C6 'an Roeken en^chhtjifdhs th f{ulU>eu}iS jzeu \e «q aapaoui op si ipsvoxj ua j.^ i uuofs uap uba •juoqdooeo apuopaiz ap aoop uaSuijpuaaq wv\* Chirurg, door Prof. Dr Andrea MajocchL Zuid-Holl. Uitgevers- Maatschappij, Den Haag. IN zyn „Herinneringen van een dommen jongen** zegt Arthur van Schendel„Er zijn beroepen waar- men nu eenmaal een afkeer van heeft; de zuiveraar van stadsonreinheden wordt gering ge schat, de middernachtzendeling wordt bespot, do klokluider wordt menigmaal verwenscht, maar de doodgraver wordt geschuwd". Ook de chirurg is iemand, die men noode nadertangstig gaat men naar hem toe en als men het geluk heeft gezond afscheid van hem te mogen nemen, vervult op nieuw angst het hart voor de niet geringe decla ratie, die zich niet lang zal laten wachten. Te ver staat de chirurg met zijn verantwoordelijk en moeilijk werk van ons af, dan dat we ons geheel realiseeren kunnen de benauwende zorgen, hem door zijn ambt opgelegd. Wie op de hoogte wil komen van de moeiten, het lief en het leed van den chirurg, die leze het boeiende boek van den Italiaanschen chirurg Majocchi, dat door Mevrouw van der Hoeven in het Nederlandsch is vertaald. De wel interessante lectuur is begrijpelijkerwijs niet altijd even be koorlijk; menschen die niet tegen het lezen van narigheden kunnen, wil ik de lectuur beslist ont raden. Maar de leek, die iets meer weten wil van het verheven werk, dat de chirurgen in onze ziekenhuizen verrichten, zal met voldoening con- stateeren, dat zoo het al noodig mocht zijn door dit boek zijn waardeering voor dit verant woordelijk ambt in hooge mate stijgt. Majocchi leidt ons binnen in de groote ziekenhuizen van Milaan en toont ons, hoe daar, waarschijnlijk als in iedere groote stad, dag in dag uit met groote zelfopoffering gewerkt wordt tot heil van de lij dende menschheid. Hij laat ons zien de rozen en de doornen van het beroep, hij schetst de voor uitgang die ook op dit gebied de laatste eeuw te constateeren valt. De zegen van de narcose, waar door het lijden zoozeer werd verminderd, maar ook de groote gevaren daaraan nog altijd ver bonden. De gevaren waaraan de chirurg zich blootstelt niet alleen met betrekking tot zijn ge zondheid, maar ook met het oog op zijn burger lijke vrijheid; hij geeft frappante staaltjes van processen, die het gevolg waren van klachten die na een -chirurgische behandeling by den rechter werden ingediend door patiënten, die meenden verkeerd behandeld te zijn en straf of schadever goeding eischten. Hij brengt ons naar Lourdes, waar een zielige schare lichamelijke wrakken om genezing bidt en waar soms enkelen mecnen red ding gevonden te hebben, wat dan meestal na objectief onderzoek van den geneesheer, waarvan kenmerkende gevallen worden genoemd, louter suggestie blijkt. Ook brengt hij ons naar de slag velden van den wereldoorlog, naar het Oosten- ryksch-Italiaansche front, waar hijzelf als chirurg werkzaam was. De jammeren en ellenden die daar worden uitgestaan grijpen ons aan met groote huivering, die te heviger wordt bij het beseffen, dat thans opnieuw een dergelijke wreedheid over Europa gekomen is, wier omvang door geen mensch te bepalen is. Majocchi schreef een aangrijpend boek, dat ik wil het hier met nadruk vermelden om meer dan één oorzaak niet in handen dient te komen van onvolwassenen, maar dat voor iemand die zich van velerlei dat ook om hem heen dagelijks geschiedt, op de hoogte stellen wil, een zeer aan bevelenswaardig boek mag heeten. Gejaagd door de wind, door Margareth Mitchell. Zuid-HolL Uitgevers-Maatschappij, Den Haag. De Zuid-Hollandsche Uitgevers-Maatschappij heeft voor de tweede maal in 1939 een grootsche uit gave ondernomen. In het begin van den zomer verscheen als „De geschiedenis van het geslacht Bjémdal" een complete uitgave