f-s ï-r-rM Mj AJLLm 2s c -/ I n In de Hertst Reeds daalt met een omwolkt gezicht de zon vroegtijdig neder, en later toont haar zwakker licht zich aan den hemel weder. Het schoon seizoen is heengesneld, en reeds wordt op het dorre veld de ruwe storm vernomen. Het laatste bloempje neigt ter aard en d'adem van de herfst ontblaart de schaduwrijkste bomen U, die ons steeds ten Vader zijt, U blijven wij verwachten, al nadert 's levens wintertijd, al slijten onze krachten. Ook in die herfst des levens zal ons hart bij smart of ongeval niet vruchtloos op U bouwen. Gij blijft de ouderdom ten staf Gij blijft tot aan, tot over 't graf in Christus ons vertrouwen. WILLEM BILDERDIJK. Een Jertelling uit de MobHisatiehjjd. Door J.StlOEP. 44) DE ene brief is van thuis, 't adres is door Henk geschreven. De andere brief is van een collega van 't kantoor. Natuurlijk gaat de sergeant eerst de brief van thuis lezen. Hg moet even glimlachen als hij de envelop heeft geopend. Wat hebben ze deze keer weer hun best gedaan, 't Is een grote brief van zgn vrouw, maar ook de kinderen hebben er wat bijgeschreven. Henk een hele bladzij, Kees en Janny ieder een halve. Snel vliegt de sergeant de regels door. Gelukkig, alles gaat goed. Wat leuk dat oom Gerrit uit Driebergen even is geweest, en Janny schrijft dat ze met de kerstvacantie daar weer mag gaan logeren. Dat zal wel leuk voor de kleine meid zijn, ook deze zomer had ze 't er uitstekend naar haar zin. Maar 't duurt bijna nog twee maanden voor 't Kerstmis is. Wie weet hoe dan de toestand is, in Europa en ook hier in 't eigen land. De oorlog tussen de grote rijken wordt steeds feller. Nu weer dreigt 't mis te lopen tusssen Rusland en Finland. Als God 't niet verhoed, zullen ook deze twee landen worden meegesleept. In gedachten tuurt de Koning weer naar buiten. De stille landweg ligt daar eenzaam en rustig onder de wijde herfsthemel. Castor koestert zich nog steeds in 't lekkere herfstzonnetje en op 't erf van boer Harmsen kakelen de kippen. En de Koning moet er opeens aan denken hoe nu op ditzelfde ogenblik in andere landen de oorlog woedt. Zal de oorlog nu net als vijfentwin tig jaar geleden Nederland voorbij gaan Of zal hij straks ook onze grenzen overschrijden Gedu rig weer komen deze gedachten in hem op. En uit de brief die hij nu in de hand heeft blijkt, dat ook zijn vrouw telkens met die vraag bezig is: zal 't vrede blijven of zal Nederland straks ook voor zijn vrijheid en onafhankelijkheid moe ten vechten De sergeant denkt weer aan zijn kerkgang op de laatste Zondag. Met zijn collega is hij op de fiets naar 't oude dorpskerkje gegaan. En ze hadden geluisterd naar de preek van den ouden dominee, wiens tekst was: „Werpt al uw bekommernissen op Hem, want Hij zorgt voor u." Ja, dat is een grote troost en een heerlijke bemoe diging. H ij zorgt, de almachtige God, die in Jezus Christus onze Vader is. Hij zorgde in 't verleden, in Zijn hand zal ook de toekomst veilig zijn. Dan leest sergeant de Koning de andere brief, dio de post hem bracht. Op 't kantoor blijft 't goed gaan en de briefschrijver brengt hem van allen de hartelijke groeten. Als hij straks z'n twee dagen verlof heeft, zal de Koning probeeren weer eens even op 't kantoor te gaan kijken. Dat vinden de lui leuk en 't doet hem goed al die oude be kenden weer eens de hand te kunnen drukken. Maar nu weer aan de arbeid. Erg voorspoedig Is hij deze morgen niet, gedurig weer is er wat dat hem van 't werk afhoudt. Hij bergt de brieven op, grijpt z'n pen en regelmatig komen weer nieuwe cijfers tussen de lijnen te staan. Een kwartier, een half uur gaat 't goed. Als hij zó een poosje kon blijven doorwerken, komt 't werk vóór 't middageten wel klaar. „Jopie!" klinkt een stem van buiten. „Jopie!" 