VJZIIN
c
van BOEKEN en SCHRIJVERS
Geul-waterval Gronseleput (Z.-Limburg)
(Foto C. J. de Ruiter, R'dam.)
i)r VvAfvJt
Zingend staan we in den UOorTurf
van titu Heiligdom
En we schrijden door uw lanen
Met ons kleine lampen aan en
Allen bieden we dea Wachters
Blijden roepDe Bruigom komt
Millioenen sterren ruischen
Door het hoog gespan.
En we huiv'ren in de kilte
Van den herfstnacht en de stilte
Kwam als lood omneer gezegen
Want ons zingen is verstomd.
Doch mijn zwakke oogen sperren
In de duisternis.
Wachter, zaagt ge van uw toren
Nog geen rosse fakkels gloren?
Och, mijn olie zal verteerd zijn
Lang voordat de Bruigom komt.
FREEK VAN LEEVWEN
heeft de schrijfster, door ze ons zóó te beschrijven,
toch moeilijk aanvaardbaar gemaakt. Juist omdat
betrekkelijk weinig personen in dit verhaal op
treden, hadden de karakters veel scherper getee-
kend moeten zijn. Dat had van de schrijfster na
tuurlijk veel meer inspanning geëischt, maar dan
had ze ook een boek gegeven, dat haar en ons
meer bevrediging schonk.
IK WIL GELUKKIG ZIJN I door Nelly
van DijkHas. Uitgave van J. H. Kok
N.V. te Kampen.
EEN familieroman in 69 hoofdstukken, 344
bladzijden beslaande dat mag een heele
prestatie worden genoemd. En uit de onderteeke-
ning blijkt, dat de schrijfster er maar een jaar
aan gearbeid heeft, 't Dikke boek is prachtig,
voornaam uitgevoerd en gestoken in een lichten
band naar ontwerp van J. de Vries.
't Kost heelemaal geen moeite dit boek te lezen.
Wie eenmaal de lectuur begonnen is, wordt door
de schrijfster wel vastgehouden. Die benijdens
waardige gave bezat Nelly Has vroeger reeds en
haar huwelijk is voor haar vlotheid van schrij
ven, gelukkig geen belemmering geweest,
't Is een boeiend verhaal over zeer eenvoudige
menschen. In enkele trekken is deze familie
geschiedenis weer te geven. De letterzetter Goed-
kind is voor de tweede maal getrouwd en zijn
nieuwe echtgenoote ontpopt zich steeds meer als
een echte feeks. Ze schijnt aan hoogmoedswaan
zin te lijden en haar stille ijverige man kan 't
haar nooit naar den zin maken, 't Is inderdaad
een leven als hond en kat.
Gelukkig Adri, de dochter uit Goedkind's
eerste huwelijk, verstaat haar vader en offert
zich op om den stakker nog wat zonneschijn te
geven in z'n triest leven. Stiekum, zonder dat z'n
wederhelft 't ook maar vermoedde, heeft Goed-
kind in twintig jaar van z'n letterzetters-weekloon
zes en twintig honderd gulden overgespaard „plus
de rente en de rijksdaaldertjes die hij er zoo
tusschendoor wel es bijlegde."
Met dat geld neemt hij een drukkerijtje over. Hij
zet en drukt en Adri helpt hem op alle mogelijke
manier. De zaak gaat prachtig, totdat Goedkind
door ernstige gewrichtsrheumatiek tot werkloos
heid wordt gedoemd, 't Drukkerijtje vliegt achter
uit en moet ten slotte aan Kruisman, een knecht
van Goedkind, worden overgedaan. Dan trekt
Goedkind met vrouw en dochter naar een armoe
dige buurt, waar hij de woning boven tante Aaf
gratis mag betrekken. Een droevig lot wacht hen
hier, nog verergert door 't gedrag van Stien, een
dochter uit juffrouw Goedkind's eerste huwelijk.
Adri gaat solliciteeren, want ze wil met haar
stiefmoeder niet heel den dag thuis zijn en wie
zou bovendien voor haar armen vader zorgen als
zij 't niet doet. Zoo komt ze ten huize van mevr.
de Wed. Prof. Maandag, die een druk pension
heeft. Daar leert ze Victor Manning kennen, die
voor haar een groote genegenheid opvat, die wel
dra in liefde overslaat. De rest loopt zöoals de
lezer wel verwacht had: die twee krijgen elkaar.
