IMAN INSTITUUT
SAMBO, DE OLIFANT
16 AUGUSTUS 1940
PAG. 3
m e'rk en Zending
sident
etwste Chr. Geref, Kerk
verf fa" n11,6 Vlaardingen, cand. H. van
'le bio." Rijswijk-
Gouvl Herv- Kerk
1 gelubmen: Naar Bellingwolde-Oude-
n wasp- Sorber te Arkel-Kedichem.
tteloo, Ph. Jac. Greeven te Kolham.
Geref. Kerken
niddaaomen: Naar Nieuw-Beets, cand.
l der perge. hp. te Wassenaar.
de wo emeritaat
'egrijpé
ite, bliff. F. van Dobben, Ned. Herv.
van he Pietersbierum is op zijn verzoek
:n onvt bereiken van den 65-jarigen
Gouvd ingang van 1 Sept. 1940 emeri-
|d.
rechtiDobben diende achtereenvolgen
s zijn fen Oldehove (Gron.) en Weidum
ran de;s de laatste 25 jaren verbonden
leente Pietersbierum.
niet {lobben is voornemens op 1 Sept.
komeijspredikatie te houden en afscheid
indruleente te nemen.
iresidépCHEID EN INTREDE.
ironloh, Ev. Luth. Pred. te
en als zoodanig beroepen naar
kerk te Deventer, hoopt Zondag
en lier a.s. afscheid te nemen van
cn en Zondag 6 October a.s. intrede
Deventer, na des morgens te zijn
door ds. W. J. Kooiman van
en arr
^««Smeerde gemeente onder
5tant^ 't kruis
ismid<L
disfritf^Mei j i wer<j te Rotterdam ook
.n Dratuw ,jer Geref. Gemeente onder 't
istureiran(j verwoest. Vele oude en dier-
voïringen gingen daarbij voor deze
„Ledeboeriaansche" gemeente ver
telde hoe velen, het in dit oude gebouw
mede os vele malen gepredikte evangelie
iigen iï uit genade, tot rijken zegen ge-
aadvplde eeuwigheid openbaren. Telken-
,:j in den ouden preekstoel de klaagtoon
'J. ,lde. maar ook de juichtoon over
n D°t<ontvangen genade gehoord.
den Sen kerkeraad stonden dan bij de
aan djiahoopen. Want nu? Stil zitten is
'an gfcierk van ons stoere Nederlandsche
na ijEr is gewerkt, gezucht en gebeden.
1 versï Augustus D.V. zal het nieuwe
marg der gemeente in de Rembrandt-
sen ere morgengodsdienstoefening in ge-
|n genomen. De wederopbouw van
begonnen en door hulp des
n 6 jvereende kracht, is de Geref. Ge-
vensnjgj. Kruis, de eerste door de ramp
ïagd. fneente. die weer een eigen gebouw
ik niet had geloofd, dat ik het
'f botfeeren zoude zien in het land der
vindei; ware vergaan!"
'velïisch studentencongres.
tenen de volledige samenstelling bekend
evereif voor het 22ste Calvinistisch Stu-
Tes, dat, zooals meegedeeld, van
an ^Member te Lunteren wordt gehou-
ter»ienstelling luidt: de heeren M. G.
fstancf congresvoorzitter, F. B. Jonker,
n, zufcndant, en W. van Rijn, chef-
margj
ba oï zoo hooren we, bestaat voor het
;ave li belangstelling. Kennelijk is er
bonni,nder onze studeerende jongeren
i ond{kaar en 0ok ouderen te ontmoeten,
gezamenlijk over verschillende
onderwerpen van gedachten kan
T,
■M
w'1'
27,001^
giften en legaten
™rdt meer waard 1
ning pede, vruchtdragende, afleiding
ie aven tijd is het opvoeren van Uw
dam. £ene ontwikkeling, die U, maat-
en re^iyic en jn privéleven, meer
2tter?amaakt! Gebrek aan goede alge-
"r Ala ontwikkeling is, zoowel psycho-
j, ij als maatschappelijk, een groote
et bijfep Onze nieuwe, boeiende en
zet^kelijk te volgen Cursus
neene Ontwikkeling
de bekende Pelman-methode
handicap op. Behandeld wordt
i ijTaal en taalgebruik; De kunst
let stellen; Het menschelijk
Psychologische grondbegrip
organisatie der samenleving;
Beeldende kunst en
Omgangsvormen,
igelden. Individueele leiding
prospectus met volledige
gegevens op aanvraag
hef
b
Ï39] Opgericht 1900
oIlAK 68, Telef. 41878. Amsterdam
mh. Parijs. New-York, Melbourne.
zoo gij niet wordt als een kind
In de Geref. Kerkb. van Hardenberg ver
telt ds. D. Vreugdenhil iets van wat hij
in Rotterdam heeft beleefd:
Weer gilden de sirenes hun loeiend alarm.
Maaltijden werden in de steek gelaten. Een
ren langs de trappen. Een koffer met het
allernoodzakelijkste staat al klaar. Langs de
huizen haast men zich naar de ingang van de
meest nabije kelder.
