IMAN INSTITUUT SAMBO, DE OLIFANT 16 AUGUSTUS 1940 PAG. 3 m e'rk en Zending sident etwste Chr. Geref, Kerk verf fa" n11,6 Vlaardingen, cand. H. van 'le bio." Rijswijk- Gouvl Herv- Kerk 1 gelubmen: Naar Bellingwolde-Oude- n wasp- Sorber te Arkel-Kedichem. tteloo, Ph. Jac. Greeven te Kolham. Geref. Kerken niddaaomen: Naar Nieuw-Beets, cand. l der perge. hp. te Wassenaar. de wo emeritaat 'egrijpé ite, bliff. F. van Dobben, Ned. Herv. van he Pietersbierum is op zijn verzoek :n onvt bereiken van den 65-jarigen Gouvd ingang van 1 Sept. 1940 emeri- |d. rechtiDobben diende achtereenvolgen s zijn fen Oldehove (Gron.) en Weidum ran de;s de laatste 25 jaren verbonden leente Pietersbierum. niet {lobben is voornemens op 1 Sept. komeijspredikatie te houden en afscheid indruleente te nemen. iresidépCHEID EN INTREDE. ironloh, Ev. Luth. Pred. te en als zoodanig beroepen naar kerk te Deventer, hoopt Zondag en lier a.s. afscheid te nemen van cn en Zondag 6 October a.s. intrede Deventer, na des morgens te zijn door ds. W. J. Kooiman van en arr ^««Smeerde gemeente onder 5tant^ 't kruis ismid<L disfritf^Mei j i wer<j te Rotterdam ook .n Dratuw ,jer Geref. Gemeente onder 't istureiran(j verwoest. Vele oude en dier- voïringen gingen daarbij voor deze „Ledeboeriaansche" gemeente ver telde hoe velen, het in dit oude gebouw mede os vele malen gepredikte evangelie iigen iï uit genade, tot rijken zegen ge- aadvplde eeuwigheid openbaren. Telken- ,:j in den ouden preekstoel de klaagtoon 'J. ,lde. maar ook de juichtoon over n D°t<ontvangen genade gehoord. den Sen kerkeraad stonden dan bij de aan djiahoopen. Want nu? Stil zitten is 'an gfcierk van ons stoere Nederlandsche na ijEr is gewerkt, gezucht en gebeden. 1 versï Augustus D.V. zal het nieuwe marg der gemeente in de Rembrandt- sen ere morgengodsdienstoefening in ge- |n genomen. De wederopbouw van begonnen en door hulp des n 6 jvereende kracht, is de Geref. Ge- vensnjgj. Kruis, de eerste door de ramp ïagd. fneente. die weer een eigen gebouw ik niet had geloofd, dat ik het 'f botfeeren zoude zien in het land der vindei; ware vergaan!" 'velïisch studentencongres. tenen de volledige samenstelling bekend evereif voor het 22ste Calvinistisch Stu- Tes, dat, zooals meegedeeld, van an ^Member te Lunteren wordt gehou- ter»ienstelling luidt: de heeren M. G. fstancf congresvoorzitter, F. B. Jonker, n, zufcndant, en W. van Rijn, chef- margj ba oï zoo hooren we, bestaat voor het ;ave li belangstelling. Kennelijk is er bonni,nder onze studeerende jongeren i ond{kaar en 0ok ouderen te ontmoeten, gezamenlijk over verschillende onderwerpen van gedachten kan T, ■M w'1' 27,001^ giften en legaten ™rdt meer waard 1 ning pede, vruchtdragende, afleiding ie aven tijd is het opvoeren van Uw dam. £ene ontwikkeling, die U, maat- en re^iyic en jn privéleven, meer 2tter?amaakt! Gebrek aan goede alge- "r Ala ontwikkeling is, zoowel psycho- j, ij als maatschappelijk, een groote et bijfep Onze nieuwe, boeiende en zet^kelijk te volgen Cursus neene Ontwikkeling de bekende Pelman-methode handicap op. Behandeld wordt i ijTaal en taalgebruik; De kunst let stellen; Het menschelijk Psychologische grondbegrip organisatie der samenleving; Beeldende kunst en Omgangsvormen, igelden. Individueele leiding prospectus met volledige gegevens op aanvraag hef b Ï39] Opgericht 1900 oIlAK 68, Telef. 41878. Amsterdam mh. Parijs. New-York, Melbourne. zoo gij niet wordt als een kind In de Geref. Kerkb. van Hardenberg ver telt ds. D. Vreugdenhil iets van wat hij in Rotterdam heeft beleefd: Weer gilden de sirenes hun loeiend alarm. Maaltijden werden in de steek gelaten. Een ren langs de trappen. Een koffer met het allernoodzakelijkste staat al klaar. Langs de huizen haast men zich naar de ingang van de meest nabije kelder. Het is er al vol. Steeds meer menschen van het huizenblok 'vullen de ruimte. Kinderen schreeuwen. Ouders probeeren ze te sussen. Danhet geronk, het vijandige, zenuw- sioopende geronk van vliegtuigen. Eerst ver- derweg, dan al dichterbij. Het is nu stil in de kelder, de spanning is voelbaar. Ieder vermoedt het gevaar, dat zoo heel vlakbij is. Het woelt en het gist in de ge dachten, de handen knijpen zich samen, de slapen