IN HET GOOISGH NATUUR RESERVAAT KAT-NAPPING I 1 'ilA* 1 HI®. 11 w F Een belangrijk Geologisch gebied g S. NATUUR beschouwen zonder a. te doen is als \an een schoon bouwwerk alleen het ornament te bewonderen", heeft een onzer pioniers jp natuuiopcrr^rbid schreven. En daarmede zijn wij het volmaakt eens. Wij moeten ons land niet alleen kennen aan den buitenkant, maar ook van binnen, wij moeten afweten van zijn wording en bouw. Dringen wij door in de geschiedenis van het ontstaan van onzen bodem, dan ervaren wij eerst recht in welk een merkwaardig land wij wonen, welke grootsche en geweldige natuur machten hier in een ver verleden hebben ge- heerscht. Dan zal hij met dieper belangstelling de afwis selende landschappen van ons land bestudeeren, veel wat hem eentonig en troosteloos leek zal voor hem gaan leven. En zoodra is hij niet op eigen onderzoek uitgegaan in groeven en af gravingen, of de bodem van het vaderland bindt hem met suggestieve kracht, welke nimmer meer is te verbreken. En deze band legt mede den grondslag voor een vaderlandsliefde, die elementair is. Daarom ook is natuurbescherming, in den ruim- sten zin, zooais „natuur monumenten" en ook de Natuurreservaat" die op- !t In het Gooi v\ veel meer geschreven, gelukkig, omd t uit pro fiel onderzoek en mooie zw^pf-ieenvoidsten wel gebleken een bijzonder interessant land schap dit is, en men het Gooi als een voortzet ting van dit landschap kan beschouwen, al wil len wij hiermee volstrekt niet bewer»n, dat hot Gooi een gelijksoortig beeld z.il vertonnen. Toch mag -wel worden gezegd, dat er tusschen beide deelen veel overeenkomstige element-n worden aangetroffen, zoowel wat de structuur van n bodem, als de geaardheid d aanwezige ge steen tesoorten betreft. fEen prachtig bock. os, over dit gebied handelende, is geschreven door P. van der Lijn en heet: Nedorlondsrhe Zwerf- stcenen). Hoever men in Utrecht -eeds gevorderd is, kon verder blijken uit het Geologisch Park bij Maarn. eigendom van „Natuurmonumenten", Daar vindt men in een spoorweginsnijding een zeldzame collectie zwerfsteenen bijeen, zoowel afkomstig uit het stroomgebied van Rijn en Maas als van de landen om de noordelijke Oost zee, daar allemaal bij het afgraven te voorschijn gekomen. De profielen van deze bodemontsluiting zijn meermalen uitvoerig beschreven, ook door buitenlanders en hebben dus onzo kennis zeer vergroot. Schitterend valt hier waar te nemen hoe de oude dcltabodem door het land ijs is opgestuwd. Hier en daar staan de oude afzettingen vrijwel loodrecht omhoog! En door al die zware steen klompen wandelend kost het toch moeite om zich het eeuwenoude landschap voor oogen te etoMen waarin machtige rivieren wellicht op ij: hol i énbrofcken «»nr hier transporteerden wnar ze vervolgens onder een dikke gletschertong werden bedekt, welhe hier lever? haar kelen achterliet. Het is nu algemeen bekend dat bet '«ooi aven ue i tij.» toeae renswaardige groeven in don tijd van dorschvloeren. Er ligt gelukkig niet alles dicht. Wij kunnen er ook een prachtig profiel bewon deren dicht In de buurt van het kocpclgraf, on langs ontgraven en thans, volgens het gevonden model, gerestaureerd. Eon bord vertelt nadere bijzonderheden. Een dikke lichtbruine lecmlaog zien wij daar voor ons; in den kuil er voor liggen talrijke dikke keien. Precies hetzelfde hebben wij elders in ons land gezien, op Texel, bij den Hoogen Berg, bij het Mirdumer Klif, op den Hondsrug, den Winscho- tergaast, bij Markelo, op Wieringen. Keileera! Voor onzen tocht door het Reservaat begon, hebben wij een kijkje genomen in het „Museum" te Hilversum. In de verzameling steenen zagen wij enkele aar dige zwerfsteenen. Ook was er een beenfragment dat veel op een wervel leek en afkomstig bleek te zijn