VJZIIN c van BOEKEN en SCHRIJVERS Geul-waterval Gronseleput (Z.-Limburg) (Foto C. J. de Ruiter, R'dam.) i)r VvAfvJt Zingend staan we in den UOorTurf van titu Heiligdom En we schrijden door uw lanen Met ons kleine lampen aan en Allen bieden we dea Wachters Blijden roepDe Bruigom komt Millioenen sterren ruischen Door het hoog gespan. En we huiv'ren in de kilte Van den herfstnacht en de stilte Kwam als lood omneer gezegen Want ons zingen is verstomd. Doch mijn zwakke oogen sperren In de duisternis. Wachter, zaagt ge van uw toren Nog geen rosse fakkels gloren? Och, mijn olie zal verteerd zijn Lang voordat de Bruigom komt. FREEK VAN LEEVWEN heeft de schrijfster, door ze ons zóó te beschrijven, toch moeilijk aanvaardbaar gemaakt. Juist omdat betrekkelijk weinig personen in dit verhaal op treden, hadden de karakters veel scherper getee- kend moeten zijn. Dat had van de schrijfster na tuurlijk veel meer inspanning geëischt, maar dan had ze ook een boek gegeven, dat haar en ons meer bevrediging schonk. IK WIL GELUKKIG ZIJN I door Nelly van DijkHas. Uitgave van J. H. Kok N.V. te Kampen. EEN familieroman in 69 hoofdstukken, 344 bladzijden beslaande dat mag een heele prestatie worden genoemd. En uit de onderteeke- ning blijkt, dat de schrijfster er maar een jaar aan gearbeid heeft, 't Dikke boek is prachtig, voornaam uitgevoerd en gestoken in een lichten band naar ontwerp van J. de Vries. 't Kost heelemaal geen moeite dit boek te lezen. Wie eenmaal de lectuur begonnen is, wordt door de schrijfster wel vastgehouden. Die benijdens waardige gave bezat Nelly Has vroeger reeds en haar huwelijk is voor haar vlotheid van schrij ven, gelukkig geen belemmering geweest, 't Is een boeiend verhaal over zeer eenvoudige menschen. In enkele trekken is deze familie geschiedenis weer te geven. De letterzetter Goed- kind is voor de tweede maal getrouwd en zijn nieuwe echtgenoote ontpopt zich steeds meer als een echte feeks. Ze schijnt aan hoogmoedswaan zin te lijden en haar stille ijverige man kan 't haar nooit naar den zin maken, 't Is inderdaad een leven als hond en kat. Gelukkig Adri, de dochter uit Goedkind's eerste huwelijk, verstaat haar vader en offert zich op om den stakker nog wat zonneschijn te geven in z'n triest leven. Stiekum, zonder dat z'n wederhelft 't ook maar vermoedde, heeft Goed- kind in twintig jaar van z'n letterzetters-weekloon zes en twintig honderd gulden overgespaard „plus de rente en de rijksdaaldertjes die hij er zoo tusschendoor wel es bijlegde." Met dat geld neemt hij een drukkerijtje over. Hij zet en drukt en Adri helpt hem op alle mogelijke manier. De zaak gaat prachtig, totdat Goedkind door ernstige gewrichtsrheumatiek tot werkloos heid wordt gedoemd, 't Drukkerijtje vliegt achter uit en moet ten slotte aan Kruisman, een knecht van Goedkind, worden overgedaan. Dan trekt Goedkind met vrouw en dochter naar een armoe dige buurt, waar hij de woning boven tante Aaf gratis mag betrekken. Een droevig lot wacht hen hier, nog verergert door 't gedrag van Stien, een dochter uit juffrouw Goedkind's eerste huwelijk. Adri gaat solliciteeren, want ze wil met haar stiefmoeder niet heel den dag thuis zijn en wie zou bovendien voor haar armen vader zorgen als zij 't niet doet. Zoo komt ze ten huize van mevr. de Wed. Prof. Maandag, die een druk pension heeft. Daar leert ze Victor Manning kennen, die voor haar een groote genegenheid opvat, die wel dra in liefde overslaat. De rest loopt zöoals de lezer wel verwacht had: die twee krijgen elkaar. Dank zij de bemoeiing van Victor gaat Goedkind naar een sanatorium in Zwitserland. En daar wordt 't huwelijk van Victor Manning en Adri Goedkind voltrokken. Inderdaad, een