kloppen. Plots een doffe dreun, dan weer en weer. De muren schudden; allen dringen naar ach teren onder de dikste binten, onbewust zoekend de meest veilige plek. Een hevige slag, gerinkel van glas, de bodem scheurt, een dikke stofwolk vliegt donker over ons heen. Is dit het einde? Velen gillen van angst, vrouwen verliezen haar bewustzijn. Een gebed snikt in veler hart. Kinderen krijschen. En dan, ineens, boven het rumoer uit, een stem, een hooge, helle jongensstem. Onwillekeurig wordt het stiller. We luis teren. „Luistert nu allemaal goed! Ik ben maar een jongen. Ik ben maar twaalf jaar! Maar ik wil met jullie allemaal bidden!" Hier en daar klinkt nog een gil, een snik. „Vouwt nu allemaal je handen en sluit je oogen. Ik zal bidden!" Toen, terwijl de lucht vol was van motor geronk en telkens een dreun nieuwe verwoes ting spelde, is daar onder de grond gebeden, door een kind, het Onze Vader. Nooit heeft een gebed ons zoo ontroerd. Nooit heeft een gebed zoo geholpen. De ijzeren binten van één ingang hingen verwrongen, puin lag gestapeld in ordelooze brokken, ruiten hingen scheef en stuk in hun gebroken sponningen. De vloer, een dikke cementen vloer, was gespleten met een groote breede scheur. Maar een kind bad. En God hoorde. Allen zijn we bewaard. Toen ging de tekst voor ons leven „Zoo gij niet wordt als een kind, gij zult het Koninkrijk Gods niet zien". Krijgsgevangenen „Psalmen in den nacht". Stelt u voor: een kale zanderige vlakte, omgeven door een dubbele afzetting van onvriendelijk prikkeldraad. Op elk der hoeken van die vierkante ruimte: een uitzichttoren met aanvankelijk een voortdurend bewapende bezetting. En op het terrein zelf: dertien groote witte tenten, waarin gehuisvest zijn dertien maal vierhonderd, dat is ruim vijf duizend Nederlandsche soldaten. Aldus de Evangelist Jac. Westmaas, die in de Ned. ver telt van zijn ervaringen. Hét optreden der Duitsche bewaking, zoo vervolgt hij, is correct vriendschappelijk zelfs en uitermate tactvol. Maar de behuizing draagt geheel het karakter van „het is slechts voor een paar dagen", en het ontbreekt dus aan comfort. Zelfs de beste zorgen van een inderdaad toegewijde kampleiding kunnen dat niet ongedaan maken en zoo moeten wij ons behelpen op een wijze, die wij ons geheele leven door ons herinneren zullen. Het worden harde dagen, eindelooze weken De soldaten, de verwende Hollandsche sol daten, worden narrig, ongeduldig en ondank baar. Van den eersten dag van hun krijgsge vangenschap af hebben zij slechts één ge dachte: Thuis. Dat is te begrijpen. We weten niets van thuis. En misschien weten zij ook niets van ons. En er zijn Zeeuwen in ons kamp, en RotterdammersEn hoe zal het zijn in Brabant en in Limburg en in Utrecht....? We weten niets. Van alles zijn we afgesloten en wat er aan nieuws is, moet men met duizenden opdiepen uit vijf, zes Duitsche kranten, die soms onder de mannen de ronde doen en waarvan de photopagina nog den meesten aftrek vindt Te rooken is er ook niets voor de meesten een onduldbare kwelling. Vier of vijf zijn er ohder die velen, die een boek bij zich hebben. De boffers! Ik benijd ze meer dan ik laat merken. En enkelen, heel enkelen bezitten een Bijbel. Of een psalmboek. Of ook alleen een Nieuwe Testament. En hier begint het, het wonderZelf heb ik nooit geweten, dat men zóó naar een Bijbel verlangen kan. Wat waren ze rijk, die urenlang te lezen lagen in dit troostvolle boek! En hoe voorzichtig waren ze met het uitleenen daarvan. Intusschen is er een eigenaardig „drieman schap" ontstaan. Een collega van mij, de heer D. Laansma, voorganger bij de Ned. Chr. Gemeenschapsbond, een Chr. onderwijzer, de heer E. Wester uit Balkbrug, en ondergetee- kende, zijn, met toestemming van de Duitsche kampleiding, begonnen z.g.n. dagsluitingen te houden voor Protestanten. We mogen daartoe gebruik maken van een open plek in het nabij ons kamp bosch. Eerst met honderd, al spoedig honderden komen ze opdagen, de moedelooze mannen, en zetten zich in een al maar wijder wordende kring om hen, die het voorrecht hebben op deze primitieve-, maar daardoor juist zoo door en door echte wijze het evangelie te brengen, de blijde boodschap te ver kondigen. Als ik ze daar zie zitten, met waarlijk hongerende harten naar het brood des levens, VEREENIGING TOT CHRISTELIJKE VERZORGING VAN GEESTES- EN ZENUWZIEKEN psychiatrische- en neurologische kliniek, Valerlusplein. Amsterdam, le. 2e en 3e kl ockenburgh-kliniek. Loosduinen sanatorium „de hooge riet" te Ermelo. Ie. 2e en 3e klasse. kliniek „neder-veluwe" te Wolfheze. 