Hit* tuur ^riïtódjr Courant
nnementspnjs
per 8 maanden In Lelden en In plaatse»
ar een agentschap gevestigd Is 2.S
p week 18 ct. Losse nummers 5 c.
Ie» by vooruitbetaling.
rtentieprijzen
ct per regel Ingezonden Mede-
eelingen 45 ct per regeL Minimin»
regels. Bewijsnummer 5 ot By cta-
"tract belangryke korting
Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken
Bur. Redactie en Administratie;
BREESTRAAT 123. LEIDEN.
Telefoon 22710
(Na 6 uur 23166).
Postbox 20. Postrek 68936.
No. 6287
f=
MAANDAG 25 NOVEMBER 1940
21e Jaargang
terking van sociaal
bewustzijn
dan vragen wij ons wel eens af,
'jken staan in het Roomsch-Katho-
np. Het beeld, dat sommige bladen
tijde bieden, is zacht gezegd
;el in overeenstemming met het-
vroeger uit denzelfden hoek kon
en. Temeer heeft ons verheugd de
t van een klein gulden boekske,
irof. mr. C. P. M. Romme op ver-
uitgaat op het terrein van de
dsche sociale politiek. („Neder-
sociale politiek", verschenen by
Paul Brand's Uitgeversmaat-
te Hilversum). Zulk een publicatie
ze in de eerste plaats willen be-
als een brug van het verleden
heden en mogelijk naar de
ijn er velen, die met alle verleden
schijnen te hebben gebroken. Ze
j», zeggen ze dan, onbevooroor-
Jstaan tegenover wat komt, doch
dat ze, zoo sprekende, reeds
Ven aan een vooroordeel tegen het
zichzelf hebben losgemaakt van
a jande basis en dus aan het zweven
c (jjagen. Of, om een ander bekend
- gebruiken, ze laten zich voort
ij, tp den stroom en zullen wel zien,
terecht komen.
n jjnstellingen tot dezulken laat prof.
g-Velbewust geluiden hooren, waar-
N yeet, dat ze oud en nochtans niet
g, U zijn. Hier valt niets te bespeu-
g aien overmatige verheerlijking van
g *tden, integendeel, meer dan eens
P* ^rden erkend, dat we er op ver-
c punten nog lang niet waren.
3 j£at lijn in de ontwikkeling en in
to 'gi, en langs dezen weg werd het
.giht op verblijdende perspectieven.
5» 5'het menschenleven terecht om
gat is sociale gezindheid. We spre-
§aarne van, maar moeten er zorg
jpgen, dat het geen groot, doch leeg
"«ijft. Prof. Romme zegt er dit van:
ten aanzien van de sociale voor-
1 ons land zou worden onderwor-
een vergelijkend examen met de
•ingende en de verder afgelegen
tan zouden we ons over den uit-
srminst ongerust behoeven te
en schamel figuur zouden we ten
van geen enkel ander land slaan,
ranglijst zouden we aardig hoog
|l komen te staan. Dat dit evenwel
(kenen, dat we vergelijkenderwijs
velen verheven zijn te achten
van onze sociale gezindheid,
.iet gaarne beweren. Ons goede
uur schijnt mij meer samen te
et onze veelal betere materieele
lieden dan met een juister bewust-
jent onze individueele verhouding
eenschap".
ad, dat laatste is een vraag,
velen nog niet in het reine zijn
We kennen allen de moeilijk-
lke liggen rondom de onderlinge
g van individu zelf spreken
van: enkelen mensch en
ap. De mensch leeft in gezin,
pij, staat, kerk, vormt zelf deze
eenschappen, maakt er ander
van uit. Zonder de medewerking
ensch kunnen ze niet bestaan,
1 den anderen kant kunnen we
ensch moeilijk denken zonder
anden van samenleving. Het zijn
westies, welke hier om den hoek
ken. We denken alleen al aan de
"teit in eigen kring.
zij, op goede grónden hebben
jrijd aangebonden tegen het indi
te, gansch die richting, die zoo
den nadruk liet vallen op den
^Jiensch. Men beschouwe dat indi-
niet slechts als een historisch
als iets, dat eens overwonnen
worden, en dat dan voor-
kop niet meer opsteekt, neen,
het terug in ons aller leven,
dit alles nog heel veel te
we hebben dat trouwens
gedaan doch mogen ons
™ons onderwerp laten afbrengen
er op wijzen, hoe in den kamp
individualisme het gemeen-
goel Prof. Romme spreekt van
:wust zijn almeer baanbrak,
n het verleden vaak meer ge-
)m geestelijke eenheid dan om
ppelijke eenheid. Maar de een is
ander niet wel denkbaar, hoe-
e ook onderling verscheiden zijn.