van de trilogie van Gulbranssen; thans verschijnt in luxe band van reebruin Buffaleer een volledige uitgave van de trilogie van M. Mitchell „Gejaagd door de wind". In drie Zondagsbladen in de maand Juni 1938 heb ik uitvoeriger mijn meening over deze romans gegeven. Ik volsta dus met den lezer daar heen te verwijzen. Vdbr Bibliophielen is ook dit wee» een schitterende aanwinst evenals dat met Gulbranssen's werk het geval was. De prijs is ook gelijk aan die van G.'s trilogie. Wij hopen dat de uitgever succes zal hebben met deze gedurfde onderneming in dezen moeitevollen tijd. Dr J. KARSEMEIJER. Een droevig verschijnsel DEZER dagen kregen we een brief in handen, die van een verwoed bijgeloof spreekt Het was een zoogenaamde kettingbrief. Ieder die dezen brief ontving moest hem vijf maal overschrijven, en vervolgens deze brieven naar kennissen zenden. Deze op hun beurt weer elk naar een vijftal, zoodat de inhoud van het oor spronkelijk geschrevene in al wijderen kring zou bekend worden. Hollandsche kinderen in de Oostmark. Een vroolijk groepje op het hordes van het slot Wurtemburg bij Gmunden. (Foto C. Kramer, R'dam\ En nu de inhoud. Eerst volgde dan het verzoek, dat de brief door hem of haar, die hem ontvangen zou, moest op gestuurd worden naar een vijftal andere perso- Maar voorts ging dit verzoek vergezeld van een belofte, zoo men er aan voldeed, van een bedrei ging, zoo men het niet inwilligde. De belofte was, dat het verzenden van den brief geluk zou aanbrengen. Het dreigement was, dat bij niet verzenden, een groot ongeluk hem overkomen zou. De ketting zou dan gebroken worden, en afgeknapt zyn, met al de vreeselijke gevolgen voor den geadresseerde. Ten „bewijze" van een en ander diende, dat Mijnheer X (de naam werd genoemd) korten tijd na het doorsturen een groote som gelds ont vangen had, en Mevr. IJ, toen deze het niet deed, al spoedig een ernstig verlies te lijden had. Het briefje eindigde met een hernieuwde aanma ning, waarna de slotwoorden „vertrouw op God". Is dit niet een droevig verschijnsel, en dan npg wel in dezen tijd?, zoo lazen wij in „De Heraut". In het reinste bijgeloof meent men, dat er geluk en voorspoed in gelegen is, wanneer men een der gelijke ketting voortzet, en er rampen komen bij z.g. verbreking. Men heeft dus zelf zijn levenslot in handen. Het is zoo eenvoudig om zich veilig te stellen voor de toekomst. Alleen maar even schrijven. O, wat een geluk dat die brief juist u bereikte En dan, om er nog een godsdienstig tintje aan ta geven: „vertrouw op God". Alsof niet door het voorgaande dit vertrouwen op God als onnoodig vVerd afgewezen. Gruwelyk dat menschen tot zulk een dwaasheid vervallen kunnen. Ze leggen, en dat is juist het bijgeloof, een ver band tusschen enkele gewone verrichtingen van den mensch, hier dit briefschrijven en buitenge wone gebeurtenissen in het leven van dien mensch. 't Is hetzelfde als wanneer een gewoon getal der tien als een ongelukaanbrengend getal wordt ge meden, en een gewoon poppetje achter in de auto als ongelukwerend wordt beschouwd. Dezulken, die aan al deze dwaze, en in wezen sata nische, God den Heere in Zijn eer als Beschik ker van lot en leven aantastende dingen meedoen, leven niet uit het geloof, ze hebben naar hun eigen gedachte meer noodig, ze doen er wat bij, bijgeloof. Laat ons nimmer aan deze zotternij en Godsver zaking mee schuldig staan, maar in. fier geloof alles, wat de wereld aanprijst ter verkrijging van geluk, van ons werpen, zooals Paulus op het eiland Malta de adder van zich afschudde in het vuur Door deze dingen herhaalt de satan zijn verzoe king, waarmede hij den Heere Christus verzocht heeft: „Ik zal u alles geven, wanneer gy neder- vallende mij zult aanbidden". Maar de Heiland zegt: „Mijn vrede geef ik u, doch niet