VanmVm ckMoua^ Njl^XinAlaOMIIOS Bl u.inirnA - 'IMJejM SJODUHVia Moeders hope GELUKKIG", zoo lezen we in een mooi artikel in de Zeister Kerkbode, „Gelukkig het gezin, waar de huiscatechisatie nog in eere is, al moet men ze met een lantaarn zoeken, ze zijn er toch nog. Eén mijner collega's vergadert eiken Zondag zijn kinderen na den ochtenddienst bijeen, om zijn doopbelofte na te komen. En hij is daarin de eenige niet. In de j>as verschenen, onschatbaar mooie toelich ting op het Kort Begrip van Dr B. Wielenga ver telt de schrijver er ook van. Hij kreeg in zijn jeugd behalve de gewone cate chisatie der kerk, ook nog een apart van zijn vader. En zijn móéder hield met de kinderen speciale samenkomsten, waarin vooral de Bijbel- sche Geschiedenis werd besproken en verteld. Deze bijeenkomst had den naam Moeder» hope! Wat zal die vrome vrouw daar hebben uitgestrooid liet zaad des Evangelies. In overeenstemming met den aard van een moeder. Dankbaar voor den bij zonderen invloed, die door de goede gunst God» de moeders op hun kinderen mogen hebben. Moeders hope heeft niet beschaamd. Jaren geleden stond er op de voorpagina van de Jhr. illustratie „De Spiegel" een foto, van wat Moeders Hope mocht uitwerken. Daarop toch Stonden Wielenga's zes zonen, die allen het predik ambt bekleeden. Daar hebt u het. Juist het onderwijs van moeder Wielenga heeft ertoe, mogen meewerken, dat de zonen niet alleen bewaard bleven voor de Kerk des Heeren, doch dat ze van jongsaf aan ook lust mochten ontvan gen om Hem te dienen in hét ambt als Dienaar des Woords. Wat een zegen om zulk een moeder te hebben. Dat is toch wel een van de rijkste gaven, die de Héere ons in deze wereld wil geven. Wat een ze gen, dat men vergrijsd in den dienst des Heeren, nog getuigen moet van hetgeen aan Moeder» knie is geleerd. Dat is toch wel een bewijs van het echte. En zoo zal dit voorbeeld ook stellig toespreken zooveel moeders uit finzen tyd. Indien bij één, dan is toch zeker bij Moeder thans het hart ver vuld van zorg om de kinderen Wat moet er van hen worden. Zullen ze wel voor den dienst des Heeren behouden kunnen worden Laat niemand zich daar teveel zorg over maken Daar is hier heel wat beters te doen. En wel vragen naar den wee Gods, Die afgeëischt heeft de belofte om de kinderen te onderwijzen in den weg der waar heid. In allen eenvoud des harten. Maar in ge trouwheid aan den eisch des Verbonds. Laat elke moeder, naar de gave haar geschonken, maar bij haar thuis stichten, een Moeders Hope 1 Dan zullen de zorgen de overhand 'niet kunnen houden. Want dan weten de moeders zich in den weg Gods. Dan wordt de consciëntie ontlast. Dan kan de zorg geruster worden overgelaten aan den God des Verbonds. Als we maar trouw zijn. Dan kunnen we ook met vertrouwen alle toe komst ingaan. Als Moeders Hope er maar is. Dan zal de hoop ook niet worden beschaamd. De Bij bel zegt het ons telkens weer. Wat in de jeugd is geleerd, blijft onvergetelijk tot den ouden dag toe. In den weg van zulk een geloofsbetooning wordt Moeders Hope niet beschaamd. Maar de kinderen zullen trouw worden aan den God des Verbonds. Dan zullen ze alle stormen des leven» doorstaan En ze zullen wezen tot in eeuwigheid toe trouw aan den God des Verbonds. Want dat is de zegen op Moeders Hope GEEFT UW LEVEN LANG Voldoening en besparing 260 FILIALEN en De sterkte van een kind EEN lezeres uit Hoofddorp-Haarlemmermeer, die ons al eens heeft verblijd met een bij drage voor de rubriek „Wat kinderen zeggen", zond ons nu het volgende aardige schetsje uit het leven