deze twee kan een bijzondere
p niet missen. De geestelijke
- die ondenkbaar is zonder gees-
ijheid, wil de eenheid niet bereikt
en koste van den geest kan
itellen zonder verdraagzaamheid.
verdient het spreken van ver-
nheid zelfs de voorkeur boven
en van geestelijke eenheid. Zoo
Romme het ook. En de eigen-
evenmin trouwens als de en
sch, de gemeenschap niet kan
is die van een scherp verant-
Skheidsbesef.
niet slechts zoo, dat de enkeling
!>ordelijkheid heeft tegenover de
chap, doch de gemeenschap heeft
intwoordelijkheid jegens den en-
Wil men dit belichaamd zien in
Rede van den Rijkscommissaris te
Maastricht
Bij de voltooiing van
het dienstgebouw voor zijn
gevolmachtigde voor Limburg
Tijdens het Vrijdag te Maastricht gehouden
Richttest ter gelegenheid van de voltooiing
van den bouw van het nieuwe dienstgebouw
van zijn gevolmachtigde voor de provincie
Limburg, heeft de Rijkscommissaris een
redevoering uitgesproken.
Het verheugt mij, zoo begon hij, dat ik
vandaag hier ben in een kring, dien ik schat
op 200 personen en waarvan men kan zeggen,
dat het grootste deel uit Nederlanders bestaat.
Wij houden een Richtfest. Het is een oud
gebruik van onze voorvaderen wanneer een
bouwwerk gereed was. Toei later de kapi
talistische orde kwam, is dit gebruik in
vergetelheid geraakt. Want toen werd het
werk niet meer gedaan om der wille van het
werk; het resultaat was de klassenstrijd. Geld
is niet het belangrijkste begrip voor den
mensch; het essentieele begrip voor den
mensch is de arbeid. De arbeid is het grcote
„kapitaal", zooals wij het willen noemen, dat
ons de natuur of de schepping of God heeft
geschonken, en daarom, kameraden, zooals
ik u thans allen wil noemen, moeten wij
anders gaan denken, onze gedachten moeten
zich van het geld afkeereri. Wij in Duitsch-
land doen dat. Wij stellen den arbeid van den
mensch en den arbeidenden mensch in het
middelpunt van ons geheele leven.
Thans zult gij wellicht begrijpen, waarom
wy juist in de werkloosheid een ongeluk zie»,
niet omdat men dan uit de begrooting van
den staat ondersteuning moet betalen, maar
omdat dit bijzondere goed van den mensch
niet wordt gebruikt. Wat iemand presteelt
moet voor de gemeenschap van waarde zijn.
Dat is juiste en waardevolle arbeid. Wanneer
wij ons voorstellen dat een volk, zoowel*het
Duitsche als het Nederlandsche, leeft in een
lotsgemeenschap, dan is het duidelijk, da:
iedere hand, die zich niet roeren kan, een
verlies is voor het geheele volk, d. w. z. een
verlies ook voor de waardigheid van het
volk, en dientengevolge hebben wij in het
middelpunt van ons doel de eer van den
arbeid geplaatst.
Kameraden, gedaohten van dezen aard
komen op wanneer men bijeenkomt na de
voltooiing van een bouwwerk.
De Rijkscommissaris vervolgde: Nu moet gij
niet denken, dat dit slechts een enkele ge
legenheid is, die wij aangrijpen. Het is niet
als een op den kalender van tevoren aan'
gegeven feest, waarvoor men nettere klêeren
aantrekt, er heengaat eh wacht tot het voorbij
is. Tenminste zoo zouden wy dat niet willen.
Wij gelooven dat wij steeds weer bijeen
moeten komen. Men moet iedere gelegenheid
aangrijpen, waar dit mogelijk is, opdat allen
die gemeenschappelijk iets tot stand hebben
gebracht, ook buiten dezen arbeid in blyde
uren te zamen zijn. Ik acht het zeer belang
rijk, dat juist ciegenen, die de verantwoor
delijkheid dragen, steeds tot het volk gaan en
steeds midden in het volk staan. Tenslotte
moeten zij uit het volk opgegroeid zyn, want
alleen zoo weten zij waar zich de nooden
bevinden. Maar nog meer, wij moeten tot het
volk gaan en iederen medemensch in de
oogen zien, wiens lot wij in handen hebben.