Het is er al vol. Steeds meer menschen van
het huizenblok 'vullen de ruimte. Kinderen
schreeuwen. Ouders probeeren ze te sussen.
Danhet geronk, het vijandige, zenuw-
sioopende geronk van vliegtuigen. Eerst ver-
derweg, dan al dichterbij. Het is nu stil in de
kelder, de spanning is voelbaar.
Ieder vermoedt het gevaar, dat zoo heel
vlakbij is. Het woelt en het gist in de ge
dachten, de handen knijpen zich samen, de
slapen kloppen.
Plots een doffe dreun, dan weer en weer.
De muren schudden; allen dringen naar ach
teren onder de dikste binten, onbewust
zoekend de meest veilige plek.
Een hevige slag, gerinkel van glas, de
bodem scheurt, een dikke stofwolk vliegt
donker over ons heen. Is dit het einde?
Velen gillen van angst, vrouwen verliezen
haar bewustzijn. Een gebed snikt in veler
hart. Kinderen krijschen.
En dan, ineens, boven het rumoer uit, een
stem, een hooge, helle jongensstem.
Onwillekeurig wordt het stiller. We luis
teren. „Luistert nu allemaal goed! Ik ben
maar een jongen. Ik ben maar twaalf jaar!
Maar ik wil met jullie allemaal bidden!"
Hier en daar klinkt nog een gil, een snik.
„Vouwt nu allemaal je handen en sluit je
oogen. Ik zal bidden!"
Toen, terwijl de lucht vol was van motor
geronk en telkens een dreun nieuwe verwoes
ting spelde, is daar onder de grond gebeden,
door een kind, het Onze Vader. Nooit heeft
een gebed ons zoo ontroerd. Nooit heeft een
gebed zoo geholpen.
De ijzeren binten van één ingang hingen
verwrongen, puin lag gestapeld in ordelooze
brokken, ruiten hingen scheef en stuk in hun
gebroken sponningen. De vloer, een dikke
cementen vloer, was gespleten met een groote
breede scheur. Maar een kind bad. En God
hoorde.
Allen zijn we bewaard.
Toen ging de tekst voor ons leven „Zoo
gij niet wordt als een kind, gij zult het
Koninkrijk Gods niet zien".
Krijgsgevangenen
„Psalmen in den nacht".
Stelt u voor: een kale zanderige vlakte,
omgeven door een dubbele afzetting van
onvriendelijk prikkeldraad. Op elk der hoeken
van die vierkante ruimte: een uitzichttoren
met aanvankelijk een voortdurend bewapende
bezetting. En op het terrein zelf: dertien
groote witte tenten, waarin gehuisvest zijn
dertien maal vierhonderd, dat is ruim vijf
duizend Nederlandsche soldaten. Aldus de
Evangelist Jac. Westmaas, die in de Ned. ver
telt van zijn ervaringen.
Hét optreden der Duitsche bewaking, zoo
vervolgt hij, is correct vriendschappelijk zelfs
en uitermate tactvol. Maar de behuizing
draagt geheel het karakter van „het is slechts
voor een paar dagen", en het ontbreekt dus
aan comfort. Zelfs de beste zorgen van een
inderdaad toegewijde kampleiding kunnen
dat niet ongedaan maken en zoo moeten wij
ons behelpen op een wijze, die wij ons geheele
leven door ons herinneren zullen.
Het worden harde dagen, eindelooze
weken
De soldaten, de verwende Hollandsche sol
daten, worden narrig, ongeduldig en ondank
baar.
Van den eersten dag van hun krijgsge
vangenschap af hebben zij slechts één ge
dachte: Thuis.
Dat is te begrijpen. We weten niets van
thuis. En misschien weten zij ook niets van
ons. En er zijn Zeeuwen in ons kamp, en
RotterdammersEn hoe zal het zijn in
Brabant en in Limburg en in Utrecht....?
We weten niets. Van alles zijn we afgesloten
en wat er aan nieuws is, moet men met
duizenden opdiepen uit vijf, zes Duitsche
kranten, die soms onder de mannen de ronde
doen en waarvan de photopagina nog den
meesten aftrek vindt
Te rooken is er ook niets voor de meesten
een onduldbare kwelling. Vier of vijf zijn er
ohder die velen, die een boek bij zich hebben.
De boffers! Ik benijd ze meer dan ik laat
merken. En enkelen, heel enkelen bezitten
een Bijbel. Of een psalmboek. Of ook alleen
een Nieuwe Testament. En hier begint het,
het wonderZelf heb ik nooit geweten, dat
men zóó naar een Bijbel verlangen kan. Wat
waren ze rijk, die urenlang te lezen lagen in
dit troostvolle boek! En hoe voorzichtig waren
ze met het uitleenen daarvan.
Intusschen is er een eigenaardig „drieman
schap" ontstaan. Een collega van mij, de heer
D. Laansma, voorganger bij de Ned. Chr.
Gemeenschapsbond, een Chr. onderwijzer, de
heer E. Wester uit Balkbrug, en ondergetee-
kende, zijn, met toestemming van de Duitsche
kampleiding, begonnen z.g.n. dagsluitingen te
houden voor Protestanten.
