VanmVm ckMoua^
Njl^XinAlaOMIIOS Bl u.inirnA - 'IMJejM SJODUHVia
Moeders hope
GELUKKIG", zoo lezen we in een mooi
artikel in de Zeister Kerkbode, „Gelukkig
het gezin, waar de huiscatechisatie nog in eere is,
al moet men ze met een lantaarn zoeken, ze zijn
er toch nog.
Eén mijner collega's vergadert eiken Zondag
zijn kinderen na den ochtenddienst bijeen, om zijn
doopbelofte na te komen. En hij is daarin de
eenige niet.
In de j>as verschenen, onschatbaar mooie toelich
ting op het Kort Begrip van Dr B. Wielenga ver
telt de schrijver er ook van.
Hij kreeg in zijn jeugd behalve de gewone cate
chisatie der kerk, ook nog een apart van zijn
vader. En zijn móéder hield met de kinderen
speciale samenkomsten, waarin vooral de Bijbel-
sche Geschiedenis werd besproken en verteld.
Deze bijeenkomst had den naam Moeder»
hope!
Wat zal die vrome vrouw daar hebben uitgestrooid
liet zaad des Evangelies. In overeenstemming met
den aard van een moeder. Dankbaar voor den bij
zonderen invloed, die door de goede gunst God»
de moeders op hun kinderen mogen hebben.
Moeders hope heeft niet beschaamd.
Jaren geleden stond er op de voorpagina van de
Jhr. illustratie „De Spiegel" een foto, van wat
Moeders Hope mocht uitwerken. Daarop toch
Stonden Wielenga's zes zonen, die allen het predik
ambt bekleeden.
Daar hebt u het.
Juist het onderwijs van moeder Wielenga heeft
ertoe, mogen meewerken, dat de zonen niet alleen
bewaard bleven voor de Kerk des Heeren, doch
dat ze van jongsaf aan ook lust mochten ontvan
gen om Hem te dienen in hét ambt als Dienaar
des Woords.
Wat een zegen om zulk een moeder te hebben.
Dat is toch wel een van de rijkste gaven, die de
Héere ons in deze wereld wil geven. Wat een ze
gen, dat men vergrijsd in den dienst des Heeren,
nog getuigen moet van hetgeen aan Moeder»
knie is geleerd. Dat is toch wel een bewijs van
het echte.
En zoo zal dit voorbeeld ook stellig toespreken
zooveel moeders uit finzen tyd. Indien bij één,
dan is toch zeker bij Moeder thans het hart ver
vuld van zorg om de kinderen Wat moet er van
hen worden. Zullen ze wel voor den dienst des
Heeren behouden kunnen worden Laat niemand
zich daar teveel zorg over maken Daar is hier
heel wat beters te doen. En wel vragen naar den
wee Gods, Die afgeëischt heeft de belofte om de
kinderen te onderwijzen in den weg der waar
heid. In allen eenvoud des harten. Maar in ge
trouwheid aan den eisch des Verbonds.
Laat elke moeder, naar de gave haar geschonken,
maar bij haar thuis stichten, een Moeders Hope 1
Dan zullen de zorgen de overhand 'niet kunnen
houden. Want dan weten de moeders zich in den
weg Gods. Dan wordt de consciëntie ontlast. Dan
kan de zorg geruster worden overgelaten aan den
God des Verbonds.
Als we maar trouw zijn.
Dan kunnen we ook met vertrouwen alle toe
komst ingaan. Als Moeders Hope er maar is. Dan
zal de hoop ook niet worden beschaamd. De Bij
bel zegt het ons telkens weer. Wat in de jeugd
is geleerd, blijft onvergetelijk tot den ouden dag
toe. In den weg van zulk een geloofsbetooning
wordt Moeders Hope niet beschaamd. Maar de
kinderen zullen trouw worden aan den God des
Verbonds. Dan zullen ze alle stormen des leven»
doorstaan En ze zullen wezen tot in eeuwigheid
toe trouw aan den God des Verbonds. Want dat is
de zegen op Moeders Hope
GEEFT UW LEVEN LANG
Voldoening en besparing
260 FILIALEN en
De sterkte van een kind
EEN lezeres uit Hoofddorp-Haarlemmermeer,
die ons al eens heeft verblijd met een bij
drage voor de rubriek „Wat kinderen zeggen",
zond ons nu het volgende aardige schetsje uit het
leven van haar twee kleine jongens
„Het gebeurde in het Diaconessenhuis te X., waar
ik eenigen tijd was „gelogeerd" en waar onze
tweede kleine jongen zijn intrede deed in de
wereld. Zijn komst was met spanning tegemoet
gezien door het ruim driejarig broertje, dat op
de blijde gebeuretnis was voorbereid. De ver
wachting klom dan ook met de minuut, toen hy
aan de hand van zij» tante het groote ziekenhuis
binnenstapte om zijn moesie te bezoeken en
het broertje, dat Phillie heet, te zien.