3e kL noorder-sanatorium te Zuidlaren. 3e kl. sanatorium-afdeeling le Bennebroek. 3e klasse, tusschen-afdeeling. Stichtingen: „veldwijk" te Ermeio. le. 2e en Se klasse „bloemendaal" te Loosduinen. 3e klasse „dennenoord" te Zuidlaren. 3e klasse „wolfheze" te Wolfheze. 3e klasse. „vogelenzang" te Bennebroek. 3e klasse dan moet ik aldoor denken aan een bekend woord uit het N.T.: „en Jezus, de schare ziende, werd met innerlijke ontferming be wogen over hen". Hier is in den meest werkelijken zin sprake van hel woord: schar. Men moet het gezien hebben om de ontroering te begrijpen, die zich van ons meester maakte eiken avond opnieuw. En dan kwam de kracht des Heiligen Geestes Ik kan het niet anders zien en niet anders verklaren. We beginnen met het zingen van de meest Dekende Chr. liederen; vooral psalmen en gezangen. Maar hoe ènders zingen we ze hier dan in de kerk! Denkt u in hoe r e e 1 alle dingen worden. Als we zingen, b.v.: Wacht op den Heer, godvrucht» [schaarhoud moed; Hij is getrouw, de bron van alle goed; Zoo daalt Zijn kracht op u in [zwakheid neer; Wacht dan, ja wacht, verlaat u op Tden Heer. dan begrijpen we nu voor 't eerst, dat gelooven hetzelfde is als wachten. Geduldig wachten. Op God en op Zijn tijd. En als we zingen: Eens aan den avond van mijn leven, Breng ik, van zorg en strijden moe, Voor eiken dag mij hier gegeven, U Hooger, reiner loflied toe dan jubelt het plots binnen in mij van blijde zekerheid, dat in dit lied de klemtoon moet vallen op dat kleine woordje „hier". „Voor eiken dag mij hier gegeven Een onmiddellijk gevolg van deze avonden des gebeds zijn de persoonlijke gesprekken overdag. Gesprekken van hart tot hart. Ge sprekken waarbij het vast staat: God is tegen woordig. En levens worden vernieuwd. Telkens weer vieren wij het feest van een nieuwe geboorte. Deze dorre, schrale, schijn baar doelloos doorgebrachte dagen, ze brengen vrucht voort dertig-, zestig- en honderdvoud. We hebben het gevoel, dat „onze netten scheuren". „Zeg dat nog eens" In een lezenswaardige causerie over de bekende uitdrukking „Zeg dat nog eens", die zoowel iets dreigends kan hebben als een ge- wenschte bevestiging kan uitlokken, teekent Ds. Vellenga in het Kerkbl. voor Overijs sel en Drente de situatie van hen, die in be paalde opzichten hun meening nogal flink durfden zeggen: „Vóór de fatale dagen van Mei zeiden velen zonder reserve wat hen voor den mond kwam. Dat kwam ook onder Gereformeerde menschen voor. Die hadden dan wel een ander uitgangspunt, andere maatstaven en misschien ook andere bedoelingen dar» de anderen, maar daarom waren ze toch niet minder vrijmoedig in het spreken dan zij. Principieel moest het zóó in den staat, zóó in de kerk en zóó in de maatschappij. En prin cipieel was dit en dat, deze maatregel en die handelwijze, deze verordening en die ge dragslijn volkomen afkeurenswaardig. Het werd zoowel in de straten van Jeruzalem als in die van Askelon verkondigd. Waren wij geen menschen, die vóór alles de waarheid wenschten te zeggen? Inderdaad, die moet beleden worden. Maar nu is er op eenmaal over al ons spreken en getuigen, ons weiischen en af keuren, als het ware een donderend* „zeg dat nog eens" losgebroken, en wat zeggen wij n u? Er waren er die vroeger veel te veel be weerden; velen van hen doen er nu het zwij gen toe, een enkele gaat er nog mee door. En er waren er ook die vroeger het juist® woord spraken; meerderen van hen houden zich nu op de vlakte, maar enkelen doen het ook thans. Zeg dat nog eens! Het staat mij ineens duidelijk voor den geest wat ik gezegd heb, veel duidelijker dan toen ik het zeide. Was het ongepast wat ik zei, maar heb ik bravour genoeg om het gevaar te trotseeren, dan zeg ik het nog eens. Was het ongepast en ben ik bovendien bang voor de gevolgen, dan houd ik mR meesmuilend stiL Was het daarentegen volkomen