Dank zij de bemoeiing van Victor gaat Goedkind
naar een sanatorium in Zwitserland. En daar
wordt 't huwelijk van Victor Manning en Adri
Goedkind voltrokken. Inderdaad, een blij einde,
dat echteT de niet te argelooze lezer reeds lang
vóór blz. 344 zag aankomen.
Wij hebben van dit vlotgeschreven verhaal ge
noten. De schrijfster hield ons zóó in bekoring,
dat we zelfs nalieten zoo af en toe een potlood
streepje te zetten bij een zin of een fragment
waarop we wel even nader wilden terugkomen.
Maar heel erg is dit verzuim niet. Er zijn bezwa
ren, die ook zonder aanteekening den critischen
lezer wel bijblijven.
Daar is in de eerste plaats de titel „Ik wil geluk
kig zijn", In spannende oogenblikken, ate alles
tegenloopt, is Adri dat gewoon te zeggen. Dat is
t ideaal waaraan ze vasthoudt met de koppig
heid van haar stug karakter: ik wil gelukkig
zijn.
De schrijfster heeft echter de naleving van dit
ideaal wel wat oppervlakkig gezien en verwerkt.
In een christelijk boek, als dit toch wil zijn, mocht
men iets anders verwachten. Het waaraohtige
levensgeluk kan door uiterlijke omstandigheden
wel eens verduisterd worden, maar daarom is 't
er nog wel. Om dèt geluk te verkrijgen en vast
te houden, ondanks alle levensmisère, hadden
we zoo graag Adri zien worstelen. Dan hadden
we in haar een mensch, misschien wel ons zelf
herkend, maar nu is ze voor ons gebleven een
vaag figuurtje, dat we door dit dikke boek heen
zien fladderen, maar dat toch geen bUjvenden
indruk maakt.
De schrijfster heeft de menschen van haar roman
niet echt voor zich gezien en daarom leven ze
ook niet voor ons. Dat had zoo heel anders en
beter kunnen zijn. Er zijn in dit boek zeker mooie
bladzijden aan te wijzen, die 't bewijs geven dat
van deze schrijfster goed werk mag worden ver
wacht. Maar dat juist maakt ons bewaar nog
grooter. Nelly van Dijk-Has moest haar werk
veel meer critisch beschouwen voor ze 't aan de
pers afgaf. Nu zitten we met heel wat onderdeelen,
die we maar moeilijk kunnen accepteeren.
We denken aan de ingetogen Adri, die met Peter
Vos zoo maar meestapt om in een ordinaire kroeg
te gaan dansen. Aan de moeder van Victor Man
ning, die overkomt om de gedragingen van haar
aanstaande schoondochter te bespieden en' 't
resultaat daarvan.... in een keurig zakboekje
noteert. En dan dat daverende slot, waarin alles
zóó prachtig terecht komt, dat we medelijden
krijgen met de arme Stien, die voor zoover we te
weten komen in 't algemeen geluk niet deelt.
Stel al, dat dit een „ware geschiedenis" is, dan
Weerspiegeling
Ondanks onze bezwaren zal dit vlot geschreven
verhaal zeker door menigeen met graagte gele
zen worden. In onzen veel bewogen tijd nemen
velen de vlucht in een boeiend, spannend ver
haal.
De schrijfster blijkt met *t typografenvak aardig
op de hoogte en de levensstrijd van den óngeluk-
kigen Goedkind geeft ze soms roerend weer.
En als we nog eens rustig overdenken wat dit
boek ons gaf, dan zien we telkens tante Aaf voor
ons. Die had deel aan 't échte geluk, omdat ze
zich 't eigendom wist van Jezus Christus. En naar
Zijn belofte vond ze dat geluk in ongekende mate
toen ze haar reis door 't moeitevolle leven had
Volbracht. R. Z>
„Paddestoelen"
PADDESTOELEN worden in dien beirfei versa*
meld, doch indien men geen uitstekende
kenner is, blijft het eten sleede een groot risico,
in verband met de vele giftige soorten. In het bui
tenland vooral in Frankrijk, worden zeer veel
paddestoelen gegeten, meer' dan twee honderd
soorten weet de kenner te onderscheiden.
