BON De helling komt vrij, roman door P. H. de Wit. A. W. Sijthoffs Uitgeversmaatschappij N.V., Leiden. ER zijn de laatste maanden heel wat boeken en geschriften verschenen waarin Rotterdam in het middelpunt staat. Hoe Rotterdam vroeger was, hoe wij de Maasstad gekend hebben en welk beeld van haar onuitwischbaar in onze herinne ring staat gegrift» Ook dit boek van De Wit verhaalt van 't Rotter dam van enkele jaren terug, van de „koningin van de Maas", zooals de drukke werkstad in haar stedelied wordt genoemd. En over dat Rotterdam staan in dit boek mooie bladzijden. Zoo lezen we heel in 't begin „Geboeid door het prachtige panorama van de Maas laat hij zijn blik dwalen in het onafzienbare. Beneden hem stroomt de rivier. De ochtendnevels zijn weggetrokken. De zon overgiet het wiegelende water met een milden glans, waarin zwarte schaduwplekken van voortjagende wolken. De sleepbootjes, met groote kasten op sleeptouw, zijn kinderspeelgoed gewor den. Vlakbij ziet hij de rookpluimen uit den schoorsteen van een vrachtboot. De Waalhaven doet hem aan een ontredderd mastbosch denken. Daar liggen de schepen in dikke, bonte rijen haast elkaar. De witte, bruine en groene roefjes geven een kleurig effect als de stoffenetalages in De Bijenkorf. Heel in de verte zijn twee zwarte potloodstrepen dwars over de rivier getrokken, de beide bruggen over de Maas. Hij herkent de ver schillende torens. Het stadhuis en de Laurens- kerk, het Witte Huis, de Zuiderkerk. Daar is hij nog gedoopt Men voelt 't r wie zóó schrijft, kent Rotterdam en heeft 't lief. En zoo komt uit dit boek den lezer een lofzang tegemoet op Rotterdam en de Maas, op haar wils krachtige bevolking met haar stoeren arbeidslust „De helling komt vrij" deze titel doet verwach ten, dat we terecht komen bij de scheepsbouw, een integreerend deel van 't Rotterdamsche zaken leven. En die verwachting komt uit Op de „Rot terdamsche Scheepsbouw" wordt met man en macht gewerkt aan de voltooiing van de „Nieu wendijk". Heel de stad leeft met dit geweldige Werk mee, en als de dag van de tewaterlating eindelijk is aangebroken, stroomen de duizenden toe om dit feestelijk gebéuren mee te maken. En als dat gebeurd isdan komt de helling vrij. Dat is de groote tragedie in dit boek. Hon derden arbeiders hebben ingespannen medege werkt aan de voltooiing van de „Nieuwendijk". Als 't schip te wateT is gelaten loopen zij tusschen de bouwsteigers, breken af, ruimen op, sjouwen met binten en planken. „Langs de helling staan de kranen doelloos, als machtelooze toeziende voogden. De menschen hebben gezwoegd en ge- 5'ouwd en mee geploeterd. Nu is het schip zoover, dat zij werkloos zijn geworden." Inderdaad is dit een uitnemend gegeven voor een roman. En de schrijver was er juist de man voor om ons die te leveren. Hij houdt van Rotterdam, li:n geboortestad, waar aan hij zijn boek opdraagt. Vergissen we ons niet, dan is hij gesproten uit een geslacht, dat met Rotterdam-op-'t-water als Is samengegroeid. Hij verstaat de sprake van de Maas, en een machtig schouwspel als de tewater- latinr van de ..Nieuwendijk" weet hij ook te ver-v woorden. Luister maar „Tal van sleepbooten, jachtjes en vietten, eerst veilig op een afstand gehouden, schieten toe Alles krioelt om het schip heen. Een indringer in een mierennest. De sleepbooten, de nijvere werkmieren, klampen zich aan het schip vast, waar twee niet voldoende zijn, komen er nog twee bij. Met zijn achten wordt de „Nieuwendijk" gezwaaid en naar de bouwkade gesleept, waar nieuwe kranen reeds zijn opgezet om den verde ren bouw te voltooien". Als de auteur 't over Rotterdam, de Maas en de scheepsbouw heeft, dan is hij op