a ft 24 AUGUSTUS 1940 PAG. 3 "VLAMINGEN EN HOLLANDERS VOOR NNI HET OUDE PRUISEN GEDAAN HEBBEN 25 A, Sojlii verjaagd en groote 001 0|| lil jlvaart gebracht on 53fcr beeft bij Maximilian-Verlag, te 'Idio pi 61 bladzijden saamgevat over- 'echt fi van het aandeel> dat mannen> 7is thtlandsche gewesten gesproten, in J eeuwen hebben gehad in de ont- L- B01P velerlei gebied van Branden- Geüisen. Al bestrijkt zij overigens it getklein gedeelte van het uitgestrek- oemeek bet oosten van ons vasteland, zel/rgoorgeslacht in de beschavings- belangrijke plaats heeft ge- !t deze vlot en overzichtelijk jtudie tal van bijzonderheden, i grootsch ver- itstrevende vorsten van het het tegenwoordige Duitsche gedurende de ongeveer zes omstreeks 1150 tot omstreeks dit overzicht behandelt, herhaal- mzegefcotscheepsche ondernemingen een geeie medewerking van Hollanders, kken, Brabanders, Zeeuwen en Friezen. 12 Aujtreeks 1150 Albrecht de Beer, de ebt gigraaf van Brandenburg, het oude land tusschen Elbe en Oder aan overweldigers, de stammen der jSorben, had ontrukt, vestigde hij EN H} jn hun hoofdstad Brennabor 'ober jn). Zijn eerste zorg was het, deze 2 gebarende streken, welke onder de rt Tecfcrschers tot woestenij waren ver- >ter. te bevolken. ummi eeuw werden de Nederlandsche iet Jcolhaaldelijk geteisterd door storm- l€ watersnood en reeds hadden uitnoodiging van den Breem- lisschop Friedrich een veiliger het land rondom Bremen 'eser. Later trokken „Flandren- roep van den Hongaarschen het verre Zevenbur- hun nazaten zich nog heden L Ook het beroep van Al- uit de Nederlanden, leenaI '■Idig de eeuwen heen de herinnering aan het oude stamland levendig. In de Nederlanden blijkt men in latere tijden geenerlei voeling met de uitgewekenen te hebben bewaard, tenzij wellicht in de 16e eeuwsche godsdiensttwis ten, toen o.a. Zuid-Nederlanders naar Wit tenberg zijn getrokken. Een tweede hoofdstuk brengt ons na een beknopten overgang ineens bijna vijf eeuwen verder, namelijk tot de regeering van den Grooten Keurvorst en het tijdperk na den dertigjarigen oorlog. Het spreekt van zelf, dat Friedrich Wilhelm, die in 1634, vijftien jaar oud, zijn leerschool als veldheer en staats man begon onder Frederik Hendrik, een ster ken indruk had ondergaan van de krachtig opwaarts strevende Republiek, waar weldra ook zachtere banden hem aan zouden ver binden, toen hij Louise Henriette, de dochter van den Stadhouder, tot Keurvorstin maakte. Om zijn zwaar geteisterd land weer op peil te bi^ngen, deed hij een eerste beroep op boeren uit het Alteland" bij B-emen, waar de „Oldenlander" woonden^-afstammelingen van de eerste Nederlandsche kolonisten uit de 12e eeuw. Kort na 1648 wendde hij zich tot de Noord- Nederlanders. De aanlokkelijke voorwaarden, welke hun werden aangeboden, verwekten den naijver der gevestigde bevolking, welke zich in bezwaarschriften tot den landheer wendde. Eigenaardig dat men ook hier den godsdienst als een der beweegredenen van het verzet voorwendt. De Lutheraansche be volking nam zoogezegd aanstoot aan het af wijkend Calvinistisch geloof der nieuwe „Hol lander". De Keurvorst gaf echter niet toe. Deze kolonisten uit de 17e eeuw zijn echter vrij spoedig in de oorspronkelijke bevolking opgegaan. Meestal vormden ze geen aaneen gesloten groepen. In kleine aantallen over vele plaatsen verdeeld konden ze hun eigen aard onmogelijk handhaven. Hun aandeel echter aan den bloei van land en stad is door de geschiedenis geboekstaafd en de herinne ring aan hun invloed bleef bewaard. Het slot en de stad Oranienburg werden gesticht op verzoek van de Nederlandsche Keurvorstin. Talrijke vaklieden, tuinders, zuivelboeren, metselaars en timmerlieden trokken naar Brandenburg. Het zou te ver ein nen i norde Vlaanderen reeds toen overbevol- i uanichte, werd in ruime mate beant- :he ff iica Slavorum van Helmolt, mstreeks 1170, vermeldt op het den intocht der Nederlanders als ans echter heeft de Heer o SOCtfen anderen Vorsten heil en zege pc in zoo rijke maat, dat de