Na enkele regenachtige dagen „schieten ze afe
paddestoelen uit de aarde", dan hebben ze veeï
sappen en zijn vrij van Insecten. Indien men een
llinke hoeveelheid heeft verzameld, zal men een
deel kunnen steriliseeren. Men maakt ze dadelijk
schoon, wascht ze en kookt ze 15 minuten vóór in
een emaille pan. Vervolgens vult men goed schoon!
gemaakte glazen met de paddestoelen en giet er
het gezeefde kookwater alsmede een weinig zout
bij. Glazen sluiten en op 100 gr. steriliseeren. In-
'dien men genoodzaakt is gekweekte paddestoelen
te laten liggen, moet me ze uitgespreid bewaren,
zoodat ze elkander niet raken. In enkele uren
kan reeds groote schade worden aangericht; hot
beBt kan men ze op keukendoeken uitgespreid be
waren in een koel vertrek.
Voor het. inmaken worden bij voorkeur kleinere
of mlddclgroote exemplaren uitgezocht. De
grootere worden denzelfden dag gegeten als groen
ten of op een andere wijze toebereid, o.a, als scho
teltje met onder- en bovenlaag van rijst, aard-
appelpurée of macaroni. Opdienen met tomaten,
kruiden of andere saus.
Tegenwoordig kan men het gebeele jaar dow
champignons krijgen, aangezien deze steeds meer
gekweekt worden. Wie gaarne de wintervoorraad
aanvult met paddestoelen in azijn, kan als volgt
te werk gaan.
Men tracht kleine exemplaren te krijgen, die fai
water gewasschen en daarna afgedroogd worden,
nadat ze eerst schoongemaakt zijn. Men kookt
ee 15 minuten in water met oen weinig azijn, uit
scheppen en in éen zeef overbrengen, daarna vol
komen droog laten worden op schoone doekem
Azijn koken een goede kwaliteit inmaakazijif
en hieraan zout, dragon, basilikum peper
korrels en 1 éi 2 kruidnagelen toevoegen. De droge
champignons in goed uitgezwavelde flesschcn -
liefst kleine overbrengen en hierop de gezeefde
Azijn gieten. Als deze 1aat3te geheel koud is, bo
venlaag afsluiten met olie, en glazen sluiten mef
cellophaan of perkamentpapier. Koel en droog
bewaren. i
Paddestoelen kunnen ook gedroogd worden en
hiertoe legt men de schoongemaakte, gewasschen
en afgedroogde exemplaren in schijven gesneden
naast elkander op bakblikken ir. een half ge
opende niet te warmen oven. Oppassen, dat ze
biet te veel uitdrogen. Eenlge weken in zakjefl
van mul ophangen «n daarna in blikken doezen
bewaren, -
«I
V M
VüOE eenige weken kondigden we een rubriek
aan „Wat kinderen 2cggen", nu eens niet t-3
r-'jllen door de redactie van het Vrouwenblad,
maar door onze lezeressen zelf. Ze kunnen ons
namelijk allerlei gezegden van haar kinderen
kenden, en deze kunnen dan worden opgenomen
in ons blad.
Een lezeres opent de rij met enkele aardige op
merkingen van haar kinderen. Ze vertelt onsj
„Ik ben in het rijke bezit van drie kleuters, res
pectievelijk twee-en-een-half, vier-en-een-half en
vijf-en-een-half jaar, en graag doe ik mee aan
het aardige plan en ik hoop, dat er een plaatsje
Voor is in uw blad.
Verleden winter was ik met mijn zoontje van 5i/g
en dochtertje van 4y2 aan 't wandelen, toen het al
wat donkerder werd. De lantaarns op straat wer
den ontstoken en dat vonden ze prachtig. „Mam
ma", zei Leny, „hoe komen nu ineens al die
lichtjes tegelijk aan?" „Wel", was mijn antwoord,
„een mijnheer draait een knopje om er» dan gaan
tegelijk alle lichtjes aan". Even was het stil, een
kijken naar de lucht, de lichtjes, en toen hooger,
naar de lucht, en die stond vol sterren. Toen een
klein stemmetje naast me van Jan: „Draait de
Heere Jezus nu ook aan een knopje, Mammie,
voor al die lichtjes in de lucht?"
Het tweede voorval dateert uit de dagen van den
oorlog en de capitulatie, een heele verwerking,
ook voor kinderen. Ook mijn man was gemobili
seerd en wij hebben vanzelf ook in spanning ge
leefd omtrent zijn lot. Gode zij dank is hij nu
.weer in ons midden. Nu de kindervraagJan
„Mammie, is pappa nu ook dood?" Mijn antwoord
luidde: „Ik weet het niet, lieveling, maar als pappa
gestorven is, dan is hij nu bij Jezus in den hemel,
hopen we". Jan, nadenkend: „Als pappa dan
maar z'n geweer heeft meegenomen, dan kan hü
op de vliegtuigen schieten, want de hemel is nog
hooger, hè?"