van haar twee kleine jongens „Het gebeurde in het Diaconessenhuis te X., waar ik eenigen tijd was „gelogeerd" en waar onze tweede kleine jongen zijn intrede deed in de wereld. Zijn komst was met spanning tegemoet gezien door het ruim driejarig broertje, dat op de blijde gebeuretnis was voorbereid. De ver wachting klom dan ook met de minuut, toen hy aan de hand van zij» tante het groote ziekenhuis binnenstapte om zijn moesie te bezoeken en het broertje, dat Phillie heet, te zien. Heerlijke, kleine dreumes in die hooge, lange gangen Onopgemerkt Heelemaal niet Daar zorgden zijn frissche toet en zijn groote heldere oogen wel voor. Een haastige zuster had nog wel even den tijd om naar dien jongenssnuit om te kijken. Zoo kwam het ook, dat een der zusters hem her kende als een „oud-patiëntje" van de kinder- afdeeling, waar hij eenigen tijd geleden een lichte operatie had ondergaan. En direct was er dan ook de noodige „zusterlijke" belangstelling voor hem. „Ben jij Kootje? Ja? En wat kom je doen, Kootje?" En zonder bedenken klinkt het „Phillie bekijken". Het gezicht van de zuster betrekt. „Dat kan niet, kleine vent". Het is daar namelijk de gewoonte, dat de babies van de derde klasse niet zijn op de zaal van de moeders, maar apart, in een zaaltje ernaast, waar ook weer de badkamer aan grenst. Dus, zooals ik al zei, dat viel tegen. Zoo ging het niet alleen met onzen kleinen jongen, maar zoo als vanzelf spreekt, met alle bezoekers. Niemand, hoe sterk of slim ook, krijgt het splinternieuw familielid te zien. Gewoonlijk om den anderen dag kwam Kootje my bezoeken, en al meer zusters kenden hem en maakten een praatje. En altijd als ze vroegen „Wat kom je doe^?" kregen ze ten antwoord: „Phillie bekijken". Zoo duurde het enkele weken, totdat er op een middag o, ik herinner 't mij nog zoo heel goed, al is het haast vier jaar geleden nu als bezoeker een kennis voor een andere dame een geweldig groote man op de zaal kwam. Hy was heel forsch, inspecteur van politie en in uniform, dus een indrukwekkende verschijning. Nadat hij zyn dame, die hy kwam bezoeken, had gegroet, was hij al spoedig in een levendig gesprek met een zuster op de zaal. En dat het niet bepaald zoo erg vriendschappelijk ging, merkten we al rap uit de toon van het gesprek. Totdat we de zuster hoorden zeggen: „Ja, ook u durf ik weige ren. mijnheer: noch U, noch iemand anders van de bezoekers komt de baby te zien; zóó is het hier regel, en we maken voor niemand uitzonde ring". De politieman keek de zuster, die nogal klein van persoon was, aan van het hoofd tot de voeten en maakte een gebaar, als wilde hij haar passeeren en zich toegang tot de babykamer verschaffen. Maar hierop had de zuster blijkbaar gerekend. Ze sprong achteruit en zette zich schrap voor de deur, de knop in de hand, tot groot vermaak van de patiënten en de andere bezoekers, die dezen korten strijd gespannen volgden. Even keken die colossale man en die kleine Tjïieiiesi van Ty dingen worden er niet gemakkelijker U op. Daatje heeft weer last van rheuma- tiek-scheuten in haar armen en steken in haar rug. Ik loop rond met een geïrriteerd* en jeukerige neus en een dik gevoel achter aan mijn verhemelte. Comelis kan 's nachts leelijk liggen hoesten en de meisjes leenen af en toe een zakdoek van Pa's stapeltje, om dat die vodderige kleine dingetjes, die ze zelf hebben, niet toereikend blijken te zijn. We hebben in het begin van deze maand nog rillerig en zonder kachel 's avonds bij elkaar gezeten, maar toen eenige avonden achter elkaar Daatje met ijsklompjes