Het is slecht gesteld met den leider, die
slechts aan een groene tafel zit. De juiste
leiding moet midden in het menschelijke
leven gaan staan. Zij moet het gevoel hebben:
ik heb getracht te doen wat juist en werke
lijk noodzakelijk was en ik zal thans in hun
oogen lezen, of het my gelukt is, dan wel
of ik mij nog meer moet inspannen.
Een gemeenschapsvolk
Daaruit vloeit dan dit gemeenschapsgevoel
van een volk voort. Dit is de belevenis die
wy thans in Duitschland hebben. Ik zeg dit
op dat ook gij, Nederlanders, deze belevenis
zult krijgen. Het is bij ons niet zoo, dat wij
de goede recepten die wij hebben, alleen voor
ons zelf willen houden. Tegenover u in ieder
geval niet. Tegenover u geven wij de beste
recepten rustig, want wy wenschen dat ook
gij een zeer hecht aaneen gesmeed gemeen
schapsvolk zult worden, waarbij de eer van
den arbeid en ook de eer van het bloed op
den voorgrond zal staan.
Wij, het Duitsche volk, hebben ons her
vonden. Wij willen nooit meer iets als het
internationalisme. Wij hebben 1914 beleefd en
1918. Niemand is voor ons opgestaan, toen
na valsche voorspiegelingen het dictaat van
Versailles werd gesloten en alles wat vroeger
gesproken had over wereldverbroedering,
heeft zich op ons geworpen. Wij waren uit
geleverd, wij stonden aan den rand van den
afgrond. Toen heeft God ons een man ge
geven, zü het ook den grootsten dien ons
Duitsche volk ook ter wereld heeft gebracht,
onzen Führer Adolf Hitler.
Toen hebben wy geleerd dat het belang
rijkste het volk is en de gemeenschap van
het volk. Wij blijven niet in de gemeenschap
staan. Wij weten dat deze gemeenschap is
ontsproten uit gemeenschappelijk bloed en
wij weten dat dit bloed een nog grootere
ruimte vult, dat is de ruimte der Germaan-
sche volkeren. En wij voelen de bijzondere
verantwoordelijkheid voor deze volkeren van
Germaansch bloed. Wij willen onze ervarin
gen niet voor ons zelf houden.
Het standpunt ten aanzien
van ons volk
Of gij er gebruik van wilt maken is uw
zaak, maar wij willen, wat wij aan ervaring
verworven hebben, u ter beschikking stel
len, daar wij niet willen dat ook gij dezen
bitteren weg moet gaan en daar wij wen
schen, dat gij deel zult hebben aan deze
groote inzichten, die wij in den bittersten
strijd hebben verworven.
Daarom zeg ik u: ook voor u geldt de eer
van het bloed en de eer van den arbeid.
Ik beken volkomen openlijk, dat wat wij u
vooreerst brengen, beperkingen zijn. Het is
volkomen juist, dat gij vroeger voor Septem
ber 1939 en ook voor Mei 1940 uiterlijk beter
hebt geleefd. Maar gij weet ook, dat wy om
ons bestaan strijden en daarom mag ons de
duur van dezen strijd niet afschrikken. Wij
stellen ons er daarom op in, dat deze oorlog
nog jarenlang kan duren, maar wy zullen
nooit meer toegeven. De geschiedenis heeft
ons slechts eenmaal zwak gezien in 1918,
- - daarom schakelen wy ons thans om op deze
Hpf is 'evenshouding, opdat wij volhouden, hoelang
de oorlog ook moge duren. Dat heeft tenge
volge dat wij juist u, dén arbeiders, niet
datgene kunnen brengen, wat wij willen,
maar dat wij zeggen moeten: deze lotsge
meenschap begint met beperkingen.
Wanneer gij terugdenkt aan de jaren 1917
en 1918, zult gij constateeren, dat gij toen
onder nog veel moeilijker omstandigheden
nebt geleefd dan thans en toen waart gij niet
betrokken in deze groote gebeurtenis. Gij hebt
toen den tijd doorstaan en ik geloof dat de
nuchtere nadenkende Nederlander zich in
rijn houding niet door deze uiterlijkheden
zal laten influenceeren.
Gij kunt er echter verzekerd van zijn dat
gij op geen enkele wijze slechter zult leven
dan het Duitsche volk, dat het op zich neemt
wettelijke maatregelen? Men denke aan
de Kinderbijslagwet, aan de Landarbei-
derswet, aan het breede terrein van de
sociale verzekering, waarvan de kleine
zelfstandigen niet mogen worden buiten
gesloten.