Hoort men dergelijke kindergezegden, dan zende
men ze ons. Op de envelop of briefkaart te ver
melden „Vrouwenblad".
Cacteeën stekken en zaaien
Een dankbaar en niet moeilijk werk
ZELF zorgen voor de planten in kamer on-tuin
is een heel aangename bezigheid en geeft,
veel voldoening. Nog aangenamer is het ook voor
het vermeerderen van zijn planten te zorgen door
het zaaien en stekken er van. Eenigi handigheid
Is voor het tweede noodig; eenige zorg voor alla»
hei de bezigheden. Maar heide zijn dankbare
hezigheden, omdat men in dc meeste get allen mef
voldoening op de resultaten kan neerzien.
Dat Is vooral het geval bij de cacteeën, de nog
Ateeds bij velen zeer geliefde kamerplanten,
HET STEKKEN
5s al heel gemakkelijk en eenvoudig.
Men snijdt met een scherp mes een takgcleding
af. Als men &en 60ort heeft, die geen geledingen
heeft, neemt men bet topoinde van een tak als
stek. Dit stek laat men eenige dagen drogen, bui
ten de zon, en wacht tot de snijwond goed is in
gedroogd. Doet men dit niet, dan heeft men groote
kans, dat rot optreedt. Wil of moet men om de
een of andere reden dadelijk oppotten, dan kan
men ook wel bet afgesneden eind in houtskool
poeder of droog, fijn wit zand dompelen.
De jui6te tijd voor dit werk is Moi tot Juli. De
grond, die niet te nat gehouden moet worden,
kan men het best samenstellen uit twee deelen
eoherp zand en één deel turfmolm,
ZAAIEN
I Het zaaien van cacteeën is wel lastiger dan stck-
ken, docfh ook veel dankbaarder werk, omdat men
ontwikkeling van kiemplantje tot jonge plant kan
volgen en met rechtmatige trots wijzen kan op
het feit. dat men die exemplaren zelf heelemaal
gekweekt heeft van zaad tot plant.
De tijd van zaaien is Mei. In Juni kan men het
ook nog wel. Later zaaien heeft wel resultaat,
'doch vraagt meer zorg voor de jonge plantjes, die
in den winter dan nog onvoldoende grootte heb
ben om de koude te doorstaan. Als men de zaai
lingen goed warm kan houden, vervalt dit be
zwaar natuurlijk.
Zaad moet men betrekken van een zeer betrouw
baren zaadhandelaar, Heel duur is het niet, al
zal de prijs wel iets hooger zijn dan een pakje
goudsbloemenzaad. Natuurlijk ia hier ook ver-
Acbil. Zaad van zeldzame variëteiten is duur,
*k Zag wel eens zaden van 50 60 ct. per zaadje
i aangeboden.
Maar mot zulke zaden zullen we maar niet be
ginnen. Gemakkelijk uit zaad te kweeken zijn b.v»
Cereus-soorten, Echlnocactue, Grusoni, Opuntia
Mens indiea of de kleinere soorten Echinocactua,
huinuscutus (ook Rebutia genoemd), E. Ottonug,
vort
ORNELIS, hoewel de schooldeur voor
goed achter hem dichtgeslagen is, heeft
nog eenmaal de roem van zijn school helpen
verdedigen in een viermaal vijftig meter wis
selslag estafette. Zoodoende heb ik een
zwemfeest meegemaakt in de zweminrichting
,flet woelige water'" en me er over geschaamd
dat ik zestig jaar moest worden voordat ik
de groote beteekenis van de sport leerde ken
nen.
De wedstrijden van dezen middag droegen
een lokaal karakter en ik mocht dus niet het
genoegen smaken de coripheeën der Neder-
landsche zwemspuort in „het woelige water"
te ontmoeten, maar er werden toch plaatse
lijke kampioenschappen verzwommen en de
middelbare en u.l.o. scholen zouden elkaar
op allerlei wijze bekampen, zoodat welisivaar
niet het landsbelang op 't spel stond, maar
dan toch het wel en wee van onze stad ten
nauwste met deze wedstrijden samenhingen.