Slaven Igd of verjaagd zijn; van de kus- Oceaan zijn tallooze vrome n gekomen, zij hebben zich in Slaven gevestigd en er steden kerken gebouwd. Meer rijkdom 'erworven dan iemand ooit had ichten". huizers werden trouwens niet wende inwijkelingen of vluchte- als vrije mannen beschouwd er. het land, dat zij opnieuw linnen. getuigen de namen sommiger geslachten in Brandenburg Nederlandschen oorsprong: di ?dows, die uit Breda, de Ar- lit Arnhem, de Flemmings, die uit [zouden afkomstig zijn. Verschei- 5pooiFeken draëen den naam „Fleming" -sberl plaatsnamen ziin uit de Neder- ïest ingenomen: Bruegk (Brugge), KMechelen), Gentin (Gent), Nie- van (e2en) enz. Lichterfelde bij Berlijn de Bf^lfde stadswapen als het West- nsch< P'aats)e Lichter velde. ■gen! deze streken naar Vlaamsch )men^ckaar" gespannen, het erfrecht >oor fch> de maten, de munt, de volks- to nifaren Vlaamsch. (Toch dient leze) mede te houden, dat in de oude pten. d.e namen „Flandrenses" en „Hol- rachf"et steeds als uitsluitend op Vla- i möNollanders slaand mogen worden i dei In vele gevallen zullen de kolo- .luktfrd- en Zuid-Nederlanders hebben ist dfP den Flaeming, het gebied tus- ■n trfden'ourg en Leipzig, waar het be- i herenberg (ook een naam, die zijn wijl iet verloochenen kan) ligt, droeg *p, in de 19e eeuw een eigenaardige zo ie men als uit Vlaanderen afkom- inen iwde. In zijn studie over de merk- leederdracht der Spreewald-Wen- ïrin t Reinhard Peesch zelfs, dat deze heteedij de sporen draagt van haar andschen oorsprong, autc bleef de bedrijvigheid der onghe inwijkelingen niet beperkt tot )nd; iw of het bedijken van de rivie- i zeer ontwikkeld vaderland had- lei nijverheid meegebracht, welke nieuwe verblijfplaats wisten te issla' en vaak tot hoogen bloei te ilve *teelt, zuivelbereiding (waarvan b.v »Hollandereien" voor hoeven, 'aar vooral op zuivel toelegden), chtt «nbakkerij, enz. :en der Cisterciensen heeft ontzaglijk /oor 'agen tot het opnieuw beschaven wol foverde Oostland. Haar vestigin- iïn uit van het beroemde klooster lesticht door Nederlandsche mon- gebouwen van dit merkwaardige ie rfals de oudste monumenten in isch g' zijn in baksteen opgetrokken. i be onderzoekingen staven de vroeger DezeIleening' dat deze baksteenbouw dan erlanden is ingevoerd, vera laeminge" 111 Pruisen bleef door bijverdienste het! J* verwerven. Bij gebleken geschikt- ifte|5eid i1®113 op levenspositie. Worden ,str| üeskundig opgeleid, de $ï?- 197 aan het Bureau van De dis^lBr, Witte de Withstradi 47, R'dam. nnii DE VELUWE KLEEDT ZICH IN GALA voeren, zelfs de namen aan te stippen van ingenieurs en vestingbouwers, kunstenaars en bouwmeesters, die zich bij den opbouw van het Keurvorstendom hebben onderscheiden. Noord- en Zuid-Nederlanders werkten ook hier naast elkaar. Nederlandsche kunstwerken sierden weldra de paleizen van den Keurvorst. Aardig is het verhaal hoe Friedrich Wilhelm in Nederland bloemstukken had bewonderd van Daniel Seghers, die broeder was bij de Jezuïeten te Antwerpen. Frederik Hendrik bezat ver scheidene van zijn werken en men weet, dat de Stadhouder onder meer den schilder ge leerde Latijnsche huldigingsverzen toestuurde. Seghers, die geen Latijn kende, liet de stuk ken vertalen en beantwoorden door zijn meer geleerde ordebroeders, maar in zijn eigen naam. De Keurvorst voerde besprekingen met de Sociëteit te Antwerpen en verwierf een prachtigen bloemkrans van Seghers, gevloch ten om een Madonna van Quellijn, in ruil voor reliquieën uit den ouden Dom te Berlijn. Een volgend hoofdstuk behandelt het ont staan van de Brandenburgsche oor logs- en handelsvloot, onder de leiding van Benjamin Raulé, een Zeeuw, door Noord-Nederlanders gebouwd, uitgerust en bemand. Het was ook een Nederlander, Aernout Gijsels van Lier, die den eersten stoot gaf tot het verwerven 'van koloniaal bezit. De Guineesche Com pagnie werd-naar Noord-Ne'derlandsch voor beeld opgericht. In de acte der stichting spreekt men bijvoorbeeld steeds van „Bewint- habers". In den strijd tegen Holland