Heerlijke, kleine dreumes in die hooge, lange
gangen Onopgemerkt Heelemaal niet Daar
zorgden zijn frissche toet en zijn groote heldere
oogen wel voor. Een haastige zuster had nog wel
even den tijd om naar dien jongenssnuit om te
kijken.
Zoo kwam het ook, dat een der zusters hem her
kende als een „oud-patiëntje" van de kinder-
afdeeling, waar hij eenigen tijd geleden een
lichte operatie had ondergaan. En direct was er
dan ook de noodige „zusterlijke" belangstelling
voor hem. „Ben jij Kootje? Ja? En wat kom je
doen, Kootje?" En zonder bedenken klinkt het
„Phillie bekijken". Het gezicht van de zuster
betrekt. „Dat kan niet, kleine vent". Het is daar
namelijk de gewoonte, dat de babies van de derde
klasse niet zijn op de zaal van de moeders, maar
apart, in een zaaltje ernaast, waar ook weer de
badkamer aan grenst.
Dus, zooals ik al zei, dat viel tegen. Zoo ging het
niet alleen met onzen kleinen jongen, maar zoo
als vanzelf spreekt, met alle bezoekers. Niemand,
hoe sterk of slim ook, krijgt het splinternieuw
familielid te zien.
Gewoonlijk om den anderen dag kwam Kootje
my bezoeken, en al meer zusters kenden hem en
maakten een praatje. En altijd als ze vroegen
„Wat kom je doe^?" kregen ze ten antwoord:
„Phillie bekijken".
Zoo duurde het enkele weken, totdat er op een
middag o, ik herinner 't mij nog zoo heel
goed, al is het haast vier jaar geleden nu als
bezoeker een kennis voor een andere dame een
geweldig groote man op de zaal kwam. Hy was
heel forsch, inspecteur van politie en in uniform,
dus een indrukwekkende verschijning. Nadat hij
zyn dame, die hy kwam bezoeken, had gegroet,
was hij al spoedig in een levendig gesprek met
een zuster op de zaal. En dat het niet bepaald
zoo erg vriendschappelijk ging, merkten we al
rap uit de toon van het gesprek. Totdat we de
zuster hoorden zeggen: „Ja, ook u durf ik weige
ren. mijnheer: noch U, noch iemand anders van
de bezoekers komt de baby te zien; zóó is het
hier regel, en we maken voor niemand uitzonde
ring".
De politieman keek de zuster, die nogal klein van
persoon was, aan van het hoofd tot de voeten en
maakte een gebaar, als wilde hij haar passeeren
en zich toegang tot de babykamer verschaffen.
Maar hierop had de zuster blijkbaar gerekend.
Ze sprong achteruit en zette zich schrap voor de
deur, de knop in de hand, tot groot vermaak van
de patiënten en de andere bezoekers, die dezen
korten strijd gespannen volgden.