't Is de boerin, die haar kind zoekt. De sergeant moet even glimlachen. Wat zou de kl«- Ae bengel nu weer uitvoeren Hij speelt zeker in de schuur of op 't erf er achter. Misschien is hij wel naar boer Harmsen, waar jonge poesjes zijn. Daar gaat hy elke dag even kijken; de boerin heeft beloofd dat hy een poesje mag uitzoeken. Maar de keuze is voor Jopie erg moeilijk. Liefst zou bij de hele kattenfamilie meenemen, maar z'n moeder heeft gezegd dat hy maar één poesje mag hebben. De Koning wordt een beetje boos op zichzelf. Hij heeft zich vergist en een cijfer op de verkeerde lijn gezet. Da's weer de schuld van Jopie Daar buiten klinkt weer dezelfde stem: „Jopie!" 't Is dezelfde stem, maar toch klinkt ze anders dan zo-even. Nu klinkt er angst in, nu roept een moeder, die ongerust is over haar kind. De Koning, schrikt van die stem. Wel tracht hij zichzelf gerust te stellen. Maar de pen ligt weer in rust en speurend turen de ogen van den sergeant over de stille landweg. Ook Castor is in zijn rust gestoord. De groote hond is opgestaan en begeeft zich naar de boerin, die al maar om haar kind roept. „J-o-p-ieI" De deur van de grote hoerenkamer wordt geopend en daar staat de boerin. Haar anders zo blozend gezicht is een tint bleker en in haar ogen staat angst te lezen. „Is Jopie soms hier geweest „Ja, maar dat is zeker al een half uur geleden. Hij zocht z'n beertje, dat we in die kist hebben gevonden. Toen is hy weer weggegaan". (Wordt vervolgd). RAADSELS L Letterraadsel Mijn geheel bestaat uit 19 letters en is de naam van een landstreek, die niet lang geleden op het water werd veroverd. Een 7 18 I 3 8 9 behoort tot de uitrusting van een soldaat. De 10 12 4 1 3 17 11 is een rivier in Zuid-Holland. Een 19 2 6 7 draagt men aan de vinger. In elke stad vindt men meer dan een 14 16 8 5 6. 13 15 10 10 3 16 vindt men vaak op zolder. II. Woorden omdraaien Sommige woorden kan men van achter naar voren lezen en dan is 't weer een goed woord. Hier zijn vier voorbeelden, die je maar fgpis moet opzoeken dryft op de melk; omgekeerd is 't een kleurling. Eenis zwart; omgekeerd valt 't uit de wolken. Een is een vrucht; omgekeerd is 't een stuk chocola. is een ander woord voor twee; omge keerd groeit 't op 't land. Zo zijn er nog veel meer woorden. Zoek er zelf ook eens een paar op. Het schaduwspel Een ottd spelletje, dat altyd weer nieuw blijft m EEN leuk spelletje, dat bijna in de donker ge beuren moet. Dat komt dus in deze tijd, waarin wc verduisteren moeten, goed van pas. Luister hoe we 't doen moeten. Tussen twee kamers wordt een wit laken gespan nen. In de ene kamer bevinden zich de toeschou wers, in' de andere kamer de spelers. De ene kamer is donk t, in de andere brandt een kaars licht. Tussen kaa/s en laken bewegen de spelers Zich zo, dat Kun schaduwen op Ket doek vallen en in de andere kamei voor de toeschouwers dui delijk zichtbaar zijn. Nu kunnèn op het laken verschillende levende tableaux uitgevoerd wor den. Een heel grappige is b.v, die van dokter en patiënt. De patiënt zit op een stoel, en spert zijn mond open. De dokter, die zijn maag schoonhaalt, steekt (zo lijkt het althans op het laken) zijn hand en arm in de keel van den patiënt en haalt er in schijn allerlei dingen uit, die hem stiekum door een derde (achter de patiënt) worden aangegeven: een halssnoer b.v., een hamer, een vork enz. De patiënt moet een goede keel hebben, want hij moet schreeuwen, steunen en wat al niet. Do dokter moet goed oppassen, dat hij het schaduw beeld der voorstelling door een verkeerde bewe ging niet bederft, en al doende de patiënt moed toespreken. Hij mag niet schokschouderen of mee- lachen, wanneer er uit de kamer der toeschou wers een gebrul opstijgt. Probeer 't eens op een verjaarspartijtje! Je zult er succes mee hebben. Roodkapje en de wolf Zaterdag 28 September No 35 Jaargang 1940 MET dit aardige plaatje kun je twee dingen doen, die je veel plezier zullen geven. In de eerste plaats moet je aan je kleine broertje of zusje dit plaatje laten zien en 't aardige sprook je van Roodkapje en de Wolf er bij