inplaats van warme voeten in bed kwamt heb ik gedecre teerd, dat wij voortaan tegen den avond de kachel zuinigjes zouden aanleggen. En nu, als 's avonds de schemering de dingen in de kamer begint te verdoezelenglimt er onder in onze trouwe bruine kachel een rood schijn sel, waarvan het zien alleen reeds een beha- gelijker sfeer en stemming schept. Toch kijkt men ook weer met gemengde gevoelens tegen dit lichtje aan. Het koude, jaargetijde is nau welijks begonnen en er is maar een dun laagje kolen in het kolenhok. De winter kan hard en bar zijn en zal het ook dan mogelijk zijn dat roode schijnsel in onze kachel leven dig te houden en het feller te laten gloeien naarmate de thermometer daalt? Het is met een arm hart dat wij in deze dagen een bakje kolen scheppen en wij bepalen daarbij vooraf hoe lang wij er mee moeten doen. Als 's mid dags de kachel aangestoken is, dan gaat er voor 't eerst en voor 't laatst dien dag een frutje kolen op. Ter aanvulling van dit scha mele rantsoen werkt Daatje met papierballen, die wij hebben gekneed. Een mensch moet in dezen lijd niet eigenwijs zijn Ik geef toe, dat het eenige zelfoverwinning kost om zich met de papierballen-fabricage in te laten. In 't begin kun je alleen maar schaapachtig om jezelf grinniken als je daar in die vieze drab bige papierbrei zit te graaien en als je kramp in vingers en polsen krijgt van het kneeden der ballen, 't Idee alleen al, dat die viezige massa straks de koti uit ons huis zal moeten houden, is zoo vreemd. Men raakt ech. ter die gegeneerdheid wel kwijt en als men eenmaal een paar flinke rijen van die keiharde gedroogde papierbal len op den zolder heeft liggen, dan wordt men er bijna gierig mee. Dan telt men ze zoo als de rijkaard z'n goudstukken telt. Dan heeft men lust zijn bezit zoo snel mogelijk te vermeerderen. Toen we de eerste papierbal in de kachel hadden gedaan, hebben we het verbrandings proces zoo nauwlettend als dat mogelijk was, zonder de kachelklep telkens open te hebben, gadegeslagen. Zoo'n papierbal is hard, maar zij is ook vederlicht en men vreest, dat zij in enkele oogenblikken door de gloeiende kolen zal zijn verteerd. Dat valt best mee. Ik kan u het voorrekenen hoeveel calorieën warmte hij produceert, maar in elk geval houdt hij lekker tegen. Als de paar schepjes kolen, die op 't oogenblik nog het dagelijksch rantsoen uitmaken, over hun kracht heenraken en men gooit er zoo'n papierbal bij, dan blijft het heele zaakje nog lekker een poosje gloeien. Nee, men moet zich in deze dagen maar niet de weelde veroorloven van eigenwijs te zijn. Men kan het met die papierballen en al der gelijke dingen licht eens probeeren. Ik zal niet zeggen, dat men soms niet bezig is met aan een illusie te werken en 't blijft natuur lijk allemaal maar surrogaat, maar men heeft tenminste de voldoeningdat men iets doet, dat men actief is tegenover de steeds grooter wordende moeilijkheden. Men kan natuurlijk ook den ganschen lieven dag zuchten en steu nen en zeuren, men kan als men wil elk oogenblik de lange litanie opdreunen van din gen die duurder, schaarscher ontoereikend of heelemaal niet meer te krijgen zijn en men kan van al de hulpmiddeltjes en surrogaten gemakkelijk van te voren vaststellen, dat het toch allemaal niks is. O. men kan zich op 't oogenblik gemakkelijk de put inhelpen en een down-stemming onder al zijn huisgenoo- ten bewerkstelligen. Men kan echter ook de moeilijkheden te lijf gaan met de hulpmiddelent die er voor aange prezen worden. Wanneer Daatje het bestaan heeft om uit een