Wil men nu aangegeven zien, welke
maatregelen, concreet genomen, getroffen
moeten worden ter voldoening aan de
sociale gerechtigheid, dan kunnen we met
Prof. Romme deze aanduiden als „die
maatregelen, waardoor de weerstands
kracht van den arbeidenden mensch in de
moeilijkheden van den levensstrijd op
economisch-sociaal gebied hooger wordt
opgevoerd", een gedachte, die door Prof.
Romme op verdienstelijke wijze wordt
uitgewerkt.
We hebben hier te doen met een boekje,
waarvan men kennis moet nemen, wil
men een inzicht krijgen in hetgeen op
sociaal gebied gedaan werd en hetgeen
nog gedaan moet worden. Mogelijk zouden
we zelf een enkele maal het accent anders
leggen. Om iets te noemen, de staat wordt
wel eens Wat te direct tevoorschijn geroe
pen. Wij spreken graag van het breede
terrein, dat we aanduiden met het woord
maatschappij. In R. K. geschriften of
men nu kennis neemt van Pauselijke
Encyclieken of van andere publicaties
geschiedt dat minder. Te vlug wordt de
sprong gewaagd van enkeling naar staat.
Men spreekt van dezen als van den hoe
der van het algemeen welzijn. Ook wij
kunnen dat doen, omdat die uitdrukking
nog niet al te veel zegt. Maar het komt op
den inhoud aan, en dan kunnen zich wel
eens onderscheidingen openbaren. Dit kan
niet verhinderen, dat er in het boekje
van Prof. Romme heel veel uitnemende
gedachten staan, waarmee we gaarne
adhaesie willen betuigen.
te strijden voor een betere toekomst Het gaat
erom, of de 85 millioen Duitschers in de toe
komst kunnen leven en niet afhankelijk zijn
van de willekeur van anderen. Wanneer in
dezen strijd om het bestaan het lot zich
ook tot u gewend heeft, moet gij dit voor
oogen houden: het gaat hier om het bestaan
van een volk van 85 millioen menschen, di»
natuurlijk niet zullen ondergaan in dezen
strijd omdat de Nederlanders niet betrokken
willen worden in de wereldgeschiedenis. Dat
kunt gij van ons niet verwachten.
Dat gij dit lot, dat deze 85 millioen Duit
sche menschen voor zich bevechten, kame
raadschappelijk zult deelen, dat verklaar ik
en dat is ook de opdracht, die ik van den
Führer heb gekregen
Wij hebben hier uitstekende menschen ge
vonden, die van Germaansch bloed zijn. Zij
zijn thans in hun leidende lagen voor een
deel tegen ons en voor Engeland Dat staat
hiermede in verband, dat gij een groot kolo
niaal rijk hebt. dat gij zelf met uw negen
millioen niet kunt verdedigen en voor welks
verdediging gij meende u te moeten verlaten
op de Engelsche vloot Maar het volk is een
Germaansch volk en daarop letten wij.
Waar het gaat om de belangen van het
Duitsche rijk, moet ik hard blijven en daarom
moogt gij ook in de toekomst mij geen ver
wijten maken'. Het is echter opdracht van den
Führer, zorg te dragen voor het Nederlandsche
volk en daarmede is alles gezegd. Een opdracht
van den Führer is voor ons het hoogste gebod,
maar deze zelf is voor ons ook een harte-
wensch. Wij willen de groote lotsgemeen
schap der Germaansche volkeren opbouwen,
opdat onze kinderen eenmaal gelukkig zullen
kunnen leven.
Het is volkomen verre van mij, politieke
propaganda te maken. Welk politiek besluit
gij neemt, is uw eigen aangelegenheid. Wij
moeten ons daartegenover ons standpunt voor
behouden. Toestanden die den lOen Mei
konden doen ontstaan, zullen wij niet duldèn.
Hoe gij overigens handelt, is uw zaak. Wat
wij willen is u een levend voorbeeld geven
van de gemeenschap van een volk. Dat een
deel van het Nederlandsche volk niet begrijpt
waarom het gaat, moge de tijd goedmaken.
Eén ding kunnen wij eenter met vergeten en
dat is dat de Führer in uw Nederlandsche
dagbladen is bespot. Dat heeft ons pijn ge
daan en dat kunnen wij niet dulden, want wij
staan in voor onzen Führer. Gij zelf echter
hebt niet kunnen inzien wat voor een man
onze Führer is en ik heb daarom besloten een
brochure te laten samenstellen, waarin de
Führer is afgebeeld. Gij ziet hoe de Führer
werkelijk is. Ik wil alleen een beeld geven
van den mensch. dezen oneindig goeden en
grooten, maar wanneer dat noodig is, ook
harden mensch. Dat is onze Führer. Wanneer
gij deze beelden verstaat, zult gij ons verstaan
en dan zult gij het huidige Duitschland be
grijpen.