gelijk de wereld hem geeft, geef ik hem u. Uw hart wordt niet ontroerd. Gijlieden gelooft in God, gelooft ook in My." Geluk zal hij ontvangen, ja zelfs zal hy welgeluk zalig, d.i. vol van geluk zijn, die enkel op den Heere zyn God vertrouwt, die alleen Hem aanbidt. Niemand late zich door verwarde tijdgeesten af brengen van het rustpunt des geloofs. Wyzen we elke verzoeking af, die poogt ons over te halen naar het concentratiekamp van den dui vel. En leggen wy ons gerust ter neder in de stad Gods. In het eerste is men gevangen. Als inwoners van de tweede zyn we waarlyk vrijl Vaders handen VADERS handen. Ze liggen naam elkaar op hot witte laken, bruin en verweerd, de lin kerarm iets meer gestrekt dan do rechter, de vin. gers half geopend; zooals ze gegroeid zijn naar do steel van de schop, zoo liggen ze nog op het doodsbed. O, Bartje kent die handen. Hij heeft er als kleine jongen al stil naar gekeken, met be wondering en met afschuw. Hij hoeft ze gevoeld aan zijn lichaam, die handen als mokers, wan neer hij ondeugend geweest was. en ook wol on verdiend. Maar ze hebben hom ook gedragen, toen hij klein was hij heeft in die groote han den geslapen als in een bed. Ze hebben hem ecna uit do sloot gered, toen hij bijna verdronken was. Ze hebben zich ook een enkele maal zogenend op zijn hoofd gelegd. En ze hebben voor hein go- werkt. Zie, hoe zo voor hem heibben gpwerkt, voor hem en voor de anderen. Hoe breed zijn vaders handen, hoe misvormd door het werk, door littcckens on bulten en schrammen. Het vuil van do aarde ie ingegroeid, dat heeft moeder Gees so niot weg kunnen wassohen. Schoppen zijn het geworden^ klauwen zijn het geworden met versleten nagel* met een eeltlaag rn kussens erop. Hoeveel cen tenaars hebben die handen getild voor vrouw en gezin? Hebben zo bijna de halve aarde getild? Vaders handen.... die waren het voornaamst* van vader. Zijn woorden waren niet veel; zijn oogen waren somher, maar zijn handen, daarin staat zijn heele loven gegraveerd. Ze heblmn zioK niet meer gevouwen dan noodig was en ze hebben zich vaak opstandig tot een vuist gebald, tot non ijzerharde hamer tegen de boeren en tegen het werk. Eens hebben ze zelfs een trotschen boer de deur uitgeslagen, toen die er slavenhonden taj .wilde zien. En toch hebben ze zich weer gehoor» zaam omsloten om de schop te vatten altijd weer en hebben ze gestreden en gezwoegd «n gegraven in de aarde, om aan don avond bet blanke brood te kunnen vasthouden en uit t« deelcn aan de kinderen. Nu liggen ze dood en het schijnt, alsof ze nóg vragen orn de schoft om te mogen werken voor het gezin. Bartje streelt die handen, die pooten van bet menschdier, dat vader was. De witte baren zijn als stoppels zoo bard. Hij ziet zijn eigen handen •r bij twee paar handen liggen naast elkaar op het laken, van den ouden arbeider en van den Jongen. Het zijn dezelfde handen. Wat smaller nog en wat slanker die van Bartje, wat lichter» bruin en niet zoo misvormd. Maar eens zullen zo ook zoo worden. Zulke handen zal Bartje hebben als bij op zijn doodsbed ligt Vaders handen.... Nu rusten ze, voorgoed. Nn zullen ze stof worden in het stof, dat ze bo» werkten. Hoe zei vader het vroeger? Een mensch' wroet net zoo lang in de aarde, tot hij zich de aarde in heeft gewroet.... Bartje vat die handen in de zijne. Hij heeft *0 dikwijls vervloekt als ze hem sloegen. „Vader vergeef, dat ik het durfdel"..