blij einde, dat echteT de niet te argelooze lezer reeds lang vóór blz. 344 zag aankomen. Wij hebben van dit vlotgeschreven verhaal ge noten. De schrijfster hield ons zóó in bekoring, dat we zelfs nalieten zoo af en toe een potlood streepje te zetten bij een zin of een fragment waarop we wel even nader wilden terugkomen. Maar heel erg is dit verzuim niet. Er zijn bezwa ren, die ook zonder aanteekening den critischen lezer wel bijblijven. Daar is in de eerste plaats de titel „Ik wil geluk kig zijn", In spannende oogenblikken, ate alles tegenloopt, is Adri dat gewoon te zeggen. Dat is t ideaal waaraan ze vasthoudt met de koppig heid van haar stug karakter: ik wil gelukkig zijn. De schrijfster heeft echter de naleving van dit ideaal wel wat oppervlakkig gezien en verwerkt. In een christelijk boek, als dit toch wil zijn, mocht men iets anders verwachten. Het waaraohtige levensgeluk kan door uiterlijke omstandigheden wel eens verduisterd worden, maar daarom is 't er nog wel. Om dèt geluk te verkrijgen en vast te houden, ondanks alle levensmisère, hadden we zoo graag Adri zien worstelen. Dan hadden we in haar een mensch, misschien wel ons zelf herkend, maar nu is ze voor ons gebleven een vaag figuurtje, dat we door dit dikke boek heen zien fladderen, maar dat toch geen bUjvenden indruk maakt. De schrijfster heeft de menschen van haar roman niet echt voor zich gezien en daarom leven ze ook niet voor ons. Dat had zoo heel anders en beter kunnen zijn. Er zijn in dit boek zeker mooie bladzijden aan te wijzen, die 't bewijs geven dat van deze schrijfster goed werk mag worden ver wacht. Maar dat juist maakt ons bewaar nog grooter. Nelly van Dijk-Has moest haar werk veel meer critisch beschouwen voor ze 't aan de pers afgaf. Nu zitten we met heel wat onderdeelen, die we maar moeilijk kunnen accepteeren. We denken aan de ingetogen Adri, die met Peter Vos zoo maar meestapt om in een ordinaire kroeg te gaan dansen. Aan de moeder van Victor Man ning, die overkomt om de gedragingen van haar aanstaande schoondochter te bespieden en' 't resultaat daarvan.... in een keurig zakboekje noteert. En dan dat daverende slot, waarin alles zóó prachtig terecht komt, dat we medelijden krijgen met de arme Stien, die voor zoover we te weten komen in 't algemeen geluk niet deelt. Stel al, dat dit een „ware geschiedenis" is, dan Weerspiegeling Ondanks onze bezwaren zal dit vlot geschreven verhaal zeker door menigeen met graagte gele zen worden. In onzen veel bewogen tijd nemen velen de vlucht in een boeiend, spannend ver haal. De schrijfster blijkt met *t typografenvak aardig op de hoogte en de levensstrijd van den óngeluk- kigen Goedkind geeft ze soms roerend weer. En als we nog eens rustig overdenken wat dit boek ons gaf, dan zien we telkens tante Aaf voor ons. Die had deel aan 't échte geluk, omdat ze zich 't eigendom wist van Jezus Christus. En naar Zijn belofte vond ze dat geluk in ongekende mate toen ze haar reis door 't moeitevolle leven had Volbracht. R. Z> „Paddestoelen" PADDESTOELEN worden in dien beirfei versa* meld, doch indien men geen uitstekende kenner is, blijft het eten sleede een groot risico, in verband met de vele giftige soorten. In het bui tenland vooral in Frankrijk, worden zeer veel paddestoelen gegeten, meer' dan twee honderd soorten weet de kenner te onderscheiden. Na enkele regenachtige dagen „schieten ze afe paddestoelen uit de aarde", dan hebben ze veeï sappen en zijn vrij van Insecten. Indien men een llinke hoeveelheid heeft verzameld, zal men een deel kunnen steriliseeren. Men maakt ze dadelijk schoon, wascht ze en kookt ze 15 minuten vóór in een emaille pan. Vervolgens vult men