We mogen daartoe gebruik maken van een
open plek in het nabij ons kamp
bosch. Eerst met honderd, al spoedig
honderden komen ze opdagen, de moedelooze
mannen, en zetten zich in een al maar wijder
wordende kring om hen, die het voorrecht
hebben op deze primitieve-, maar daardoor
juist zoo door en door echte wijze het evangelie
te brengen, de blijde boodschap te ver
kondigen.
Als ik ze daar zie zitten, met waarlijk
hongerende harten naar het brood des levens,
VEREENIGING TOT CHRISTELIJKE VERZORGING
VAN GEESTES- EN ZENUWZIEKEN
psychiatrische- en neurologische
kliniek, Valerlusplein. Amsterdam, le.
2e en 3e kl
ockenburgh-kliniek. Loosduinen
sanatorium „de hooge riet" te
Ermelo. Ie. 2e en 3e klasse.
kliniek „neder-veluwe" te Wolfheze.
3e kL
noorder-sanatorium te Zuidlaren.
3e kl.
sanatorium-afdeeling le Bennebroek.
3e klasse, tusschen-afdeeling.
Stichtingen:
„veldwijk" te Ermeio. le. 2e en Se klasse
„bloemendaal" te Loosduinen. 3e klasse
„dennenoord" te Zuidlaren. 3e klasse
„wolfheze" te Wolfheze. 3e klasse.
„vogelenzang" te Bennebroek. 3e klasse
dan moet ik aldoor denken aan een bekend
woord uit het N.T.: „en Jezus, de schare
ziende, werd met innerlijke ontferming be
wogen over hen".
Hier is in den meest werkelijken zin sprake
van hel woord: schar. Men moet het
gezien hebben om de ontroering te begrijpen,
die zich van ons meester maakte eiken avond
opnieuw.
En dan kwam de kracht des Heiligen Geestes
Ik kan het niet anders zien en niet anders
verklaren.
We beginnen met het zingen van de meest
Dekende Chr. liederen; vooral psalmen en
gezangen. Maar hoe ènders zingen we ze hier
dan in de kerk! Denkt u in hoe r e e 1 alle
dingen worden. Als we zingen, b.v.:
Wacht op den Heer, godvrucht»
[schaarhoud moed;
Hij is getrouw, de bron van alle goed;
Zoo daalt Zijn kracht op u in
[zwakheid neer;
Wacht dan, ja wacht, verlaat u op
Tden Heer.
dan begrijpen we nu voor 't eerst, dat
gelooven hetzelfde is als wachten. Geduldig
wachten. Op God en op Zijn tijd.
En als we zingen:
Eens aan den avond van mijn leven,
Breng ik, van zorg en strijden moe,
Voor eiken dag mij hier gegeven,
U Hooger, reiner loflied toe
dan jubelt het plots binnen in mij van blijde
zekerheid, dat in dit lied de klemtoon moet
vallen op dat kleine woordje „hier". „Voor
eiken dag mij hier gegeven
Een onmiddellijk gevolg van deze avonden
des gebeds zijn de persoonlijke gesprekken
overdag. Gesprekken van hart tot hart. Ge
sprekken waarbij het vast staat: God is tegen
woordig. En levens worden vernieuwd.
Telkens weer vieren wij het feest van een
nieuwe geboorte. Deze dorre, schrale, schijn
baar doelloos doorgebrachte dagen, ze brengen
vrucht voort dertig-, zestig- en honderdvoud.
We hebben het gevoel, dat „onze netten
scheuren".
„Zeg dat nog eens"
In een lezenswaardige causerie over de
bekende uitdrukking „Zeg dat nog eens", die
zoowel iets dreigends kan hebben als een ge-
wenschte bevestiging kan uitlokken, teekent
Ds. Vellenga in het Kerkbl. voor Overijs
sel en Drente de situatie van hen, die in be
paalde opzichten hun meening nogal flink
durfden zeggen:
„Vóór de fatale dagen van Mei zeiden
velen zonder reserve wat hen voor den mond
kwam. Dat kwam ook onder Gereformeerde
menschen voor. Die hadden dan wel een
ander uitgangspunt, andere maatstaven en
misschien ook andere bedoelingen dar» de
anderen, maar daarom waren ze toch niet
minder vrijmoedig in het spreken dan zij.
Principieel moest het zóó in den staat, zóó in
de kerk en zóó in de maatschappij. En prin
cipieel was dit en dat, deze maatregel en die
handelwijze, deze verordening en die ge
dragslijn volkomen afkeurenswaardig. Het
werd zoowel in de straten van Jeruzalem als
in die van Askelon verkondigd. Waren wij
geen menschen, die vóór alles de waarheid
wenschten te zeggen?
Inderdaad, die moet beleden worden.
Maar nu is er op eenmaal over al ons
spreken en getuigen, ons weiischen en af
keuren, als het ware een donderend* „zeg dat
nog eens" losgebroken, en wat zeggen
wij n u?
Er waren er die vroeger veel te veel be
weerden; velen van hen doen er nu het zwij
gen toe, een enkele gaat er nog mee door.