Even keken die colossale man en die kleine
Tjïieiiesi van
Ty dingen worden er niet gemakkelijker
U op. Daatje heeft weer last van rheuma-
tiek-scheuten in haar armen en steken in
haar rug. Ik loop rond met een geïrriteerd*
en jeukerige neus en een dik gevoel achter
aan mijn verhemelte. Comelis kan 's nachts
leelijk liggen hoesten en de meisjes leenen
af en toe een zakdoek van Pa's stapeltje, om
dat die vodderige kleine dingetjes, die ze zelf
hebben, niet toereikend blijken te zijn. We
hebben in het begin van deze maand nog
rillerig en zonder kachel 's avonds bij elkaar
gezeten, maar toen eenige avonden achter
elkaar Daatje met ijsklompjes inplaats van
warme voeten in bed kwamt heb ik gedecre
teerd, dat wij voortaan tegen den avond de
kachel zuinigjes zouden aanleggen. En nu,
als 's avonds de schemering de dingen in de
kamer begint te verdoezelenglimt er onder
in onze trouwe bruine kachel een rood schijn
sel, waarvan het zien alleen reeds een beha-
gelijker sfeer en stemming schept. Toch kijkt
men ook weer met gemengde gevoelens tegen
dit lichtje aan. Het koude, jaargetijde is nau
welijks begonnen en er is maar een dun
laagje kolen in het kolenhok. De winter kan
hard en bar zijn en zal het ook dan mogelijk
zijn dat roode schijnsel in onze kachel leven
dig te houden en het feller te laten gloeien
naarmate de thermometer daalt? Het is met
een arm hart dat wij in deze dagen een bakje
kolen scheppen en wij bepalen daarbij vooraf
hoe lang wij er mee moeten doen. Als 's mid
dags de kachel aangestoken is, dan gaat er
voor 't eerst en voor 't laatst dien dag een
frutje kolen op. Ter aanvulling van dit scha
mele rantsoen werkt Daatje met papierballen,
die wij hebben gekneed. Een mensch moet
in dezen lijd niet eigenwijs zijn Ik geef toe,
dat het eenige zelfoverwinning kost om zich
met de papierballen-fabricage in te laten. In
't begin kun je alleen maar schaapachtig om
jezelf grinniken als je daar in die vieze drab
bige papierbrei zit te graaien en als je kramp
in vingers en polsen krijgt van het kneeden
der ballen, 't Idee alleen al, dat die viezige
massa straks de koti uit ons huis zal moeten
houden, is zoo vreemd. Men raakt ech.
ter die gegeneerdheid wel kwijt en
als men eenmaal een paar flinke rijen
van die keiharde gedroogde papierbal
len op den zolder heeft liggen, dan wordt
men er bijna gierig mee. Dan telt men ze zoo
als de rijkaard z'n goudstukken telt. Dan
heeft men lust zijn bezit zoo snel mogelijk te
vermeerderen.
Toen we de eerste papierbal in de kachel
hadden gedaan, hebben we het verbrandings
proces zoo nauwlettend als dat mogelijk was,
zonder de kachelklep telkens open te hebben,
gadegeslagen. Zoo'n papierbal is hard, maar
zij is ook vederlicht en men vreest, dat zij in
enkele oogenblikken door de gloeiende kolen
zal zijn verteerd. Dat valt best mee. Ik kan
u het voorrekenen hoeveel calorieën warmte
hij produceert, maar in elk geval houdt hij
lekker tegen. Als de paar schepjes kolen, die
op 't oogenblik nog het dagelijksch rantsoen
uitmaken, over hun kracht heenraken en men
gooit er zoo'n papierbal bij, dan blijft het
heele zaakje nog lekker een poosje gloeien.
Nee, men moet zich in deze dagen maar niet
de weelde veroorloven van eigenwijs te zijn.
Men kan het met die papierballen en al der
gelijke dingen licht eens probeeren. Ik zal
niet zeggen, dat men soms niet bezig is met
aan een illusie te werken en 't blijft natuur
lijk allemaal maar surrogaat, maar men heeft
tenminste de voldoeningdat men iets doet,
dat men actief is tegenover de steeds grooter
wordende moeilijkheden. Men kan natuurlijk
ook den ganschen lieven dag zuchten en steu
nen en zeuren, men kan als men wil elk
oogenblik de lange litanie opdreunen van din
gen die duurder, schaarscher ontoereikend of
heelemaal niet meer te krijgen zijn en men
kan van al de hulpmiddeltjes en surrogaten
gemakkelijk van te voren vaststellen, dat het
toch allemaal niks is. O. men kan zich op 't
oogenblik gemakkelijk de put inhelpen en
een down-stemming onder al zijn huisgenoo-
ten bewerkstelligen.