goed schoon! gemaakte glazen met de paddestoelen en giet er het gezeefde kookwater alsmede een weinig zout bij. Glazen sluiten en op 100 gr. steriliseeren. In- 'dien men genoodzaakt is gekweekte paddestoelen te laten liggen, moet me ze uitgespreid bewaren, zoodat ze elkander niet raken. In enkele uren kan reeds groote schade worden aangericht; hot beBt kan men ze op keukendoeken uitgespreid be waren in een koel vertrek. Voor het. inmaken worden bij voorkeur kleinere of mlddclgroote exemplaren uitgezocht. De grootere worden denzelfden dag gegeten als groen ten of op een andere wijze toebereid, o.a, als scho teltje met onder- en bovenlaag van rijst, aard- appelpurée of macaroni. Opdienen met tomaten, kruiden of andere saus. Tegenwoordig kan men het gebeele jaar dow champignons krijgen, aangezien deze steeds meer gekweekt worden. Wie gaarne de wintervoorraad aanvult met paddestoelen in azijn, kan als volgt te werk gaan. Men tracht kleine exemplaren te krijgen, die fai water gewasschen en daarna afgedroogd worden, nadat ze eerst schoongemaakt zijn. Men kookt ee 15 minuten in water met oen weinig azijn, uit scheppen en in éen zeef overbrengen, daarna vol komen droog laten worden op schoone doekem Azijn koken een goede kwaliteit inmaakazijif en hieraan zout, dragon, basilikum peper korrels en 1 éi 2 kruidnagelen toevoegen. De droge champignons in goed uitgezwavelde flesschcn - liefst kleine overbrengen en hierop de gezeefde Azijn gieten. Als deze 1aat3te geheel koud is, bo venlaag afsluiten met olie, en glazen sluiten mef cellophaan of perkamentpapier. Koel en droog bewaren. i Paddestoelen kunnen ook gedroogd worden en hiertoe legt men de schoongemaakte, gewasschen en afgedroogde exemplaren in schijven gesneden naast elkander op bakblikken ir. een half ge opende niet te warmen oven. Oppassen, dat ze biet te veel uitdrogen. Eenlge weken in zakjefl van mul ophangen «n daarna in blikken doezen bewaren, - «I V M VüOE eenige weken kondigden we een rubriek aan „Wat kinderen 2cggen", nu eens niet t-3 r-'jllen door de redactie van het Vrouwenblad, maar door onze lezeressen zelf. Ze kunnen ons namelijk allerlei gezegden van haar kinderen kenden, en deze kunnen dan worden opgenomen in ons blad. Een lezeres opent de rij met enkele aardige op merkingen van haar kinderen. Ze vertelt onsj „Ik ben in het rijke bezit van drie kleuters, res pectievelijk twee-en-een-half, vier-en-een-half en vijf-en-een-half jaar, en graag doe ik mee aan het aardige plan en ik hoop, dat er een plaatsje Voor is in uw blad. Verleden winter was ik met mijn zoontje van 5i/g en dochtertje van 4y2 aan 't wandelen, toen het al wat donkerder werd. De lantaarns op straat wer den ontstoken en dat vonden ze prachtig. „Mam ma", zei Leny, „hoe komen nu ineens al die lichtjes tegelijk aan?" „Wel", was mijn antwoord, „een mijnheer draait een knopje om er» dan gaan tegelijk alle lichtjes aan". Even was het stil, een kijken naar de lucht, de lichtjes, en toen hooger, naar de lucht, en die stond vol sterren. Toen een klein stemmetje naast me van Jan: „Draait de Heere Jezus nu ook aan een knopje, Mammie, voor al die lichtjes in de lucht?" Het tweede voorval dateert uit de dagen van den oorlog en de capitulatie, een heele verwerking, ook voor kinderen. Ook mijn man was gemobili seerd en wij hebben vanzelf ook in spanning ge leefd omtrent zijn lot. Gode zij dank is hij nu .weer in ons midden. Nu de kindervraagJan „Mammie, is pappa nu ook dood?" Mijn antwoord luidde: „Ik weet het niet, lieveling, maar als pappa gestorven is, dan is hij nu bij Jezus in den hemel, hopen we". Jan, nadenkend: „Als pappa dan maar z'n geweer heeft meegenomen, dan kan hü op