z'n best en luisteren we graag naar hem. Maar dat alles was voor hem toch maar entourage, die hij noodig had om z'n boek in de geur van 't leven te dren ken. Hij wilde een „roman" schrijven, een roman over nijvere Rotterdamsche scheepsingenieura en bootwerkers. Eerlijk gezegd is deze roman ons niet meegeval len. Den auteur zelf waarschijnlijk ook niet; anders had hij bladzijden als 34, 43, 95 (om 't nu daarbij maar te laten) zeker in de pen gehouden, ïn 't kort komt 't verhaal hierop neer. Met inge nieur De Brie gaat 't niet naar wensch. In zijn huwelijksleven niet en ook niet op de werf. Als hii Thérèse Borren weer eens ontmoet, komt zijn huwelijk met Martha hem als volkomen mislukt Voor. Zijn collega De Bont vergalt hem z'n arbeidslust en is aanleiding tot felle conflicten. Die laatste vijandschap gaat ten slotte zóóver, dat De Brie besluit zich van z'n plaaggeest te bevrij den: hij lokt De Bont mee op de tribune, ge bouwd voor de duizenden belangstellenden, die de tewaterlating van de „Nieuwendijk" willen bij- Wonen. Op de tribune ligt een plank los, als De B"nt daarop stapt. Maar als 't eenmaal zoo- Ver is, schrikt De Brie van z'n vreeselijk plan terug. Vóór De Bont de noodlottige stap doet, dringt De Brie hem op zij en stort zelf naar be neden. In 't ziekenhuis komt hij tot inkeer. Hij wordt 6*r cGTT>* U I dikke vrinden met z'n vroegeren doodsvijand en ook met z'n vrouw komt 't heelemaal weer in orde. „Dit ongeluk (zoo verklaart de schrij ver dit zeer opvallend gelukkig slot) dat hij een ander had toegewenscht, moest een waarschu wing zijn van Hem, die allen en alles bestiert. In de eenzaamheid van de ziekenkamer komt hij tot het besef, dat er gewaakt wordt, dat niemand aan zijn straf ontkomt en dat in straf goedheid schuilt, doch dat er ook vergeving is." In 't ziekenhuis krijgt hij bloemenook van Thérèse. Dat vindt Martha natuurlijk minder prettig en ze zegt: „Ze moet slecht zijn, die vrouw." Maar dan vermaant haar man: „Niet zeg gen, niet zeggen, Martha. Zij is een vrouw net als jij, zij is een vrouw, die liefheeft en niet ver geten kan. Je mag haar niet veroordeelen. Het is moeilijk te vergeten, weet je dat wel Later bedankt De Brie Thérèse, die hy toevallig op straat tegen komt, voor haar bloemen en volgt haar in haar woning, waar hy dan voor goed af scheid neemt. Bij zeker publiek kunnen romans als „De helling komt vry" in trek zijn, maar ons bevredigt hij niet. Dat spijt ons te meer, omdat van auteur en onderwerp iets anders en beters kon worden ver wacht De mogelijkheid was er, maar tot een ver vulling kwam 't helaas niet R. Z. .Tody en het Hertejong,' door Marjorie Kinnan Rawlings 1). VOOR actieve naturen brengt variatie van arbeid weldadige rust. Evenzoo schenkt indringende belangstelling in de levensmoeiten en de levensworsteling, die van geheel anderen aard zijn dan die, waarmee ieder mensch in den tegenwoordigen tijd dagelijks te kampen heeft, verkwikkende geestesrust. Wanneer het anderen gaat als mij dan zal het lezen van dit boek de proef op de som zijn van bovenstaande stelling. Wie enkele tientallen bladzijden van dit lijvige boek heeft gelezen en genoten, die raakt geleide lijk aan zoo geabsorbeerd in den spannenden be- staansstryd van een aantal natuurmenschcn, dat hij voor enkele oogenblikken de problemen van het heden vergeet en opgaat in de levendige be schrijving van het Amerikaansche kolonisten- bestaan. Sirenengeloei, motorengeronk en geschutgeblaf verstommen en maken plaats voor berengebrom, wolvengehuil en slangengeratel. Hoe angstigwek- kend deze opzichzelf kunnen zijn, het slachtoffer van de moderne oorlogvoering klinken ze even vriendelijk