VERHUIZEN
Nalatenschap
IN „Vrouwenpost" lazen wij het volgende mooie
stukje:
„De directeur van het Informatiebureau van het
Ned. Roode Kruis, Zwarteweg 75, Den Haag, deelt
mede, dat aan zijn bureau nog verschillende goe
deren aanwezig zijft, toebehoord hebbende aan tot
op heden onbekend gebleven militairen."
Zoo begint dit korte bericht in de kranten.
Het is een bericht, waar we niet over heen mo
gen lezen. We moeten óns goed indenken wat deze
weinige regels beteekenen. „Verschillende goede
ren, toebehoord hebbende aan tot op heden onbe
kend gebleven militairenDat wil dus zeggen,
dat er op verschillende plaatsen in ons land een
onbekende soldaat begraven ligt.
Zijn nabestaanden hebben misschien lang in
angstige twijfel verkeerd, die langzaam overge
gaan is in de droeve zekerheid. En nu is er dan
voor sommigen het bewijs.
„Onder deze goederen bevindt zich een aantal
ringen, waarin de volgende inscripties voorkomen:
Jo 30-5- 35, W M. V. B. 26-3-'37, K. de V.-ll-'34
of '37. Marie 10-8, E. V. R.-W. D. L. 10-8-'36,
A. V. B. of A. V. C.. M. J. V.. G. H. 19-6-'38,
C W.-H. K.. Ziska 25-3-'40, E. G, S. P., Jan.
31-10-25. A. K., G. H. van Lent, Riek 9-4-'39,
H. S. 25-12-'37, M. H„ C. P. de Wilde, J. S.
18-5-'28, S. de J. 22-7-'39, E. Z. 5-ll-'39, M. V.
17-4-'32, J. H. W., J. V. 28-5-'28."
Een ring met een naam en een datum, dat is het
eenige wat die mannen, die hun leven voor het
vaderland gaven .nagelaten hebben. Die naam
cn die datum hebben eens heel veel voor hen be-
teekend. En nu zijn ze misschien het eenige, dat
nog de weg kan wijzen naar hun graf.
„Nabestaanden of andere belanghebbenden, die
een en ander, als van bepaalde personen afkomstig,
zouden kunnen herkennen wordt in overweging
gegeven zich met het bureau bovengenoemd in
verbinding te stellen, ten einde langs dezen weg
tot een nadere identificatie te komen van als onbe
kend begraven militairen."
Ook hun, die geen nabestaanden onder de ge
sneuvelden hebben, kan dit ontroerende bericht
veel zeggen.
Verschillende menschen hebben op verschillende
tijden hoe kort geleden Soms noghun
vreugdedag beleefd. Nu is er voor al deze men-
schcnlevens, en voor nog zoovele meer, het einde
gekomen vrijwel op dezelfde datum: Mei 1940....
Voor vele vrouwen en meisjes blijft er daarna niet
veel anders over dan de ring met een datum en
een onbeantwoorde vraag: waarom
Zij, die deze ringen nalieten .hebben hun leven
niet alleen voor hun nabestaanden gegeven, maar
ook voor ons. Daarom blijft er ook voor ons allen
die Vraag van het waarom.
Laten wij nooit vergeten, dat met die vraag ons
verplichtingen nagelaten zijn, ons volk en ieder
van ons persoonlijk. En al weten wij het ant
woord niet, wy mogen vertrouwen dat er een
antwoord is, zooals er ook een toekomst-verwach
ting overblijft, zelfs na het sterven.
Wat kinderen zeggen
KINDEREN kunnen soms wel eens heel vreemd
uit den hoek komen, zóó dat het heele
huisgezin schatert, terwijl de kleine zelf niet be
grijpt. wat er aan scheelt en wat het verkeerd
heeft gezegd. Men lache het kind echter nooit
uit, doch brenge het op den juisten weg. Ook
moet men het kind zelf niet al te zeer laten mer
ken, dat het iets bijzonders heeft gezegd, want
dan vindt het zichzelf op zijn manier erg interes
sant en tracht de eene dwaasheid na de andere te
verzinnen. Het kan echter wel eens leuk zijn, om
in stilte naar de opmerkingen van de kleintjes
te luisteren en eventueel kan men die dan op
schrijven, voor later.