„ Hij streelt ze nu, maar hij heeft ze nooit bij vaders leven ge streeld. „Vader, vergeef. En vergeef liet ook', dat ik u jarenlang heb vergeten en mijn eigen weg ben gegaan, slechts mijn eigen geluk heb gezocht".... Nu groeit er toch een heet verdriet in Bartje een vlijmende smart om de handen van zijn va der. Hij buigt zich over hot bed en zijn tranen vallen op die handen en liggen te glinsteren in het licht van do lamp tusschen de dikke aders, (Uit het mooie boek van Anno de Vries: „Bartje zoekt het ge)uk"( Uitgave van G, W. Callenboeh te Nijkcrk), Druiventijd NU de druiven niet duur zyn, moeten we daarvan profiteeren. Een heerlijk toetje kunnen wc bereiden van één pond druiven met een halve liter yoghurt. De druiven worden geschild, ontpit en fijn gemaakt. De nu verkregen moes wordt door de yoghurt geroerd met 75 gram suiker cn twee fijn gestamp te beschuiten. Het is aardig dit gerecht in glazen op te dienen, en deze te garneeren met wat ach tergehouden druiven. Het volgende schoteltje is ook niet te versmaden We beginnen met een halve liter melk te koken, waarbij wij iets minder dan drie glad afgestre ken eetlepels suiker voegen en een snufje zout. Vervolgens worden van twee eieren wit en dooiers gescheiden, de dooiers gladgeroerd en successie velijk bij de maizena gevoegd. Een weinig koude melk zorgt er voor dat een glad papje ontstaat. Giet nu de kokende melk voorzichtig bij het papje, en breng daarna de massa al roerende weer aan de kook om haar dan enkele minuten te laten doorkoken. Wanneer de vla iets afgekoeld is wordt een gedeelte hiervan in een vuurvast schaaltje gegoten, en op dit laagje komt een laagje druiven, weer vla, dan weer druiven, enz., zóó dat de bovenste laag uit vla bestaat. Dan klop pen we het eiwit stijf met een weinig suiker, en leggen dit er bovenop. In den wannen oven laten we het geheel tenslotte een licht bruin korstje krijgen. Men kan ook de vla en druiven laag om laag in een glazen schaal doen en garneeren met achter gehouden vruchten, De eiwitten gebruiken we dan voor iets anders, en de oven blijft dicht. Wie in het bezit Is van een vruchtenpers kan druivensap maken als volgt Wasch tien pond druiven meerdere malen in tel kens schoon water en pers ze uit. Vermeng het verkregen sap met het gezeefde sap van drie 'citroenen, en vul in heet sodawater schoonge maakte en daarna omgespoelde inmaakglazen met de vloeistof. Sluit deze met uitgekookte gummi- ring, deksel en beugel of knip, en plaats de flesschen in den steriliseerketel en vul deze met koud water. Het water in den ketel wordt op een temperatuur van pl.m. 80 graden Celsius ge bracht en moet dan ongeveer drie kwartier con stant blyven. Men laat vervolgens de flesschen wanneer ze uit het water gehaald zijn, afkoelen en bewaart het sap op een koele plaats. Niet ver geten regelmatig te controleeren of de deksels niet loslaten. Wat kinderen zeggen JA hoor, ze komen los, de verhalen over wat kinderen zooal zeggen. We beginnen ditmaal niet met een lezeres, maar met een lezer. Nu, ook de lezers zijn hartelijk welkom in ons Vrou wenblad, mits ze slechts hun "tol betalen in den vorm van een aardig voorval. Over tol betalen gesproken, onze lezer weet wat het beteekent. Luister maar naar hem I „Als rijksambtenaar woon ik reeds eenige jaren een vyftal meters van de Belgisch-Nederlandsche grens verwijderd (te Overslag). Johan, mijn oud ste, is hier opgegroeid. In het voorjaar haalt mijn vrouw een zomerhoedje van '39 te voorschijn en bedenkt, dat aan de overzyde, in België, een hoe- denmodiste woont, die voor een paar centimes met een strikje en een bloem aan dit hoedje won deren kan doen. Via het Nederlandsche douane kantoor, langs het Belgische kantoor, wordt het oude ding uitgeklaard. Mijn vrouw is blij met de toezegging „Morgen klaar". Den volgenden mor gen loopt Johan mee, en myn vrouw ziet, dat er een plaatsvervangend ontvanger op zijn „troon" in het Nederlandsche douanekantoor zit Het hoedje bleek een wonder. Terug in Neder land in het grenskantoor beduidt mijn vrouw den ontvanger, dat het een oud hoedje is, dat het ding den vorigen dag is uitgeklaard, en al wat verder noodig is om den