Ik behoef u natuurlijk niets van den gang
van zaken bij een zwemwedstrijd te vertel
len. Ik heb er diep respect voor gekregen. Er
komt heel wat kijken voor dat de jongens en
meisjes van het sloepje af in 't water sprin
gen en om 't hardst gaan zwemmen. Daar
komen heele series kerels aan te pas: wed
strijdleiders, starters, tijdopnemers, keerpunt
commissarissen, juryledenscheidsrechters,
microfonisten en dergelijke lieden, die op de
plankiers door elkaar krioelen en allerlei ge
wichtige dingen met elkaar bespreken. In
mijn onnoozelheid had ïk gedacht dat het zou
gaan, zoo van: Nou jongens, allemaal op een
rijtje, zoo, een, twee, drie, hup, daar gaat-ie.
Maar zoo eenvoudig is het niet. Eerst worden
de jongelui per microfoon verzocht aan de
start, te komen. Daarna onderzoekt de wed
strijdleider naarstig of de startcommissaris
op zijn post is. Vervolgens wordt nagegaan
of de keerpunt-commissarissen hun plaats
hebben ingenomen en of de tijdopnemers;
klaar zijn om het knopje van hun chronome
ter in te drukken. Dan roept de startcommis
saris de jongens op hun plaats. Hij zet zich
in een krijgshaftige houding, slaat de van
zenuwen bibberende jongens een paar secon
den gade, roept met een stentorstem Klaar
en heft een pistool in de lucht om het start
schot te lossen. Meestal echter zijn dan reeds
een paar jongens van zenuwachtigheid in het
water gesprongen, zoodat ze er weer uit moe
ten klauteren en opnieuw de start-ritus
plaats vindt, net zoolang tot de jongelui be
hoorlijk op het startschot hebben leeren
wachten.
havige mnimer zoo crïïgeveer -yvr ït<- r«=—
toen opgegeten. Ik ben een cude en op sport
gebied zeer onwetende man, maar zou men
niet denken dat mijn, hierboven reeds aan
gegeven methode van „hup, daar qaal-ie"
veel ontijdige starts en veel zenuwachtigheid
zou voorkomen. Anderzijds geef ik natuurlijk
toe, dat het met zoo'n dozijn commissarissen
en zoo'n man met een klapperpistool allemaal
veel gewichtiger lijkt. Bovendien heeft men
voor mijn „hup, daar gaat-ie" ongeveer een
halve seconde noodig en voor dat schot mis
schien een tiende seconde, zoodat dit van in
vloed kan zijn op het eindresultaat. Toch,
wanneer de tijdopnemers bij „hup" drukken
en de deelnemers bij „hup" springen, dan
geloof ik niet dat eventueele verschillen meer
dan honderdste seconden zouden bedragen.
Ik zie het enorme belang van deze zaak in
en daarom weid ik er zoo over uit. Ik kan
me ook nog andere startroepen indenken, zoo-
als een-twee-drie, hup, hüpsaké, of vort met
de geit.
Enfin, men moet maar zien. Misschien zou
men een commissie kunnen benoemen om
deze zaak eens te onderzoeken.
Eerlijk gezegd lijkt „hup" mij het beste, om
dat dit blijkbaar in de zweminrichting reeds
ingeburgerd schijnt te zijn, want als de jon
gens eenmaal in 't water liggen en aan 't
zwemmen zijn, dan breekt er een oor verdoo*
vend gebrul los met uitroepen als: Hup Kne-
lis, hup Pietju-u-u-h, hup Jori-i-i-i-s enz. Dz
menschen staan op en gaan met hun armen
zwaaien. Als het nummer afgeloopen is heb
ben zij allerlei commentaar, zoo van: je maakt
mij niet wijs, dat Jannie niet harder kon; wat
een sufferd die Arie; eeuwig zonde, dat Max
in het touw raakte.
Men staat versteld over de diepe ernst waar
mede groote volwassen menschen dit gespar
tel in het water gadeslaan en over de opwin-
ding die zich van lien meester maakt ah het
een beetje gaat spannen. En wat de deelne
mers betreft lijkt het regelrecht op de Olym
pische spelen. Links en rechts heeft de oveti-
winnaar handen te drukken en hij krijgt et,
naar het voorbeeld, van de plaatjes in de kran-
ten, die bij de sigarenwinkeliers hangen, ook
een van den sportieven verliezer.