van pas wat ik zei en ben ik daarbij moedig, dan her haal ik mijn woorden. En was het volkomen van pas, maar ben ik bevreesd, dan houd ik mij stil. Vier mogelijkheden alzoo, waarvan er drie den toets der critiek niet kunnen doorstaan; wat ongepast is moet ik niet herhalen, doch herroepen, en daarmee worden de twee eerste mogelijkheden veroordeeld; en voor wat gepast gezegd wordt moet ik mij niet vreesachtig schamen het te herhalen; dus is ook de vierde mogelijkheid veroordeeld. Alleen het derde geval kan den toets der critiek doorstaan." Onderwijs onderwijsbenoemingen De heer F. J. M. S c h i 11 e, werktuig kundig ingenieur bij de Nederlandsche Papierfabriek te Maastricht, is met ingang van 1 September benoemd tot leeraar aan de Middelbare Technische School te Eindhoven. prof. dr. e. f. m. van der held Het curatorium voor de leerstoel van de Warmte-techniek aan de Rijksuniversiteit heeft benoemd tot bijzonder hoogleeraar dr. E. F. M. van der Held, privaat docent te Utrecht. Dr. van der Held is leider van den thermo-technischen dienst van de warmte stichting. Richtlijnen voor gymnastiek op de lagere schooi Het Ripcscollege voor de lichamelijke op voeding heeft in opdracht van den secretaris generaal van het Departement van Onder wijs,, Kunsten en Wetenschappen, richtlijnen ontvangen voor het onderwijs in de lichame lijke oefening aan de lagere scholen, aan welke blijkens een bericht in het dezer dagen verschenen nummer van de „Mededeelingen" van het Departement, de secretaris-generaal goedkeuring heeft gehecht. Het rapport van het rijkscollege begint met een tweeledige omschrijving van het doel van het onderwijs in lichamelijke oefening, voor- zoover dit onderwijs z.i. beoogt: le. het kind op doelbewuste, methodische wijze de voor zijn ontwikkeling en vorming noodzakelijke groei- prikkels te geven en weerstand te bieden tegen de nadeelige invloeden van het schoolleven- 2e. bij te dragen tot de vorming van het kind als individu en als gemeenschapswezen. Voorts geeft het een voor de practijk uiterst belangrijke gedetailleerde uitwerking van de leerstof voor het onderwijs in lichamelijke oefening, waarvan uiteraard de gymnastische oefeningen^ onderverdeeld in a. vormende oefe ningen: b. evenwichtsoefeningen; c. kracht- en behendigheidsoefeningen, een essentieel onder deel vormen. Daarnaast zijn o.m. opgenomen zaal- en klein terreinspelen, waarbij het rijks college vooral de karaktervormende waarde (ontwikkeling van zelfbeheersching, zelftucht, eerlijkheid, enz op den voorgrond stelt, en zwemmen, dat zich echter beperkt tot het on derwijs in den hoogst en leerkring (5e, 6e en 7e leerjaar). Een „lesschema", dat duidelijk aangeeft, welke tijdsduur van een lesuur van 45 minu ten, waarvan er voor de 3e tot en met 7e klasse twee op den lesrooster moeten voorkomen, besteed moet worden voor de verschillende onderdeelen van het vak, en een overzicht van de verdeeling van de leerstof over de leerjaren, waardoor een voldoend en regel matig voortschrijdend onderwijs verzekerd is, zijn verder aanwijzingen, welke voor de practijk van het onderwijs van groot nut kun nen, zijn. Ten aanzien van het kostenvraagstuk is belangrijk, wat het college mededeelt onder het hoofd: „de materieele verzorging van het onderwijs in lichamelijke oefening". Besproken worden achtereenvolgens de speelplaats, het speelterrein en het gymnastieklokaal. De aan wezigheid van een speelplaats schrijft het rapport imperatief voor. Behalve de eischen, voor de inrichting van een dergelijke speel plaats, welke het z.g. Bouwbesluit stelt, stelt het rapport voorts wat de oppervlakte betreft, een nieuwen eisch. Om het onderwijs in de lichamelijke oefening in zijn eenvoudigsten vorm tot zijn recht te kunnen laten komen, is een oppervlakte vereischt van 400 vierk. m (20 x 20 m). De verharding moet, zoo moge lijk, met basaltine tegels geschieden. Be- kiezelde speelplaatsen zijn niet wenschelijk; deze kunnen met een teerproduct gemakkelijk worden verhard. Een opsomming van diverse leermiddelen, waarover de leerkracht moet kunnen beschikken, is toegevoegd. Wail facultatief it. Speelterreinen, die, om geschikt te zijn voor openluchtspelen, een afmeting moeten