uit een der grintgroeven. Keileem en fos sielen I Twee dingen die ons de overtuiging schonken, dat de Gooische bodem nog heel wat verrassin gen in zijn schoot bergt. Onze gedachten gaan terug naar dat heel verre verleden, toen Rijn en Maas hier in het Gooi nog vrij spel hadden, naar den prae-glacialcn- of delta-tijd. Brecde, geweldige slroomen, doorsneden ons land, de delta vullend met grint, gruis er. zand. Op zware ijsschotsen kwamen dikke steenen mee van de Rijn- en Maasgebergten. De breede Utrecttsche heuvelrij had grooten- deels haar ontstaan te danken aan dit rivier- transport; overigens vindon w'j het zuidelijk se diment ook elders, zij het soms op flinke diepte, in ons land terug, aan het oog onttrokken door lagen van Noordelijke herkomst of klei en veen. Aan of op de oppervlakte vindt men de Zuidc- Een zwerfsteen, gevonden by Amersfoort U4 c\eijs lijke afzetting o.a. bij Tinaarloo en Winschoten. Toen kwam do IJstijd niet zijn koudo en ver- boogde neerslag. Uit het Fenno-Scandinavische bergland kwam een reusachtige gletscher naar de lage landen van Oost- en Noordzee. Deze gletscher bereikte ook de delta van Rijn en Maas. Het was een enorm IJsgevnarto. Een groot gedeelte van ons land werd onder zijn druk en beweging de kwestie van het aantal ijsbedekkingen blijve hier buiten beschouwing grondig veranderd. Natuurlijk waren do eme'.twatcrboken ook al eerder in de delta ge weest, waar zij op sommige plaatsen klei had den afgpzetin de plassen en poelen, terwijl ook na het vertrek van het landijs, de bodem van het „Groenlandsche" deltalandschap door do werking van water en wind, klimaat en voge- tatio opnieuw eon ander aspect kreeg. Heel wat grondmoreenematcriaal door het landijs achter gelaten, spoelde weer weg, terwijl eveneens door tektonische werkingen in den bodem veel en velerlei veranderingen zijn teweeggebracht (denk aan de laatste „aardbeving"). Men kan zich dus gemakkelijk indenken, dat de wording van den Nederlandgchen bodem in het kwartairo tijdvak den geleerden voor tal van probleernen heeft gesteld, welke voor een zeer groot deel nog niet tot een oplossing zijn ge bracht, al weet men, sinds het pionierswerk van Staring, nl heel veel. De grootsche vcrschljnse- len, welke in het verre verleden in ons land hebben plaats gehad, staan ons echter nog lang niet helder voor den geest, nog teveel details zijn in duisternis verborgen. En dit treft ons nu wel bijzonder voor het Gooi, ofschoon dit een gebied is, dat stellig bijzonder rijk is aan bewijsmateriaal en duisterheden. In bcvattelijken vorm gesteld is ons geen pu blicatie bekend, die den belangstellenden leek een behoorlijken indruk van de wording van dit landschap geven kan, een publicatie in den geest van wijlen E. Heimans „In ons krijtland" cn Bern inks „Ons Dinkelland", om van hot boekje van Dr Bothkc, over den Hondsrug on dat van meester Dijkink over den bodem van Markelo nog maar te zwijgen. Over het Utrechtsche hemelland ie gelukkig Wie wol eens ecu wandeling heeft gemaakt van Vaik-v, n naar Huizen langs bet strand - ren Aer ni<'-do streken van ons land. maar ook een .sveeiivii, cin 1 t oud - is veel van het kleinere materiaal mei uahiaU' vermengd, zoodat men lang niet altijd zeker weet, of het gesteente daar vroeger, toen het water Aan do oude Zuiderece nog geregeld aan de steil© kanten knaagde, uit den bodem tevoorschijn ib gekomen. Wie weet voor welke doeleinden men daar vroeger grint naar toe bracht. Hoe het ook zij, een oppervlakkig onderzoek bewijst al heel spoedig, dat de slrandkcien van hctzclldo ge~ mengde karakter zijn als die van Maarn. Ook hier liggen zuidelijke en noordelijke gesteenten door elkaar, al zal een deskundig onderzoek moeten uitmaken of de verhouding tusschén beide