aantal wilde kastanjes een aardig sopje te maken, waarin het een en ander gewasschen kan worden, dan warmen wij ons allemaal aan haar glimmende vol doening, dat zij weer wat zeep heeft uitge spaard, zooals wij ons 's avonds warmen aan onze voldoeningdat wij die papierballen heb ben gemaakt. Ja, wij warmen ons misschien nog meer aan de voldoening dan aan de din gen zelf. Maar in elk geval brengt deze vol doening der activiteit de goede sfeer in hui» en drijft het de dreigende zeur- en downstem- minq op de vlucht. Zoo teeken ik dan Mijnheer de Man. m s, r u" iu»uinj)sui JOU" ediusjai M ■Ju m, OJJpuoxr,, „iS »<P|»,I14 ap „TEiwo •MlPoowal Jp "3 ap 's.oouiuiop wao naoq "SJ "Moha NixaoB aa nt4 ^3 A n\JLJ<~\c KJri x,*—«-v r fi,)L OORSPRONKELUKE NOVELLE door AMANDA WOLF ZIJ «chokachouderde. „O, bedoel je dat! Je we«*L dat ik niet aan trouwen denk, niet met jou en niet met een ander en datEen pijnlijke, rauwe hoest belette haar het verder spreken. Geheel haar gestalte schokte, terwijl haar handen krampachtig aan het hek een steunpunt zochten. Met schrik zag de tuinman haar aan. 't Was of hem een licht opging over haar besliste afwij zing. toen hij het wit van haar gelaat zag wisse len voor een akelige kleur als gevolg van de hevige benauwdheid. Allengs scheen de aanval te minderen; maar met pijnlijk gebaar drukte zy de handen op de borst. Nu eerst zag hy, hoe bleek en doorschijnend die handen waren en meer en meer kwam een angstig besef over hem. Zij bukte zich en raapte, dc gevallen bloemen op „Vraag mij nooit meer zooiets", smeekte ze dof, „nooit meer". „Is het dat?" vroeg hij in spanning. Het meisje zag hem moe aan. „Ja, dat is het", klonk het droomend, als gaf zij zichzelf geen rekenschap van haar woorden. Zij wondde zich af en drukte haar gezichtje in de bloemen, om hem niet te doen bemerken, dat er tranen in vloeiden. „Wat 'n heerlijke geur toch Je bent werkelijk te benijden tusschen je broeikassen, PieL En wat zal moeder in haar nopjes zyn. zij ziet zoo graag een frisch bouquet- je. Kom je niet even binnen „Neen", hoofdschudde hy, opeens somber, „dat laat mijn tijd niet toewe hebben het zoo vol- handig met tuinen aanleggen, 'n Andere koer hoor Nu moet ik weg. Dag buurtje, het beste". „Dag Piet, nog eens merci". Zij knikte hem nog eens dankbaar toe, terwijl zij met korte, lenige passen naar huis terugliep. Toch ging zij niet naar binnen, maar zonk uit geput op de bank neer, den schat van frissche, welriekende bloemen tegen de jagende borst ge- „Arme jongen, arme PietZou hij waarlijk den ken. dat dat de echte oorzaak is, die mij zijn eerlijke liefde doet weigeren, dat er geen diepere gronden zijn die mij beletten, een man geluk kig te maken Gelukkig Ach, God, hoe zou ik in staat zijn, een ander 't bezit van dat onschat bare goed te verzekeren, terwijl er in mijri eigen hart geen enkele aandoening van dien naam meer woont Neen, ik zou de grofste onrechtvaaidigheid be gaan. mijn lot te verbinden aan dat van een, die nog hoopvol, en met de zoetste illusies vervuld, de toekomst tegemoet ziet Een rond, bedrijvig vrouwtje, dat juist den drem pel overschreed, maakte aan dit zelfgepeins een „Jongens, Lies", klonk het op gullen toon. „wat zit je daar stil; en wat 'n fijn spul en zoo vroeg. Van wien komt dat Met 'n loome beweging reikte 't meisje haar de bloemen over. „Piet van buurman Schol ten dacht ons eens te verrassen' Hier, moeke, zorgt U er maar verder voor, dat werkje is U toevertrouwd". „Mooi zoo Ik zal ze in vaasjes zetten. Mensch, mensch, wat 'n prachtKijk