in de ooren als de onheilspellende donderslag een kwartier na een doffe bom explosie. Dit boek beschrijft het wel en het wee, de vreug den en de teleurstellingen, de hulpvaardigheid en de vete van twee kolonistenfamilics in Florida de Baxters en de Forresters. Wie nauwlettend de verhouding tusschen deze beide families, ieder op hun zoogenaamd „eiiand" bestudeert, die merkt op dat dit miniatuurbecld van. maatschappelijke samenwoning een getrouwe spiegel is van het groote menschen- en volkeren- verkeer. De twee families zijn op elkaar aange wezen; in verren omtrek woont geen andere le vende ziel; daarom moeten zy beiden strijden te gen gemeenschappelijke gevaren van roofgedier te, dat het beste dat stal en akker geleverd heeft, poogt te verslinden. Maar het persoonlijk en familie-egoïsme brengt telkens botsingen, die overeenkomstig de heftige naturen der ver schillende Forresters, een heftig verloop hebben, waarvan harde handtastelijkheden en ten slotte brandstichting het gevolg zijn. Maar niet deze zjjde der verhoudingen spreekt ons het krachtigst toe uit dit boek. Integendeel. Onze belangstelling wordt gewekt en vastgehouden door het ruige en stoere maar anderzijds ook teere en Vriendelijke leven in en met de natuur. Daarbij treedt de familie Baxter het sterkst op den voorgrond; de Forresters vullen slechts den achtergrond. Het is een klein gezin: Vader Penny, moeder Ore en het zorgenkind Jody. Een zorgenkind is het, daar het het eenige overlevende is van een heele ry die vroegtijdig stierf en door Penny in den vertrouw den grond moest begraven worden. Vooral de vader heeft daarom een teere en zorgzame, be schermende en toegevende liefde voor zyn zoon, met wien hij de natuur in trekt, hem de geheimen der dieren loerend en hem vaardig ter jacht be kwamend: Vaak vol spanning en steeds onbe schrijflijk interessant zijn de dikwijls lange toch ten door de uitgestrekte velden en bosschen, waarby Jody door zijn vader op de hoogte wordt gebracht van de typische levensgewoonten der dieren en waarbij het jagersinstinct menigmaal de slimste streken der vijandelijke roofdieren t« voorkomen of te achterhalen weet. Prachtige en onvergetelijke momenten treffen we daarbij aan. Ik noem sleohts de jacht op de troep wolven, die op een koudfen nacht Penny's stal binnensloop; den strijd' met de beren, met ouden Sluipvoct vooral;, die keer op keer het beste beest ver scheurt en toch: telkens weer weet te ontkomen. Ten slotte echter, als hij weer de stal heeft be roofd'en de hope van een heel jaar heeft vernie tig^ is Penny, buitenzichzclf van woede en met Jodjb trekt hij. er op uit, vast besloten er ge- beure wat wlf niet terug te keeren, voor h(j V/*/ MTB' ïnaeraaaa geiUKt. Het aangrijpendst zyn de bladzijden die ons be schrijven, hoe Penny een zoo goed als doodelijkt beet ontvangt van een ratelslang, die hij na zijn verwonding nog kan dooden door een kogel uit zijn oud geweer. Dan volgt de gigantische worste ling om levensbehoud, waarby de ontmoeting met een zogend moederhert uitkomst brengt. Pen ny legt het beest neer door een welgericht schol; snijdt vaardig de buik van het dier open en weet de hertelever .en het hertehart de allergiftigste stoffen uit de wonden in zyn sterk gezwollen arm te doen opzuigen door het warme, lillende herte-ingewand, waarna hij bezwymd neervalt en door de Forresters, inmiddels door Jgdy te hulp geroepen, wordt thuis gebracht. Aan deze episode ontleent het boek zijn titel. De oorspronkelijke titel luid: The Yearling, dat is de jaarling, zooals het hier in hot verhaal wordt weergegeven, een hert van een jaar oud. De vertaler betrok ook Jody in de titel en zeer