En er waren er ook die vroeger het juist®
woord spraken; meerderen van hen houden
zich nu op de vlakte, maar enkelen doen het
ook thans.
Zeg dat nog eens!
Het staat mij ineens duidelijk voor den
geest wat ik gezegd heb, veel duidelijker dan
toen ik het zeide.
Was het ongepast wat ik zei, maar heb ik
bravour genoeg om het gevaar te trotseeren,
dan zeg ik het nog eens.
Was het ongepast en ben ik bovendien
bang voor de gevolgen, dan houd ik mR
meesmuilend stiL
Was het daarentegen volkomen van pas
wat ik zei en ben ik daarbij moedig, dan her
haal ik mijn woorden.
En was het volkomen van pas, maar ben ik
bevreesd, dan houd ik mij stil.
Vier mogelijkheden alzoo, waarvan er drie
den toets der critiek niet kunnen doorstaan;
wat ongepast is moet ik niet herhalen, doch
herroepen, en daarmee worden de twee
eerste mogelijkheden veroordeeld; en voor
wat gepast gezegd wordt moet ik mij niet
vreesachtig schamen het te herhalen; dus is
ook de vierde mogelijkheid veroordeeld.
Alleen het derde geval kan den toets der
critiek doorstaan."
Onderwijs
onderwijsbenoemingen
De heer F. J. M. S c h i 11 e, werktuig
kundig ingenieur bij de Nederlandsche
Papierfabriek te Maastricht, is met ingang
van 1 September benoemd tot leeraar aan de
Middelbare Technische School te Eindhoven.
prof. dr. e. f. m. van der held
Het curatorium voor de leerstoel van de
Warmte-techniek aan de Rijksuniversiteit
heeft benoemd tot bijzonder hoogleeraar dr. E.
F. M. van der Held, privaat docent te
Utrecht. Dr. van der Held is leider van den
thermo-technischen dienst van de warmte
stichting.
Richtlijnen voor gymnastiek op de
lagere schooi
Het Ripcscollege voor de lichamelijke op
voeding heeft in opdracht van den secretaris
generaal van het Departement van Onder
wijs,, Kunsten en Wetenschappen, richtlijnen
ontvangen voor het onderwijs in de lichame
lijke oefening aan de lagere scholen, aan
welke blijkens een bericht in het dezer dagen
verschenen nummer van de „Mededeelingen"
van het Departement, de secretaris-generaal
goedkeuring heeft gehecht.
Het rapport van het rijkscollege begint met
een tweeledige omschrijving van het doel van
het onderwijs in lichamelijke oefening, voor-
zoover dit onderwijs z.i. beoogt: le. het kind
op doelbewuste, methodische wijze de voor zijn
ontwikkeling en vorming noodzakelijke groei-
prikkels te geven en weerstand te bieden tegen
de nadeelige invloeden van het schoolleven-
2e. bij te dragen tot de vorming van het kind
als individu en als gemeenschapswezen.
Voorts geeft het een voor de practijk uiterst
belangrijke gedetailleerde uitwerking van de
leerstof voor het onderwijs in lichamelijke
oefening, waarvan uiteraard de gymnastische
oefeningen^ onderverdeeld in a. vormende oefe
ningen: b. evenwichtsoefeningen; c. kracht- en
behendigheidsoefeningen, een essentieel onder
deel vormen. Daarnaast zijn o.m. opgenomen
zaal- en klein terreinspelen, waarbij het rijks
college vooral de karaktervormende waarde
(ontwikkeling van zelfbeheersching, zelftucht,
eerlijkheid, enz op den voorgrond stelt, en
zwemmen, dat zich echter beperkt tot het on
derwijs in den hoogst en leerkring (5e, 6e en 7e
leerjaar).
Een „lesschema", dat duidelijk aangeeft,
welke tijdsduur van een lesuur van 45 minu
ten, waarvan er voor de 3e tot en met 7e klasse
twee op den lesrooster moeten voorkomen,
besteed moet worden voor de verschillende
onderdeelen van het vak, en een overzicht
van de verdeeling van de leerstof over de
leerjaren, waardoor een voldoend en regel
matig voortschrijdend onderwijs verzekerd
is, zijn verder aanwijzingen, welke voor de
practijk van het onderwijs van groot nut kun
nen, zijn.
Ten aanzien van het kostenvraagstuk is
belangrijk, wat het college mededeelt onder
het hoofd: „de materieele verzorging van het
onderwijs in lichamelijke oefening". Besproken
worden achtereenvolgens de speelplaats, het
speelterrein en het gymnastieklokaal. De aan
wezigheid van een speelplaats schrijft het
rapport imperatief voor. Behalve de eischen,
voor de inrichting van een dergelijke speel
plaats, welke het z.g. Bouwbesluit stelt, stelt
het rapport voorts wat de oppervlakte betreft,
een nieuwen eisch. Om het onderwijs in de
lichamelijke oefening in zijn eenvoudigsten
vorm tot zijn recht te kunnen laten komen, is
een oppervlakte vereischt van 400 vierk. m
(20 x 20 m). De verharding moet, zoo moge
lijk, met basaltine tegels geschieden. Be-
kiezelde speelplaatsen zijn niet wenschelijk;
deze kunnen met een teerproduct gemakkelijk
worden verhard. Een opsomming van diverse
leermiddelen, waarover de leerkracht moet
kunnen beschikken, is toegevoegd.