hebben van 60 X 40 m, en gymnastieklokalen, stelt het college facultatief. Dit is, vooral, wat de loka liteiten voor lichamelijke oefening aangaat, uiterst belangrijk, omdat daardoor de finan- cieele kosten voor de gemeenten aanzienlijk kunnen worden beperkt. Wel geeft het rapport eenige voorzieningen aan, waarvan bij gemis van een gymnastieklokaal, gebruik zou kunnep worden gemaakt. Het bevat dienaangaande de volgende aanwijzingen: „Beschikt de school over een leegstaand klasse lokaal, dan kan dit lokaal worden ingericht voor het onderwijs in de lichamelijke oefening, zoodat ook hier dit onderwijs in zijn eenvoudig sten vorm tot zijn recht kan komen. Het maxi maal aantal leerlingen, waaraan in deze oefen gelegenheid les gegeven kan worden, bedraagt 25. Beschikt de school over twee naast elkaar gelegen leegstaande klasselokalen, dan kan daarvan een oefengelegenheid voor het onder wijs in de lichamelijke oefening worden ge maakt door den tusschenmuur uit te breken". Daargelaten de vraag, of een andere be stemming van het leegstaande lokaal c.q. van de leegstaande lokalen niet dikwijls voor het gebruik als gymnastieklokaal een belemmering zal zijn, zijn hier in elk geval mogelijkheden aangewezen, die eventueel ongetwijfeld voor overweging in aanmerking komen. Bij aanwe zigheid van een gymnastieklokaal aan een school, hetzij openbaar of bijzonder, is een doeltreffende samenwerking, waardoor dit lo kaal tot het uiterste wordt gebruikt, het eenige middel, om te bereiken, dat zonder bezwaring van de openbare kassen, de belangen van het onderwijs in de lichamelijke oefening zoo goed mogelijk worden gediend. In het vorenstaande is het voornaamste weer gegeven, dat de door het Rijkscollege aange duide richtlijnen bevat Vaststaat, dat zij veler lei nuttige wenken inhouden, die bij de toe passing van het onderwijs in vak j. van groot gewicht zijn en vooral de eenvormigheid bij die toepassing kunnen bevorderen. De Schoolraad voor de Scholen met den Bijbel kwam heden te Utrecht in buiten gewone vergadering bijeen ter bespreking van concentratie-pogingen bij het Christelijk enderwijs. Examens 'x-Gravenhaje. Notariaal examen. Geslaa voor deel I* H Eenink te Zutphen. 's-Gravenhage. Staatsexamen Geklaagd voor ploma A: de heeren: C. W. van Boekei, J. C. J< ner. L. Zwanenburg, N. J. H. Oosterveen, J. R. v B: Mej. M. M. Warning, en de t» Nijverheidsonderwijs. Geslaagd aanteekenmgiJ. Groeneweg, Bred: der Velde, Groningen. Letteren en Kunst TOELATING VAN KUNSTENAARS EN JOURNALISTEN IN DUITSCHLAND De beoefenaars van cultureele beroepen in Nederland, in het bijzonder beeldende kunste naars, musici, schrijvers, tooneelspelers, cine asten, uitgevers, boekhandelaren en allen, die op het gebied van de pers werkzaam zijn, hebben voor de uitoefening van hun beroep in het Duitsche Rijk een vergunning noodig van den Rijkscommissaris voor het bézette Nederlandsche gebied. Bij voorgenomen reizen naar Duitschland 1 dergelijke vergunning worden 1 De bepalingen, welke voor oen dérgelijke reis een doorlaatbewijs van de zijde der politie eischen, blijven door deze regeling onaangetast. De Deensche schrijver Johonnat Buchholtz overleden De door enkele van zijn beste boeken ook in ons land bekende Deensche schrijver Jo- nannes Buchholtz is 7 dezer te Struer in Noord-Jutland, waar hij sedert jaren woonde, onverwacht aan een hartverlamming over- leden. Buchholtz, die 58 jaar oud geworden ia, was te Odense geboren. Hij is 25 jaar lang, van 1899 tot 1924, ambtenaar bij de staats spoorwegen geweest en heeft eveneens 25 jaar als schrijver gewerkt. Zijn eerste boek verscheen in 1915 en daarna heeft hij, roet de punctualiteit van een spoorwegman, elk jaar een boek geschreven: zijn vier-en-twin- tigste verscheen den vorigen herfst en hij was aan een nieuw werk, zijn vijf-en-twiptig- ste, bezig, toen de dood hem overviel. Het hoogtepunt in het oeuvre van Buch holtz vormen de twee bijeenbehoorende ro mans „Dr. Malthes Hus" en „God lille By** (1936'37), die ook in het Nederlandsch ver taald zijn. In 1931 verwierf Johannes Buch holtz met zijn breed-opgezetten roman „Su- sanne" den eersten Deenschen prijs in een inter-Scandinavische romanprijsvraag. Rechtszaken