terecht, want niet minder dan het hert trekt Jody en zijn onovertroffen liefde voor dit hertekali onze aandacht. Niet minder dan de ellende van zijn bijna ten doode opgeschreven vader treft Jody de jammer van het arme hertekalf, dat onver zorgd achtcrblyft als zijn vader het moederdier neerschiet oin daardoor eigen leven zoo mogelijk te redden. De dag daarna gaat Jody naar de plaats terug, vaat het schot viel en wcrkelyk treft hij daar het jong aan, dat hy meeneemt en thuis vertroetelt als ware het een mensch. In het verdere gedeelte van deze roman staat de verhouding van Jody tot dit hertekalf in het mid delpunt van dr- »an<iacht Huiselijke oneenigheden met zijn moeder over de al te groote toegevend heid tegenover dit beest zijn aan de orde van den dag, maar Jody trotseert zc gemakkelijk, vooral daar zijn vader hem steeds zy het ook zwijgend en de moeder ontziend helpt en zyn koestering van het aanhankelijke dier mogelijk nraakt. Na een jaar echter wordt de toestand onhoud baar; de vader en ook Jody zien het in, maar de laatste spant zich bovenmenschelijk in om het steeds sterker dreigende gevaar F1 a g zoo heet het kalf te moeten dooden, af te wenden. Maar het gaat niet langer. Keer op keer vernielt het baldadige dier de pas uit den grond te voorschijn gekomen maïssprietjos, dio met de katoen en de tabak de bestaansmogelijk heid van de Baxterfamilie verzekeren. Vol dra matische spanning is het slot van het boek Jody wordt geplaatst voor hot alternatief Flag opoffe ren of honger lijden. Hij kan niet kiezen, want Flag wil hij niet missen en honger kent hy eigen lijk niet. De moeder brengt tenslotte de beslissing; zy schiet Flag aan; onder hevig lydcn strompelt het dier voort, zoodat Jody ten slotte uit mede lijden een eind aan diens leven maakt. Maar dan is ook Jody gebroken. Hy is vervuld van liaat tegen vader en moeder, die zoo wreed tegen Flag optraden. Hy begint een lange zwerftocht, waarop hij bijna bezwijkt van honger. Nu ziet hy in, welk een scherp zwaard de honger Is en zoo komt hij tot de eerbiediging en billijking van het besluit van zyn ouders. Alleen d<- hoofdgang van dit interessante en onderhoudende boek heb ik onder de aandacht van de lezers gebracht Er zyn tal van aardige toon cel en, waarop ik graag wijzen zou, maar laat ieder die zelf maar opzoeken. De lange en don kere winteravonden die ons wachten, bieden- daar voor gelegenheid genoeg. J. KARSEMEIJER. 1) Vertaald door M. Labberton, Zuld-HoH. Uitg, My, Den Haag. De rijke jongeling Toen ik den Meester had gevonden, En, teeken mijner heerlijkheid, Voor Hem ontrolde het tapijt, Waarop wij samen rusten konden. Beminde Hij 't gebaar, en sprak, (Hoe scheen mij 't kostelijk kleed geschondenJ Hoe snel had ik het opgewonden.) Dat in den rand het beeld ontbrak. Zag Hij 't dan niet? goud overvloedig, Het diepe groen en t bloeiend blauw Versmolten samen tot een pauw, Alleen, en schoon, en overmoedig. Maar zeer bedroefd zag Hij mij aan En bukte zich ter aarde neder, En teekende: hoe doodlijk teeder Bloedt over 't nest de pelikaan. Toen kende ik mijn zelfzuchtig hart, En tuist ik wat den Meester griefde: Ik kan niet geven; 'k heb geen liefde, En van Zijn weemoed ging 'k in smart. WILLEM DE MéRODM iy rt eenkornst is een hulpmiddel, dat den vreemden opvoeder ontbreekt. Zijn er ouders, die na dit alles nog twijfelen of xij zelf wel de aangewezen opvoeders zijn Dan vragen wij hun I Wyst de dierenwereld u hier niet den weg Zien wij niet, dat elk dier, dat daartoe maar eenigszins in staat is, zelf zijn kroost verzorgt en opkweekt, en dit werk niet aan vreemden overdraagt Sterker nog: Zegt uw eigen hart u niet, dat God