kon de jonge kolonie zich echter niet handhaven, vooral toen de belangstelling van hooger hand ging tanen. In 1718 werd ze aan de West- Indische Compagnie voor 6000 Thaler ver kocht. Friedrich Wilhelm I en zijn zoon Frederik de Groote vonden in Nederland de water bouwkundigen, die zij voor hpt beteugelen van de overstioomingen en het regelen van de afwatering noodig hadden. Ook de bouw meesters, die onder meer in Potsdam paleizen en woningen naar den destijds hier heerschen- den stijl hebben opgetrokken. Johan Bouw man leeft nog voort in de zoogenaamde Nieder- laridische Kolonie aan de Mittelstrasse te Pots dam, waarvan de afbeelding hiernaast het echte Noord-Nederlandsche karakter doet blijken. De slotzin van Glaser vat het geheele over zicht in de volgende woorden samen: „De Vorsten hebben met verstand het goede en verwante in de Westersche cultuur herkend. Zij hebben ervan overgenomen wat voor hun eigen land en volk geschikt en voordeelig was. Daarbij hebben zij echter de eigen ont wikkeling en den eigen aard van hun land en volk steeds op den voorgrond gehouden." Museum voor Land- en Volkenkunde Het verslag over 1939 van het Museum voor land- en volkenkunde en van het Ma ritiem museum vermeldt, dat de belangstel ling van het publiek gedurende de eerste acht maanden zich in opgaande lijn bewoog. Voor de uitbreiding der volkenkundige ver zamelingen is het jaar buitengewoon belang rijk geweest- Het bestuur van de Rotterdam- sche diergaarde bood het museum aan een keuze te doen uit de ethnografische collectie van de diergaarde- Het betreft hier een waar devolle verzamelingvoorwerpen, die niet alleen door de kwantiteit belangrijk is het museum is door deze schenking een 350-tal nummers rijker geworden doch eveneens door de kwaliteit. Van deze aanwinsten is een bijzondere vermelding waard een terra cotta beeld uit Oost-Java, waarschijnlijk de vrucht baarheidsgodin Men Brajoet voorstellende. Het museum ontving verder van den heer A F. C. A. van Heyst een aantal ethnografi sche voorwerpen, waaronder zich een fraai besneden Bataksche koker met stop en een Afrikaansch stoeltje bevinden. Door aankoop kwam het museum in het bezit van een mooi exemplaar van een Broenei-ketel en van een model van een totempaal. De uitbreiding der maritieme verzameling komt dit jaar uit den aard der zaak in een zekere kwantitatieve disproportie te staan tot de hierboven vermelde bijzondere uitbreiding der volkenkundige verzameling- Kwalitatief zijn echter ook de maritieme aanwinsten de moeite waard, oa- de verzameling bouw- er tuigteekeningen, die het museum van de fa L. Smit en Zoon te Kinderdijk heeft ontvan gen en de verzameling bouw- en tuigteeke ningen, die de heer P. Bothof te Slikkerveer heeft geschonken. De verheugende toeneming van het bezoek, die de laatste jaren valt waar te nemen, heeft zich in 1939, ondanks de ongunstige tijdsomstandigheden, kunnen voortzetten. De heide begint te bloeien Men schrijft ons: Wel komt de nazomer in ziobt, maar toch het nog bloeitijd van vele planten en kruiden: zonnebloemen, floxen en gladiolen, _"s en afrikanen bloeien in opperste pracht, langs sloot en plas feesten de kattestaarten met kruizemunt en spiréa, slingert de wilde hop zijn ranken met de gracieuze bellen door het elzenhout en vooral bóvenal is daar in de eenzaamheid der Veluwe de bloei van de heide begonnen. Reeds brachten de bijenhouders korven en kasten naar de paarse vlakte, waar primitieve stallen worden gebouwd van dennetakken en heideplaggen. Kleine bijenboeren blijven evenals de amateurs gemeenlijk in de buurt van him woonplaats, maar de groote imkers, die een stand van zestig tot honderd of meer volken beheeren, vervoeren hun korven meestentijds naar Buurloo, Asselt, Elspeet of Garderen, waar de uitgestrekte velden een ruim gewin beloven, al zal dit, naar de laatste berichten luiden, tengevolge van den drogen voorzomer op verschillende plaatsen w schijnlijk beneden de verwachtingen blijven. Wanneer de voormiddag warm is en