Wail facultatief it.
Speelterreinen, die, om geschikt te zijn voor
openluchtspelen, een afmeting moeten hebben
van 60 X 40 m, en gymnastieklokalen, stelt het
college facultatief. Dit is, vooral, wat de loka
liteiten voor lichamelijke oefening aangaat,
uiterst belangrijk, omdat daardoor de finan-
cieele kosten voor de gemeenten aanzienlijk
kunnen worden beperkt. Wel geeft het rapport
eenige voorzieningen aan, waarvan bij gemis
van een gymnastieklokaal, gebruik zou kunnep
worden gemaakt. Het bevat dienaangaande de
volgende aanwijzingen:
„Beschikt de school over een leegstaand klasse
lokaal, dan kan dit lokaal worden ingericht
voor het onderwijs in de lichamelijke oefening,
zoodat ook hier dit onderwijs in zijn eenvoudig
sten vorm tot zijn recht kan komen. Het maxi
maal aantal leerlingen, waaraan in deze oefen
gelegenheid les gegeven kan worden, bedraagt
25. Beschikt de school over twee naast elkaar
gelegen leegstaande klasselokalen, dan kan
daarvan een oefengelegenheid voor het onder
wijs in de lichamelijke oefening worden ge
maakt door den tusschenmuur uit te breken".
Daargelaten de vraag, of een andere be
stemming van het leegstaande lokaal c.q. van
de leegstaande lokalen niet dikwijls voor het
gebruik als gymnastieklokaal een belemmering
zal zijn, zijn hier in elk geval mogelijkheden
aangewezen, die eventueel ongetwijfeld voor
overweging in aanmerking komen. Bij aanwe
zigheid van een gymnastieklokaal aan een
school, hetzij openbaar of bijzonder, is een
doeltreffende samenwerking, waardoor dit lo
kaal tot het uiterste wordt gebruikt, het eenige
middel, om te bereiken, dat zonder bezwaring
van de openbare kassen, de belangen van het
onderwijs in de lichamelijke oefening zoo goed
mogelijk worden gediend.
In het vorenstaande is het voornaamste weer
gegeven, dat de door het Rijkscollege aange
duide richtlijnen bevat Vaststaat, dat zij veler
lei nuttige wenken inhouden, die bij de toe
passing van het onderwijs in vak j. van groot
gewicht zijn en vooral de eenvormigheid bij
die toepassing kunnen bevorderen.
De Schoolraad voor de Scholen met den
Bijbel kwam heden te Utrecht in buiten
gewone vergadering bijeen ter bespreking
van concentratie-pogingen bij het Christelijk
enderwijs.
Examens
'x-Gravenhaje. Notariaal examen. Geslaa
voor deel I* H Eenink te Zutphen.
's-Gravenhage. Staatsexamen Geklaagd voor
ploma A: de heeren: C. W. van Boekei, J. C. J<
ner. L. Zwanenburg, N. J. H. Oosterveen, J. R. v
B: Mej. M. M. Warning, en de t»
Nijverheidsonderwijs. Geslaagd
aanteekenmgiJ. Groeneweg, Bred:
der Velde, Groningen.
Letteren en Kunst
TOELATING VAN KUNSTENAARS EN
JOURNALISTEN IN DUITSCHLAND
De beoefenaars van cultureele beroepen in
Nederland, in het bijzonder beeldende kunste
naars, musici, schrijvers, tooneelspelers, cine
asten, uitgevers, boekhandelaren en allen, die
op het gebied van de pers werkzaam zijn,
hebben voor de uitoefening van hun beroep
in het Duitsche Rijk een vergunning noodig
van den Rijkscommissaris voor het bézette
Nederlandsche gebied.
Bij voorgenomen reizen naar Duitschland
1 dergelijke vergunning worden 1
De bepalingen, welke voor oen dérgelijke
reis een doorlaatbewijs van de zijde der
politie eischen, blijven door deze regeling
onaangetast.
De Deensche schrijver Johonnat
Buchholtz overleden
De door enkele van zijn beste boeken ook
in ons land bekende Deensche schrijver Jo-
nannes Buchholtz is 7 dezer te Struer in
Noord-Jutland, waar hij sedert jaren woonde,
onverwacht aan een hartverlamming over-
leden.
Buchholtz, die 58 jaar oud geworden ia,
was te Odense geboren. Hij is 25 jaar lang,
van 1899 tot 1924, ambtenaar bij de staats
spoorwegen geweest en heeft eveneens 25
jaar als schrijver gewerkt. Zijn eerste boek
verscheen in 1915 en daarna heeft hij, roet
de punctualiteit van een spoorwegman, elk
jaar een boek geschreven: zijn vier-en-twin-
tigste verscheen den vorigen herfst en hij
was aan een nieuw werk, zijn vijf-en-twiptig-
ste, bezig, toen de dood hem overviel.