RECHTBANK TE ROTTERDAM Noodlottige relaties Tusschen de bewaarschoalonderwijzeres A- P. G. H. en de vertegenwoordiger F. C. A- B. waren zekere vriendschapsbanden ontstaan, welke voor de eerste noodlottig zijn geworden. Het tweetal had gebrek aan geld en dit vónd mejuffrouw H. zoo onaangenaam voor haar vriend dat zij besloot te gaan stelen. Hieytoe fingeerde zij een nieuwe relatie, een familie relatie nog wel, met een sigarenwinkelier, tevens houder van een postagentschap. Zij was daar n.l. binnengestapt, had een praatje aange- knoopt, waarbij zij den winkelier tot de ont dekking bracht dat hij een nichtje voor zich had. Door de vrijheid van beweging, welke het meisje door deze „verwantschap" in den Win kel en het huis van den sigarenwinkelier had, vond zij gelegenheid een bankbiljet van 100 uit de kast van het postzegelagentschap weg te nemen. Den volgenden dag herhaalde zij haar bezoek; de buit bedroeg toen 800. Wegens deze diefstallen werd acht maanden gevangenisstraf, waarvan vier voorwaardelijk, met aftrek van de voorloopige hechtenis maand tegen haar geëischt. In zijn pleidooi legde mr. Roest van Lim burg den nadruk op den man op den achter grond B. Verdachte had, zoo betoogde zij, ge handeld onder moreele pressie van dezen man, met wiens misdadige verleden zij niet bekend was, Zelfs nog tijdens het vooronderzoek heeft zij steeds getracht B de hand boven het hóófd te houden. Thans echter helaas te laat ziet zij in wat hij vour een man is. Pleiter vroeg hiermee rekening te houden en een gecombineerde straf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de voorloopige hechtenis. Over veertien dagen zal de rechtbank uit spraak doen; dan zal zij tevens de behandeling van de zaak tegen B. voortzetten. Deze moest terecht staan, omdat hij gebruik had gemaakt van het door zijn vriendin gestolen geld; hij had er zelfs o.a. ten mantel voor zijn vrouw van gekocht. Verder had hij nog meer op kerfstok. Een van een kapelaan geleende schrijfmachine had hij beleend en bovendien had hij dezen kapelaan 60 afhandig gemaakt door in strijd met de waarheid te vertellen dat dit geld noodig was voor een operatie welke zijn vader moest ondergaan. B. ontkende het meeste van het tenlastege- legde; voor alle feiten had hij wel een uit vlucht. Daar een der getuigen niet was verschenen kon deze zaak niet verder worden behandeld en moest zij tot over twee weken worden aan gehouden. 159. Boos en verdrietig tegelijk lag de sultan op zijn prachtige bed. Niemand kon hem van het rare gesuis afhel pen en hij had het gevoel of zijn oren nog steeds groeiden. Niemand mocht hem naderen behalve de doktoren, zo had hij bevolen. En het volk mocht niet weten, wat hun sultan was overkomen. 180. Eindelij^ hield het suizen op, maar toen hóórde de sultan allerlei vreemde geluiden. De bedienden kwamen ver tellen, dat er nieuwe medicijnen waren aangekomen. Laat ze opdienen, zei de sultan, en de bedienden verbaasden zich er over, dat hun vorst zo gebroken sprak. ifkken op den Oceaan Si jn aJodig voor Le Gros, zijn makkers nog enli'idaan *e sPoreni het woord water was petfp al genoeg! 'e.-.'ch minuten lang duurde nu reeds de Pp>mif0lging' o.'eiszchtervolgden hadden op de achtervol gt voordeel, dat zij wisten met wie zij lers l hadden; de anderen wisten dat niet, sstortlen waas bleef nog over zee hangen, dingen hielden vage omtrekken, was Le Gros niet in den zin gekomen neger en het kleine Portugeesche ER" zich ook uit het brandende schip had- hnen redden, en daarom verkeerde hij Irste in twijfel, wie die vier menschen j,,Catai\aran" wel konden zijn. naar mate de afstand geringer en de :er transparanter werd, bleef er geen meer over. Van de vier opvarenden ingest vlot werd door de achtervolgers eerst irüikossale neger met zijn ronden kop her- itige :de kok van de „Pandora" in eigen re algemeen geschreeuw volgde op deze Sneeuwbal, draal e»ls bij man! Lii ),0°£" eh h'-' t f 2heger hield zich inderdaad goed, maar rek( andere manilr dan zij bedoeld hadden; |6 er de man niet naar om zich zoo ge- sarimyjj te ]aten paaien; hij en Ben han- 194Qn hun riemen wet grooter kracht dan >oit porsn. :en achtervolgers probeerden het daarop over»edreigingen, maar