Dat wilde ik bij deze gelegenheid zeggen en
ik begroet u door uitdrukking te geven aan
den wensch, dat dit huis voor hen, die de eer
van den arbeid en van het bloed kennen, een
gebouw zal zijn, waar- zij steeds raad en hulp
kunnen vinden. Ik begroet, u met den wensch,
dat het werk, dat gij geschapen hebt, een
bouwsteen zal zijn voor de kameraadschap,
die voortvloeit uit de lotsgemeenschap van de
eer van het bloed en de eer van den arbeid.
Met deze woorden besloot de Rijkscommis
saris zijn rede.
Op den tweeden dag van zijn bezoek aan
Zuid-Limburg bezocht de Rijkscommissaris
Duitsche scholen in Spekholzerheide, Heerier.
heide en Hoensbroek, waar hij de klassen
binnenging en zich met de kinderen onder
hield. Tot slot bezocht hij met zijn begeleiding
het Deutsche Heim in Hoensbroek.
Rantsoenen vleesch thans
voor tien dagen
In verband met gering aanbod
van slachtvee
De secretaris-generaal van landbouw
en visscherij maakt bekend, dat in de
distributie van vleesch en vleeschwaren
een wijziging is gebracht. Dopr verschil
lende omstandigheden is het aanbod
van slachtvee dezer dagen
gering.
In verband hiermede is de duur van de
eerstvolgende distributieperiode gesteld
op tien dagen terwijl het rantsoen onge
wijzigd is gebleven. Men dient derhalve
het gebruikelijke rantsoen over tien
dagen in plaats van zooals tot dus
verre het geval was over een week
te verdeelen.
Gedurende het tijdvak van Maandag 25 No
vember t/m Woensdag 4 December a.s. geeft
elk der vier met „tien vleesch" gemerkte
bonnen recht op het koopen van 100 gram
vleesch, been inbegrepen, öf een rantsoen
vleeschwaren. De met „tien worst, vleesch
waren" gemerkte bon geeft gedurende dat tijd
vak uitsluitend recht op het koopen van een
rantsoen vleeschwaren.
De bonnen, welke op 4 December a.s. nog
niet gebruikt zijn, blijven nog geldig t/m
Zondag 8 December a.s., met dien verstande,
dat zij gedurende het tijdvak van 5 December
t/m 8 December a.s. niet gebruikt zullen mo
gen worden voor het koopen van vleesch of
vleeschwaren in hotels, restaurants e.d.
Het rantsoen vleeschwaren, dat per bon
kan worden gekocht, bedraagt 75 gram voor
gerookt of gekookt varkens-, rund- of kalfs-
vleesch en voor gerookte worstsoorten, 100
gram voor gekookte worstsoorten, rolpens en
knakworst, 125 gram voor leverartikelen,
tongeworst en nierbrood en 150 gram bloed
worst.
Naar eerst thans bekend is geworden, heeft
de storm, die eenige dagen geleden op zoovele
plaatsen in ons land verwoestingen aanrichtte,
ook op enkele groote Veluwsche landgoederen
danig huisgehouden.
Zoo werden naar schatting in het Nationale
Park De Hooge Veluwe 5000 boomen vernield;
in het naburige Deeler Woud bedroeg dit aan
tal plm. 2000.
DE VERDUISTERING
In het belang van de naleving van
de bepalingen ten aanzien van de ver
duistering;
Zonsondergang 25 Nov. 17 uur 35 min.
Zonsopgang 28 November 9 uur 20 min.
Maansopgang 26 November 5 uur 10 min.
Maansondergang 28 Nov. 16 uur 10 min.
KONING KLANT ONTTROOND DOOR KONING
VERKOOPER?
De klant moet vriendelijk
kijken, zooals vroeger
de winkelier
Toch verre van een Onverdeeld
gunstig verschijnsel
„De Klant is Koning", dat is het
slagwoord, waarbij wij zijn opgegroeid
en waarop ons oeconomisch leven scheen
te drijven. Dat slagwoord beheerschte
ons productie- en distributieapparaat.
Degeen, die iets te verkoopen had, of
hij nu fabrikant of tusschenhandelaar
was, sloofde zich uit om het den klant
zoo goed mogelijk naar den zin te maken.