vertellen. Dat is een aardige oefening en de kleine kleuter zal je er zeer dankbaar voor zijn. Probeer 't maar eens. En dan is dit plaatje ook zeer geschikt om 't na te tekenen. Maar dat valt niet mee, gelijk je ondervinden zult Doe je er best maar eens op. Kruissteekjespatroon Deze week een aardig werkje voor de meisjes. Drie voorbeelden van een kruissteekjespatroon. Nummer 1 is een reuze grappig eendenpatroontje. De hokjes zijn sterk vergroot, en je moet ze zelf maar uittellen. Ieder hokje is dan een steek zoals je wel begrepen zult hebben. Wat de kleuren betreft wil ik er niet veel van zeggen. Je neemt kleuren die je hebt, alleen wordt het een rare vertoning als je het jonge eendje b.v. blauw of rood zou maken..,. Voorbeeld 2 is heel aardig voor een divankussen. Het is ook vrij eenvoudig al is het iets ingewik kelder dan voorbeeld 3. Uit handen geven Op den berg des Heeren zal 't voorzien worden. Gen. 22 14b. DE spankracht van het geloof, waarover Abraham beschikte, toen van hem het bövertmenschelyke gevraagd werd, vond haar bron in een schijnbaar hoogst eenvoudige overweging: hij gaf zijn zaak uit handen, en daarna in handen van Zijn hemelschen Va der. Maar deze geloofsdaad lag naar twee kanten aan de grens van voor ons besef hoogst gevaarlijke mogelijkheden. Wij kunnen iets f r< uit handen geven in de wanhoopsstemming Van: daar kan ik niet tegenop, dat gaat boven mijn krachten, ik geef het op, God zegene dé greep. En tweedens kunnen wij iets uit handen geven in verbeten bitterheid: ik heb gedaan wat ik kon, ik ben aan 't eind van mijn krachten, ik leg de riemen binnen boord en nu is het voor Gods rekening. Tegen beide gevaren men zal ze allicht in eigen leven kunnen herkennen bevat onze tekst het afwendmiddel. Als wij die weinige woorden nauwkeurig en langdurig bezien, gaan ze leven, gelijk menig Bijbelwoord, waarin door veelvuldig gebruik de beeltenaar van zijn hemelschen oorsprong vervaagd is. Op den berg des Heeren daarmee is als met één ruk het niveau van aardsche en men- schelijke invloeden verlaten, en vervangen door een hoogte, waarheen we van verre sta ren kunnen (nadat we eerst twee dagreizen verwijderd zijn van onze aardsche denksfeer, vs. 4) en bij het bestijgen waarvan we alle menschelijke steun moeten achterlaten (vs. 5). Reeds dit zet ons voor een niet vleiend Spiegelbeeld. Want dat wil wat zeggen: elke gedachte aan eigen mee-doen te verbannen, het voorzienigheid-spelen absoluut te staken, alle resten van bezorgdheid te verwijderen en met grimmige zekerheid vast te stellen: noch bij mij zelf, noch bij eenig mensch, noch in mijn geest, noch in de wetenschap, noch in de techniek, noch in de bedwelming, noch in de occulte gebieden, nergens en bij nie mand is een afdoende voorziening te vinden. D(e kan alleen plaats hebben op een hoogte, waar ik niets, maar dan ook niets te zeggen héb. Het tweede gedeelte der tekstwoorden bevat ook een voor ons hoogst noodige vingeraan wijzing. Er staat eenvoudig: het zal voorzien worden. Niet wanneer, en niet hoe, en in elk geval: 'buiten ons toedoen. En, daarvoor is het des Heeren werk: volkomen afdoende. Zoodat we, na de oplossing of de uitkomst, de uit redding of de overwinning maar niet meer moeten pogen, het toch weer met eigen han den af te werken. Als wij instemmen met die bekende woorden: „Wat God doet, dat is welgedaan", dan komt dat voort uit de er kenning van den volgenden regel: „Zijn wil is wijs en heilig". Zal nu de troost van het met zooveel Godde lijke kracht èn liefde geladen toV«?twoord ons ten volle geworden, dan moeten we er Gods daden en wegen Ondoorgrondelijk zijn Gods daden, d'arbeid van des Hoogsten hand. Hoe wij menschen peinzen, raden, 't is te hoog voor ons verstand; 't Is te diep voor ons vermogen en te ver bij ons vandaan, hoe wij denken, vorschen, pogen, neen, wij kunnen 't niet verstaan! Onbegrijpelijk zijn de gangen der historie, die HIJ schrijft. Hoe