Het hoogtepunt in het oeuvre van Buch
holtz vormen de twee bijeenbehoorende ro
mans „Dr. Malthes Hus" en „God lille By**
(1936'37), die ook in het Nederlandsch ver
taald zijn. In 1931 verwierf Johannes Buch
holtz met zijn breed-opgezetten roman „Su-
sanne" den eersten Deenschen prijs in een
inter-Scandinavische romanprijsvraag.
Rechtszaken
RECHTBANK TE ROTTERDAM
Noodlottige relaties
Tusschen de bewaarschoalonderwijzeres A- P.
G. H. en de vertegenwoordiger F. C. A- B.
waren zekere vriendschapsbanden ontstaan,
welke voor de eerste noodlottig zijn geworden.
Het tweetal had gebrek aan geld en dit vónd
mejuffrouw H. zoo onaangenaam voor haar
vriend dat zij besloot te gaan stelen. Hieytoe
fingeerde zij een nieuwe relatie, een familie
relatie nog wel, met een sigarenwinkelier,
tevens houder van een postagentschap. Zij was
daar n.l. binnengestapt, had een praatje aange-
knoopt, waarbij zij den winkelier tot de ont
dekking bracht dat hij een nichtje voor zich
had.
Door de vrijheid van beweging, welke het
meisje door deze „verwantschap" in den Win
kel en het huis van den sigarenwinkelier had,
vond zij gelegenheid een bankbiljet van 100
uit de kast van het postzegelagentschap weg te
nemen. Den volgenden dag herhaalde zij haar
bezoek; de buit bedroeg toen 800.
Wegens deze diefstallen werd acht maanden
gevangenisstraf, waarvan vier voorwaardelijk,
met aftrek van de voorloopige hechtenis
maand tegen haar geëischt.
In zijn pleidooi legde mr. Roest van Lim
burg den nadruk op den man op den achter
grond B. Verdachte had, zoo betoogde zij, ge
handeld onder moreele pressie van dezen man,
met wiens misdadige verleden zij niet bekend
was, Zelfs nog tijdens het vooronderzoek heeft
zij steeds getracht B de hand boven het hóófd
te houden. Thans echter helaas te laat ziet
zij in wat hij vour een man is.
Pleiter vroeg hiermee rekening te houden en
een gecombineerde straf op te leggen, waarvan
het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de
voorloopige hechtenis.
Over veertien dagen zal de rechtbank uit
spraak doen; dan zal zij tevens de behandeling
van de zaak tegen B. voortzetten. Deze moest
terecht staan, omdat hij gebruik had gemaakt
van het door zijn vriendin gestolen geld; hij
had er zelfs o.a. ten mantel voor zijn vrouw van
gekocht.
Verder had hij nog meer op kerfstok.
Een van een kapelaan geleende schrijfmachine
had hij beleend en bovendien had hij dezen
kapelaan 60 afhandig gemaakt door in strijd
met de waarheid te vertellen dat dit geld noodig
was voor een operatie welke zijn vader moest
ondergaan.
B. ontkende het meeste van het tenlastege-
legde; voor alle feiten had hij wel een uit
vlucht.
Daar een der getuigen niet was verschenen
kon deze zaak niet verder worden behandeld
en moest zij tot over twee weken worden aan
gehouden.
159. Boos en verdrietig tegelijk lag de sultan op zijn
prachtige bed. Niemand kon hem van het rare gesuis afhel
pen en hij had het gevoel of zijn oren nog steeds groeiden.
Niemand mocht hem naderen behalve de doktoren, zo had
hij bevolen. En het volk mocht niet weten, wat hun sultan
was overkomen.
180. Eindelij^ hield het suizen op, maar toen hóórde de
sultan allerlei vreemde geluiden. De bedienden kwamen ver
tellen, dat er nieuwe medicijnen waren aangekomen. Laat ze
opdienen, zei de sultan, en de bedienden verbaasden zich er
over, dat hun vorst zo gebroken sprak.
ifkken op den Oceaan
Si
jn aJodig voor Le Gros, zijn makkers nog
enli'idaan *e sPoreni het woord water was
petfp al genoeg!
'e.-.'ch minuten lang duurde nu reeds de
Pp>mif0lging'
o.'eiszchtervolgden hadden op de achtervol
gt voordeel, dat zij wisten met wie zij
lers l hadden; de anderen wisten dat niet,
sstortlen waas bleef nog over zee hangen,
dingen hielden vage omtrekken,
was Le Gros niet in den zin gekomen
neger en het kleine Portugeesche
ER" zich ook uit het brandende schip had-
hnen redden, en daarom verkeerde hij
Irste in twijfel, wie die vier menschen
j,,Catai\aran" wel konden zijn.
naar mate de afstand geringer en de
:er transparanter werd, bleef er geen
meer over. Van de vier opvarenden
ingest vlot werd door de achtervolgers eerst
irüikossale neger met zijn ronden kop her-
itige :de kok van de „Pandora" in eigen
re
algemeen geschreeuw volgde op deze
Sneeuwbal, draal e»ls bij man!
