a ft 24 AUGUSTUS 1940
PAG. 3
"VLAMINGEN EN HOLLANDERS VOOR
NNI HET OUDE PRUISEN GEDAAN HEBBEN
25 A,
Sojlii verjaagd en groote
001 0|| lil
jlvaart gebracht
on 53fcr beeft bij Maximilian-Verlag, te
'Idio pi 61 bladzijden saamgevat over-
'echt fi van het aandeel> dat mannen>
7is thtlandsche gewesten gesproten, in
J eeuwen hebben gehad in de ont-
L- B01P velerlei gebied van Branden-
Geüisen. Al bestrijkt zij overigens
it getklein gedeelte van het uitgestrek-
oemeek bet oosten van ons vasteland,
zel/rgoorgeslacht in de beschavings-
belangrijke plaats heeft ge-
!t deze vlot en overzichtelijk
jtudie tal van bijzonderheden,
i grootsch ver-
itstrevende vorsten van het
het tegenwoordige Duitsche
gedurende de ongeveer zes
omstreeks 1150 tot omstreeks
dit overzicht behandelt, herhaal-
mzegefcotscheepsche ondernemingen een
geeie medewerking van Hollanders,
kken, Brabanders, Zeeuwen en Friezen.
12 Aujtreeks 1150 Albrecht de Beer, de
ebt gigraaf van Brandenburg, het oude
land tusschen Elbe en Oder aan
overweldigers, de stammen der
jSorben, had ontrukt, vestigde hij
EN H} jn hun hoofdstad Brennabor
'ober jn). Zijn eerste zorg was het, deze
2 gebarende streken, welke onder de
rt Tecfcrschers tot woestenij waren ver-
>ter. te bevolken.
ummi eeuw werden de Nederlandsche
iet Jcolhaaldelijk geteisterd door storm-
l€ watersnood en reeds hadden
uitnoodiging van den Breem-
lisschop Friedrich een veiliger
het land rondom Bremen
'eser. Later trokken „Flandren-
roep van den Hongaarschen
het verre Zevenbur-
hun nazaten zich nog heden
L Ook het beroep van Al-
uit de Nederlanden,
leenaI
'■Idig
de eeuwen heen de herinnering aan het oude
stamland levendig. In de Nederlanden blijkt
men in latere tijden geenerlei voeling met
de uitgewekenen te hebben bewaard, tenzij
wellicht in de 16e eeuwsche godsdiensttwis
ten, toen o.a. Zuid-Nederlanders naar Wit
tenberg zijn getrokken.
Een tweede hoofdstuk brengt ons na een
beknopten overgang ineens bijna vijf eeuwen
verder, namelijk tot de regeering van den
Grooten Keurvorst en het tijdperk na den
dertigjarigen oorlog. Het spreekt van zelf,
dat Friedrich Wilhelm, die in 1634, vijftien
jaar oud, zijn leerschool als veldheer en staats
man begon onder Frederik Hendrik, een ster
ken indruk had ondergaan van de krachtig
opwaarts strevende Republiek, waar weldra
ook zachtere banden hem aan zouden ver
binden, toen hij Louise Henriette, de dochter
van den Stadhouder, tot Keurvorstin maakte.
Om zijn zwaar geteisterd land weer op peil
te bi^ngen, deed hij een eerste beroep op
boeren uit het Alteland" bij B-emen, waar
de „Oldenlander" woonden^-afstammelingen
van de eerste Nederlandsche kolonisten uit
de 12e eeuw.
Kort na 1648 wendde hij zich tot de Noord-
Nederlanders. De aanlokkelijke voorwaarden,
welke hun werden aangeboden, verwekten
den naijver der gevestigde bevolking, welke
zich in bezwaarschriften tot den landheer
wendde. Eigenaardig dat men ook hier den
godsdienst als een der beweegredenen van
het verzet voorwendt. De Lutheraansche be
volking nam zoogezegd aanstoot aan het af
wijkend Calvinistisch geloof der nieuwe „Hol
lander". De Keurvorst gaf echter niet toe.
Deze kolonisten uit de 17e eeuw zijn echter
vrij spoedig in de oorspronkelijke bevolking
opgegaan. Meestal vormden ze geen aaneen
gesloten groepen. In kleine aantallen over
vele plaatsen verdeeld konden ze hun eigen
aard onmogelijk handhaven. Hun aandeel
echter aan den bloei van land en stad is door
de geschiedenis geboekstaafd en de herinne
ring aan hun invloed bleef bewaard.