ambtenaar maar te doen begrij pen, dat hij uit haar portemonnaie weinig con tanten naar 's Rijks schatkist zal overhevelen. Doch al deze dingen interesseeren Johan niet. Hij ziet alleen dien mooien hoed in moeders handen. Ook heeft hij de verheerlijking van dat dopje bij de modiste gehoord. Bovendien heeft hij ook zoo lang gezwegen. En als de ontvanger zegt, dat de zaak met dien ouden hoed in orde is, komt er Verontwaardigd uit„Ja, zeker, en 't is 'nen nieuwen hoed, zulle; 'k heb 'm zelf met mama ge kocht I" Op het douanekantoor heeft mijn vrouw het nog lang moeten hooren, dat zy een hoedensmokke- laarster was En nu is het woord aan een lezeres uit Hoofd dorp-Haarlemmermeer. Ze vertelt „Wy hebben twee kleine jongens. Mijn man is timmerman, .en dus ligt er hier en daar wel eens een stukje gereedschap, waar de kinders mee kennis maken. Zoo lag er dezer dagen, uit de overall van mijn man gerold, een drevel op den grond. (Zooals fnen weten zal, is een drevel een ijzeren boutje, waarmee men spijkers aandrijft. Red.) 'Aric, de kleinste, drie jaar oud, vond hem. Hy raapt 'm op en zegt„Kijk eens, moes, van pappa I Ik ga er mee schrijven, het is een pot lood". Ik zeg>,Zoo, is dat een potlood, vent En tot den grootsten, van zes jaar„Zeg Kootje, hie eens, „PhillJe zegt„Dit is een potlood", maar xvat vind jy „Haha een potlood lacht hij, „dat 't ie dèt nog niet weetWat is die Phillie dom I" „Nou", zeg ik, „jij weet 't dan zeker wel beter. Wat is het En met een stralend gezicht, om het wéten, keert hij zich naar mij en zegt„Ik weet het best, moes, dat is natuurlijk een vèr-timmer 1" Wij rekenen op alle lezeressen, die ons iets te melden hebben voor deze rubriek. En we hebben al laten zien, dat we de mannen niet willen uit sluiten I Men zette op de envelop of briefkaart„Vrou wenblad". Patroon Namiddagjapon NU het parool dit jaar is, zorgvuldig kiezen en onderzoeken, omdat wij in de komende maanden niet alleen doelmatig doch ook aardig en elegant gekleed willen gaan, zullen meerdere factoren in deze beslissing moeten medewerken. Zoo ziet men voor de japonnen, dat de gebruiks mogelijkheden, bij de meeste modellen, op een nauwkeurig en bewust aangebrachte wijze voor het vermaken op den voorgrond treden. Daarvoor zijn bij veel namiddagjapon nen de schouderpas- sen van ander mate riaal dan die der japonnen. Mouwen en passen zijn dik wijls van doorschij nend materiaal, of zooals hier dit model aangeeft, de stof van een lichtere kleur en de pas, ceintuur en rugwaartsche baan van donker fluweeL t. /j Geappliceerde bloe men zijn van de stof van den rok. De ap- plicatie op den pas kan desgewenscht vervangen worden door een corsage en die van den ceintuur door een gekleede gesp, waar de ruime ceintuur mee sluit. Heeft men voldoen de stof, dan kan de rugwaartsche baan van dezelfde stof ge maakt worden als die van de japon. Het model leent zich voor alle figuren behalve voor de zeer corpulente dame. De benoodigde hoeveel heid stof wordt bij de bestelde patronen aangegeven. Voor elke voorkomende maat kan een op maat - gemaakt pa troon worden be steld. Men gelieve de maten niet ruim te meten, omdat de overwijdte aan de patronen wordt toegevoegd. Men meet de volgende maten De halve bovenwijdte, van middenachter onder den arm doorgemeten tot middenvoor. De lengte, van het hoogste punt op den schou der naast den hals, over den rug, zoo lang men de japon wenscht. De taillewijdte, strak om de taille. De heupwijdte, om het breedste gedeelte van de heup, ongeveer 25 c.M. beneden de taille, glad gemeten. De voorlengte, van den halskuil tot laag in de taille. De prijs van het op-maat-gemaakte patroon be draagt 55 cent plus 7y2 cent porto, toe te zenden aan de Redactie van „Van en voor de Vrouw", adresAdministratie van ons blad. BESTELBON VOOR PATROON NR 69. Ondergeteekende wenscht te ontvangen het pa troon van de japon nr 69, waarvoor bijgaand het bedrag in postzegels. Halve bovenwijdte Lengte: Taillewijdte Heupwijdte Voorlengte Ruglengte: NAAM: ADRES: CORRESPONDENTIE. Mejuffrouw C. do B.