de lucht trilt boven den einder, is er naar het bloeiende heideland een rusteloos snelverkeer van bijen en hommels, zweefvliegen en vlin ders in velerlei variatie. Een ononderbroken gegons van duizenden gazen vleugeltjes zoemt boven het paarse bloesemkleed, waaruit de heerlijke geur op- wasemt van zuivere honing en kruidige plantenwoekering. Tot de avond zijn rooden weerschijn laag over de heide zendit, houdt dit va-et-vient aan en als men zioh neervlijt in een paars bloesembed, is het goed te luisteren naar het droomerige gegons ei bloemsterretje door een uiterst klein droppeltje vertegenwoordigd is. De stralende morgen is schoon in het heide land, maar als de bloei op het hoogtepunt^ is, zijn ook de avonden van een zeldzame, stille bekoring. Een diepe eenzaamheid komt er over alle dingen. Het licht glanst in het Westen nog met verre weerschijnen, maar in het zee groen van het Zuiderkwartier flonkert reeds n groote, zilveren ster. De bloeiende heide verliest zienderoogen haar kleuren, het geheel krijgt een aspect van purper fluweel en hoe donkerder het wordt, des te dieper en zwaarmoediger van toon lijkt ons het lage oerwoud der struikheide. Hoe wondermooi zijn nu de oude karwegen en de rijwielpaden door het heideland! De bloeiende toefen hangen over den rand der karresporen en ritselen langs uw voort- gonzende wielen. Ge ziet licht- en donkerpaarse en nu en dan prachtige, dieproode hei! En, gelukskind, voor u is er allicht een takje met zuiver witte bloemen tusschen dien overweldigenden rijk dom opgeschoten! De tijd van den heidebloei is een tijd van. vreugde, maar hij is ook vervuld van een zachte melancholie. Ge ruikt den zoeten honinggeur, ge hoort het gegons der bijen en het zuchten van den langs vliedenden wind. Ge geniet van den laatsten bloei van het jaar, ge ondergaat die heerlijkheid vam dit pure v/onder, maar ge voelt ook den weemoed van den dood, die het einde zal zijn. Zoo is de heidebloei niet enkel een feestelijk vertoon van kleur en pracht, maar brengt hij met zich een sfeer van meditatie en afhanke lijkheidsbesef. Doch sterker dan de melancholie over den dood Van den zomer is de vreugde over de schoonheid, die altijd weer opnieuw geboren te kijken naar de snelle kruisen van komst en vertrek, die de honingpuurders slaan tegen den diepblauwen nazomerhemel. Grauwe stormen zullen straks uit het Noordwesten aanrazen en zij zullen met de najaarsregenvlagen snel de natuur ontluisteren en daarom is het gelukkig, dat wij vóórdien nog den hoogtijd van de bloeiende heide, het laatste geschenk van den zomer, te genieten krijgen. Prachtig is thans zoo'n groote, wijde vlakte, maar óók heel fraai is zoo'n enkele, bloeiende aar! Houdt dat paarsroode bloeitakje eens onder uw neus, snuift den fijnen honinggeur op en ge proeft bijna den honing, die in elk kan wenschen. wordt en als de ongemeten ruimte der bloei- heide in het najaar voor ons ligt, is het alsof de geuren, de bloemen en de wolken, ja de ruimte en de tijd samenklimken tot dat eeuwen, oyde woord van harmonie: „Er is een vrede, die alle verstand te boven gaat. Bretagne en zijn cultuurstrijd Het verzet tegen de onderdrukking yan den Bretonschen volksaard Bretagne, Breiz in het Bretonsch, omvat vijf departementen van het tegenwoordige Frankrijk, Cótes du Nord; Finistère; Ille et Vilaine; Loire inférieure en Morbihan. Het telt ruim drie millioen inwoners, de bevol king neemt, zij het met een klein percentage, nog steeds toe. In 1937 woonde er 7.3 percent der bevolking van Frankrijk, terwijl er 8.76 percent der geboorten ingeschreven werd. Toch daalt ook hier het geboortecijfer, gevolg van slechte oeconomische toestanden; het hoogst is het nog in Finistère en Morbihan, waar Bretonsch gesproken wordt. Veel in woners emigreeren naar de havensteden en naar Parijs. De groote steden zijn Nantes (Naoned) met ruim tweehonderdduizend zielen; Brest met bijna honderdtwintigduizend; Rënnes, dat de honderdduizend haalt; Lorient (An Oriant) en Saint Nazaire (St. Nazer) met