eens, crocussen ook* al, iets voor vader Nou. nou, zoo'n buurjongen als Scholten mag je wel in eere houden. Ik zal geen Gitje heeten, als die goede jongen geen oogje op jou heeft en" lachdreigend hief zij een vinger „als dat niet vroeg of laat op een trouwpartij uitdraait". „Och kom, moeder, praat toch zoo niet". „Nou, wat zou 't. Mij dunkt, dat een tuinders- zoon zoo'n kwaaie partij nog niet is. Maar jij.... enfin, jy bent altijd een eigenwijs schepseltje geweestelk mensch zijn smaak Lize haalde de schouders op een droevig trekje wolkte in haar heldere oogen. „U weet toch, moedertje, dat ik niet trouwlustig ben; ik wil altijd bij vader, u en de broertjes blijven „Kind, kind, is dat nu praat voor 'n meisje van even twee en twintig 'k Zou jc wyzer willen. Wacht maar het gezegde van den waren Jozef komt nog al te dikwyls uit. Maar feitelijk kwam ik hier, om je te waarschu wen. Nu de zon weg is, begint de lucht koud te worden en je weet, dat niets slechter voor je is. Ik zal in 't atelier 't kacheltje aanmaken, dat kun je vanavond nog best velen". „Goed. je doet maar, lief. zorgzaam oudje". tijd was het Finsche regiment een der trouwste lijfgardes van de Czaren. De geschiedenis van het Czaristisch regiem leert ons begrijpen, hoe de Bolsjewistische revolutie in Rusland mogelijk werd. Peter de Groote hanteer de met vrijgevigheid de knoet en zag er niet tegen op een ontzaglyk bloedbad aan te richten, waarin hy zelf een werkzaam aandeel had, om de Strelitzen, de partij, die het op zijn ondergang gemunt had. te vernietigen. Maar geen Czaar of Czarina na hem is in staat geweest met welke goede bedoelingen zy hun regeeringen ook be gonnen om een milder bestuur ingang te doen vinden. Er zijn Czaren geweest, die zich tot ideaal hadden gesteld een eind te maken aan de schandelijke onderdrukking der boeren, die door de grootgrond bezitters als slaven werden behandeld, maar on- dergrondsche intriges maakten het steeds wéér onmogelijk deze idealen tot verwezenlijking te brengen. Schatten geids hadden de beste vorsten noodig om invloedrijke hofdignitarissen aan zich te verbinden. Dan werden de boeren bij duizenden tot lijfeigene verklaard en daarmee waren dan de begeerten der intriganten weer voor een oogen blik bevredigd. Heel het Russische hofleven is eigenlijk niet anders dan één keten van zonde en ongerechtig heid. De man intrigeerde tegen zijn vrouw en verdreef of doodde haar; soms ook (Katharina II) wist de vrouw haar man onschadelijk te maken en zelf de tijdelijke gunst der grooten te verwer ven. De ouders beklaagden de kinderen en de kinderen trachtten de ouders van den troon te stooten of werden gedwongen een optreden tegen de ouders te sanctionneeren (Alexander I) op ge vaar af anders zelf ter dood gebracht te worden. Gruwzame en schier onmogelijk te achten vertoo ningen hebben in de Czarenfamilie plaats gevon den. Als Katharina II op sterven ligt, die ruim 34 jaar het bewind in handen heeft gehad en Rusland tot groote invloed in Europa heeft gebracht, laat haar zoon Paul, dien zy te onterven dacht, het lyk van zijn vermoorden vader Peter III opgraven en op een troon zetten. Hij drukt het den scepter in de hand m zet het den kroon op het hoofd, waarna alle aanwezigen eerbiedige hulde hebben te brengen aan het lijk van den man, die door een gunsteling van zijn vrouw een menschenleef- tyd le voren is ter dood gebracht. Daarna worden beide lijken (ook Katharina was inmiddels gestor ven) opgebaard in het paleis en op de rouwband de freule heeft me verzekerd, dat c. a- - haast