Uit die gezegden uit kindermond blijkt vaak
een wonderscherp inzicht in allerlei natuurlijk
kleine kwesties en vaak ook een zin voor logisch
denken, al klopt dit niet altijd op de werkelijk
heid, welke nu eenmaal niet altijd even logisch
schijnt te zijn. B.v., een verblijfplaats voor vrou
wen noemt men wel een harem. Er zijn kinde
ren, die denken, dat een verblijfplaats voor man
nen nu een h e m m e m heet. Die kinderen hebben
op hun manier werkelijk logisch gedacht, maar
de zaken staan nu eenmaal anders en het woord
hemmem komt niet voor.
We hebben er over gepeinsd, of het niet aardig
zoi zijn. nu en dan iets van die leuke kinderge
zegden in ons blad door te geven, en blijkt er in
stemming voor te bestaan, dan doen we dat zeker.
Vangt men iets op uit den mond van het kleintje.
welnu, dan schrijve men het op en zende ons,
hetzij in een brief, hetzij op een briefkaart, maar
steeds aan de adreszijde toevoegen „Vrouwen
blad". De namen van de kinderen worden na
tuurlijk niet doorgegeven, want'dat zou paedago-
gisch onjuist zijn. Zelf zullen we moeten beslis
sen, of iets voor opnemen wel geschikt is.
Houdt het potlood dus maar klaar, als U in de
buurt van het kleintje komt! Wat men ons
stuurt, zetten we in deze rubriek onder het hoofd
je „Wat kinderen zeggen".
Voor de zuinige huisvrouw
ii
BOONEN ALS AANVULLING VAN DEN
BROODMAALTIJD
Ongeveer 30 jaar geleden was het gewoonte om
aan het ontbijt te beginnen met een bordje bruine
boonen. Deze gewoonte kunnen wjj nu weer in
eere herstellen. Men behoeft niet op te zien tegen
het brandstofverbruik, want boonen behoren tot
de weinige gerechten, die niet te lijden hebben
door het uren lang ingepakt zijn.
Om er een smakelijk koud gerecht van te maken
kan men er een restje rabarber- of appelmoes
door mengen.
Een van boonen afgeleide voedzame broodbeleg
ging is op de volgende wijze gemakkelijk te be
reiden.
250 gf- V2 pond) bruine of witte boonen,
60 gram (3 afgestreken eetlepels) boter,
1 uitje, wat zout, peper en nootmuscaat
Laat de gewasschen boonen een nacht wee
ken, breng ze in hetzelfde water aan den
kook en laat ze gaar worden (pl.m. iy2 uur).
Breng ze over in een vergiet en laat ze uit
lekken (bewaar het boonennat voor een soep).
Fruit intusschen het fijngesnipperde uitje in
de boter lichtgeel en gaar. Stamp de boonen
met het uienmengsel tot een gelijke massa en
maak die op smaak af met wat zout en wat
kruiden.
Vervang desverkiezend den met boter ge
fruite ui door gesmolten boter en een eet
lepel fijngesneden groene tuinkruiden (peter
selie. selderij, kervel, bieslook); of wel door.
gesmolten boter en 1 eetlepel dikke tomaten-
Hl
BROODBELEGGINGEN VAN RESTEN
Kliekjes aardappelpuree, stamppot, dikke erwten
soep of boonensoep kunnen koud dienst doen als
voedzame broodbelegging, die geen nadeel onder
vonden-heeft van opwarmen. Herhaaldelijk op
warmen doet n.l. afbreuk aan de voedingswaarde.
In plakjes gesneden koude aardappel met iets
mosterd of wat peterselie zijn eveneens op een
gesmeerde boterham smakelijk en voedzaam.
In plaats van op de boterham kunnen de plakjes
aardappel ook als een „slaatje" bij de boterham
gegeven worden. Toevoeging van wat olie en azijn,
gehakte peterselie, wat plakjes tomaat, maakt er
een smakelijk geheel van.
VACANT1E
Loopen door de bezonde velden,
drinken in de gloeiende lucht,
droomen, en het geluks-ontstelde
zingende hoofd in vreugd gevlucht,
en het gemoed voor alles open,
alles in den stralenden kring,
o, door het bloeiende leven te loopen,
dankbaar om ieder ding
En dan door die paleizen
van kleuren wijd en zijd
rustig t gebaar zien rijzen
der zwijgende eeuwigheid.