een goede veer tigduizend. Tusschen de tien- en twintigduizend bewegen zich de in Nederland ook welbekende stadjes: Saint-Brieuc (Sant Brieg); vannes (Groened); Fougères (Foujera); Quimper (Kem per); Morlaix (Montroulez); Saint Malo (Sant Malo); Saint Servan (Sant Servan); Dinan en Douarnenez. Bretagne het Armorica der Romeinen is in prae-historische tijden bewoond geweest door weinig bekende volkeren. Lang voor onze jaartelling zijn er de Kelten gekomen; toen Caesar in 56 voor Christus de Veneti overwon, trof hij er, evenals in het overige Noordelijke Gallië, een volk aan, Keltisch van taal, gods dienst, zeden en gevoelens. Armorica, aan Rom>- onderworpen, onderging hetzelfde lot als he' verwante Gallië; na vijf eeuwen was het gelatiniseerd. Het scheen dus voorbestemd ge lijkvormig te worden aan het overige Frank rijk, toen het door de Romeinen in hun ver valtijd verlaten Engeland, dat maar zeer opper vlakkig geromaniseerd was, van de vierde tot de zevende eeuw een onafgebroken stroom Keltische elementen zond naar Bretagne. Dit land, geplunderd en ontvolkt door Germaansche stammen, als de Alanen, kreeg dus een nieuwe |mé nationaliteit terug- oplegde: Bretagne bevolking, die het taal gaf en het ook zijn (Breiz). Het m eerend eel der immigranten kwam uit het Zuid-Oosten van Engeland, uit Cornwal- lis, Devon, Dorset, Somerset; Wales leverde veel aristocratische elementen. En de gods dienstige invloed van Ierland was ook zeer groot in het nieuwe Bretagne. De nationale heiligen waren bijna allen uit Wales of Ier land geboortig; het graf van Sint-Samson, den Schutsheilige van Dol in Bretagne, bevindt zich, om een voorbeeld te noemen, in de om geving van Cardiff. Na dien tijd is er geen belangrijke nieuwe invasie van volksvreemde elementen in Bre tagne geweest: de vreemdelingen voor namelijk ambtenaren vormen maar drie percent der totale bevolking. Zij bestaat voor twee en zeventig percent uit boeren en vis- schers; industrie is er weinig te vinden, be halve in de grootste steden. De middeleeuwsche geschiedenis van Bre tagne is er een van voortdurenden strijd tegen Romeinen, Alanen, West-Go then, Fran ken. De Friezen heerschten er van 510513, de Noormannen in de tiende eeuw. Engelsche koningen en Fransche betwistten elkaar er de heerschappij, maar toen Claiudia, de erfgename van het her gdom Bretagne, haar hand ge schonken had aan Frans I van Frankrijk, werd het voor goed een Fransch gewest. Zoo as het, nog onafhankelijk, tot 1532. Autonoom bleef het tot 1790 totdat de Op bovenstaand kaartje van Bretagne zijn ge arceerd de gemeenten die, naar den stand van zaken In 1938, onderwijs in het Bretonsch op de scholen eischten. Republiek het: „La France une et indivisible" proclameerde en Bretagne een gewoon Fransch gewest werd. Regeeringsmaatregelen In den loop der negentiende eeuw heeft Frankrijk een uitgebreide en stelselmatige actie gevoerd, om Bretagne zijn volksaard te ontnemen. De Fransche staat is in volstrekten zin een eenheidsstaat; de taaleenheid stond dus op den voorgrond. In geen enkel land ter wereld zijn streektalen of minderheidstalen met dezelfde strengheid vervolgd als in Frankrijk. Op de lagere scholen in Bretagne, in Vlaanderen, op Corsica, in Catalondij is het verboden aan de kinderen één woord Bre- \tonsch, Vlaamsch, Corsikaansch, Catalonisch te '.eggen, zelfs al kent de leerling geen woord Fransch. Wat dit voor uitwerking heeft op het onderwijs, als de moedertaal geen voertaal der volksschool is, kan ieder begrijpen. En wat voor effect dit heeft op de volksziel, is even duidelijk. Een land met eigen taal, eigen cul tuur, eigen literatuur komt daartegen in verzet. Reeds in 1843 ontstond er een „Asso ciation Bretonne", door Napoleon III na het Congres te Quimper in 1858 opgeheven, ver dacht van „particularisme". In 1873 herrees zü, maar wijdde zich voortaan alleen aan wetenschappelijken en taalkundigen arbeid. Andere organisaties tot behoud der Bretonsche taal en cultuur kwamen daarna: de Fédération