Romeinschen, Frankischen
Merovinger- en Karolinger tyd
(Lips-poüectie)