de vliegtuigen schieten, want de hemel is nog hooger, hè?" Hoort men dergelijke kindergezegden, dan zende men ze ons. Op de envelop of briefkaart te ver melden „Vrouwenblad". Cacteeën stekken en zaaien Een dankbaar en niet moeilijk werk ZELF zorgen voor de planten in kamer on-tuin is een heel aangename bezigheid en geeft, veel voldoening. Nog aangenamer is het ook voor het vermeerderen van zijn planten te zorgen door het zaaien en stekken er van. Eenigi handigheid Is voor het tweede noodig; eenige zorg voor alla» hei de bezigheden. Maar heide zijn dankbare hezigheden, omdat men in dc meeste get allen mef voldoening op de resultaten kan neerzien. Dat Is vooral het geval bij de cacteeën, de nog Ateeds bij velen zeer geliefde kamerplanten, HET STEKKEN 5s al heel gemakkelijk en eenvoudig. Men snijdt met een scherp mes een takgcleding af. Als men &en 60ort heeft, die geen geledingen heeft, neemt men bet topoinde van een tak als stek. Dit stek laat men eenige dagen drogen, bui ten de zon, en wacht tot de snijwond goed is in gedroogd. Doet men dit niet, dan heeft men groote kans, dat rot optreedt. Wil of moet men om de een of andere reden dadelijk oppotten, dan kan men ook wel bet afgesneden eind in houtskool poeder of droog, fijn wit zand dompelen. De jui6te tijd voor dit werk is Moi tot Juli. De grond, die niet te nat gehouden moet worden, kan men het best samenstellen uit twee deelen eoherp zand en één deel turfmolm, ZAAIEN I Het zaaien van cacteeën is wel lastiger dan stck- ken, docfh ook veel dankbaarder werk, omdat men ontwikkeling van kiemplantje tot jonge plant kan volgen en met rechtmatige trots wijzen kan op het feit. dat men die exemplaren zelf heelemaal gekweekt heeft van zaad tot plant. De tijd van zaaien is Mei. In Juni kan men het ook nog wel. Later zaaien heeft wel resultaat, 'doch vraagt meer zorg voor de jonge plantjes, die in den winter dan nog onvoldoende grootte heb ben om de koude te doorstaan. Als men de zaai lingen goed warm kan houden, vervalt dit be zwaar natuurlijk. Zaad moet men betrekken van een zeer betrouw baren zaadhandelaar, Heel duur is het niet, al zal de prijs wel iets hooger zijn dan een pakje goudsbloemenzaad. Natuurlijk ia hier ook ver- Acbil. Zaad van zeldzame variëteiten is duur, *k Zag wel eens zaden van 50 60 ct. per zaadje i aangeboden. Maar mot zulke zaden zullen we maar niet be ginnen. Gemakkelijk uit zaad te kweeken zijn b.v» Cereus-soorten, Echlnocactue, Grusoni, Opuntia Mens indiea of de kleinere soorten Echinocactua, huinuscutus (ook Rebutia genoemd), E. Ottonug, vort ORNELIS, hoewel de schooldeur voor goed achter hem dichtgeslagen is, heeft nog eenmaal de roem van zijn school helpen verdedigen in een viermaal vijftig meter wis selslag estafette. Zoodoende heb ik een zwemfeest meegemaakt in de zweminrichting ,flet woelige water'" en me er over geschaamd dat ik zestig jaar moest worden voordat ik de groote beteekenis van de sport leerde ken nen. De wedstrijden van dezen middag droegen een lokaal karakter en ik mocht dus niet het genoegen smaken de coripheeën der Neder- landsche zwemspuort in „het woelige water" te ontmoeten, maar er werden toch plaatse lijke kampioenschappen verzwommen en de middelbare en u.l.o. scholen zouden elkaar op allerlei wijze bekampen, zoodat welisivaar niet het landsbelang op 't spel stond, maar dan toch het wel en wee van onze stad ten nauwste met deze wedstrijden samenhingen. Ik behoef u natuurlijk niets van den gang van zaken bij een zwemwedstrijd te vertel len. Ik heb er diep respect voor gekregen. Er komt heel wat kijken voor dat de jongens en meisjes van het sloepje af in 't water sprin gen en om 't hardst gaan