zonsièl» meer resul- De beide vlotten waren thans op minder dan tweehonderd mèter van elkander; het weer was helder en geen enkele hindernis be vond zioh daartusschen in. Zou de afstand nog kleiner worden, of zou de „Catamaran" toch nog weten .te ont snappen HOOFDSTUK LXXV. Beiden, achtervolgden en achtervolgers, spanden zich tot het uiterste in, zoowel om te ontsnappen als om de anderen op te kunnen vangen. Ongelukkigerwijs ging er slechts een zeer lichte bries, en die bovendien zeer wissel vallig was, zoodat men zich geheel en al op de riemen moest verlaten. Nu waren er op de „Catamaran" maar twee roeiers, namelijk Ben Brace en de neger, want Wil moest het roer houden; op het groote vlot echter waren de roeiers talrijk; weliswaar waren zij weinig gedisciplineerd en verzwakt door lange ontberingen, maar hun aantal scheen den doorslag te zullen geven, want de afstand begon reeds te verminderen. Mannen van minder energie dan Ben Brace en Sneeuwbal zouden de worsteling zeker hebben opgegeven, maar ofschoon zij zagen, dat de anderen meer snelheid ontwikkelden, hielden zij wanhopig vol. Hou je haaksch, Sneeuwbal, verlies geen slag. Ik ken die daar, ze zijn even barm hartig als de haaien. Misschien kunnen we ze afmatten. Wees maar niet bang, baassie Brace, ik blijf aan die riem trekken zoolang ik nog een haartje kracht en asem heb! De „Catamaran" scheen te vechten tegen een lot, dat reeds bezegeld was. Echter deed een donkere lijn op het oppervlak van den oceaan, die nog nauwlijks zichtbaar was, de Gavarenden zich als het ware dubbel inspan- Bens ervaren oogen hadden dit teeken, dat de zee ginds minder rustig werd, en dat de bries zich begon te verheffen, bet eerst opge merkt. Zij zouden den wind mee krijgen! Hij maakte den neger deelgenoot van zijn hoop, en ook deze was van overtuiging, dat als de wind doorstond zij zouden kunnen ont snappen, omdat de „Catamaran" door Ben Brace speciaal met het oog op zeilmogelljk- heid was samengesteld, en zij ook een goed zeil voerden. Als we het nu nog maar twintig minuut jes kunnen bolwerken, zei de neger, totdat de wind bij ons is, dan zouden we er tusschen uit komen! Trekken, Sneeuwbal, je leven hangt er vanaf, jo; ze winnen op ons! De wanhoop begon zich thans van beide meester te maken. HOOFDSTUK LXXVL Een paar seconden zwegen de matroos en de neger; hun achtervolgers deden het tegen deel. Zoolang het resultaat van de achtervolging nog onzeker was, had aan boord van 1: ?t groote vlot stilte geheerscht. Maar zoodra bleek het niet, dat de „Catamaran" werd in- geloopen, of verwenschingen, bedreigingen en bevelen vervulden de lucht. Le Gros onderscheidde zich van zijn kame raden door zijn dreigende gebaren èn zijn wraakkreten. Hij vertelde hun, dat hij bij de vluchtelin gen aan boord een voorraad levensmiddelen en een vat met water zag. Het woord water klonk die ellendigen als zoete muziek in de ooren; de afstand werd al kleiner. De hemel werd intusschen donker, maar schoon de golven in de verte ook eveneens somberder werden en hun kruinen schuimen randen kregen, ds wind talmde nog steeds met zich te doen gevoelen. Genade! riep Ben, met het oóg op den bries; de wind komt te laat om ons te hel pen! Te laat zeg je, Brace? Waarom te laat? Die komt voor ons zeker niet te laat, reken daar op. We zullen eens een stevigen zoop uit jullie vaatje nemen, ha ha ha! En jij daar, hond van een kok die je bent, waarom scnei je er niet mee uit? Waarvoor zit je nog aan je riem, beroerde neger? Zie je niet dat we in zes seconden bij jullie aan boord zullen komen! Laat je riem vallen, zeg ik je, of ik vil je levend! Kan je denken, baassie Le Gros, jij krijgt de huid niet van dezen neger. Ik heb ook nog een mes, en kan daar mee spelen! De afstand tusschen de beide vlotten was nog weer geringer geworden. Le Gros be merkte, dat de „Catamaran" nu binnen het bereik van zijn bootshaak was. Hij begaf zich naar voren, strekte zijn arm uit en wierp den haak. dien hij aan zijn langen steel ste vig vast hield, op het achterdeel van het vluchtende vlot, om dit te enteren. Met de vluchtelingen zou het gedaan zijn geweest, zoo Ben niet met een handlgen en zeer van pas komenden klap met zijn