Het slot en de stad Oranienburg werden
gesticht op verzoek van de Nederlandsche
Keurvorstin. Talrijke vaklieden, tuinders,
zuivelboeren, metselaars en timmerlieden
trokken naar Brandenburg. Het zou te ver
ein
nen i
norde Vlaanderen reeds toen overbevol-
i uanichte, werd in ruime mate beant-
:he ff
iica Slavorum van Helmolt,
mstreeks 1170, vermeldt op het
den intocht der Nederlanders als
ans echter heeft de Heer o
SOCtfen anderen Vorsten heil en zege
pc in zoo rijke maat, dat de Slaven
Igd of verjaagd zijn; van de kus-
Oceaan zijn tallooze vrome
n gekomen, zij hebben zich in
Slaven gevestigd en er steden
kerken gebouwd. Meer rijkdom
'erworven dan iemand ooit had
ichten".
huizers werden trouwens niet
wende inwijkelingen of vluchte-
als vrije mannen beschouwd er.
het land, dat zij opnieuw
linnen.
getuigen de namen sommiger
geslachten in Brandenburg
Nederlandschen oorsprong: di
?dows, die uit Breda, de Ar-
lit Arnhem, de Flemmings, die uit
[zouden afkomstig zijn. Verschei-
5pooiFeken draëen den naam „Fleming"
-sberl plaatsnamen ziin uit de Neder-
ïest ingenomen: Bruegk (Brugge),
KMechelen), Gentin (Gent), Nie-
van (e2en) enz. Lichterfelde bij Berlijn
de Bf^lfde stadswapen als het West-
nsch< P'aats)e Lichter velde.
■gen! deze streken naar Vlaamsch
)men^ckaar" gespannen, het erfrecht
>oor fch> de maten, de munt, de volks-
to nifaren Vlaamsch. (Toch dient
leze) mede te houden, dat in de oude
pten. d.e namen „Flandrenses" en „Hol-
rachf"et steeds als uitsluitend op Vla-
i möNollanders slaand mogen worden
i dei In vele gevallen zullen de kolo-
.luktfrd- en Zuid-Nederlanders hebben
ist dfP den Flaeming, het gebied tus-
■n trfden'ourg en Leipzig, waar het be-
i herenberg (ook een naam, die zijn
wijl iet verloochenen kan) ligt, droeg
*p, in de 19e eeuw een eigenaardige
zo ie men als uit Vlaanderen afkom-
inen iwde. In zijn studie over de merk-
leederdracht der Spreewald-Wen-
ïrin t Reinhard Peesch zelfs, dat deze
heteedij de sporen draagt van haar
andschen oorsprong,
autc bleef de bedrijvigheid der
onghe inwijkelingen niet beperkt tot
)nd; iw of het bedijken van de rivie-
i zeer ontwikkeld vaderland had-
lei nijverheid meegebracht, welke
nieuwe verblijfplaats wisten te
issla' en vaak tot hoogen bloei te
ilve *teelt, zuivelbereiding (waarvan
b.v »Hollandereien" voor hoeven,
'aar vooral op zuivel toelegden),
chtt «nbakkerij, enz.
:en der Cisterciensen heeft ontzaglijk
/oor 'agen tot het opnieuw beschaven
wol foverde Oostland. Haar vestigin-
iïn uit van het beroemde klooster
lesticht door Nederlandsche mon-
gebouwen van dit merkwaardige
ie rfals de oudste monumenten in
isch g' zijn in baksteen opgetrokken.
i be onderzoekingen staven de vroeger
DezeIleening' dat deze baksteenbouw
dan erlanden is ingevoerd,
vera laeminge" 111 Pruisen bleef door
bijverdienste
het! J* verwerven. Bij gebleken geschikt-
ifte|5eid i1®113 op levenspositie. Worden
,str| üeskundig opgeleid,
de $ï?- 197 aan het Bureau van De
dis^lBr, Witte de Withstradi 47, R'dam.
nnii
DE VELUWE KLEEDT ZICH IN GALA
voeren, zelfs de namen aan te stippen van
ingenieurs en vestingbouwers, kunstenaars en
bouwmeesters, die zich bij den opbouw van
het Keurvorstendom hebben onderscheiden.
Noord- en Zuid-Nederlanders werkten ook
hier naast elkaar.
Nederlandsche kunstwerken sierden weldra
de paleizen van den Keurvorst. Aardig is het
verhaal hoe Friedrich Wilhelm in Nederland
bloemstukken had bewonderd van Daniel
Seghers, die broeder was bij de Jezuïeten te
Antwerpen. Frederik Hendrik bezat ver
scheidene van zijn werken en men weet, dat
de Stadhouder onder meer den schilder ge
leerde Latijnsche huldigingsverzen toestuurde.
Seghers, die geen Latijn kende, liet de stuk
ken vertalen en beantwoorden door zijn meer
geleerde ordebroeders, maar in zijn eigen
naam. De Keurvorst voerde besprekingen met
de Sociëteit te Antwerpen en verwierf een
prachtigen bloemkrans van Seghers, gevloch
ten om een Madonna van Quellijn, in ruil
voor reliquieën uit den ouden Dom te Berlijn.