zwemmen. Daar komen heele series kerels aan te pas: wed strijdleiders, starters, tijdopnemers, keerpunt commissarissen, juryledenscheidsrechters, microfonisten en dergelijke lieden, die op de plankiers door elkaar krioelen en allerlei ge wichtige dingen met elkaar bespreken. In mijn onnoozelheid had ïk gedacht dat het zou gaan, zoo van: Nou jongens, allemaal op een rijtje, zoo, een, twee, drie, hup, daar gaat-ie. Maar zoo eenvoudig is het niet. Eerst worden de jongelui per microfoon verzocht aan de start, te komen. Daarna onderzoekt de wed strijdleider naarstig of de startcommissaris op zijn post is. Vervolgens wordt nagegaan of de keerpunt-commissarissen hun plaats hebben ingenomen en of de tijdopnemers; klaar zijn om het knopje van hun chronome ter in te drukken. Dan roept de startcommis saris de jongens op hun plaats. Hij zet zich in een krijgshaftige houding, slaat de van zenuwen bibberende jongens een paar secon den gade, roept met een stentorstem Klaar en heft een pistool in de lucht om het start schot te lossen. Meestal echter zijn dan reeds een paar jongens van zenuwachtigheid in het water gesprongen, zoodat ze er weer uit moe ten klauteren en opnieuw de start-ritus plaats vindt, net zoolang tot de jongelui be hoorlijk op het startschot hebben leeren wachten. havige mnimer zoo crïïgeveer -yvr ït<- r«=— toen opgegeten. Ik ben een cude en op sport gebied zeer onwetende man, maar zou men niet denken dat mijn, hierboven reeds aan gegeven methode van „hup, daar qaal-ie" veel ontijdige starts en veel zenuwachtigheid zou voorkomen. Anderzijds geef ik natuurlijk toe, dat het met zoo'n dozijn commissarissen en zoo'n man met een klapperpistool allemaal veel gewichtiger lijkt. Bovendien heeft men voor mijn „hup, daar gaat-ie" ongeveer een halve seconde noodig en voor dat schot mis schien een tiende seconde, zoodat dit van in vloed kan zijn op het eindresultaat. Toch, wanneer de tijdopnemers bij „hup" drukken en de deelnemers bij „hup" springen, dan geloof ik niet dat eventueele verschillen meer dan honderdste seconden zouden bedragen. Ik zie het enorme belang van deze zaak in en daarom weid ik er zoo over uit. Ik kan me ook nog andere startroepen indenken, zoo- als een-twee-drie, hup, hüpsaké, of vort met de geit. Enfin, men moet maar zien. Misschien zou men een commissie kunnen benoemen om deze zaak eens te onderzoeken. Eerlijk gezegd lijkt „hup" mij het beste, om dat dit blijkbaar in de zweminrichting reeds ingeburgerd schijnt te zijn, want als de jon gens eenmaal in 't water liggen en aan 't zwemmen zijn, dan breekt er een oor verdoo* vend gebrul los met uitroepen als: Hup Kne- lis, hup Pietju-u-u-h, hup Jori-i-i-i-s enz. Dz menschen staan op en gaan met hun armen zwaaien. Als het nummer afgeloopen is heb ben zij allerlei commentaar, zoo van: je maakt mij niet wijs, dat Jannie niet harder kon; wat een sufferd die Arie; eeuwig zonde, dat Max in het touw raakte. Men staat versteld over de diepe ernst waar mede groote volwassen menschen dit gespar tel in het water gadeslaan en over de opwin- ding die zich van lien meester maakt ah het een beetje gaat spannen. En wat de deelne mers betreft lijkt het regelrecht op de Olym pische spelen. Links en rechts heeft de oveti- winnaar handen te drukken en hij krijgt et, naar het voorbeeld, van de plaatjes in de kran- ten, die bij de sigarenwinkeliers hangen, ook een van den sportieven verliezer. Er stond natuurlijk een uitvoerig verslag van de wedstrijden in de krant. Daarin werd o.m, gezegd, dat de nieuwe plaatselijke kampioen op de 100 M., Harry Snel, zich nog niet ge heel gegeven heeft en bovendien gehandicapt werd door 't zware water. Zijn tijd