JAN PRINS.
ffitieven van
Munhsj^id^Mciri
ELKEN dag zeggen Daatje en ik tegen
elkaar, dat we nu toch eindelijk eens
moeten gaan verduisteren. Niet dat U 's
avonds na zonsondergang een sprankje licht
uit een van onze ramen naar buiten zult zien
schijnen of het moest dan zijn het glimmende
puntje van mijn sigaar. Wij zijn duister ge
noeg. Wij zijn al te duister. Wij hebben een
voudig alle gloeilampjes uit de fittingen ge
draaid, behalve in de keuken, de eenige
plaats, waar wij, dank zij een ondoordring
baar stuk lap voor het niet al te groote raam
een lichtje kunnen branden. Dit is nu wel
een radicaal soort verduistering, maar zij
kan bij de steeds korter wordeiide avonden
heelemaal niet meer bevredigen.
Als ik 's avonds uit den winkel naar boven
kom heb ik nauwelijks nog een uurtje om de
krant te lezen en het is tegenwoordig al voor
negenen, dat Daatje met een zucht de kous,
waaraan ze bezig is, in 't stopmandje moet
leggen, omdat ze 't niet meer zien kan.
Daarna zitten we dan te schemeren. Dat in
mooi werk als je 't zoo af en toe eens doet
en als je t niet te lang volhoudt, maar als
je avond aan avond je krant neer moet leg
gen voor een dwingend duister, terwijl je nog
allerlei veelbelovende koppen ziet staan
boven artikelen, waaraan je niet toe kunt
komen en als je midden in een knaap van een
knol van Cornelis' kousen, die hij eigenlijk
den volgenden dag aan moet hebben, op moet
houdenomdat het groote daglicht het be
geeft, zonder dat je daar kunstlicht tegen
over kunt stellen, dan is aan schemeren geen
aardigheid meer. De kinderen vinden 't niet
al t ij d even vervelend, n.l. niet wanneer zij
paarsgewijze, Katie met Frederik of/en Piet
met Janneke in de kamer zijn. Dan hoort het
geoefend oor eens vaders wel eens een kusje
stelen of vrijwillig geven. Dan kan die vader
ook wel eens uit de romantische stilte in de
kamer opmakendat men op de canapé bezig
is het laatste sprankje licht in eikaars oogen
op te vangen om zich daarin te verdrinken.
Ik gun de kinderen graag deze genoegens der
vrijerij, maar ik heb een hekel om er bij te
zitten. Daar ben ik te oud en te nuchter voor
geworden.
Den weg naar de slaapkamer te vinden om
een uur of elf is nog mogelijk, wanneer men
niet van te voren in de verlichte keuken is
geweest. Maar als men voor het naar bed
gaan nog wat te beredderen heeft en daar
voor de keuken moet gebruiken, schijnt daar
na het huis vol te staan met een dikke en
tastbare duisternis en wordt het een soort
avontuur om den weg door zijn eigen kamers
te vinden. Dan gaat men voetje voor voetje,
de handen voor zich uit tastend, de oogen wijd
opengesperd en dan ontkomt men er nog
niet aan zijn schenen te stooten of met zijn
neus tegen een openstaande deur aan te bot
sen. Een zaklantaarn mag bij deze nachtelijke
escapades eenige uitkomst geven, als men
straks op de slaapkamer is en zijn broek in
de vouw op een stoel moet leggen dan heeft
men ook aan een zaklantaarn niet veel meer
en men staat er 's morgens vaak van versteld
hoe vreemdsoortig men met die broek en an
dere kleeding stukken is omgesprongen.
Neen, we moeten nu zoo langzamerhand eens
behoorlijk gaan verduisteren. Dat zeggen we
eiken avond tegen elkaar als de letters van
de krant tot een grauwe massa samenvloeien
en de stopkous een vaag voorwerp wordt in
de schemering. Is het vu alleen maar laksch-
heid, dat we nog steeds de daad niet bij het
woord gevoegd hebben Of gloeit er ergens
binnen in ons nog steeds de hoop op het won
der, dat plotseling op een goeden en geze-
genden dag in de nabije toekomst het licht
weer volop stralen en uitstralen kan Maar
laten we dan bedenken met hoeveel vreugde
we op dien dag het licht uit zijn kluisters
zullen ontslaan om het de duisternis over onze
straten, onze stad en ons land te laten ver
jagen. Zoo teeken ik dan,
MIJNHEER DE MAN.