Een volgend hoofdstuk behandelt het ont
staan van de Brandenburgsche oor logs- en
handelsvloot, onder de leiding van Benjamin
Raulé, een Zeeuw, door Noord-Nederlanders
gebouwd, uitgerust en bemand. Het was ook
een Nederlander, Aernout Gijsels van Lier,
die den eersten stoot gaf tot het verwerven
'van koloniaal bezit. De Guineesche Com
pagnie werd-naar Noord-Ne'derlandsch voor
beeld opgericht. In de acte der stichting
spreekt men bijvoorbeeld steeds van „Bewint-
habers". In den strijd tegen Holland kon de
jonge kolonie zich echter niet handhaven,
vooral toen de belangstelling van hooger hand
ging tanen. In 1718 werd ze aan de West-
Indische Compagnie voor 6000 Thaler ver
kocht.
Friedrich Wilhelm I en zijn zoon Frederik
de Groote vonden in Nederland de water
bouwkundigen, die zij voor hpt beteugelen
van de overstioomingen en het regelen van
de afwatering noodig hadden. Ook de bouw
meesters, die onder meer in Potsdam paleizen
en woningen naar den destijds hier heerschen-
den stijl hebben opgetrokken. Johan Bouw
man leeft nog voort in de zoogenaamde Nieder-
laridische Kolonie aan de Mittelstrasse te Pots
dam, waarvan de afbeelding hiernaast het
echte Noord-Nederlandsche karakter doet
blijken.
De slotzin van Glaser vat het geheele over
zicht in de volgende woorden samen: „De
Vorsten hebben met verstand het goede en
verwante in de Westersche cultuur herkend.
Zij hebben ervan overgenomen wat voor hun
eigen land en volk geschikt en voordeelig
was. Daarbij hebben zij echter de eigen ont
wikkeling en den eigen aard van hun land en
volk steeds op den voorgrond gehouden."
Museum voor Land- en
Volkenkunde
Het verslag over 1939 van het Museum
voor land- en volkenkunde en van het Ma
ritiem museum vermeldt, dat de belangstel
ling van het publiek gedurende de eerste acht
maanden zich in opgaande lijn bewoog.
Voor de uitbreiding der volkenkundige ver
zamelingen is het jaar buitengewoon belang
rijk geweest- Het bestuur van de Rotterdam-
sche diergaarde bood het museum aan een
keuze te doen uit de ethnografische collectie
van de diergaarde- Het betreft hier een waar
devolle verzamelingvoorwerpen, die niet
alleen door de kwantiteit belangrijk is het
museum is door deze schenking een 350-tal
nummers rijker geworden doch eveneens
door de kwaliteit. Van deze aanwinsten is een
bijzondere vermelding waard een terra cotta
beeld uit Oost-Java, waarschijnlijk de vrucht
baarheidsgodin Men Brajoet voorstellende.
Het museum ontving verder van den heer
A F. C. A. van Heyst een aantal ethnografi
sche voorwerpen, waaronder zich een fraai
besneden Bataksche koker met stop en een
Afrikaansch stoeltje bevinden. Door aankoop
kwam het museum in het bezit van een mooi
exemplaar van een Broenei-ketel en van een
model van een totempaal.
De uitbreiding der maritieme verzameling
komt dit jaar uit den aard der zaak in een
zekere kwantitatieve disproportie te staan tot
de hierboven vermelde bijzondere uitbreiding
der volkenkundige verzameling- Kwalitatief
zijn echter ook de maritieme aanwinsten de
moeite waard, oa- de verzameling bouw- er
tuigteekeningen, die het museum van de fa
L. Smit en Zoon te Kinderdijk heeft ontvan
gen en de verzameling bouw- en tuigteeke
ningen, die de heer P. Bothof te Slikkerveer
heeft geschonken.
De verheugende toeneming van het bezoek,
die de laatste jaren valt waar te nemen,
heeft zich in 1939, ondanks de ongunstige
tijdsomstandigheden, kunnen voortzetten.
De heide begint te bloeien
Men schrijft ons:
Wel komt de nazomer in ziobt, maar toch
het nog bloeitijd van vele planten en
kruiden: zonnebloemen, floxen en gladiolen,
_"s en afrikanen bloeien in opperste pracht,
langs sloot en plas feesten de kattestaarten
met kruizemunt en spiréa, slingert de wilde
hop zijn ranken met de gracieuze bellen door
het elzenhout en vooral bóvenal is daar in
de eenzaamheid der Veluwe de bloei van de
heide begonnen.