wii, dat gij zelf uw kind opvoedt Heeft de Bijbel, heeft ook ons doopformulier het u niet herin- perd Jawel, zegt iemand, dat laatste wil ik laten gel den. Maar dat van die dierenwereld is mis. Denk maar aan den koekoek. Die legt zijn eieren toch in .een vreemd nest 7 Inderdaad. Hier is een uitzondering. Maar waartoe dienen uitzonderingen Toch alleen om den regel te bevestigen En danis de mensch een koekoek Vermoeide moeders Prof. Henry Schultze schrijft in „The Banner"; .Het centrum van ieders leven is het huisge zin, en het centrum van het huis is de moeder. Vader kan in den regel maar weinige van zijn wakende uren in huis doorbrengen. Moeder beslist nu over de atmosfeer in het huiselijk leven Zal zy deze functie blijven vervullen, dan moet zy zich zooveel mogelijk op de hoogte houden van de moeilijkheden, waarmee man en groote en kleine kinderen in hun arbeid of ontwikkeling hebben te kampen. Daarom, moeder, geef nooit een antwoord als: „O. ga weg Ik ben te moe. Ga maar naar vader." Een vermoeide moeder is prikkelbaar, en dat werkt aanstekelijk op alle gezinsleden. In plaats van een opbeurende glimlach toont haar gelaat lijnen van zorg en onrust. In plaats van geestdrift te wekken, roept zij verveling en moedeloosheid wakker. Het is er vreemd mee gesteld. De huiselijke werk zaamheden worden meer en meer ingekrompen, maar de moeders worden steeds vermoeider. Twee of drie kinderen te verzorgen, schijnt veel meer werk te zijn dan vóór een halve eeuw een dozijn. Misschien kan de huisarbeid wat meer efficient worden aangepakt. Misschien kunnen de kinderen wel een handje helpen. Een geneesheer gaf on- Jangs den raad, nu en dan eens een minuut of tien te rusten, en de patiënten verzekerden later, dat net werk er even goed om klaar kwam. En dan leef stil by God en Zijn Woord, en dat geeft kracht voor uw taak." Wat kinderen zeggen UIT Rotterdam kregen we een aantal „opmer kingen etc. opgevangen uit kindermonden door een Opa". „Eens was ik bij een schoondochter op bezoek, die echter naar den kapper was, terwijl een tante de honneurs waarnam. Kleine Gerda, oud 4 jaar, wist te vertellen, dat Mammie naar den kapper- was. Kort daarop ging de beL 't Was Mammie. Vlug gaat Gerda naar de gang en roept van boven aan de trap Is het mooi geworden, Mammie -?.... Op bezoek by een andere schoondochter was het kleine Gerry, die van z'n Mammie een punt broodje kreeg om uit de vuist op te eten. Het broodje was aan den onderkant wat zwart, waar over hij aanmerking maakte, 't Geeft niet, zei Mammie, 't schuurt je maag. Blijkbaar verstond hij 't Scheurt je maag, want hij reageerde er op met te zeggen Zakt het dan in m'n beenen, Mammie?.... Wat wel eens meer gebeurd in de huiskamer, de schaar was weg. Nergens te vin den. Kinderen knippen wel eens graag, doch we len nog niet altijd den boel op te ruimen en alles op z'n plaats te leggen. Gerry, waar is de schaar, waar heb je hem gelaten, ik kan hem nergens vinden. Och, zegt hy „ergens in Neder land Nelly werd eens gevraagd naar haar ervaringen 'op school in de eerste klas. Zit je op de voorste bank werd er o.a. gevraagd. Gelukkig niet, ant woordde ze, want de juffrouw schreeuwt zoo hard Jopic gaat voor 't eerst mee naar de kerk. Pappie is collectant en gaat dien morgen rond. Plotseling ziet ze Pappie op de gaanderij en roept overluid: O Mammie, Pappie collecteert ook op den zol der I Het volgende komt uit Veenendaal „Op een middag lees ik uit dén Bijbel over de reizen van Paulus, o.a.: „En Paulus en Barnabas onthielden zich tc Antiochië". Toen ik klaar was met lezen, zei m'n kkine meid van 4 jaar: Pappie leesde van tante Jochie...." VEHKEERDE WERELD