—M. te HillegensbergTer- breggo. Het boekje „Breien en baken voor de van Hcyst cn uitgegeven bij P. Noordhoff te Gro- lagcrc school", geschreven door mejuffrouw K. ningen, kunt u wel bij don boekhandelaar krij gen. Als hij het niet heeft zal hij het graag voor u bestellen. De prijs is ingenaaid 1 0.95, Correspondentie G. K. K. te Zwyndrecht46 Ark's beschuitbons gen. M. Z. te Den Haag Uw tegoed is 104 bons, d. i. 520 punten. Welk album bedoelt u, voor D.E. berekenen we f 0.40 per 100. M. B. te Vlaardingen 125 Hille gen. J. J. W. te R'dam 115 Klaverblad gen. Mej. G. C. te Ginneken 182 D.E. gezonden, porto 20 cent. L. J. van S. te Leiderdorp 475 D.E. gen. Mevr. van G. te Maassluis Haust en Wennex voorradig, kwattasoldaatjes niet. B. de Z. te R'dam 430 Rademakers gezonden, Drostebons zijn 20 punten, hierdoor was uw saldo hooger. Mej. E. de R. te Enkhuizen 120 A.J.P. gen.. Pax en Coelingh-plaatjes zijn ongeldig. B. van H. te DordrechtPaddenstoelen en Cac tussen zijn verkrijgbaar a f 1.50, Texel a f 2.50. De albums zijn gevuld en in goeden staat. Aanvragen voor Paula en Kwattasoldi-atjes nemen we nog niet in behandeling. Wie een ruilformulier wenscht te bekomen, zend ons even zyn naam en adres. Postadres „De Ruilbeurs", H. Ido Ambacht. Practische wenken voor nu Een lezeres zond ons verschillende practische wenken, waarvoor we haar heel dankbaar z'jn. Enkele hebben we voor eenige weken zelf al genoemd, zoo b.v. bet bewaren van oude kranten, om die later als brandstof te doen dienen en ook om ze te gebruiken voor hel ver wijderen van vet Ook zwart van stoomen, schrijft ons do lezeres, kan men heel eoerl met een droog stuk papier afdoen. Dan lijkt ons nog een nuttige wenk. om de zak lantaarn, waarmee we in deze dagen wel ver trouwd raken, des nachts onder bet hoofdkussen te leggen. Niet alleen hebben we het belangrijke voorwerp dan bij de band, maar bovendien blijft op deze wijze dc batterij langer goed. Wél moeten we er naturlijk voor zorgen, dat door het be wegen van bet hoofd het lampje niet gaat branden. Want dan raakt de batterij juist op. Het is een practische gedachte om van oude kousen en sokken pols.noffen te maken. Soms is zelfs wellicht het maken van handschoenen mogelijk, vooral kinderwantjes waarbij men kan volstaan met het geven van een knip, en de rest doet de naaimachine, waarbij men deze heel grof moet zetten. Polsmoffen werkc men bij voorkeur met de hand af. Het leggen van een zoompje gaat vlugger dan afkanten. Het is ook een goede wenk, dat de scheerkwast langer goed blijft, als men haar na gebruik door den heer des buizes op een wat vochtige en tevens warme plek zet. b.v dp plaats, waar ge kookt wordt Een practisch boekje Het blijkt wel, dat het boekje „Hoe bewaar ik mijn levensmiddelen in oorlogstijd?" in een behoefte voorziet. Thans reeds verscheen de tweede druk. We hebben hier van doen met een vraagbaak, die op tal van huishoudelijke problemen en pro bleempjes uit dezen tijd het antwoord geeft en vei© moeilijkheden practisch weet op te lossen. We weten uit onzqn eigen lezeressen kring, dat zu'.ke wenken op prijs worden gesteld. Dit boekje ;s daarbij een geschikte handleiding. Het verscheen bij D. A. Daamcn's Uitvpvorsmaatschappij, 's-Gra ve rob age. Stoom- Wasch- en Strijkinrichtïng „AURORA" W. SPIERENBURG C.Wzn UTRECHT KONINGSWEG TELEFOON 11165 Postrekening No. 43430 Opgericht 1856 Geheel neer de eischen des ttjds ingericht Wascht uitsluitend met nortonweter VRAAGT TARIEVEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 10