wij speuren met verlangen, ons 't geheim verborgen blijft. Maar dit heeft Hij ons doen weten: 't gaat naar Zijnen Heil'gen Raad. Hij, in eeuwigheid gezeten vest Zijn Rijk dat eeuwig staat Onnaspeurlijk zijn de paden waarlangs God de zijnen leidt, die zij vroeger nooit betraden, naar het land der heerc, aheid. Maar HIJ leidt hen dat is zeker hoe en waar hun wegen gaan. Hij zorgt voor hun brood en beker. Hoe wij kunnen 't niet verstaan Onnaspeurlijk zijn Gods wegen, onnaspeurlijk al Zijn werk. Maar Hij leidt het al ten zegen voor Zijn volkHij maakt hen sterk; richt hun schreden, steunt hun voeten, helpt hen daag'lijks voort te gaan, tot zij Hem eens daar ontmoeten, waar zij heel Zijn plan verstaan. (,JLicht in Lijden") evenals Abraham moest doen de allererg ste mogelijkheden aan toetsen. En daarbij niet vergeten, dat Abraham reeds vóór hij moest overgaan tot de hartverscheurende daad, zich van Gods voorzienig bestel ver zekerd wist (vers 8), doch niet, op welke wijze dit zou geschieden. In vers 10 is duide lijk, dat hij nochtans de mogelijkheid van het voor menschelijk besef onmogelijke offer heeft aanvaard. In het geloof heeft dit dus gekund en wij zullen, hoe zwaar beproefd, niet een zwaar dere proef kunnen vinden. Dit reeds is een troost, dat de Bijbel ons met voorbeelden de allerdiepste dalen van menschelijk leed en draagkracht laat zien: Job en Abraham, en toch bewijst, dat God niet beproeft boven vermogen. Welk een somber veld van zorgen en vragen, waarin voorzien moqt worden, strekt zich voor den mensch van dezen tijd uit! Daar is de toekomst van ons land en volk, van onze Christelijke pers, van het sociale leven, van de Chr. barmhartigheid, van de voeding, van och, laten we maar ophouden, er ligt een zware nevel rondom ons. We durven niet ont kennen, dat velen zeer druk zijn met voorzie ningen of 't bedenken daarvan, welke zeer stel lig niet op den berg des Heeren kunnen ge troffen worden, wijl er nog geen eind ge maakt is aan de meening. dat het toch eigen lijk niet heelemaal zonder ons in orde kan komen. Uit handen geven blijft, ook voor den geloovige, uiterst moeilijk; de term „met me dewerking van" zit ons zelfs hier in den weg. Anderzijds, dit verleide ons niet tot de mee ning, dat we volkomen lijdelijk zijn bij de voorzieningen, welke op den berg des Heeren worden ontworpen, uitgewerkt en voltooid. Want dan zouden we vallen in een der twee gevaren, in den aanvang dezer beschouwing genoemd. Van Abraham werd immers een groote mate van medewerking gevraagd: de reis naar den berg, het hout en het vuur en ook het mes. Als hij het opheft, doet h j dat niet in wanhoop noch in verbittering, maar in het vaste geloof, dat het mes toch zijn jongen niet raken zal. Op dit spannend oogenblik neemt God hem het onvolbrengbare uit handen, omdat de bereidheid tot het vol ledige offer gebleken was. Wij kunnen er, lezers, wel zeker van zijn, dat er honderden gevallen zijn, met welke Ui£ niet eens aan den berg des Heeren toekomt»!. De oorzaak is dan, dat wij veel te veel mee genomen hebben: menschen, op wie we bou wen; de heimelijke hopp, dat gebed en tranen daar mee tellen; en de laatste vinger om het laatste draadje, dat nog met het onze ver bindt. Neen, leert ons de Schrift, op dezen berg is men tenslotte alleen, gelijk Jezus, zich van de scharen vrij gemaakt hebbenóc den berg alleen beklom, om daar Zijn VwV te ontmoeten (Matth. 14 23). Op den b«>, des Heeren, zal, zelfs in uw grootsten nood voorzien worden, maar ge moet er alleen naar toe, met het liefste wat ge hebt als of fer. Een overweldigende zegen volgt dan: Rom. 4 13 noemt Abraham: „erfgenaam der wereld" en God zelf waarborgt hem, dat in zijn zaad alle volken der aarde gezegend zullen worden (vs. 18). Alleen maar, omdat hij gehoorzaam geweest Ochtendnevel langs de Oude Rijn (Foto S. P. de Wit, Biltihovcn) 273

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 9