Er stond natuurlijk een uitvoerig verslag van
de wedstrijden in de krant. Daarin werd o.m,
gezegd, dat de nieuwe plaatselijke kampioen
op de 100 M., Harry Snel, zich nog niet ge
heel gegeven heeft en bovendien gehandicapt
werd door 't zware water. Zijn tijd was wel
goed, maar hij kon nog mooier, als hij de din
gen maar niet zoo licht opnam. Als Harry
zich ivat ernstiger trainde zou hij binnenkort
bij de Ned. kampioenschappen geen slecht
figuur maken. Dat vind ïk ook.
Harry heeft zijn verplichtingen tegenover
onze stad. Hij mag er niet het handje mee
lichten. De leven in een ernstigen tijd. Hup
Harry.
Zoo teeken is dan MIJNHEER DE MAN.
Mamillaria longimamma, Opuntia microda6ys en
de vetplanten Mesembrianthemum tigrimum, de
Pleisopulas Bolussii (bloeiende steen).
Als aarde neme men twee deelen fijne gezeefde
bladaarde en een deel 6cherp zand. Men gebruike
liefst zaaitesten of vlakke potten van ca. 6 cm
hoogte, hoewel men met gewone bloempotten
ook volstaan kan. Voor een derde deel vult men
deze zaaitesten met potscherven of grind (bloem-
testen voor de helft).
Op deze scherven doet men aarde en drukt deze
voorzichtig gelijkmatig aan. De opervlakte maakt
men gelijk en legge hierop de zaadjes, die men
ook licht aandrukt. Men zeeft over deze zaadjes
wat fijne aarde, niet veel. De zaadjes moeten
maar lióht bedekt zijn. Alles drukt men weer
gelijkmatig aan. De aarde make (en houde men
later) vochtig met een heel fijne bloemenspuit,
een venstuiver. Matig vochtig, nooit nat.
Over de zaaitest of pot legge men een glasplaat
en zoolang de zaadjes niet opkomen, een papier,
om het groen worden van de aarde t© voorkomen.
Men zette de zaaitest op een warme plaats en
eorge er voor, dat de waterdruppels, die zich door
verdamping op de glasplaat afzetten, er niet af
vallen op do aarde. Men vege deze dus eens of
tweemaal per dag af. Vooral al3 het zaad opgeko
men is moet men hierop letten, want zoo'n drup
pel kan als een brandglas werken,
Brandt de zon fel, dan beschut men de jonge
kiemplanten door een natgemaakt vloeipapier op
'de glasplaat te leggen en dit vochtig te houdon,
Ook een lap neteldoek is goed.
Zorgt men voor gelijkmatige warmte en flinke
vochtigheid, dan ontkiemen de zaden het best.
De beste temperatuur Is 25 gr. C. of 77 gr. F,
Dit kan bereikt jvorden door b.v. do zaaitest of
pot in een warme bak te plaatsen. Doch niet
ieder amateur beschikt daarover. Maar een stoof
met een kooltje vuur er in kan ook dienen hoor,
Een amateur kan zich vaak wondergoed met
allerlei hulpmiddelen behelpen.
Maar let er wel op, dat het geen warme stoof
wordt, als grootmoeder vroeger graag bad. De
temperatuur moet geregeld gecontroleerd worden
en niet veel hooger, liefst niet hooger dan ge
noemd gaan. Strikt noodzakelijk is deze bodem-
warmte niet, wel zeer aanbevelenswaard.
Sommige soorten ontkiemen al met enkele dagen,
b.v. Mamillaria's en Echino-cacteeën. Cercus en
Opuntias hebben Keel langer, sommige maanden,
noodig.
Twee of drie weken na het opkomen der zaden
moeten de plantjes verplant worden.
Met een uit een dun latje, van een sigarenkistje
b.v., gemaakte eenvoudigo tweetecnige vork, wipt
men de plantjes er uit, draagt ze naar de pot,
waarin zo geplaatst zullen worden, zet ze pl.m.
1 c.M. vaneen en drukt met een houtje de aarde
aan. Men zet ze niet dieper dan tot do kiemhladen
in de aarde.
Na het planten vocht men ze weer wat aan en
plaatst de potten voor een zonnig raam, doch
zóó, dat de zon niet direct op de planten schijnt,
doch eerst door een tulen gordijn, in elk geval
wat getemperd wordt.
Bij warm weer geeft men vaak schaduw en
èuchte goed, door onder de glasplaat stukjes hout
"te leggen.
Goed is het meerdere malen te verplanten en tel
kens wat verder uiteen to zetten.
Zooals men ziet is er nog al veel zorg aan ver
bonden, doch het is een aangename zorg en men
kal genot vön zijn zaailingen beleven.
'Hbs