Men kan echter ook de moeilijkheden te lijf
gaan met de hulpmiddelent die er voor aange
prezen worden. Wanneer Daatje het bestaan
heeft om uit een aantal wilde kastanjes een
aardig sopje te maken, waarin het een en
ander gewasschen kan worden, dan warmen
wij ons allemaal aan haar glimmende vol
doening, dat zij weer wat zeep heeft uitge
spaard, zooals wij ons 's avonds warmen aan
onze voldoeningdat wij die papierballen heb
ben gemaakt. Ja, wij warmen ons misschien
nog meer aan de voldoening dan aan de din
gen zelf. Maar in elk geval brengt deze vol
doening der activiteit de goede sfeer in hui»
en drijft het de dreigende zeur- en downstem-
minq op de vlucht.
Zoo teeken ik dan Mijnheer de Man.
m
s, r u" iu»uinj)sui JOU" ediusjai M
■Ju m, OJJpuoxr,, „iS
»<P|»,I14 ap „TEiwo
•MlPoowal Jp
"3 ap
's.oouiuiop wao naoq "SJ
"Moha NixaoB aa nt4
^3 A n\JLJ<~\c KJri x,*—«-v r fi,)L
OORSPRONKELUKE NOVELLE
door AMANDA WOLF
ZIJ «chokachouderde. „O, bedoel je dat! Je
we«*L dat ik niet aan trouwen denk, niet met
jou en niet met een ander en datEen
pijnlijke, rauwe hoest belette haar het verder
spreken. Geheel haar gestalte schokte, terwijl haar
handen krampachtig aan het hek een steunpunt
zochten.
Met schrik zag de tuinman haar aan. 't Was of
hem een licht opging over haar besliste afwij
zing. toen hij het wit van haar gelaat zag wisse
len voor een akelige kleur als gevolg van de
hevige benauwdheid.
Allengs scheen de aanval te minderen; maar met
pijnlijk gebaar drukte zy de handen op de borst.
Nu eerst zag hy, hoe bleek en doorschijnend
die handen waren en meer en meer kwam een
angstig besef over hem. Zij bukte zich en raapte,
dc gevallen bloemen op „Vraag mij nooit meer
zooiets", smeekte ze dof, „nooit meer".
„Is het dat?" vroeg hij in spanning.
Het meisje zag hem moe aan.
„Ja, dat is het", klonk het droomend, als gaf zij
zichzelf geen rekenschap van haar woorden.
Zij wondde zich af en drukte haar gezichtje in
de bloemen, om hem niet te doen bemerken, dat
er tranen in vloeiden. „Wat 'n heerlijke geur
toch Je bent werkelijk te benijden tusschen je
broeikassen, PieL En wat zal moeder in haar
nopjes zyn. zij ziet zoo graag een frisch bouquet-
je. Kom je niet even binnen
„Neen", hoofdschudde hy, opeens somber, „dat
laat mijn tijd niet toewe hebben het zoo vol-
handig met tuinen aanleggen, 'n Andere koer
hoor Nu moet ik weg. Dag buurtje, het beste".
„Dag Piet, nog eens merci". Zij knikte hem nog
eens dankbaar toe, terwijl zij met korte, lenige
passen naar huis terugliep.
Toch ging zij niet naar binnen, maar zonk uit
geput op de bank neer, den schat van frissche,
welriekende bloemen tegen de jagende borst ge-
„Arme jongen, arme PietZou hij waarlijk den
ken. dat dat de echte oorzaak is, die mij zijn
eerlijke liefde doet weigeren, dat er geen diepere
gronden zijn die mij beletten, een man geluk
kig te maken Gelukkig Ach, God, hoe zou ik
in staat zijn, een ander 't bezit van dat onschat
bare goed te verzekeren, terwijl er in mijri eigen
hart geen enkele aandoening van dien naam
meer woont
Neen, ik zou de grofste onrechtvaaidigheid be
gaan. mijn lot te verbinden aan dat van een, die
nog hoopvol, en met de zoetste illusies vervuld,
de toekomst tegemoet ziet
Een rond, bedrijvig vrouwtje, dat juist den drem
pel overschreed, maakte aan dit zelfgepeins een
„Jongens, Lies", klonk het op gullen toon. „wat
zit je daar stil; en wat 'n fijn spul en zoo vroeg.
Van wien komt dat
Met 'n loome beweging reikte 't meisje haar de
bloemen over.
„Piet van buurman Schol ten dacht ons eens te
verrassen' Hier, moeke, zorgt U er maar verder
voor, dat werkje is U toevertrouwd".