groepen hier van gelijken aard is als in het Zuiden. Verder blijkt wel uit de wetenschappelijke zwerf- 8teenlijsten van Br Oostingh cn Dr de Beer dat er maar weinig vindplaatsen tan toch veelvul dig voorkomende gesteenten in het eigenlijke Gooi zijn opgenoemd, wnt er wel op wijst, dat het Gooi nog weinig „op zijn steenen" is onder zocht, om van profielen en ontsluitingen nog maar te zwijgen. Gelukkig wordt in deze leemt© in de laatste Jaren reeds voorzien. De bekend© amatbur-petrograaf P. van der Lijn, schrijver van het „Kcienboek", heeft met zijn groote kennia van den Utrechts :hcn heuvelrug al menigeen ter voorlichting kunnen dienen. Ook in het Gooi zijn door hem reeds aardig© vondsten gedaan, waarvan er velo in het ..Muse um" te zien zijn. Zoo zien we dus, dat het „Gooisch Natuurreser vaat" ook op geologisch gebied zeer belangrijk kan worden genoemd en ik raad dan ook ieder een aan het „Gooisch Museum", waar de resul taten van de opgruvingen enz. te zien zijn, eeng te bezoeken. Het zal zoowel don bezoeker, als den ontvanger ten goede komen I J. II. K. Een bij Hilversum gevonden „zwerver waar van het moedergesteente in Zweden voorkomt door K. Jonkhof MOEDER was erg onder den indruK. Met bezorgd gezicht vouwde zo de krant dicht, peinzend over het \erschrikkelijke nieuws, dat ze zooeven las. „Het is toch maar een vreeselijke toestand, daar in Amcrikn", zuchtte zo. „IIo" zoo?" vroeg haar echtgenoot verwonderd. Hij had de krant ook doorgekeken, maar niets gezien. Was er iets met Roosevelt en de millio naire Of waren er weer negers gelyncht „Dat stelen van kinderen I" antwoordde me vrouw met een klank van afgrijzen. Do achtjarige zusjes, tweelingen, keken angstig. Maar de \eertienjarige broer Bart glimlachte spottend, met opgetrokken wenkbrauwen. Hij had a\ lang ontdekt, dat vrouwen heelemhal niet flink zijn. „Die filmsterren zijn rijk genoeg", constateerdo vader, „die kunnen wol een tonnetje afschui ven om één van hun kinderen los tc koopen. Ze hebben er trouwens niet veel". „Des te slechter kunnen ze er één missen". Bart keek naar zijn zusjes. Annie zat te peute ren aan een haakwerkje, dat ze onderhanden had voor de handwerkles en Tilly was bezig Kees de kat t© vertroetelen. „Die kinderdieven konden hier in Nederland pok wel eens komen", zei hij met den ernst van een grooten man. „Vast om jou te stelen I voorspelde Tilly kattig. „Ik ben geen cent waard," beleed Bart met zeld zame zelfonderschatting. „Zo hebben liever knappe kleine meisjes. Maar gelukkig hebben we die niet hier in huis". „Alleen één vervélende jongen", zuchtte Tilly "-?Hg r>r «rnV eon martelarcssegezicht. Wet weet jij nou van knappe meisjes"? v.ooT' moeder, eon beetje kleineerci M.iar Bart vond het veiliger, zijn ouders tiiet wijzer tc maken, dan ze waren en gaf neen twoord. Hij wendde zich naar tiju zo er» u-schuwde „Kruip van avond maar diep onder de deken* Ze mocb lei. jullie vannacht een* uit je bed rapen'" „Uit ons b>»d rapen? Je doet alsof we eer» bandje li nikkei» zijn!" Verontwaardigd keken de twee- to cn na er haar broer. Moeder «etto gl.im- •aciicnü ecu opjo thee met een t.. voor pik ,der huisgenooten. De kat richtte zich op, plaatste voorzichtig één poqt op den tafelrand en trachtte to ruiken éan Tilly's beschuitje. „Die kat heeft juist con mui6 opgevreten. Pas op, dat bij zijn bloederigon muizenbek niet in jouw beschuitje zet". „De bek van Kees is misschien schooner dan do jouwe". „Tut, tut!" vermaande moeder. „En toen heeft hij met zijn schoone pootjes sma kelijk in den kattcbnk staan graven", vervolgd© Bart. Dat vond Tilly toch oen beetje griezelig. Met on verwacht gebaar pakte ze Kees op en zette hem op den grond. Dat vond Kees niet prettig. „Kijk hem vloeken met zijn staartI" grinnikte