Hoe maakt thane do oude slok een rijpe jeugd to echande I Onze oudste vrouwen zijn de fraaist gelande. NIC, BEETS, B M toch gekleed. Doelmatig, omdat de japon, wat de mouwen en 't geklokte rokje betreft, niet nauwaansluitend is, wat voor het slijten van de stof, voor dezen winter, zeker van het grootste belang is. Eenvoudig, om het zelf te maken wanneer men van een goed patroon is voor zien. Toch gekleed, vooral wanneer men de pas en de biezen, of al leen de pas, met een eenvoudig borduursel of kralen - garneering bewerkt, of laat bewer ken. Het model is geschikt voor alle figuren. Ech ter kan de cëintuur, die de zeer corpulente da me niet afkleedt, des- gewenscht vervallen. De japon kan zoowel van zijde als van stof worden vervaardigd. De benoodigde hoeveel heid stof wordt bij do bestelde patronen aan gegeven. Men meet de volgende maten De halve bovenwijdte, van middenachter, on der den arm doorge meten, tot midden voor. De lengte, van het hoogste punt op den schouder, naast den hals, over den rug tot zoo lang men de japon wenscht. De voorlengte, vanuit den halskuil tot in de taille. De ruglengte, van den halswervel tot in de taille. De taillewijdte, strak om de taille. De heupwijdte, van den schouderknokkel, over 't midden van den arm, tot den pols. De prijs van het op-maat-gemaakte patroon be draagt 55 cent plus 7\'2 cent porto, toe te zenden aan de Redactie van „Van en Voor de Vrouw", adres: Administratie van ons blad. Bestelbon voor patroon no 73 Ondergeteekende wenscht te ontvangen het pa troon van de japon no 73, waarvoor bijgaand het bedrag in postzegels, met ruime mouw met nauw-aansluitende mouw met ceintuur zonder ceintuur met heupstuk zonder heupstuk; (s.v.p. doorhalen wat niet wordt gewepscht). Halve bovenwijdte Lengte Voorlengte Ruglengte Taillewijdte Heupwijdte Mouwlengte Een praatje voor de huisvrouw van nu HEBT ge er wel eens aan gedacht, dat de mensch het eenige levende wezen is, dat voor het eten aan het koken, bakken en braden slaat V Tóch is de samenstelling van ons Henaam niet anders dan bij de hoogere diersoorten en ook de inrichting van ons spijsverterings-apparaat toont geen principiëele vevscnillen. Het kan dan ook niet anders of de wijze, waarop wij met ons voedsel omgaan, moet zekere gevol gen hebben voor onze gezohdheiden helaas zijn die gevolgen niet altijd fraai en steekt de ge zondheid van het primitieve dier bij de onze in menig opzicht (denk b.v. eens aan het gebit!) gunstig af. Natuurlijk zijn daarbij ook allerlei andere factoren in het spel, doch het is een feit, dat de voeding daarvan een zéér voorname is. Wat gebeurt er dan wel, wanneer wij ons voedsel koken, of liever gezegd niet-oordeelkundig ko ken Dan worden de vitaminen, de voor het le ven onmisbare stoffen, beschadigd of zelfs vernield. Natuurlijk moeten we niet geheel en al tot rauw kost over gaan, want dat zou ons niet smaken, en voedsel, dat zonder appetijt genuttigd wordt, heeft voor onze gezondhèid eveneens weinig waarde. Er moet dus een compromis gesloten worden: we dienen geregeld rauwe vruchten met schil en al te gebruiken, waarin we, in- plaats van ze in keurige partjes te snyden, stevig de tanden zetten; we dienen groenten ook eens rauw te eten bereid als sla, hetgeen met veel meer groentesoorten mogelijk is, dan ge misschien zoudt denken en voorts dienen we, vooral in deze tyden, waarin we niet het geringste verlies van voedingswaarde uit onze spijzen kunnen dul den, op de moderne wijze tc koken, die door onze deskundigen op voedingsgebied wordt aan bevolen. Het koken heeft namelijk ook z'n goede zij de, IJ voor-verteering en ten derde kan koken uit hygië nische