Reeds brachten de bijenhouders korven en
kasten naar de paarse vlakte, waar primitieve
stallen worden gebouwd van dennetakken en
heideplaggen. Kleine bijenboeren blijven
evenals de amateurs gemeenlijk in de buurt
van him woonplaats, maar de groote imkers,
die een stand van zestig tot honderd of meer
volken beheeren, vervoeren hun korven
meestentijds naar Buurloo, Asselt, Elspeet of
Garderen, waar de uitgestrekte velden een
ruim gewin beloven, al zal dit, naar de laatste
berichten luiden, tengevolge van den drogen
voorzomer op verschillende plaatsen w
schijnlijk beneden de verwachtingen blijven.
Wanneer de voormiddag warm is en de
lucht trilt boven den einder, is er naar het
bloeiende heideland een rusteloos snelverkeer
van bijen en hommels, zweefvliegen en vlin
ders in velerlei variatie.
Een ononderbroken gegons van duizenden
gazen vleugeltjes zoemt boven het paarse
bloesemkleed, waaruit de heerlijke geur op-
wasemt van zuivere honing en kruidige
plantenwoekering. Tot de avond zijn rooden
weerschijn laag over de heide zendit, houdt
dit va-et-vient aan en als men zioh neervlijt
in een paars bloesembed, is het goed te
luisteren naar het droomerige gegons ei
bloemsterretje door een uiterst klein droppeltje
vertegenwoordigd is.
De stralende morgen is schoon in het heide
land, maar als de bloei op het hoogtepunt^ is,
zijn ook de avonden van een zeldzame, stille
bekoring. Een diepe eenzaamheid komt er
over alle dingen. Het licht glanst in het Westen
nog met verre weerschijnen, maar in het zee
groen van het Zuiderkwartier flonkert reeds
n groote, zilveren ster.
De bloeiende heide verliest zienderoogen
haar kleuren, het geheel krijgt een aspect van
purper fluweel en hoe donkerder het wordt,
des te dieper en zwaarmoediger van toon lijkt
ons het lage oerwoud der struikheide.
Hoe wondermooi zijn nu de oude karwegen
en de rijwielpaden door het heideland! De
bloeiende toefen hangen over den rand der
karresporen en ritselen langs uw voort-
gonzende wielen.
Ge ziet licht- en donkerpaarse en nu en dan
prachtige, dieproode hei! En, gelukskind, voor
u is er allicht een takje met zuiver witte
bloemen tusschen dien overweldigenden rijk
dom opgeschoten!
De tijd van den heidebloei is een tijd van.
vreugde, maar hij is ook vervuld van een
zachte melancholie. Ge ruikt den zoeten
honinggeur, ge hoort het gegons der bijen en
het zuchten van den langs vliedenden wind.
Ge geniet van den laatsten bloei van het jaar,
ge ondergaat die heerlijkheid vam dit pure
v/onder, maar ge voelt ook den weemoed van
den dood, die het einde zal zijn.
Zoo is de heidebloei niet enkel een feestelijk
vertoon van kleur en pracht, maar brengt hij
met zich een sfeer van meditatie en afhanke
lijkheidsbesef.
Doch sterker dan de melancholie over den
dood Van den zomer is de vreugde over de
schoonheid, die altijd weer opnieuw geboren
te kijken naar de snelle kruisen van komst
en vertrek, die de honingpuurders slaan tegen
den diepblauwen nazomerhemel.
Grauwe stormen zullen straks uit het
Noordwesten aanrazen en zij zullen met de
najaarsregenvlagen snel de natuur ontluisteren
en daarom is het gelukkig, dat wij vóórdien
nog den hoogtijd van de bloeiende heide, het
laatste geschenk van den zomer, te genieten
krijgen.
Prachtig is thans zoo'n groote, wijde vlakte,
maar óók heel fraai is zoo'n enkele, bloeiende
aar! Houdt dat paarsroode bloeitakje eens
onder uw neus, snuift den fijnen honinggeur
op en ge proeft bijna den honing, die in elk
kan wenschen.
wordt en als de ongemeten ruimte der bloei-
heide in het najaar voor ons ligt, is het alsof
de geuren, de bloemen en de wolken, ja de
ruimte en de tijd samenklimken tot dat eeuwen,
oyde woord van harmonie: „Er is een vrede,
die alle verstand te boven gaat.
Bretagne en zijn cultuurstrijd
Het verzet tegen de onderdrukking
yan den Bretonschen volksaard
Bretagne, Breiz in het Bretonsch, omvat
vijf departementen van het tegenwoordige
Frankrijk, Cótes du Nord; Finistère; Ille et
Vilaine; Loire inférieure en Morbihan. Het
telt ruim drie millioen inwoners, de bevol
king neemt, zij het met een klein percentage,
nog steeds toe. In 1937 woonde er 7.3 percent
der bevolking van Frankrijk, terwijl er 8.76
percent der geboorten ingeschreven werd.
Toch daalt ook hier het geboortecijfer, gevolg
van slechte oeconomische toestanden; het
hoogst is het nog in Finistère en Morbihan,
waar Bretonsch gesproken wordt. Veel in
woners emigreeren naar de havensteden en
naar Parijs.