„Mooi zoo Ik zal ze in vaasjes zetten. Mensch,
mensch, wat 'n prachtKijk eens, crocussen ook*
al, iets voor vader Nou. nou, zoo'n buurjongen
als Scholten mag je wel in eere houden. Ik zal
geen Gitje heeten, als die goede jongen geen
oogje op jou heeft en" lachdreigend hief zij
een vinger „als dat niet vroeg of laat op een
trouwpartij uitdraait".
„Och kom, moeder, praat toch zoo niet".
„Nou, wat zou 't. Mij dunkt, dat een tuinders-
zoon zoo'n kwaaie partij nog niet is. Maar jij....
enfin, jy bent altijd een eigenwijs schepseltje
geweestelk mensch zijn smaak
Lize haalde de schouders op een droevig trekje
wolkte in haar heldere oogen.
„U weet toch, moedertje, dat ik niet trouwlustig
ben; ik wil altijd bij vader, u en de broertjes
blijven
„Kind, kind, is dat nu praat voor 'n meisje van
even twee en twintig 'k Zou jc wyzer willen.
Wacht maar het gezegde van den waren Jozef
komt nog al te dikwyls uit.
Maar feitelijk kwam ik hier, om je te waarschu
wen. Nu de zon weg is, begint de lucht koud te
worden en je weet, dat niets slechter voor je is.
Ik zal in 't atelier 't kacheltje aanmaken, dat
kun je vanavond nog best velen".
„Goed. je doet maar, lief. zorgzaam oudje".
tijd was het Finsche regiment een der trouwste
lijfgardes van de Czaren.
De geschiedenis van het Czaristisch regiem leert
ons begrijpen, hoe de Bolsjewistische revolutie in
Rusland mogelijk werd. Peter de Groote hanteer
de met vrijgevigheid de knoet en zag er niet
tegen op een ontzaglyk bloedbad aan te richten,
waarin hy zelf een werkzaam aandeel had, om
de Strelitzen, de partij, die het op zijn ondergang
gemunt had. te vernietigen. Maar geen Czaar of
Czarina na hem is in staat geweest met welke
goede bedoelingen zy hun regeeringen ook be
gonnen om een milder bestuur ingang te doen
vinden.
Er zijn Czaren geweest, die zich tot ideaal hadden
gesteld een eind te maken aan de schandelijke
onderdrukking der boeren, die door de grootgrond
bezitters als slaven werden behandeld, maar on-
dergrondsche intriges maakten het steeds wéér
onmogelijk deze idealen tot verwezenlijking te
brengen. Schatten geids hadden de beste vorsten
noodig om invloedrijke hofdignitarissen aan zich
te verbinden. Dan werden de boeren bij duizenden
tot lijfeigene verklaard en daarmee waren dan de
begeerten der intriganten weer voor een oogen
blik bevredigd.
Heel het Russische hofleven is eigenlijk niet
anders dan één keten van zonde en ongerechtig
heid. De man intrigeerde tegen zijn vrouw en
verdreef of doodde haar; soms ook (Katharina II)
wist de vrouw haar man onschadelijk te maken
en zelf de tijdelijke gunst der grooten te verwer
ven. De ouders beklaagden de kinderen en de
kinderen trachtten de ouders van den troon te
stooten of werden gedwongen een optreden tegen
de ouders te sanctionneeren (Alexander I) op ge
vaar af anders zelf ter dood gebracht te worden.
Gruwzame en schier onmogelijk te achten vertoo
ningen hebben in de Czarenfamilie plaats gevon
den. Als Katharina II op sterven ligt, die ruim 34
jaar het bewind in handen heeft gehad en Rusland
tot groote invloed in Europa heeft gebracht, laat
haar zoon Paul, dien zy te onterven dacht, het lyk
van zijn vermoorden vader Peter III opgraven en
op een troon zetten. Hij drukt het den scepter in
de hand m zet het den kroon op het hoofd,
waarna alle aanwezigen eerbiedige hulde hebben
te brengen aan het lijk van den man, die door
een gunsteling van zijn vrouw een menschenleef-
tyd le voren is ter dood gebracht. Daarna worden
beide lijken (ook Katharina was inmiddels gestor
ven) opgebaard in het paleis en op de rouwband
de freule heeft me verzekerd, dat c. a- -
haast bij 't werk was. Als ze het over 'n maand
maar had, tegen dat het goed begint te zomeren.