Regionaliste de Bretagne, de Fédération des cercles Celtiques de Bretagne; een machtige Bretonsche Katholieke Vereeniging, de „Bleun Brug"; de vereeniging voor de jeugdherbergen „Herberchti Yaouanhiz Vreiz" voor de aan komende Bretons enz. tot een zeer links ge richte vereeniging de „Bretons Emancipés" toe, waarvoor Marcel Cachin, de aanvoerder der Communistische partij, zich zijn Breton-zijn herinnerend, zich uitsprak vóór onderwijs iin het Bretonsch en vóór behoud van het volks karakter van dit gewest. Er ontstond een Bretonsche pers; in 1860 verscheen het orgaan van de „Bleun Brug", later met een bijblad voor kinderen. In 1936 waren er vier maandbladen, geheel in het Bre tonsch; er kwamen streekbladen, federalistische bladen in de twee talen Fransch en Bretonsch; er kwam een cultureele revue Stur en een half- maandelijksch blad van de Nationale Breton sche partij: Breiz Atao". Oude volksliederen werden verzameld en opnieuw uitgegeven, studies over kleederdrachten, over huizenbouw en meubelen, vaatwerk en keukens gepubli ceerd. De oude rechtsbegrippen en vormen werden bestudeerd en dit alles niet uit archeo logische neigingen, maar tot behoud en ver sterking van het nog aanwezige en tot terug verovering van het verloren eigen Bretonsche. Bretagne heeft snel zijn taaiopleving en poli tieke organisaties teruggevonden. De Bretonsche taal is levend gebleven en zij is het instrument geworden van een cultureele herontwaking, als in nauwelijks een ander Keltisch land. De Bre tons weten, dat zij geeq variëteit van de Fran sche cultuur zijn, maar dat zij een groote Keltische cultuur bezitten en zij trachten die haar vroegeren luister terug te geven. Sedert een tiental jaren wordt ook, navol ging van de Vlaamsche Ijzerbedevaart, een dergelijke opwekkingssamenkomst gehouden te Saint-Hubin-du-Cormier, waar in 1428 zesduizend Bretons vielen in den laatsten slag geleverd voor een onafhankelijk Bretagne. Die van het vorige jaar, door de Fransche regeering evenals de daaraan voor afgaande verboden, werd toch gehouden, met mondelinge oproepingen, des nachts. Talrijke afvaardigingen van Bretonsche vereenigingen vormden een stoet door toortsen verlicht, met de Bretonsche vlaggen aan den kop, naar het vergaderingsterrein. Gloeiende rede voeringen in het Fransch en Bretonsch wer den er uitgesproken, waarin de vrijheid van Bretagne werd geëischt Ook hierbij werd een „eed" afgelegd: „ik zweer een trouw soldaat te zijn; zonder zwakheid de taken te ver vullen, die mij opgelegd zullen worden; te gehoorzamen aan mijn leider; zoo noodig mijn leven te geven voor Bretagne". Om het totaal verschillen van het Bretonsch met andere Westersche talen te laten zien, willen we dezen eed in het Bretonsch herhalen: „Toui a ran, da vera eur soudard leal, da ober pep labour a vo fiziet ennoun, da senti hep morde oüz ma fenn-renner, da rei ma buhez pa vo ret evit Breiz". Dat door deze samenkomsten arrestaties van Fransche zijde volgden, spreekt vanzelf. Bij de herdenking van 1939 zat een der leider van 1938, Deauvais nog in de ge vangenis te Rennes. Zoo is er ook een „colléges des bardes de Bretagne" gevormd, dat de oude volks liederen doet herleven; zoo wordt er veel werk gemaakt om geboorte- en sterfdagen van bekende Bretons, of van hen, die voor de Bretonsche zaak veel gedaan hebben, te doen vieren. In 1938 werd twee dagen lang met vurige redevoeringen het sterfjaar herdacht van J. F. Ie Gonidec (1775—1838), den man, die door zijn Bretonsch woordenboek en Bretonsche grammatica de taal van Bretagne deed herleven als uiting der beschaafden. En in hetzelfde jaar vierde men den Bretonschen dichter J. P. Calloc'h, geboren in 1888 en ge sneuveld in 1917 in den wereldoorlog. De herovering van de school De groote strijd loopt echter om de her overing der school voor het Bretonsch. De „Ar Brezoneg er Skol" (Vereeniging voor het onderwijs in het Bretonsch) werkt hiervoor. Men heeft den officieelen weg hiervoor be wandeld; in 1937 heeft men bereikt, dat de