De groote steden zijn Nantes (Naoned) met
ruim tweehonderdduizend zielen; Brest met
bijna honderdtwintigduizend; Rënnes, dat de
honderdduizend haalt; Lorient (An Oriant) en
Saint Nazaire (St. Nazer) met een goede veer
tigduizend. Tusschen de tien- en twintigduizend
bewegen zich de in Nederland ook welbekende
stadjes: Saint-Brieuc (Sant Brieg); vannes
(Groened); Fougères (Foujera); Quimper (Kem
per); Morlaix (Montroulez); Saint Malo (Sant
Malo); Saint Servan (Sant Servan); Dinan en
Douarnenez.
Bretagne het Armorica der Romeinen
is in prae-historische tijden bewoond geweest
door weinig bekende volkeren. Lang voor onze
jaartelling zijn er de Kelten gekomen; toen
Caesar in 56 voor Christus de Veneti overwon,
trof hij er, evenals in het overige Noordelijke
Gallië, een volk aan, Keltisch van taal, gods
dienst, zeden en gevoelens. Armorica, aan Rom>-
onderworpen, onderging hetzelfde lot als he'
verwante Gallië; na vijf eeuwen was het
gelatiniseerd. Het scheen dus voorbestemd ge
lijkvormig te worden aan het overige Frank
rijk, toen het door de Romeinen in hun ver
valtijd verlaten Engeland, dat maar zeer opper
vlakkig geromaniseerd was, van de vierde tot
de zevende eeuw een onafgebroken stroom
Keltische elementen zond naar Bretagne. Dit
land, geplunderd en ontvolkt door Germaansche
stammen, als de Alanen, kreeg dus een nieuwe
|mé nationaliteit terug-
oplegde: Bretagne
bevolking, die het taal
gaf en het ook zijn
(Breiz).
Het m eerend eel der immigranten kwam uit
het Zuid-Oosten van Engeland, uit Cornwal-
lis, Devon, Dorset, Somerset; Wales leverde
veel aristocratische elementen. En de gods
dienstige invloed van Ierland was ook zeer
groot in het nieuwe Bretagne. De nationale
heiligen waren bijna allen uit Wales of Ier
land geboortig; het graf van Sint-Samson, den
Schutsheilige van Dol in Bretagne, bevindt
zich, om een voorbeeld te noemen, in de om
geving van Cardiff.
Na dien tijd is er geen belangrijke nieuwe
invasie van volksvreemde elementen in Bre
tagne geweest: de vreemdelingen voor
namelijk ambtenaren vormen maar drie
percent der totale bevolking. Zij bestaat voor
twee en zeventig percent uit boeren en vis-
schers; industrie is er weinig te vinden, be
halve in de grootste steden.
De middeleeuwsche geschiedenis van Bre
tagne is er een van voortdurenden strijd
tegen Romeinen, Alanen, West-Go then, Fran
ken. De Friezen heerschten er van 510513,
de Noormannen in de tiende eeuw. Engelsche
koningen en Fransche betwistten elkaar er de
heerschappij, maar toen Claiudia, de erfgename
van het her gdom Bretagne, haar hand ge
schonken had aan Frans I van Frankrijk,
werd het voor goed een Fransch gewest. Zoo
as het, nog onafhankelijk, tot 1532.
Autonoom bleef het tot 1790 totdat de
Op bovenstaand kaartje van Bretagne zijn ge
arceerd de gemeenten die, naar den stand van
zaken In 1938, onderwijs in het Bretonsch
op de scholen eischten.
Republiek het: „La France une et indivisible"
proclameerde en Bretagne een gewoon Fransch
gewest werd.
Regeeringsmaatregelen
In den loop der negentiende eeuw heeft
Frankrijk een uitgebreide en stelselmatige
actie gevoerd, om Bretagne zijn volksaard te
ontnemen. De Fransche staat is in volstrekten
zin een eenheidsstaat; de taaleenheid stond
dus op den voorgrond. In geen enkel land
ter wereld zijn streektalen of minderheidstalen
met dezelfde strengheid vervolgd als in
Frankrijk. Op de lagere scholen in Bretagne,
in Vlaanderen, op Corsica, in Catalondij is het
verboden aan de kinderen één woord Bre-
\tonsch, Vlaamsch, Corsikaansch, Catalonisch te
'.eggen, zelfs al kent de leerling geen woord
Fransch. Wat dit voor uitwerking heeft op
het onderwijs, als de moedertaal geen voertaal
der volksschool is, kan ieder begrijpen. En wat
voor effect dit heeft op de volksziel, is even
duidelijk. Een land met eigen taal, eigen cul
tuur, eigen literatuur komt daartegen in
verzet. Reeds in 1843 ontstond er een „Asso
ciation Bretonne", door Napoleon III na het
Congres te Quimper in 1858 opgeheven, ver
dacht van „particularisme". In 1873 herrees
zü, maar wijdde zich voortaan alleen aan
wetenschappelijken en taalkundigen arbeid.