Nu, toen heb ik eerst de kanten robe van mevrouw
Heemsveld onderhanden genomen. Als ik mij wat
rep, kan ik die vanavond nog best klaar krijgen,
om morgen weer een nieuw stuk te beginnen".
„Reppen, dat is niets gedaan Wees maar voor
zichtig met dat overhaaste werken Je weet, wat
de dokter van rust en ontspanning gezegd heeft".
„Rust, kalmte. Nu ja, mooie woorden voor men-
schen, die van hun rente leven".
„Toch verkeerd, om met de gezondheid te spelen,
kind; later moet je dat bezuren. Maar nu moet ik
heen; eerst voor mijn bloempjes gezorgd, anders
verleppen ze nog in mijn handen. Kom nu ook
Weemoedig schudde Lize het hoofd, terwijl zij
het bezorgde moedertje zag wegsloffen.
Hoe weinig vermoedde zij nog, het goedige
vrouwtje, welke meedoogenlooze ziekte het teere
gestel van haar dochter had aangetast, dat voor
haar alle hoop op een zonnige toekomst van
liefde en geluk voorgoed vervlogen was. Ja, zelf
gevoelde de lyderes het maar al te goed; zij zou
niet dikwijls meer de boomen zien groenen, den
jongen bloesem zien ontluiken.
De gure avondwind bracht haar moeders ver.
maning helder te binnen, 't Was waar
mocht hier niet blijven, 'n Droge kue^ lie wwr
eivi benauwdheid scheen te voors^'160' deed het
meisje den zakdoek aan rf*»» mond brengen. Op
den drempel wendde zij zich nog eens om.
Als 'n liefkoozing gleden haar blikken over de
bloesemknoppen, die slechts het warme, stovende
zonlicht wachtten, om spoedig hun volle, rijke
kleurenpracht van wit-rose tusschen diep blader
brons te ontvouwen.
Een wereld van liefde en lijden spiegelde zich
in dien blik. „Ach, God. die dag, die schoone dag.
toen ik nog gezond en krachtig, vol van frisschcn
levensmoed was
Ik zou nog zoo zyn. als hij my niet zoo onver
wacht verlaten had, hij, die de liefde in mijn hart
wekte, wiens tegenwoordigheid mij even onont
beerlijk
als zonneschijn voor jonge bloe-
in.
die de kisten omslingert, staan de woorden „In
het leven gescheiden vereenigd in den dood".
Vijf jaar later wordt ook Paul I vermoord, verra
den door den man, die de eenige was in het rijk,
aan wien hy zyn vertrouwen schonk.
Diep tragisch is de figuur van diens zoon Alexan
der I (de gezegende), de tegenstander en over
winnaar van Napoleon, die levenslang wroeging
ondervindt van het feit, dat hij noodgedwongen
zijn toestemming gaf om tegen zijn vader op te
treden en zich bereid verklaarde om den troon te
bestygen Met inspanning van alle krachten
heeft hij gepoogd zich geheel te wijden aan zyn
volk en aldus boete te doen voor het groote kwaad
mede in zijn naam tegen zijn vader bedreven.
Verkeerd begrepen en tegengewerkt door de
hofadel, vindt hij in de eenzaamheid van de Kau-
kasus zijn einde, verteerd door somberte en wroe
ging-
De golven van revolutie en liberalisme van de 19e
eeuw lieten ook Rusland niet geheel onbewogen.
Verschillende Czaren zyn in hun jeugd te gast
gegaan bij de revolutionaire schrijvers van
Frankrijk uit de 18e eeuw; zij zijn hun regeering
begonnen met het vaste doel schandelijke misbrui
ken op te heffen, maar altijd weer bleek het, dat
hun kracht te kort schoot en waren zij genoopt
er op bedacht» te zijn zoo goed en zoo kwaad het
ging hun eind op natuurlijke wijze te halen. Zoo
werd de bodem rijp gemaakt voor het verschrik
kelijke communisme, waaronder het Russische
volk nu al meer dan 20 jaar zucht. Naast hun
vrijheid is hun nu ook hun godsdienst ontnomen,
wat toch voor de mystiek en bijgeloovig aange
legde Aziaat wel een moeilijk te dragen ding
moet zyn.