Dit verschijnsel drukte zijn stempel, niet
alleen op de verhouding van fabrikant
tot wederverkooper, maar ook op de
verhouding van dezen laatste tot het ver
bruikend publiek.
De fabrikant bewerkte (de lezer vergeve
ons, indien wij in dit artikel hier en daar
duidelijkheidshalve eens al te veel generali
seeren)'met zijn uitgebreide verkoopsapparaat
de wederverkoopers. Zijn reizigers waren on
afgebroken op het pad om den winkelier er
toe te bewegen zijn producten te koopen. De
reiziger ging winkel in, winkel uit, met mon
sters en prijslijsten en deed zijn uiterste best
om zijn artikelen aan den man te brengen.
De winkeliers waren zich hun machtspositie
ten opzichte van den fabikant zeer wel
bewust Velen van hen schroomden niet de
reizigers op een voor dezen niet altijd even
aangename wijze te behandelen: hoeveel tijd
bracht de vertegenwoordiger niet door met
geduldig wachten tot het oogenblik was aan
gebroken, dat de winkelier hem dan eindelyk
wel even te woord wilde staan? En dan was
het antwoord nog dikwijls: „Neen, ik heb
nu geen tijd, komt U nog maar eens terug".
De aspirant-kooper was immers koning'
Maar op zijn beurt was de winkelier de
dienaar van den consument en in deze rol
trok hij weer zijn allervriendelijkste gezicht
om toch maar vooral een zoo goed mogelijken
indruk bij den klant te wekken. En op hun
beurt werden de winkeliers door de consu
menten tegen elkaar uitgespeeld-
De schaarschte keert
oude rollen om
Het hier boven geschetste is voor ons de
normale situatie; doch wij weten ook hoe in
tijden van nood en schaarschte een geheel
andere situatie ontstaat. Dan zijn, althans
voor de schaarsche artikelen, de verhoudingen
en daarmede de rollen, plotseling omgekeerd.
Dan beleeft men een totale ommekeer; dan
is het niet de kooper, maar de verkooper,
die koning is. En dan is het de klant, die, ge
deeltelijk met dezelfde methoden als die
welke de verkooper in de voorafgaande
periode aanwendde, probeert bij dezen in het
gevlei te komen. Dit is het beeld in de pe
riode, die wij thans beleven, wij allen er
varen het.
Nü is het de beurt van den fabrikant den
om waren smeekenden winkelier af te wijzen.
Het reizigerscorps is thans voor sommige
fabrikanten zelfs overbodig geworden; de
fabrieken krijgen immers van zelf reeds meer
aanvragen dan waaraan zij, gezien de
schaarschte, kunnen voldoen?
Maar ook nu weer heeft de winkelier een
dubbele rol, want tegenover het publiek is
hij op zijn beurt degene, die de macht heeft:
hij distribueert goedgunstig onder zijn pret
tige en vaste klanten die sigaretten, die hij
heeft en zet tegelijkertijd voor de overige
gegadigden een bordje op de deur: „Geen
sigaretten, geen shag" De voorheen trotsche
veeleischende kooper heeft nu de manieren
aangenomen, die de verkooper vroeger had, in
den tijd toen deze dikwijls overdreven onder
worpen en vriendelijk was, de klant tienmaal
bedankte en hem uiterst beleefd toesprak.
Nü heeft de kooper geen lichtvaardige cri-
tiek meer op prijs en kwaliteit; hij is reeds
dankbaar als hij slechts wordt geholpen- Hij
koopt nu plotseling ook nevenartikelen
die hij vroeger wellicht elders kocht bij
den winkelier van wien hij verwacht, dat
deze hem aan een schaarsch artikel kan hel
pen en hij realiseert zich spontaan, dat hij
toch even goed contant kan betalen. (Dat
maakt op den kolenleverancier een goeden
indruk: „Misschien laat hij mij dan het eerst
aan de beurt komen, als hij weer een partij
binnen krijgt!")
Liever dienaar met
grooten omzet
Dit alles wil echter vanzelfsprekend nog
niet zeggen, dat die betere positie van den
vejkooper tegenover den kooper nu ook doop
den eerste als een onverdeeld gunstig ver
schijnsel dankbaar wordt aanvaard. Neen.
verre van dat! Want het feit, dat deze ont
wikkeling met een beperking van den totalen
omzet gepaard gaat, is een alles overtreffend
nadeel. De verkooper is liever „dienaar" met
grooten omzet, dan „koning" met een kleinen
omzet.