Andere organisaties tot behoud der Bretonsche
taal en cultuur kwamen daarna: de Fédération
Regionaliste de Bretagne, de Fédération des
cercles Celtiques de Bretagne; een machtige
Bretonsche Katholieke Vereeniging, de „Bleun
Brug"; de vereeniging voor de jeugdherbergen
„Herberchti Yaouanhiz Vreiz" voor de aan
komende Bretons enz. tot een zeer links ge
richte vereeniging de „Bretons Emancipés"
toe, waarvoor Marcel Cachin, de aanvoerder
der Communistische partij, zich zijn Breton-zijn
herinnerend, zich uitsprak vóór onderwijs iin
het Bretonsch en vóór behoud van het volks
karakter van dit gewest.
Er ontstond een Bretonsche pers; in 1860
verscheen het orgaan van de „Bleun Brug",
later met een bijblad voor kinderen. In 1936
waren er vier maandbladen, geheel in het Bre
tonsch; er kwamen streekbladen, federalistische
bladen in de twee talen Fransch en Bretonsch;
er kwam een cultureele revue Stur en een half-
maandelijksch blad van de Nationale Breton
sche partij: Breiz Atao". Oude volksliederen
werden verzameld en opnieuw uitgegeven,
studies over kleederdrachten, over huizenbouw
en meubelen, vaatwerk en keukens gepubli
ceerd. De oude rechtsbegrippen en vormen
werden bestudeerd en dit alles niet uit archeo
logische neigingen, maar tot behoud en ver
sterking van het nog aanwezige en tot terug
verovering van het verloren eigen Bretonsche.
Bretagne heeft snel zijn taaiopleving en poli
tieke organisaties teruggevonden. De Bretonsche
taal is levend gebleven en zij is het instrument
geworden van een cultureele herontwaking, als
in nauwelijks een ander Keltisch land. De Bre
tons weten, dat zij geeq variëteit van de Fran
sche cultuur zijn, maar dat zij een groote
Keltische cultuur bezitten en zij trachten die
haar vroegeren luister terug te geven.
Sedert een tiental jaren wordt ook, navol
ging van de Vlaamsche Ijzerbedevaart, een
dergelijke opwekkingssamenkomst gehouden
te Saint-Hubin-du-Cormier, waar in 1428
zesduizend Bretons vielen in den laatsten
slag geleverd voor een onafhankelijk
Bretagne. Die van het vorige jaar, door de
Fransche regeering evenals de daaraan voor
afgaande verboden, werd toch gehouden, met
mondelinge oproepingen, des nachts. Talrijke
afvaardigingen van Bretonsche vereenigingen
vormden een stoet door toortsen verlicht,
met de Bretonsche vlaggen aan den kop, naar
het vergaderingsterrein. Gloeiende rede
voeringen in het Fransch en Bretonsch wer
den er uitgesproken, waarin de vrijheid van
Bretagne werd geëischt Ook hierbij werd een
„eed" afgelegd: „ik zweer een trouw soldaat
te zijn; zonder zwakheid de taken te ver
vullen, die mij opgelegd zullen worden; te
gehoorzamen aan mijn leider; zoo noodig mijn
leven te geven voor Bretagne". Om het totaal
verschillen van het Bretonsch met andere
Westersche talen te laten zien, willen we
dezen eed in het Bretonsch herhalen: „Toui
a ran, da vera eur soudard leal, da ober pep
labour a vo fiziet ennoun, da senti hep morde
oüz ma fenn-renner, da rei ma buhez pa vo
ret evit Breiz". Dat door deze samenkomsten
arrestaties van Fransche zijde volgden, spreekt
vanzelf. Bij de herdenking van 1939 zat een
der leider van 1938, Deauvais nog in de ge
vangenis te Rennes.
Zoo is er ook een „colléges des bardes de
Bretagne" gevormd, dat de oude volks
liederen doet herleven; zoo wordt er veel
werk gemaakt om geboorte- en sterfdagen van
bekende Bretons, of van hen, die voor de
Bretonsche zaak veel gedaan hebben, te doen
vieren. In 1938 werd twee dagen lang met
vurige redevoeringen het sterfjaar herdacht
van J. F. Ie Gonidec (1775—1838), den man,
die door zijn Bretonsch woordenboek en
Bretonsche grammatica de taal van Bretagne
deed herleven als uiting der beschaafden. En
in hetzelfde jaar vierde men den Bretonschen
dichter J. P. Calloc'h, geboren in 1888 en ge
sneuveld in 1917 in den wereldoorlog.