bij 't werk was. Als ze het over 'n maand maar had, tegen dat het goed begint te zomeren. Nu, toen heb ik eerst de kanten robe van mevrouw Heemsveld onderhanden genomen. Als ik mij wat rep, kan ik die vanavond nog best klaar krijgen, om morgen weer een nieuw stuk te beginnen". „Reppen, dat is niets gedaan Wees maar voor zichtig met dat overhaaste werken Je weet, wat de dokter van rust en ontspanning gezegd heeft". „Rust, kalmte. Nu ja, mooie woorden voor men- schen, die van hun rente leven". „Toch verkeerd, om met de gezondheid te spelen, kind; later moet je dat bezuren. Maar nu moet ik heen; eerst voor mijn bloempjes gezorgd, anders verleppen ze nog in mijn handen. Kom nu ook Weemoedig schudde Lize het hoofd, terwijl zij het bezorgde moedertje zag wegsloffen. Hoe weinig vermoedde zij nog, het goedige vrouwtje, welke meedoogenlooze ziekte het teere gestel van haar dochter had aangetast, dat voor haar alle hoop op een zonnige toekomst van liefde en geluk voorgoed vervlogen was. Ja, zelf gevoelde de lyderes het maar al te goed; zij zou niet dikwijls meer de boomen zien groenen, den jongen bloesem zien ontluiken. De gure avondwind bracht haar moeders ver. maning helder te binnen, 't Was waar mocht hier niet blijven, 'n Droge kue^ lie wwr eivi benauwdheid scheen te voors^'160' deed het meisje den zakdoek aan rf*»» mond brengen. Op den drempel wendde zij zich nog eens om. Als 'n liefkoozing gleden haar blikken over de bloesemknoppen, die slechts het warme, stovende zonlicht wachtten, om spoedig hun volle, rijke kleurenpracht van wit-rose tusschen diep blader brons te ontvouwen. Een wereld van liefde en lijden spiegelde zich in dien blik. „Ach, God. die dag, die schoone dag. toen ik nog gezond en krachtig, vol van frisschcn levensmoed was Ik zou nog zoo zyn. als hij my niet zoo onver wacht verlaten had, hij, die de liefde in mijn hart wekte, wiens tegenwoordigheid mij even onont beerlijk als zonneschijn voor jonge bloe- in. die de kisten omslingert, staan de woorden „In het leven gescheiden vereenigd in den dood". Vijf jaar later wordt ook Paul I vermoord, verra den door den man, die de eenige was in het rijk, aan wien hy zyn vertrouwen schonk. Diep tragisch is de figuur van diens zoon Alexan der I (de gezegende), de tegenstander en over winnaar van Napoleon, die levenslang wroeging ondervindt van het feit, dat hij noodgedwongen zijn toestemming gaf om tegen zijn vader op te treden en zich bereid verklaarde om den troon te bestygen Met inspanning van alle krachten heeft hij gepoogd zich geheel te wijden aan zyn volk en aldus boete te doen voor het groote kwaad mede in zijn naam tegen zijn vader bedreven. Verkeerd begrepen en tegengewerkt door de hofadel, vindt hij in de eenzaamheid van de Kau- kasus zijn einde, verteerd door somberte en wroe ging- De golven van revolutie en liberalisme van de 19e eeuw lieten ook Rusland niet geheel onbewogen. Verschillende Czaren zyn in hun jeugd te gast gegaan bij de revolutionaire schrijvers van Frankrijk uit de 18e eeuw; zij zijn hun regeering begonnen met het vaste doel schandelijke misbrui ken op te heffen, maar altijd weer bleek het, dat hun kracht te kort schoot en waren zij genoopt er op bedacht» te zijn zoo goed en zoo kwaad het ging hun eind op natuurlijke wijze te halen. Zoo werd de bodem rijp gemaakt voor het verschrik kelijke communisme, waaronder het Russische volk nu al meer dan 20 jaar zucht. Naast hun vrijheid is hun nu ook hun godsdienst ontnomen, wat toch voor de mystiek en bijgeloovig aange legde Aziaat wel een