Maar zelfs al zou de verkooper de hier ge
schetste wijziging in de verhouding tot zijn
klanten niet wenschen, hij zou er vrijwel geen
invloed op kunnen uitoefenen, want het zijn
de oeconomische omstandigheden, die èn hem
zelf, èn de koopers in deze richting drijven
Trouwens, over het algemeen zal de winke
lier tegenover den consument en de fabrikant
tegenover zijn afnemers een minder scherpe
houding aannemen, dan vroeger bij de toen
malige oeconomische verhoudingen in- omge
keerden zin het geval was. Hij zal milder zijn,
o.a., omdat hij het oog op de toekomst richt
en rekening houdt met een eventueele nieuwe
wijziging der verhoudingen.
Een toekomst-veronderstelling
Tenslotte rijst de vraag: Is de hui
dige gewijzigde verhouding tusschen koo
per en verkooper inderdaad een, die
een tijdelijk karakter draagt, of is het
wellicht mógelijk, dat na den huidigen
oorlog geen volledige terugkeer tot het „Cus
tomer is King" plaats vindt? Wij zijn geneigd
dit laatste aan te nemen. Het ziet er o.i. naar
uit, dat in een meer geordende maatschappij
wij ook vóór het jaar 1940 hard
>n, maar waarheen wij thans ver-
versneld tempo zullen groeien
len dergelijke overmacht van den
den verkooper zal terugkeeren en
de voorheen dikwerf groote willekeur
van den consument eenige beperking zal wor
den opgelegd. In dit licht bezien zouden wy
het volgende willen opmerken:
Indien de toekomstige maatschappij inder
daad, gelijk vélen wenschen en hopen, meer
dan tot heden op samenwerking en kame
raadschap zal berusten, dan moeten kooper en
verkooper niet tegenover elkaar staan als
onderliggende en bovenliggende partij, maar
veeleer als twee gelijken, die elkaar als het
ware recht in de oogen zien. Daarbij zal zich
dan de verkooper kunnën verheugen in het
feit, dat hij de belangen van den kooper be
hartigt door hem goed dienstbetoon te leve
ren; de kooper zal den verkooper beschouwen
als dengeen, die hem datgene verschaft, waar
aan hij werkelijk behoefte heeft.
op weg wai
moedelijk i:
nooit meer
kooper ov
De 44ste Nederlandsche Jaarbeurs
Gunstige vooruitzichten
De vooruitzichten voor de van 1120 Maan
te houden voorjaarsbeurs blijken alleszins
gunstig te zijn. Immers komen van de zijde der
gebruikelijke deelnemers op verheugende
wijze de aanvragen binnen en wenschen ook
tal van nieuwe deelnemers beslag te leggen
op ruimten in de jaarbeursgebouwen.
Niet alleen zullen de gebruikelijke groepen
vertegenwoordigd zijn, waaronder de groep
Douwmaterialen en wegenbouw voor de
voorjaarsbeurs steeds een vooraanstaande
plaats inneemt, doch bovendien heeft inge
volge gebleken wenschen van het bedrijfs
leven het jaarbeursbestuur de vorming van
nieuwe groepen en de uitbreiding van be
staande ter hand genomen.
Hieronder mogen genoemd worden de
groepen schoenindustrie, voedings- en genot
middelen, textiel en confectie inzonderheid
t.a.v. de verwerking van kunstzijde, celwol
e.d., chemische- en pharmaceutische nijver
heid, speelgoedindustrie, toerism* e*. sport-
artikelen.
Ook zullen ditmaal weer enkele buiten-
landsche secties aanwezig zijn.
KWATTA's
MANOEUVRE-REEPEN
met geldig Kwatta-Soldaatje en
KWATTA's
DOL-FIJN REEPEN
De fijnste en voedzaamste chocoladereep*»»
BIERBROUWERIJ
DE LEEUW NV.
VALKENBURG(L)
BEKEND OM HAAR PRIMA BIEREN
De standaardisatie van melk
Het vetgehalte moet liggen
tusschen 2.4 en 2.6 pet.
In een Zaterdag verschenen buitengewone
Staatscourant bevat twee besluiten betref
fende standaardisatie van melk.
In een besluit van den secretaris-gene
raal van het departement van sociale
zaken wordt bepaald dat het procentisch
vetgehalte van de melk moet liggen tus
schen 2.4 en 2.6.
In een besluit van de secretarissen-generaal
van de departementen van sociale zaken en
van landbouw en visschery, wordt de uit
voering van de standaardisatie geregeld.