De herovering van de school
De groote strijd loopt echter om de her
overing der school voor het Bretonsch. De
„Ar Brezoneg er Skol" (Vereeniging voor het
onderwijs in het Bretonsch) werkt hiervoor.
Men heeft den officieelen weg hiervoor be
wandeld; in 1937 heeft men bereikt, dat de
onderwijscommissie der chambre des députés
met algemeene stemmen een voorstel aange
nomen heeft, om de regeering uit te noodigen
de zaak van het Bretonsch, naast het Fransch,
op de scholen in Bretagne, te bestudeeren.
Gemeenteraden en de publieke opinie sloten
zich hierbij aan, Bretonsche afgevaardigden
trachtten den minister te influenceeren. Maar
geen enkele maatregel ten voordeele van
het Bretonsch volgde. En in arren moede
zucht een der Bretonsche tijdschriften: „De
circulaires van 19 Juni 1935 en 30 October
1936 geven den onderwijzer het recht school
lokalen te gebruiken voor facultatieve cur
sussen in Esperanto. Dit zelfs is streng ver
boden aan de verdedigers der Bretonsche
taal." Bij een bezoek van President Lebrun
in Mei 1938 aan Saint-Brieuc werd hem een
verzoekschrift overgereikt vanwege alle Kel
tische vereenigingen, waarin gevraagd werd
het Bretonsch te onderwijzen op de scholen
in Bretagne. Het werd gesteund door drie
honderdvijftig gemeenteraden, -drie departe
mentale raden, kamers van koophandel, alle
Eretonsche députés, van welke richting ook.
Maar vorderen deed men er niets mede. Dat
Frankrijk zóó veel sympathie verloor in Bre
tagne, is te begrijpen.
Tot kalm protesteeren en propaganda bepaalde
Bretagne intusschen zich niet Reeds in 1932 had
de mysterieuse Bretonsche vereeniging „Gwen
ha Du" het monument dat de herinnering der
aanhechting in 1532 van Bretagne aan Frankrijk
levendig hield, laten springen en den spoorweg
opgeblazen, waarlangs Herriot ter viering van
dezen gedenkdag naar Bretagne zou komen.
Toen Lebrun in 1938 naar Saint Brieuc kwam,
waren uitgebreide voorzorgsmaatregelen geno
men; dagen van te voren werden huizen door
zocht en bewaakt; aanhangers van de PartI
National Breton mochten hun woningen niet
verlaten, geen vliegtuig mocht dien dag boven
het departement Cótes-du-Nord vliegen. De
spoorlijn Parijs naar Saint Brieuc werd bewaakt
en vijfduizend man troepen werden er gecon
centreerd. Daarbij kwam nog, dat de Parti
National Breton op haar congres te Guingamp
als wachtwoord uitgegeven had: „Geen oorlog
voor de Tsjechen", wat per affiche werd aan
gekondigd en wat een proces veroorzaakte
tegen den directeur der „Breiz Atao", Debau-
vais en den hoofdredacteur Mordrel.
Debauvais, die al betrokken was in de zaak
der schildering op muren van „Bretagne voor
de Bretons" en .Bretagne vrij en onzijdig" in
talrijke steden en dorpen en daarvoor met
een aantal partijgangers in arrest had moeten
gesteld worden, maar zioh verborgen had
weten te houden, gaf zioh nu vrijwillig ge
vangen. Voor dit geval hadden zeven ge
arresteerden, naast boeten, voor het gerechts
hof te Rennes van één tot drie maanden ge
vangenisstraf opgeloopen; nu werd Debauvais
tot zes maanden veroordeeld. Toen hij het ge
rechtsgebouw verliet, hief de menigte het
Bretonsche volkslied: „Bro fozma Zadou" aan.
Mordrel kreeg vier maanden, terwijl Debau
vaas voor de tweede beschuldiging er nog een
jaar bij kreeg. Denzelfden nacht liet de on
vindbare „Gwenn ha Du" (wit en zwart, de
Bretonsche kleinen), te Pontivy, een monu
ment ter gedachtenis aan het „La France une
et indivisible" springen en deelde toen aan de
pers mede, dat dit was, omdat er geen onder
wijs in het Bretonsch op de scholen mocht
gegeven worden, om de zeven gevangen ge
nomen Bretons en uit verzet tegen den oor
log. Een tweede aanslag volgde in Februari
1939 tegen de Prefectuur van Finisterre te
Quimper; een bom geplaatst bij een der kel
dergaten veroorzaakte groote materieel?
schade. Juni 1939 ging een adres rond en
werd druk geteekend voor annexatie der Bre
tonsche partijleiders. En naar ons uit het
buitenland door gevluchte Bretons werd
medegedeeld, zijn de leiders der beweging
met het uitbreken van dezen oorlog op harde
wijze vervolgd en is veel wetenschappelijke
arbeid der Bretonsche cultuurvereenigingen
vernietigd.