moeilijk te dragen ding moet zyn. Het boek van Klinsky verhaalt van al deze dingen. Het heeft geen wetenschappelijke pretentie, het vertelt ook meer dan dat het de feiten in oorza kelijk verband behandelt, maar dat neemt niet weg, dat het een boek is, waarnaar veler belang stelling uit zal gaan. Het is dit volkomen waard. Het Is zeer rijk geïllustreerd. Een groot aantal reproducties zijn afkomstig uit de verzameling van den auteur zelf, die een Peterburgsche uitde in haar elegante kamer stond, hoog de «rmen geheven, freule Jenny Indemans en liet zich pas sen. Met welgevallen rustte soms haar hooghar tige blik op het teerblonde haar der naaister, die zich, aan haar voeten neergebogen, bezig hield om niet eenige spelden den zoom van den rok. die nog wat veranderd diende, op te nemen. De moeilijk te bevredigd jonge dame scheen thans i-echt voldaan, vooral wanneer zij haar spie gelbeeld met kennersoog opnam. „'k Ben er uiterst tevreden over, juffrouw", be weerde zy met gemaakt, schei-hoog keelgeluid, ,,'t Is een allerliefst ideetje en 'n keurige coupe. Typisch, al die pruUigkleine plooitjes in het rond, en de paarlemoeren knoopjes doen snoezig tegen het beige laken. Ook vind ik, dat het inodel mij om de heupen melkbaar smaller doet schijnen, vindt u ook niet Het maakstertje kon een klein glimla^je niet weerhouden, terwijl de tamelijk breede gestalte niet juist zeer gracieus op de hielen ronddol de, met al de airs vnn een grillige, behaagzieke modepop. „Ja, 't kleedt u uitstekend, en och. als u even stil wilde staan ik gelocf, dat ook die zoom zoo in orde is". „Opperbest, juffrouw Lize, waarlijk, ik moet u bewonderen, de beste Parijsche costumière zou het u niet verbeteren. Wie zou aan u, die u zelf zoo eenvoudig kleedt en in zoo'n afgelegen huisje woont, zeggen dat u zulke schattige maakseltjea weet te produceeren" „Elk ut zijn vak", meende de geprezene beschei den. „Ik breng alleen in praktiik wat de mode platen mij in beeld voor oogen houden". „Of dat geen kunst is!Maar vertel mij eens, juffrouw, waarom verstopt u zich toch in zoo'n afgezonderde buil en wijk; zou het uw bedrijf niet veel meer ten goede komen, indien u zich in hel centrum der stad neerzette, verschillen de leermeisjes in dienst nanj en een zaak op meer grooten voet opende Mij dunkt, u zoudt spoedig klandisie genoeg hebben; de snit van uw maaksel* spreekt overtuigend voor u. en recommandatie doet de rest" Het bleeke naaistertje schudddc flauwtjes liet hoofd. „Och, waartoe dat? Ik ben zoo ook tevre den. Mijn gestel is niet heel sterk, ziet u; de stads lucht zOu mij slechts schaden. En dan mijn fami lie we zyn allen zoo gehecht aan ons frisch buitenafje, dal we het voor geen geld ter wereld zouden verlaten. Elk plekje heeft er zijn herin neringen „Dus die Dan ove: De Zuidhollandsche Uitgeversmaatschappij heeft het boek zeer royaal uitgegeven, terwijl Anton Pieck de uitstekend geslaagde band-illustratie verzorgde Dr J. KAtvöi^iiAiiuJ ^R. poging lijdt onherroepelijk schipbreuk, iets anders. Hou zoudt ge het vinden, als ik u een nieuwe klant aanbracht, een zekere jonge dame Schilthof „Ik zou u niet anders dan dankbaar kunnen zijn". Jtlaar zij komt met cm verbazend zorgeischend werk, een bruidstoilet; zoudt ge dat aandurven „Waarom niet Ik maakte er reeds verscheidene". „Dus ik zal mijn vriendin over u spreken en zeggen dat u bereid zijt „Heel graag. Kunt u mij ook zeggen, op welk uur ik bij haar kan komen om een en ander nader te bespreken 30T

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 11