overwegingen noodig zyn om ons tegen ziektekiemen te beschermen. De voedingsmiddelen, die niet of slechts kort ge kookt behoeven te worden, hebben voor ona lichaam bijzondere beteekenis (melk, kaas, eieren vruchten) en daarvan dienen wc ons dan ook zoo ruim mogelijk te voorzien. De aardappelen en groenten worden eerst dan in hooge mate van beteekenis, wanneer ze oordeelkundig worden be reid, d.w.z. dat we de aardappelen bij voorkeur in de schil koken, mtt een bodempje water en dat we van de groenten ook de bruikbare buiten ste, groene bladeren gebruiken, want deze bevat ten waardevolle voedingszouten. Ook de groenten bereiden wy slechts met een bodempje water, in een goed gesloten pan, op een fel vuur tot ze koken en daarna op een zachter vuur, niet langer dan circa een half uur. Blad groenten moeten slechts met het aanhangende water opgezet worden. Mocht er nog kookvocht overblijven, dan maken we daarvan een sausje. Zoodoende verdwijnen Je waardevolle stoffen niet door den gootsteen, doch komen ze aan onze voe ding ten goede. In stamppotten zal niemand er last van hebben, wanneer er schilletjes van de tevoren goed afgeboende, ontpitte en in vieren gesneden aardappelen mee verwerkt worden en in andere gevallen doen we het dunne vliesje er op ons bord af. Ook verdient het aanbeveling vleesch af te wis selen met visch, eieren of kaas. Wanneer alle huis- genooten met elkaar wat kaas „uitsparen" van het rantsoen en op de boterham b.v. eens de ge zonde kwark eten, kunnen we de kaas ook af en toe door de warme maaltijden verwerken ge raspt of in blokjes die dan eerst recht volledig zullen zijn. Op deze en soortgelijke wijze komen we tot een voeding, welke alle bestanddeelen, die ons lichaam behoeft, harmonisch in zich vereenigt. Zij zal dan in overeenstemming zijn met het stre ven naar een'goede volksgezondheid en naar een evenwiehtigen ecopomischen toestand in ona agrarisch land. i Prei-prol! door MARTINE WITTOP KONING Een ouderwetsch eenpansgerecht IN oude kookboeken kan men soms aardige vond sten doen Zoo ontdekte ik, bladerende in een receptenverzameling uit „grootmoeders tijd", een smakelijke samenvoeging van ingrediënten, waar aan bovengenoemde naam is gegeven. Het gerecht past om verschillende redenen in onzen rantsoeneeringstyd. Verbeteren we voorts grootmoeders zienswijze, door de aardappelen te stampen met wat melk inplaats van water, dan zal het ouderwetsche éénpansgerecht in zyn nieu we kleed ons dezen winter menigmaal met dank baarheid doen denken aan grootmoeders vinding rijkheid op kookgebied. Voor vier personen hebben we ongeveer noodig 1% tot 2 kg. aardappelen; 1. flinke bos prei: 300 tot 400 gr. leverworst; y2 liter melk, wat zout, misschien wat azijn ca wat peper. Zet de aardappelen op met een bodempje kokend water en wat zout, leg er de goed zandvrij gewas- sehen, in stukjes gespeden prei op, laat op een flink vuur het water weer aan de kook komen en kook dan de aardappelen en de prei op een zacht vuur verdér gaar en droog (niet langer dan y2 uur). Giet de melk in de pan en laat die aan de kook komen; stamp dan de aardappelen met de prei door elkaar en roer er tenslotte losjes de in plakjes gesneden leverworst door. Maak het ge recht misschien nog op smaak af met wat azijn en wat peper. O AMES EN MEISJES MAAKT NU ZELP S UW KLEEDING S S iendt bon en 29 cent aan postzegels bi) S voorkeur van 9 cent en U ontvangt een S nooi boek met ruim 100 maten en modellen jj S sn tevens een gratis apparaat om U te laten S tien hoe gemakkelijk onze methode is om aan INSTITUU1 E. N. S. A. I. D. Tolsteegsingel 54 Utrecht S 3i»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 10