»i|n voorhcMiió li-
Asphalteeren
door Ds J. A. Visscher
RITSKB cu Griet talen tinnen In het kleine
vertrekje.
Het was avond. Hol werk was gedaan bij «lea
boer. Nu was de ru*R welverdiend. Of er met het
.werk ook wel verdiend was, dut zat nog; want de
dikke boer waar Ritske als vaste knecht was, wu
„heet op do centen"
Maar Ritake was er tevreden mee en daarom r.oi
de boer maar niks 't Wus ander» wel zwaar
werken. '9 Morgens zoo vroeg uit het bed, dat het
eigenlijk een mishandeling van den dag was. 0111
dien reeds te laten beginnen, als zelfs de haan nog
zat te knikkebollen op zijn latje 't Wap meestal
nog hartstikkedonkcr als Kitake de klink van zijn
huisdeur opwipte en naar buiten trad. Rn dan
eerst dat lang eind loopen '1 Was wel minstens
een uur, voor hij bij den boer kwam Ja, dat was
hel slimste, dal eind loopen Daar moest hij eigen
lijk af kunnen! Want dnt kwam ook 'e avonds
alttjd weer opnieuw terug. Daf vva*> twee uren,
waar je niks in verdienen kon! Want de hooi be
taalde hem per uur ©n toen hij bij de laatste be
valling van zijn vrou twep uur later was gekomen,
had de boer hef afgetrokken nok. Pat was toch
billijk, zeker!
Dal uur loopen ziut hem dwars
Nou ja, hij woonde best naar genoegen op het
kleine ateodje aan de lanste wijl; Kon niet al te
min huis.
De voorgevel van «teen en opzij ook nog wat steen
en verder hout en plaggen Maar hecht en sterk
en ook dicht. Ik zal het je zeggen, hoor! Pan
waren er wel minder En een mooi kampje land.
Zoo wat ecu pondcinaat groot, waar hij zijn eigen
aardappels bouwen kon en nog wal boontjes en
waar ook nog een hoekje grolde af kon voor de
twee schapen en de melkgeit
Nu ja., 't wm er wat eenzaam, want achter zijn
hu ia begon de klant- hei-de cn dnn uren ver had
je niets anders En het eerste huis. waar hij des
inurgens langs liep in het donker, was omtrent
tien minuten ver.
I)e riominé, die er twee maal per jaar op huis
bezoek kwam, en dan ook wel eens een keer a's
er stadsche menschen over wnivn, die 1I0 heide op
won-en, had het er met Griet wel eens over gehad,
dat het er zoo eenzaam was; maar toen hud Griet
die zulke beste punten in d'r binnenste had en
vun het Goeie een heeloboel meet' wist dan Ritskoi
zoo prachtig met huur wijsvinger omhoog, ge
zegd: „Eenzaam mijnheer maar met God gc-
lii'-enzaa.nl, mijnheer!" Nu, en wat lid-nderd© die
eenzaamheid? Zoo kon je immers geen rlrukfn
niet de menschen krijgen en daar «ebeurde in
liuis genoeg. Pan moest je maar eens in die bed
stee zien, links! Want in die rechtse he «liepen
Rilsko en Griet, me» de „lietze puppe" rn den bak
tegen den wand. Paar. iri die andere hedstco
logen er nog drie. Wolken vun jongens hoor!
Giet had ze kek nog toegedekt. Wat sliepen ze
lekker! .longc, wat een what toch die 1-ikko
jongens met hun roode wangen en hun gele krul-
lab'illon! Ja, nou lagen zc stil als muisjes on blie
zen en kreunden wat -in hun slaap; muur daai
zat lawaai in hoor! Dat merkte Griet 's morgens
wel. Daar was wat aan te verstellen, om ze knap
te houden! Want daar was Griet erg op gesteld.
Netjes in hui.? en netjes op de kleeren, al was liet
soms oen „heele 6pander".
Nou en dan verder het vee! Die atoimne dieren
eisohten toch ook hun zorg en als jc ze had, dun
moest je er goed voor zijn. Daar moest je ook je
voordeel van hebben, 't Ging voor dc lamkee van*
self! En dan de geit! Moest die niet geregeld ge
molken worden? Dat deed Griet allemaal net zoo
goed als het land bewerken Ja werken kon ze als
«cn kerel. De aardappelen waren zoo schoon als
wat Hoe ze er tijd voor had. begreep ze 9"ms /.elf
mei; maar ze kwam er altijd weer goed door.