Het boek van Klinsky verhaalt van al deze dingen.
Het heeft geen wetenschappelijke pretentie, het
vertelt ook meer dan dat het de feiten in oorza
kelijk verband behandelt, maar dat neemt niet
weg, dat het een boek is, waarnaar veler belang
stelling uit zal gaan. Het is dit volkomen waard.
Het Is zeer rijk geïllustreerd. Een groot aantal
reproducties zijn afkomstig uit de verzameling
van den auteur zelf, die een Peterburgsche uitde
in haar elegante kamer stond, hoog de «rmen
geheven, freule Jenny Indemans en liet zich pas
sen. Met welgevallen rustte soms haar hooghar
tige blik op het teerblonde haar der naaister, die
zich, aan haar voeten neergebogen, bezig hield
om niet eenige spelden den zoom van den rok.
die nog wat veranderd diende, op te nemen.
De moeilijk te bevredigd jonge dame scheen
thans i-echt voldaan, vooral wanneer zij haar spie
gelbeeld met kennersoog opnam.
„'k Ben er uiterst tevreden over, juffrouw", be
weerde zy met gemaakt, schei-hoog keelgeluid,
,,'t Is een allerliefst ideetje en 'n keurige
coupe. Typisch, al die pruUigkleine plooitjes in
het rond, en de paarlemoeren knoopjes doen
snoezig tegen het beige laken. Ook vind ik, dat
het inodel mij om de heupen melkbaar smaller
doet schijnen, vindt u ook niet
Het maakstertje kon een klein glimla^je niet
weerhouden, terwijl de tamelijk breede gestalte
niet juist zeer gracieus op de hielen ronddol
de, met al de airs vnn een grillige, behaagzieke
modepop.
„Ja, 't kleedt u uitstekend, en och. als u even
stil wilde staan ik gelocf, dat ook die zoom
zoo in orde is".
„Opperbest, juffrouw Lize, waarlijk, ik moet u
bewonderen, de beste Parijsche costumière zou het
u niet verbeteren. Wie zou aan u, die u zelf zoo
eenvoudig kleedt en in zoo'n afgelegen huisje
woont, zeggen dat u zulke schattige maakseltjea
weet te produceeren"
„Elk ut zijn vak", meende de geprezene beschei
den. „Ik breng alleen in praktiik wat de mode
platen mij in beeld voor oogen houden".
„Of dat geen kunst is!Maar vertel mij
eens, juffrouw, waarom verstopt u zich toch in
zoo'n afgezonderde buil en wijk; zou het uw bedrijf
niet veel meer ten goede komen, indien u zich
in hel centrum der stad neerzette, verschillen
de leermeisjes in dienst nanj en een zaak op meer
grooten voet opende Mij dunkt, u zoudt spoedig
klandisie genoeg hebben; de snit van uw maaksel*
spreekt overtuigend voor u. en recommandatie
doet de rest"
Het bleeke naaistertje schudddc flauwtjes liet
hoofd. „Och, waartoe dat? Ik ben zoo ook tevre
den. Mijn gestel is niet heel sterk, ziet u; de stads
lucht zOu mij slechts schaden. En dan mijn fami
lie we zyn allen zoo gehecht aan ons frisch
buitenafje, dal we het voor geen geld ter wereld
zouden verlaten. Elk plekje heeft er zijn herin
neringen
„Dus die
Dan ove:
De Zuidhollandsche Uitgeversmaatschappij heeft
het boek zeer royaal uitgegeven, terwijl Anton
Pieck de uitstekend geslaagde band-illustratie
verzorgde
Dr J. KAtvöi^iiAiiuJ ^R.
poging lijdt onherroepelijk schipbreuk,
iets anders. Hou zoudt ge het vinden,
als ik u een nieuwe klant aanbracht, een zekere
jonge dame Schilthof
„Ik zou u niet anders dan dankbaar kunnen zijn".
Jtlaar zij komt met cm verbazend zorgeischend
werk, een bruidstoilet; zoudt ge dat aandurven
„Waarom niet Ik maakte er reeds verscheidene".
„Dus ik zal mijn vriendin over u spreken en
zeggen dat u bereid zijt
„Heel graag. Kunt u mij ook zeggen, op welk
uur ik bij haar kan komen om een en ander
nader te bespreken
30T