riem dien haak door de lucht had laten vliegen, want Le Gros, die daarop niet verdacht was, zag geen kans hem in handen te.houden. Laatstgenoemde verloor tevens zijn even wicht, wankelde en tuimelde op zulk een ongelukkige manier, dat zijn beenen tusschen twee planken van zijn vlot wegzon ken, en nog alleen zijn bovenlijf daar boven uit stak. Nauwlijks was hij zoo terecht «teas*», of een onmenschelijke schreeiwr ontsnapte zijn mond, zijn romp schudde, en een plotselinge bleekheid overtrok zijn gezicht. Zijn kameraden snelden toe om hem uit zijn lastige positie te bevrijden. Een hunner nam hem onder de armen en trachtte hem los te trekken, maar direct daarop liet hij hem los en maakte hij een sprong achteruit, terwijl {lij een kreet van schrik uitstiet. Niet Le Gros was het, noch zelfs het lijk van dezen ongelukkige, doch slechts het bovenste gedeelte van diens romp dat zifn makker uit de van elkander geweken balken had tevoorschijn gehaald! Zijn lichaam was, ter hoogte van den onderbuik, als door een reusachtige schaar afgesneden. Een haai! schreeuwden de opvarenden van beide vlotten eenparig. HOOFDSTUK LXXVII Een zoo ontzettend schouwspel kon wel geen andere uitwerking hébben, dan allen die daarvan getuige waren geweest als te ver lammen. De opvarenden van beide vlotten lieten de riemen zinken, doch op de „Catamaran" her stelde zich men het eerst van den schrik, om dat men zich tenslotte daar minder van Le Gros had aan te trekken, dan de anderen. De wind was thans opgestoken en deed het zeil van de „Catamaran" bol uitstaan, zoodat deze opnieuw den afstand tusschen zich en •het vlot van de achtervolgers kon vergrooten. Laatstgenoemden bleven een tijdlang ver bijsterd door het drama, dat zich onder hen had voltrokken. Menigeen van die verharde mannen bracht zich den moord op den Ier te binnen, en het algemeene vermoeden, dat Le Gros daarbij nauw betrokken was geweest voerde tot de veronderstelling, dat hier een hoogere dan aardsche gerechtigheid een von nis had yüfiesproken en voltrokken. Niet allen begeerden, langer de „Catama ran" te achtervolgen, maar de dorst teisterde hen en de onder hen heerschende meening, dat de vluchtelingen mondkost en drinkwater aan boord hadden, dreef hen aan, opnieuw de jacht te hervatten. De riemen werden derhalve wederom be mand en een hernieuwde energie bezielde eenigen tijd al die lifeden; maar duidelijk deed zich het bezwaar gevoelen, dat zij thans zon der leiding waren. De kerel, die hen met zijn wilskrachtigen blik in bedwang had gehou den, lag verminkt en met uitgedoofd; oogen aan hun voeten. Eenheid van actie en opzei onioraKen nun, hun inspanning - was niet langer eenparig ge richt, en zoo verminderde hun kans op euccee aanzienlijk. Wellicht zouden zij desondanks, uit hoofde van hun aantal, de „Catamaran" op den langen duur weer hebben kunnen inhalen, zoo het weder niet was gaan veranderert. Donkere wolken verduisterden allengs het uitspansel, en de oceaan werd ruw, bedekt door korte, wilde golven. Eensklaps zwol de wind aanzienlijk aan, de „Catamaran" liep met gevuld zeil en gleed snel over het water. De bemanning van het losser samengesteld* groote vlot had de handen vol om zich tegen de aanstormende golven veilig te stellen, en moest uit dien hoofde de achtervolging op geven. Stortvloeden zweepten heen over het slecht bestuurde vlot; de opvarenden moesten lich aan balken en planken vastklampen, omdat het zware weer dreigde, hen allen te ver zwelgen. Hoofdstuk LXXVIIÏ. Zoo waren dan, eens te meer, Ben Brace en zijn metgezellen uit een verschrikkelijk ge vaar bevrijd. De bries was meer en meer aangewakkerd en had plaats gemaakt voor een krachtigen wind, die nog steeds in kracht toenam en dreigde het karakter van een storm aan te nemen. De beide vlotten hadden inmiddel» elkander uit het oog verloren, dank zij de betere samenstelling van de „Catamaran", die zich ènel naar het Westen verplaatste. Zoodra de wind zoo onstuimig werd, had het zeil ten deel* ingenomen, opdat het niet te vael vat zou geven, wat gevaarlijk e*a kuuner. worden. Er stond thans niet zeil dan noodig was om in Westelijken kowe* te blijven, (wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 3