Wat hinderde dien eenzaamheid, als je tevreden
was en gelukkig mot mekaar en als er drukte ge
noeg thuis was. En wat kon je die vreemde we
reld schelen. Lezen en schrijven hud Griet nooit
geleerd en Ritske maar zoo'n klein beetje dat hij
zijn naam kon teekencn en de bekpndste psalmen
kon meezingen in de kerk maar zoo merkte
je ook minder van al die narigheden overal, waar
jp toch niks aan kon doen en die jc maar akelig
maakte, als jo ze wist. Bij den boer hoorde Ritske
ei dan wel eens-wat van, als ze zalen koffie te
drinken Maar dat voldeed hem altijd min, en hij
was maar blij. als ze konden gaan praten over
den bouw en de prijs van de biggen
„Heb jullie nu nooit eens behoefte aan wat af
leiding?" had zoo'n stadsche dame aan Griet
eens gevraagd, toen Dominé mof zijn familie weer
de hei op was geweest en ze stonden te drinken
aan de pomp
„Afleiding genoeg!" had Griet lachend gezegd en
gewezen op haar kleuteivs, die rondsprongen.
'b Avonds had ze er zoo eens over liggen denken
maar ze had bij zich zelf uitgemaakt, dat ze toch
eigenlijk best tevreden was. Och wat hield ze
toch ook van die heide Ze kon dal niel zoo goed
uitdrukken! Maar als ze dan 's morgens de zon
zag opkomen over die groote velden, dan kon ze
wel een», een oogenblik blijven stilstaan en dun
was hot net alsof er iets van binnen in haai week
word. la, -tan kon ze wel schreien! Zoo mooi was
liet En dan die pracht van s avonds, als de zon
onderging! Die mooie kleuren'
Als je t maar zien wou! Ze was wel eens in de
stad geweest en daar was veel moois te zien.
vooral, als je er nooit geweest was. maar daar
wus zooveel rumoer en lawaai dat je *t mooie,
toch niet kon beseffen en ze was niet zware
hoofdpijn thuis gekomen. Maar hier gebeurde al
dut mooie altijd zoo in de stilte. Zoo eerbiedig
vond ze bij zich zelf. Daar zat veel meer in dan
je zeggen kon. F.n dat maakte zoo rustig ook. En
dan, dip sterrenpracht! En het voorjaar, als -Ie
lantkes dartelden, mei oogjes precies als van lieve
kleine kindertjes!
Ja, Ritske en Griet waren een paur gelukkige
menaction! Tenminste, 't was altijd zoo geweest.
Maar nou had Ritske wat in den kop. Hei /.ut er
wel al een week in en hel wou er ma ar niet uit!
Je kon zien. dat er hem wat hinderde. Griet zag
het wel bij tiet schijnsel van het lamplicht, dat
Bi gisterenavond had hi|
maar twee borden pap gegeten in plants van drie,
zooals altijd. Ze hadden een heelen tijd stil ge
zeten. Och, wat zou je nou voel gaan zitten pra
ten, als je alles van den dag mekaar verteld hebt
en 't alles best is.
Griet zat kousen te stoppen en Ritske rookt© zijn
pijp. waarvan de kop niet oen paardje er op
slingerde aan den elastieken steel. Hij had z'n
koffie gehad.
Straks kwam de „soepenbrij" nog en dnn onder
de wol.
Griet zag bezorgd op. Wat had Ritske toch! Zoo
had liij al een paar avonden zitten peinzen met
dien rimpel.
„Je hebt wat, Ritske!" Zei zij.
„Och, wat zou hel" zei Ritske die schrok en er
volgde een oogenblik stilte.
„Nou, en waarom zeg je het dan niet?" vroeg
Griet weer en legde haar kous op tafel.
„Och. stumper, 't is immers niks", zei Ritske.
Maar Griet hield aan
„II.ast wat ine: den boer, Ritske?"
„Nee, hoor!" zei Ritr-ke.
„Bist net goed in order?"
„Ivrekt sa gesond us 11 fisk", zei Ritske.
„Nou wat dan! hield Griet weer aan.