Artikel 2 daarvan luidt: Het is aan melk-
verkoopers verboden volle melk en/of melk
te verkoopen.
Artikel 3: Het verbod in artikel 2 ge
steld, geldt niet:
1. Indien de volle melk of de melk uitslui
tend wordt verkocht anders dan rechtstreeks
aan verbruikers.
2. Indien de melk wordt verkocht door
melkverkoopers, die in het bezit zyn van een
vergunning volgens artikel 29 van het Melk-
besluit (Staatsblad 1929 no. 43 Red.) mits
zij deze melk hebben betrokken van een be
drijf, als bedoeld in artikel 5, deze melk vol
doet aan den eisch, gesteld in artikel 4 en
deze verkoop niet plaats vindt in gebieden,
gemeenten of gedeelten van gemeenten, als
bedoeld in dit artikel, sub. 3;
3. Indien de volle melk verkocht wordt In
gebieden, gemeenten of gedeelten van ge
meenten, door den secretaris-generaal van
het departement van sociale zaken aange
wezen, of door bedrijven, welke van hem
ontheffing van het verbod hebben ver
kregen;
4. Indien de volle melk verkocht wordt
volgens een door den secretaris-generaal van
het departement van landbouw en visscherij
vastgestelde regeling ten behoeve van bepaal
de categorieën van verbruikers en deze volle
melk voorzien is van de aanduiding „gepas
teuriseerd", als bedoeld in artikel 13 van het
Melkbesluit of van de aanduiding „model-
melk", als bedoeld in het besluit van den
secretaris-generaal van het departement van
sociale zaken van 18 November 1940 betref
fende modelmelk.
Artikel 5 luidt als volgt: Behandeling
van volle melk of room, ten einde deze door
onttrekking van melkvet of toevoeging van
gedeeltelijk ontroomde volle melk of onder-
melk te brengen op het voorgeschreven vet
gehalte (tusschen 2, 4 en 2, 6 pet.) mag uit
sluitend geschieden in bedrijven van melk
verkoopers, die daartoe een schriftelijke ver
gunning van den directeur van den keurings
dienst van het gebied, waarin de behandeling
van de volle merk of den room geschiedt,
hebben verkregen. Aan deze vergunning
kunnen door den directeur van den keurings
dienst voorwaarden worden verbonden.
Voorts bevat het besluit een aantal artikelen
waarin deze materie nader geregeld wordt.
Overtreding van eenige artikelen wordt
gestraft met een hechtenis van ten hoogste
zes maanden of een geldboete van ten hoog
ste tien duizend gulden.
Nederl. bond van Chr. Schilders-
patroons
Dezer dagen hield de Ned. Bond v. Chr.
Schilderspatroons een zeer beperkte alge-
meene vergadering te Utrecht.
In verband met de tijdsomstandigheden en
de beperkte reisgelegenheid was men genood
zaakt het aantal deelnemers voor deze ver
gadering te beperken.
Mede hierom werden o ok verschillende
gewone agendapunten niet behandeld, rfiaar
eenige zeer belangrijke zaken vroegen om
een organisatorische beslissing
Allereerst de z.g. concentratie der organi
saties.
De concept statuten en huishoudelijk
reglement tot stichting der Centrale van
Schilderspatroonsorganisaties werden behan
deld en met algemeen goedvinden werd
besloten daaraan medewerking te verleenen.
Tot bestuurslid der Centrale werd aange
wezen de heer C. Plomp, te Rijswijk, en
tot pl.v.v. lid de heer F. van der Wey, te
Leeuwarden.
Na een uitvoerige toelichting over den
stand der onderhandelingen voor het Land.
Coll. Contract werden de voorstellen dei-
gezellen besproken. Deze betroffen in hoofd
zaak een kleine loonsverhooging, een duurte-
clausule, verhooging der waarde van de
vacantiebon en een leerlingregeling, terwijl
verschillende plaatsen in het l-x-nregister
gewijzigd moeten worden.
Verschillende wenschen werden naar voren
gebracht; het hoofdbestuur werd gemachtigd
deze zaak verder af te wikkelen.
In verband met de centralisatie moest het
vraagstuk der financiën van den bond ernstig
overwogen worden, maatregelen werden ge
nomen om voor het volgend jaar verhooging
der contributie in te voeren.
De ontslagverordening en de distributie der
bedrijfsmaterialen hebben de volle aandacht
der hoofdbesturen, en in overleg met de
diverse instanties wordt alles gedaan wat
mogelijk is om het ongerief zoo gering moge
lijk te doen zyn.