was wel goed, maar hij kon nog mooier, als hij de din gen maar niet zoo licht opnam. Als Harry zich ivat ernstiger trainde zou hij binnenkort bij de Ned. kampioenschappen geen slecht figuur maken. Dat vind ïk ook. Harry heeft zijn verplichtingen tegenover onze stad. Hij mag er niet het handje mee lichten. De leven in een ernstigen tijd. Hup Harry. Zoo teeken is dan MIJNHEER DE MAN. Mamillaria longimamma, Opuntia microda6ys en de vetplanten Mesembrianthemum tigrimum, de Pleisopulas Bolussii (bloeiende steen). Als aarde neme men twee deelen fijne gezeefde bladaarde en een deel 6cherp zand. Men gebruike liefst zaaitesten of vlakke potten van ca. 6 cm hoogte, hoewel men met gewone bloempotten ook volstaan kan. Voor een derde deel vult men deze zaaitesten met potscherven of grind (bloem- testen voor de helft). Op deze scherven doet men aarde en drukt deze voorzichtig gelijkmatig aan. De opervlakte maakt men gelijk en legge hierop de zaadjes, die men ook licht aandrukt. Men zeeft over deze zaadjes wat fijne aarde, niet veel. De zaadjes moeten maar lióht bedekt zijn. Alles drukt men weer gelijkmatig aan. De aarde make (en houde men later) vochtig met een heel fijne bloemenspuit, een venstuiver. Matig vochtig, nooit nat. Over de zaaitest of pot legge men een glasplaat en zoolang de zaadjes niet opkomen, een papier, om het groen worden van de aarde t© voorkomen. Men zette de zaaitest op een warme plaats en eorge er voor, dat de waterdruppels, die zich door verdamping op de glasplaat afzetten, er niet af vallen op do aarde. Men vege deze dus eens of tweemaal per dag af. Vooral al3 het zaad opgeko men is moet men hierop letten, want zoo'n drup pel kan als een brandglas werken, Brandt de zon fel, dan beschut men de jonge kiemplanten door een natgemaakt vloeipapier op 'de glasplaat te leggen en dit vochtig te houdon, Ook een lap neteldoek is goed. Zorgt men voor gelijkmatige warmte en flinke vochtigheid, dan ontkiemen de zaden het best. De beste temperatuur Is 25 gr. C. of 77 gr. F, Dit kan bereikt jvorden door b.v. do zaaitest of pot in een warme bak te plaatsen. Doch niet ieder amateur beschikt daarover. Maar een stoof met een kooltje vuur er in kan ook dienen hoor, Een amateur kan zich vaak wondergoed met allerlei hulpmiddelen behelpen. Maar let er wel op, dat het geen warme stoof wordt, als grootmoeder vroeger graag bad. De temperatuur moet geregeld gecontroleerd worden en niet veel hooger, liefst niet hooger dan ge noemd gaan. Strikt noodzakelijk is deze bodem- warmte niet, wel zeer aanbevelenswaard. Sommige soorten ontkiemen al met enkele dagen, b.v. Mamillaria's en Echino-cacteeën. Cercus en Opuntias hebben Keel langer, sommige maanden, noodig. Twee of drie weken na het opkomen der zaden moeten de plantjes verplant worden. Met een uit een dun latje, van een sigarenkistje b.v., gemaakte eenvoudigo tweetecnige vork, wipt men de plantjes er uit, draagt ze naar de pot, waarin zo geplaatst zullen worden, zet ze pl.m. 1 c.M. vaneen en drukt met een houtje de aarde aan. Men zet ze niet dieper dan tot do kiemhladen in de aarde. Na het planten vocht men ze weer wat aan en plaatst de potten voor een zonnig raam, doch zóó, dat de zon niet direct op de planten schijnt, doch eerst door een tulen gordijn, in elk geval wat getemperd wordt. Bij warm weer geeft men vaak schaduw en èuchte goed, door onder de glasplaat stukjes hout "te leggen. Goed is het meerdere malen te verplanten en tel kens wat verder uiteen to zetten. Zooals men ziet is er nog al veel zorg aan ver bonden, doch het is een aangename zorg en men kal genot vön zijn zaailingen beleven. 'Hbs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 10