„Och, zoi Ritske - en hij deed een geweldigen
haal nan zijn pijj». als om moed te verzamelen.
'k Zal 'I maar zeggen ook: 't eind wordt me to
ver!"
O, dat was het! Griet kon er inkomen. Want ze
had er wel eens medelijden mee gehad. Dat hin
derde niks als het mooi weer was, maar jonge,
jonge niet die herfstbuien en 's winters, als hij
dan al doornat bij den boer aankwam!
„Ja" zei ïe „stumper, dat is zoo; maar dat is
niet anders. Dat wordt eeri minne zaak!"
„Maai 't ken wel anders!" zei Ritske met na
druk.
„Nou?" vroeg Griet.
„Wel verhuizen!" zei Ritske en hij schrok ervan
toen het woord er uit was.
Griet sprong op van haar stoel.
Verhuizen? Dat was een raar woord voor haar.
V-erhuvoen? Hé, wat een nare gedachten spookten
toen plotseling door haar hoofd. Alles van de
vloer! Alles op een wagen Inden en dan hier van
daan, wuar 't allemaal zoo eigen was! Dat was
meer wat voor dte wispelturige menschen, die
't eene jaar hier wonen en 't andere weer ginds.
Of 't waren menschen. die niet genoeg op hun
zaken hadden gepast en zich moeston vermin
deren. Muar zulke menschen als Griet cn Ritske
verhuisden niel. Wie was er nu «1 haar buurt
verhuisd, van dot ze wist? Daar luid je Oo-bed®
en Sjouk. Die waren al diep in dc zeventig en
waren nog nooit verhuisd! In hun plak was
Oebele zelf geboren en getogen en hadden ze
ramen hun vader en moeder uitgedragen naar
het hot. En ginds verder de wijk op, daar wist
re den naam van maar één die verhuisd was!
„Verhuizen. Ritske?" vroeg ze verschrikt, stum
per je weet niet wat je zegt!"
„Wis wel!" zei Ritske en vatte moed otn door te
gaan En hij besloot om nu maar door to pakken
ook'
„Het eind wordt me te ver, hoor! Eiken dag ruim
twee uur verliezen met loopen naar de buurt
dat kun niet langer. Ik kan in die twee uur toch
vast nog wel tien stuivers bijverdiensten en dat i«
in de wok drie gulden Dat past on«. Griet!"
(Wordt vervolgd.)
Voor de nieuwe kerk
ZOO mer. weet werd door de gebeurtenissen op
14 Mei ook het kerkgebouw der Chr. Geref.
Gemeente aan dc Jonker Fransstraat te Rotter
dam verwoest
Op den eersten morgen reeds na de ramp zoo
schrijft Ds S. v. d Molen 111 zijn Kerkbode
dien onvergetelijken Woensdag na den vreesely-
ken Dinsdag, stelde mij een zuster, zelf vluchte
linge. daarom met een geleende mantel aan, nnj
f 4.- ter hand voor de nieuwe kerk. Na eenige
aarzeling nam ik deze dankbaar aan en toen even
daarna werd het mij wonder te moede. Toen riep
ik uit: Heere, nu gaat Gij al weer aan 't zorgen.
Een eerste steen legt Gij al weer. 't Ging mij als
Elia: als een wolkje als een manshand aan den
hemel zichbaar werd. hoorde hy meteen door het
geloof, het ruischen reeds van een overvloedige
regen
Die regen is ook metterdaad gaan dalen. Via ons
Comité mocht ik reeds aan den Penningmeester
onzer Kerk een bedrag van meer dan f 20.000
(twintig duizend gulden) overmaken, door de
wondere liefde uit eigen gemeente, uit geheel de
Kerk en van broeders uit andere kerkgemeen
schappen ons geschonken. Dit alles naast het
vele dat aan onze dekioozen gedaan kon worden,
waar ook duizenden guldens mee gemoeid zijn.
Het is mij zoo heel groot. Wot is het toch waar,
gelijk wc meer dan eens zeggen, dat de Heere
met de ééne hand wel slaat, maar met de andere
vasthoudt en balsemt.
Nog lang is hot einde van ons werk niet geko
men. maar 't is mij een behoefte om thans recdi
publiekelijk uit te roeper. Dc Heere is ons gedach
tig: Zijn Naam zij geloofd. Vinde dit woord zui
vere weerklank in uw hart.
23*