onderwijscommissie der chambre des députés met algemeene stemmen een voorstel aange nomen heeft, om de regeering uit te noodigen de zaak van het Bretonsch, naast het Fransch, op de scholen in Bretagne, te bestudeeren. Gemeenteraden en de publieke opinie sloten zich hierbij aan, Bretonsche afgevaardigden trachtten den minister te influenceeren. Maar geen enkele maatregel ten voordeele van het Bretonsch volgde. En in arren moede zucht een der Bretonsche tijdschriften: „De circulaires van 19 Juni 1935 en 30 October 1936 geven den onderwijzer het recht school lokalen te gebruiken voor facultatieve cur sussen in Esperanto. Dit zelfs is streng ver boden aan de verdedigers der Bretonsche taal." Bij een bezoek van President Lebrun in Mei 1938 aan Saint-Brieuc werd hem een verzoekschrift overgereikt vanwege alle Kel tische vereenigingen, waarin gevraagd werd het Bretonsch te onderwijzen op de scholen in Bretagne. Het werd gesteund door drie honderdvijftig gemeenteraden, -drie departe mentale raden, kamers van koophandel, alle Eretonsche députés, van welke richting ook. Maar vorderen deed men er niets mede. Dat Frankrijk zóó veel sympathie verloor in Bre tagne, is te begrijpen. Tot kalm protesteeren en propaganda bepaalde Bretagne intusschen zich niet Reeds in 1932 had de mysterieuse Bretonsche vereeniging „Gwen ha Du" het monument dat de herinnering der aanhechting in 1532 van Bretagne aan Frankrijk levendig hield, laten springen en den spoorweg opgeblazen, waarlangs Herriot ter viering van dezen gedenkdag naar Bretagne zou komen. Toen Lebrun in 1938 naar Saint Brieuc kwam, waren uitgebreide voorzorgsmaatregelen geno men; dagen van te voren werden huizen door zocht en bewaakt; aanhangers van de PartI National Breton mochten hun woningen niet verlaten, geen vliegtuig mocht dien dag boven het departement Cótes-du-Nord vliegen. De spoorlijn Parijs naar Saint Brieuc werd bewaakt en vijfduizend man troepen werden er gecon centreerd. Daarbij kwam nog, dat de Parti National Breton op haar congres te Guingamp als wachtwoord uitgegeven had: „Geen oorlog voor de Tsjechen", wat per affiche werd aan gekondigd en wat een proces veroorzaakte tegen den directeur der „Breiz Atao", Debau- vais en den hoofdredacteur Mordrel. Debauvais, die al betrokken was in de zaak der schildering op muren van „Bretagne voor de Bretons" en .Bretagne vrij en onzijdig" in talrijke steden en dorpen en daarvoor met een aantal partijgangers in arrest had moeten gesteld worden, maar zioh verborgen had weten te houden, gaf zioh nu vrijwillig ge vangen. Voor dit geval hadden zeven ge arresteerden, naast boeten, voor het gerechts hof te Rennes van één tot drie maanden ge vangenisstraf opgeloopen; nu werd Debauvais tot zes maanden veroordeeld. Toen hij het ge rechtsgebouw verliet, hief de menigte het Bretonsche volkslied: „Bro fozma Zadou" aan. Mordrel kreeg vier maanden, terwijl Debau vaas voor de tweede beschuldiging er nog een jaar bij kreeg. Denzelfden nacht liet de on vindbare „Gwenn ha Du" (wit en zwart, de Bretonsche kleinen), te Pontivy, een monu ment ter gedachtenis aan het „La France une et indivisible" springen en deelde toen aan de pers mede, dat dit was, omdat er geen onder wijs in het Bretonsch op de scholen mocht gegeven worden, om de zeven gevangen ge nomen Bretons en uit verzet tegen den oor log. Een tweede aanslag volgde in Februari 1939 tegen de Prefectuur van Finisterre te Quimper; een bom geplaatst bij een der kel dergaten veroorzaakte groote materieel? schade. Juni 1939 ging een adres rond en werd druk geteekend voor annexatie der Bre tonsche partijleiders. En naar ons uit het buitenland door gevluchte Bretons werd medegedeeld, zijn de leiders der beweging met het uitbreken van dezen oorlog op harde wijze vervolgd en is veel wetenschappelijke arbeid der Bretonsche cultuurvereenigingen vernietigd. Reeds in 1919 zijn vertegenwoordigers der Bretons bij Wilson geweest en hebben toepas sing zijner beginselen gevraagd ten opzichte van Bretagne. Zij