Lii
),0°£"
eh h'-'
t f 2heger hield zich inderdaad goed, maar
rek( andere manilr dan zij bedoeld hadden;
|6 er de man niet naar om zich zoo ge-
sarimyjj te ]aten paaien; hij en Ben han-
194Qn hun riemen wet grooter kracht dan
>oit porsn.
:en achtervolgers probeerden het daarop
over»edreigingen, maar zonsièl» meer resul-
De beide vlotten waren thans op minder
dan tweehonderd mèter van elkander; het
weer was helder en geen enkele hindernis be
vond zioh daartusschen in.
Zou de afstand nog kleiner worden, of zou
de „Catamaran" toch nog weten .te ont
snappen
HOOFDSTUK LXXV.
Beiden, achtervolgden en achtervolgers,
spanden zich tot het uiterste in, zoowel om
te ontsnappen als om de anderen op te kunnen
vangen.
Ongelukkigerwijs ging er slechts een zeer
lichte bries, en die bovendien zeer wissel
vallig was, zoodat men zich geheel en al op
de riemen moest verlaten.
Nu waren er op de „Catamaran" maar twee
roeiers, namelijk Ben Brace en de neger, want
Wil moest het roer houden; op het groote vlot
echter waren de roeiers talrijk; weliswaar
waren zij weinig gedisciplineerd en verzwakt
door lange ontberingen, maar hun aantal
scheen den doorslag te zullen geven, want de
afstand begon reeds te verminderen.
Mannen van minder energie dan Ben Brace
en Sneeuwbal zouden de worsteling zeker
hebben opgegeven, maar ofschoon zij zagen,
dat de anderen meer snelheid ontwikkelden,
hielden zij wanhopig vol.
Hou je haaksch, Sneeuwbal, verlies geen
slag. Ik ken die daar, ze zijn even barm
hartig als de haaien. Misschien kunnen we ze
afmatten.
Wees maar niet bang, baassie Brace, ik
blijf aan die riem trekken zoolang ik nog
een haartje kracht en asem heb!
De „Catamaran" scheen te vechten tegen
een lot, dat reeds bezegeld was. Echter deed
een donkere lijn op het oppervlak van den
oceaan, die nog nauwlijks zichtbaar was, de
Gavarenden zich als het ware dubbel inspan-
Bens ervaren oogen hadden dit teeken, dat
de zee ginds minder rustig werd, en dat de
bries zich begon te verheffen, bet eerst opge
merkt. Zij zouden den wind mee krijgen!
Hij maakte den neger deelgenoot van zijn
hoop, en ook deze was van overtuiging, dat
als de wind doorstond zij zouden kunnen ont
snappen, omdat de „Catamaran" door Ben
Brace speciaal met het oog op zeilmogelljk-
heid was samengesteld, en zij ook een goed
zeil voerden.
Als we het nu nog maar twintig minuut
jes kunnen bolwerken, zei de neger, totdat
de wind bij ons is, dan zouden we er tusschen
uit komen!
Trekken, Sneeuwbal, je leven hangt er
vanaf, jo; ze winnen op ons!
De wanhoop begon zich thans van beide
meester te maken.
HOOFDSTUK LXXVL
Een paar seconden zwegen de matroos en
de neger; hun achtervolgers deden het tegen
deel.
Zoolang het resultaat van de achtervolging
nog onzeker was, had aan boord van 1: ?t
groote vlot stilte geheerscht. Maar zoodra
bleek het niet, dat de „Catamaran" werd in-
geloopen, of verwenschingen, bedreigingen en
bevelen vervulden de lucht.
Le Gros onderscheidde zich van zijn kame
raden door zijn dreigende gebaren èn zijn
wraakkreten.
Hij vertelde hun, dat hij bij de vluchtelin
gen aan boord een voorraad levensmiddelen
en een vat met water zag.
Het woord water klonk die ellendigen als
zoete muziek in de ooren; de afstand werd al
kleiner.
De hemel werd intusschen donker, maar
schoon de golven in de verte ook eveneens
somberder werden en hun kruinen schuimen
randen kregen, ds wind talmde nog steeds
met zich te doen gevoelen.
Genade! riep Ben, met het oóg op den
bries; de wind komt te laat om ons te hel
pen!
Te laat zeg je, Brace? Waarom te laat?
Die komt voor ons zeker niet te laat, reken
daar op. We zullen eens een stevigen zoop
uit jullie vaatje nemen, ha ha ha! En jij daar,
hond van een kok die je bent, waarom scnei
je er niet mee uit? Waarvoor zit je nog aan
je riem, beroerde neger? Zie je niet dat we
in zes seconden bij jullie aan boord zullen
komen! Laat je riem vallen, zeg ik je, of ik
vil je levend!
Kan je denken, baassie Le Gros, jij
krijgt de huid niet van dezen neger. Ik heb
ook nog een mes, en kan daar mee spelen!
De afstand tusschen de beide vlotten was
nog weer geringer geworden. Le Gros be
merkte, dat de „Catamaran" nu binnen het
bereik van zijn bootshaak was. Hij begaf zich
naar voren, strekte zijn arm uit en wierp
den haak. dien hij aan zijn langen steel ste
vig vast hield, op het achterdeel van het
vluchtende vlot, om dit te enteren.