Reeds in 1919 zijn vertegenwoordigers der
Bretons bij Wilson geweest en hebben toepas
sing zijner beginselen gevraagd ten opzichte
van Bretagne. Zij vroegen „Home Rule" voor
hun gewest binnen het kader van het in Frank
rijk historisch gewordene. naast ophouden met
het vervolgen der Bretonsche taal en de Bre
tonsche volkstradities. Nog meer dan een mil
lioen menschen spreken deze taal. Daarna is
de Bretonsche propaganda rusteloos doorgegaan.
Veel van dit alles is naar buiten niet uitge
lekt. het Fransche gouvernement paste onver
biddelijk hierop „silence" toe. Het gaat er ech
ter mede. zooals het Vlaamsche lied zegt: „Een
volk kan niet vergaan".
HET CONSERVEEREN VAN
TOMATEN
Het is nog niet zoo erg lang geleden, dat
tomaten weinig bekend en d u s weinig be
mind waren. In vrij korten tijd heeft deze
vrucht evenwel een zekere populariteit ver
worven, een populariteit welke zij ook zeker
verdient.
De tomaat laat zich voor vrijwel alles ge
bruiken: zij is te consumeeren als fruit, als
bróodbelegging, als groente; in koude en
warme schotels komt zij tot haar recht; men
kan er soep van maken, maar ook jam cn
limonade; met een beetje fantasie en een
scheutje aromatisch vleeschextract kan zij
zelfs op gezette tijden een vleeschloozen dag
doen vergeten.
De Voedingsraad doet voor het con-
serveeren verschillende manieren aan de
hand, welke wij hier laten volgen.
Sieriliseeren in flesschen met gummiring.
Ontdoe de tomaten van steeltje en kelk
blaadjes, overgiet ze met kokend water, laat
ze daarin één twee minuten staan en ver
wijder de velletjes. Leg de vruchten die
op deze wijzé veel soepeler zijn dan wanneer
het schilletje erom blijft zoo dicht mogelijk
op elkaar in de flesschen, vul de ovefblij-
vende ruimte aan met water tot even boven
de vruchten, sluit de flesch op de bekende
wijze en steriliseer (of eigenlijk pasteuriseer)
ze gedurende een half uur bij een tempera
tuur van 80 graden Celsius.
Of: om moes te steriliseeren:
Wasch de tomaten, ontdoe ze van steeltje
en kelkblaadjes en snijd ze in vierde parten;
laat ze in een wijde pan vlug tot moes koken,
al of niet onder toevoeging van kruiden
(peterselie, selderij, laurierblad, ui, kruid
nagel). Breng de massa over in een vergiet en
laat het overtollige vocht even uitlekken (dit
kan afzonderlijk als sap worden ingemaakt!).
Wrijf het dikke gedeelte door een zeef, zoodat
de pitten achterblijven; breng het over in de
schoongemaakte flesschen, sluit die en sterili
seer het moes een half uur bij 80 graden
Celsius.
Tomatenmoes in gekurkte flesschen.
Ga op dezelfde wijze te werk als hierboven
beschreven. Gebruik echter in plaats van z.g.
week's flessohen in dit geval flesschen of
fleschjes, die met een kurk worden gesloten,
desnoods gewone medicijnfleschjes. Giet het
al of niet ingekookte, gezeefde moes door een
treohteir in de fleschjes tot even onder den
hals, bind er met een „kruistouw" de uitge
kookte kurk losjes op, zet de flesschen op een
treefje of op een dubbel gevouwen krant in
het kokende water en steriliseer het moes
gedurende een half uur. Laat de flesschen
iets bekoelen, druk er de kurken stevig in,
snijd ze tot aan den rand der flesch bij en
dompel ze tweemaal in gesmolten lak of
paraffine.
Onder een „kruistouw" verstaat men twee
kruiselings over de kurk gelegde touwtjes,
die rond den hals met een derde touw wor
den samengebonden; van ieder loshangend
touwtje worden nu de twee uiteinden boven
op de kurk samengeknoopt, zoodat gedurende
de. verhitting de kurk niet van de flesch afvalt.
Bewaren
rauw tomatenmoes.
(Overgenomen uit „Rauw inmaken van
bessen en andere vruchten", uit het Deensch
van Ellen Carlsen, vertaald door M. C. Wallis
de Vries-Wijt.)
Benoodigdheden: 4 kg tomaten 50 g zout,
4 g benzoëzure natron.
Wasch de goed rijpe, maar stevige tomaten
drie maal, de eerste en de derde maal in
schoon water, den tweeden keer in water met
wat keukenzout; laat ze uitlekken snijd ze
doormidden en maal ze. Zeef de puree en
roer ze dan 4 5 minuten met het zout en
de benzoëzure natron. Vul er de zeer goed
(in een sodasopje b.vJ gereinigde flesschen
meo en kurk die.