vroegen „Home Rule" voor hun gewest binnen het kader van het in Frank rijk historisch gewordene. naast ophouden met het vervolgen der Bretonsche taal en de Bre tonsche volkstradities. Nog meer dan een mil lioen menschen spreken deze taal. Daarna is de Bretonsche propaganda rusteloos doorgegaan. Veel van dit alles is naar buiten niet uitge lekt. het Fransche gouvernement paste onver biddelijk hierop „silence" toe. Het gaat er ech ter mede. zooals het Vlaamsche lied zegt: „Een volk kan niet vergaan". HET CONSERVEEREN VAN TOMATEN Het is nog niet zoo erg lang geleden, dat tomaten weinig bekend en d u s weinig be mind waren. In vrij korten tijd heeft deze vrucht evenwel een zekere populariteit ver worven, een populariteit welke zij ook zeker verdient. De tomaat laat zich voor vrijwel alles ge bruiken: zij is te consumeeren als fruit, als bróodbelegging, als groente; in koude en warme schotels komt zij tot haar recht; men kan er soep van maken, maar ook jam cn limonade; met een beetje fantasie en een scheutje aromatisch vleeschextract kan zij zelfs op gezette tijden een vleeschloozen dag doen vergeten. De Voedingsraad doet voor het con- serveeren verschillende manieren aan de hand, welke wij hier laten volgen. Sieriliseeren in flesschen met gummiring. Ontdoe de tomaten van steeltje en kelk blaadjes, overgiet ze met kokend water, laat ze daarin één twee minuten staan en ver wijder de velletjes. Leg de vruchten die op deze wijzé veel soepeler zijn dan wanneer het schilletje erom blijft zoo dicht mogelijk op elkaar in de flesschen, vul de ovefblij- vende ruimte aan met water tot even boven de vruchten, sluit de flesch op de bekende wijze en steriliseer (of eigenlijk pasteuriseer) ze gedurende een half uur bij een tempera tuur van 80 graden Celsius. Of: om moes te steriliseeren: Wasch de tomaten, ontdoe ze van steeltje en kelkblaadjes en snijd ze in vierde parten; laat ze in een wijde pan vlug tot moes koken, al of niet onder toevoeging van kruiden (peterselie, selderij, laurierblad, ui, kruid nagel). Breng de massa over in een vergiet en laat het overtollige vocht even uitlekken (dit kan afzonderlijk als sap worden ingemaakt!). Wrijf het dikke gedeelte door een zeef, zoodat de pitten achterblijven; breng het over in de schoongemaakte flesschen, sluit die en sterili seer het moes een half uur bij 80 graden Celsius. Tomatenmoes in gekurkte flesschen. Ga op dezelfde wijze te werk als hierboven beschreven. Gebruik echter in plaats van z.g. week's flessohen in dit geval flesschen of fleschjes, die met een kurk worden gesloten, desnoods gewone medicijnfleschjes. Giet het al of niet ingekookte, gezeefde moes door een treohteir in de fleschjes tot even onder den hals, bind er met een „kruistouw" de uitge kookte kurk losjes op, zet de flesschen op een treefje of op een dubbel gevouwen krant in het kokende water en steriliseer het moes gedurende een half uur. Laat de flesschen iets bekoelen, druk er de kurken stevig in, snijd ze tot aan den rand der flesch bij en dompel ze tweemaal in gesmolten lak of paraffine. Onder een „kruistouw" verstaat men twee kruiselings over de kurk gelegde touwtjes, die rond den hals met een derde touw wor den samengebonden; van ieder loshangend touwtje worden nu de twee uiteinden boven op de kurk samengeknoopt, zoodat gedurende de. verhitting de kurk niet van de flesch afvalt. Bewaren rauw tomatenmoes. (Overgenomen uit „Rauw inmaken van bessen en andere vruchten", uit het Deensch van Ellen Carlsen, vertaald door M. C. Wallis de Vries-Wijt.) Benoodigdheden: 4 kg tomaten 50 g zout, 4 g benzoëzure natron. Wasch de goed rijpe, maar stevige tomaten drie maal, de eerste en de derde maal in schoon water, den tweeden keer in water met wat keukenzout; laat ze uitlekken snijd ze doormidden en maal ze. Zeef de puree en roer ze dan 4 5 minuten met het zout en de benzoëzure natron. Vul er de zeer goed (in een sodasopje b.vJ gereinigde flesschen meo en kurk die.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 3