Met de vluchtelingen zou het gedaan zijn
geweest, zoo Ben niet met een handlgen en
zeer van pas komenden klap met zijn riem
dien haak door de lucht had laten vliegen,
want Le Gros, die daarop niet verdacht was,
zag geen kans hem in handen te.houden.
Laatstgenoemde verloor tevens zijn even
wicht, wankelde en tuimelde op
zulk een ongelukkige manier, dat zijn beenen
tusschen twee planken van zijn vlot wegzon
ken, en nog alleen zijn bovenlijf daar boven
uit stak.
Nauwlijks was hij zoo terecht «teas*», of
een onmenschelijke schreeiwr ontsnapte zijn
mond, zijn romp schudde, en een plotselinge
bleekheid overtrok zijn gezicht.
Zijn kameraden snelden toe om hem uit zijn
lastige positie te bevrijden. Een hunner nam
hem onder de armen en trachtte hem los te
trekken, maar direct daarop liet hij hem los
en maakte hij een sprong achteruit, terwijl
{lij een kreet van schrik uitstiet.
Niet Le Gros was het, noch zelfs het lijk
van dezen ongelukkige, doch slechts het
bovenste gedeelte van diens romp dat zifn
makker uit de van elkander geweken balken
had tevoorschijn gehaald!
Zijn lichaam was, ter hoogte van den
onderbuik, als door een reusachtige schaar
afgesneden.
Een haai! schreeuwden de opvarenden
van beide vlotten eenparig.
HOOFDSTUK LXXVII
Een zoo ontzettend schouwspel kon wel
geen andere uitwerking hébben, dan allen die
daarvan getuige waren geweest als te ver
lammen.
De opvarenden van beide vlotten lieten de
riemen zinken, doch op de „Catamaran" her
stelde zich men het eerst van den schrik, om
dat men zich tenslotte daar minder van Le
Gros had aan te trekken, dan de anderen.
De wind was thans opgestoken en deed het
zeil van de „Catamaran" bol uitstaan, zoodat
deze opnieuw den afstand tusschen zich en
•het vlot van de achtervolgers kon vergrooten.
Laatstgenoemden bleven een tijdlang ver
bijsterd door het drama, dat zich onder hen
had voltrokken. Menigeen van die verharde
mannen bracht zich den moord op den Ier te
binnen, en het algemeene vermoeden, dat Le
Gros daarbij nauw betrokken was geweest
voerde tot de veronderstelling, dat hier een
hoogere dan aardsche gerechtigheid een von
nis had yüfiesproken en voltrokken.
Niet allen begeerden, langer de „Catama
ran" te achtervolgen, maar de dorst teisterde
hen en de onder hen heerschende meening,
dat de vluchtelingen mondkost en drinkwater
aan boord hadden, dreef hen aan, opnieuw
de jacht te hervatten.
De riemen werden derhalve wederom be
mand en een hernieuwde energie bezielde
eenigen tijd al die lifeden; maar duidelijk deed
zich het bezwaar gevoelen, dat zij thans zon
der leiding waren. De kerel, die hen met zijn
wilskrachtigen blik in bedwang had gehou
den, lag verminkt en met uitgedoofd; oogen
aan hun voeten.
Eenheid van actie en opzei onioraKen nun,
hun inspanning - was niet langer eenparig ge
richt, en zoo verminderde hun kans op euccee
aanzienlijk.
Wellicht zouden zij desondanks, uit hoofde
van hun aantal, de „Catamaran" op den
langen duur weer hebben kunnen inhalen,
zoo het weder niet was gaan veranderert.
Donkere wolken verduisterden allengs het
uitspansel, en de oceaan werd ruw, bedekt
door korte, wilde golven.
Eensklaps zwol de wind aanzienlijk aan,
de „Catamaran" liep met gevuld zeil en gleed
snel over het water.
De bemanning van het losser samengesteld*
groote vlot had de handen vol om zich tegen
de aanstormende golven veilig te stellen, en
moest uit dien hoofde de achtervolging op
geven.
Stortvloeden zweepten heen over het slecht
bestuurde vlot; de opvarenden moesten lich
aan balken en planken vastklampen, omdat
het zware weer dreigde, hen allen te ver
zwelgen.
Hoofdstuk LXXVIIÏ.
Zoo waren dan, eens te meer, Ben Brace en
zijn metgezellen uit een verschrikkelijk ge
vaar bevrijd.
De bries was meer en meer aangewakkerd
en had plaats gemaakt voor een krachtigen
wind, die nog steeds in kracht toenam en
dreigde het karakter van een storm aan te
nemen. De beide vlotten hadden inmiddel»
elkander uit het oog verloren, dank zij de
betere samenstelling van de „Catamaran",
die zich ènel naar het Westen verplaatste.
Zoodra de wind zoo onstuimig werd, had
het zeil ten deel* ingenomen, opdat het niet
te vael vat zou geven, wat gevaarlijk e*a
kuuner. worden. Er stond thans niet
zeil dan noodig was om in Westelijken kowe*
te blijven,
(wordt vervolgd)