Bart.. Dien nacht gebeurde er niets. En den volgenden morgen ook niet. Maar toen dc familie 's middags aan de koffie tafel zat, vroeg Tilly: „Moeder, waar is Kees?" „Ik weet het niet," antwoordde moeder. Ze had het dier ook al gemist, doch met opzet gezwegen. „Hij zal in 't kleine kamertje voor 't raam in de zon liggen", voorspelde Bart nonchalant. „En dc zon schijnt niet eensl" minachtte Tilly. Haar zorg om Kees kon haar niet beletten, dezen flater van Bart behoorlijk vast te nagelen. „Bo vendien ben i.k in 't kamertje wezen kijken,", („hoewel de zon niet scheen", interrumpeerde Bart) „maar hij was er niet en ziin etensbak staat nog vol in do keuken". „Dat doen katten wel meer", zei vader gerustr stellend. „Als ze te veol gegeten hebben, vasten ze een dagje cn koincn dan weer te voorschijn". Toen Koes 's middags om vijf uur nog niet te recht was, begon men werkelijk ongerust te worden. Roepen, rammelen niet (lekkere pan netjes en underc doeltreffend© lokmiddelen bier ven ditmaal zonder resultaat, „Ik heb het wel gezegd", beweerde Bart. „Do kinderdieven zijn hier in 't land gekomen en nou zijn ze begonnen met Kees". „Bart, hou jij nou eens een keertje je mond", vermaande moeder korzelig. De ongewone brom- toon, waarop ze sprak, maakte op de tweelingen een diepen indruk. Moeder vond den toestand blijkbaar hoogst ernstig. „Ik heb al gezegd, dat katten zoo iets wel meer doen", trachtte vader zijn ontrusto huisgenoo ten te kalmcoren, „misschien zit te morgen vroeg bedaard in de keuken bij haar etensbak"* „Die zal ik dan vanavond opnieuw vullen", be loofde moedor. „Katten zijn kieskeurig". Daar bleef het bij. Do tweelingen ondergingen een onrustigen Dacht en droomden telkens van Kees. Bart sliep «Is een marmot, 's Morgens vroeg trippelden de tweelingen op blooto voeten naar de keuken. Daai* was alles onaangeroerd en stil. Kees was er niet. Het huis werd doorzocht van boven tot onder, ook de tuin kreeg een beurt. Geen resultaat, Kees bleef weg. Aan het ontbijt werd de toestand besproken. „Zullen we een klein advertentietje plaatsen?" opperde Tilly met haar bescheidenste stemmetje. „We kunnen het laten omroepen in de radio", viel Bart haar met overdadige goedheid bij, „als S.O.S.-bericht of door de Politie". De zusjes keken versteld. Bart ging onverstoor baar verder: „De Commissaris van Politie, in opdracht van do lieftallige eigenaressen, ver zoekt opsporing en voorgeleiding van een zwar ten kat met witte pooten, luisterend naar den naam Koos, die sedert gisteren spoorloos is. Sig nalement: muizenhek, kattcpootcn, vloek- etaart. „Bart, hou je mond!" sommeerde vader De zussen keken triomfantelijk. Do beraadslaging werd voortgezet. De kosten van een advertentie vormden het punt van over weging. Ten slotte werd besloten, ,;Ccn kleintje" te plaatsen onder goedkeuring van vader, die de financieéle zijde voor zijn rekening nam, ter wijl moeder zorgen zou voor de redactie cn dc zusjes voor de expeditie. Voor d't laatste bood Bart welwillend zijn dienst aan, onder voexr- waarde van gebruik van mocdere rijwiel, doch dat vond geen waardeering. Tegen den avond word de krant met verlangen tegemoet gezien en dadelijk geopend. De ad vertentie ging van hand tot hand en eer een uur verstreken was, kenden de zusjes den inhoud van do advertentie vlotter, dan ze ooit hour aard- rMVoVundeles gekend hadden. Toon" word er gebeld. Het was een plechti oogdiblik toen do deur open ging. en een armoedig g» kleed© man iuet Kce.« in zijn armen lich aanmolède „naar aan leiding van de advert onsje". Kees 'verd hem dadelijk door do zusjes ontno men cn binnen scbra<M -vaar hij ceret a gstig rondkeek en toen dankbar begon tc «pinnen. Moeder liep naar de voordeur -mi noodde den man in den geng. 2e verontschuldigde de mcis- jiia, loop te zeggen: „Die kinderen zijn zoo op getogen, dat ze u aan de deur lattin staan „Ja, mevrouw, dat kan ik begrijpen, mevrouw," glimlacht© de man goedig. „Hoe Is het gegaan?" vroeg moeder, eensklaps zakelijk. „Waar hebt u Kees gevonden?" „Dat zal Ik u zeggen, mevrouw, lk liep in de buurt, mevrouw, toen zag ik drie tan die groote leclijkc honden, dio een poes bedreigden. Het dier was radeloos van angst. Dat kon ik niet aanzien. Toen heb ik hom mee naar huis geno men. Ik dacht, misschien kom ik wel te weten, wie de eigenaar is, dan kan ik hot dior terug geven". „Dat is aardig van u", zei moeder, inmiddels in gedachten overwegend, wat ze verder doen moest naar aanleiding van dc in haar adver tentie voorkomende formule: Tegen belooning térug te bezorgen. „Wij zijn allemaal heel blij, dat hij tcreöht is", vervolgde zc dankbaar, om dat zo juist bedacht, dat. oprecht dankbetoon al reeds een groote belooning is voor een eerlijk menschenhart. De brave vinder reageerde echter niet hcclemaal zuiver, toen hij antwoordde: „Het is een lief dier, mevrouw, ik had hem graag gehouden, graag, cn de kinderen waren ook dol op hem, ma'ar ziet u, ik ben al lang werkloos en kin deren hebben veol noodig, dat weet u wel, u hebt zelf ook kinderen, en dan nog een ko6tgange* er bij, dat gaat niet, dat begrijpt u wel, du* toen ik de krant doorkeek, om te zien of er som* een baantje voor me was, flat doe ik lederen avond, toen zag ik uw advertensje „Ja, jn," knikte moeder. Ze groep haar knip stopte den armen kerel een gulden in de hand* Dat was twee kwartjes meer, dan oorspronke» lijk haar plan was. Fiffin, Kees was terecht. De stemming in huis bleef den heolen avond feeste lijk. Twee dagen later was het avontuur vergeten"* Maar op dien tweeden avond keek vader plotse ling over zijn krant heen naar moeder en vroegd „Heb je dat gelezen?" „Wat?" „Van dio vermiste katten!" Daar was aller aandacht dadelijk bij. Bart vv.-vB niet thuis. Moeder nam de krant, en de zusjes, rechts eS links van moedér, lazen mee* KAT-NAPPER De laatste weken kwam het herhaaldelijk voor, dat een huiskat plotseling verdween* Word er een briefje aan dc deur of een ad vertentie in de krant geplaatst, dan kwam een man het dier terug brengen met een aandoenlijk -verbaal van straatjongens, dio een kat mishandelden, of honden, die het dier bedreigde.! uit welke gevaren de dieren vriend de arme poes gered had. Doordat de man, die ongehuwd is en in een logement woont, zijn verhaal aanvulde met een klacht over langdurige werkloosheid, een ziek© vrouw en een gezin mot kinderen ging bij in den regel schuiven met een flinke fooi. De politie heeft de zaak in handen. De tweelingen keken op met Oroote ontsteld© oogen. „Laat Bart hot niet lezen!" zei er oen, dringend. Dat vond moeder ook. Ze nam de schaar ctf knipte het nieuwtje uit. Bart moch: het niet Dnt fiffuur wou zo de meisjes besparen. En ziclfzetf ook! 1 Aan de nagedachteni i mijn Moeder En in den ovond komt gij met or praten, met elk van ons, en legt Uw IU hand zacht op ons hoojd, er. na blijft steeds de adem Uwer liefde ons verwant. Wij weten dat gij nimmer kunt vergeten dit broos geluk: ons lieve, oude huis. Gij moogt thans eeuwig 't Brood des Levens eten, maar in den avond, Moeder, komt gij bij ons thuis. Wanneer de dag verglijdt in schemeringen om alle dingen, die ons heilig zijn, dan hooren wij U soms heel even zingen, en weten dat wy bij U veilig zijn. Want in den avond gaan wij met U praten en zeggen U heel zacht ons lieve leed. Wij weten dat gij nimmer af kunt laten van ons te houden, Moeder, zoo gij vroeger, deedt. MARTIN BRUYNS f)e Maasby Rotterdam (Foto H. S. Treffers, Hillegersberg)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 12