llieutur fnttöcift GTouraitt kfi Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken a bo%< WAT MR. J. LINTHORST HOMAN ONS ZEGT NIV& 1 Abonnementsprijs per 3 maanden in Leiden en in plaatsen Boe waar een agentschap gevestigd is 2.35 fest Per week 18 ct. Losse nummers 5 crt ,.v2 Allee bij vooruitbetaling. Advertentieprijzen 'bar 22% ct per regel. Ingezonden Mede- deelingen 46 ct. per regel. Minimum 5 regels. Bewijsnummer 5 ot Bij con- kog. tract belangrijke korting, Bur. Redactie en Administratie: BREESTRAAT 123. LEIDEN. Telefoon 22710. (Na 6 uur 23166). Postbox 20. Portret. 56936. No. 6174 DINSDAG 16 JULI 1940 21e Jaargang Pri,* Het offer, antwoord op de Mo» roepstem oidsJVat ik voor een paar weken schreef", K .is Dr. C. Bouma in het Kerkblad van I Haag, „blijft waar en blijkt waar: de 1 f reest is .over de gemeente des Heeren Scitxiig geworden. den stroom van kerkelijke bladen, die zeregeld elke week door mag zien, treft wa'dat wonderlijke verschijnsel: er wordt an kven zooals we in bange tijden eigenlijk hadden durven hopen en verwachten, tn Bi tal van bladen heb ik dergelijke opmer- d^ljen gelezen. En financiêele mededeelingen lantje kerkelijke pers bevestigen het."" f! tke week leest Ds. Bouma van de op- agst der collecten te Rotterdam. Het treft lstr', hoe bizonder de collecten zijn. Th* En dat in de geslagen kerk! Beschamend -verblijdend. De kerk, die door de diepte chtft der beproeving, openbaart den blijmoe- offergeest Lirenk behoef niet alleen aan andere kerken te oöc.fcen. Ook hier zijn de collecten bizonder rts.J. Voor alles, waarvoor wordt gevraagd. 'na tk aan week voor kerk en diaconie. /an ie Kerk des Heeren heeft de roepstem van Heere verstaan. En ze antwoordt door offer. Dat is een blijde dankzegging «u. 5selne Kerk des Heeren tóónt, dat ze lééft. ins fods slaande hand is niet tevergeefs!" nderdaad, de offergeest vrucht van dank- ïnt-rheid, is rijk ontloken in alle kerkfor- t wgies. Deze offergeest is een blijk van de n i e v e rust. ons geschonken in het geloof. 1 nt het is, zooals de Algemeene Synodale 1 h*Wissie der Ned. Herv. Kerk, nog slechts et dele dagen na den oorlog, schreef: „Wij eeren door den Heiligen Geest voor het en te ontvangen de vastheid, die den >on• -lmist deed getuigen, Ps. 46 2 en 3: God !t wans een toevlucht en sterkte. Hij is kraeh- Han|jk bevonden een hulp in benauwdheden, nansrom zullen wij niet vreezen, al veranderde W- narde hare plaats, en al werden de bergen vTTKtet in het hart van de zeeën". ""•1 De hoofdzaak blijven zien et d Kuin de .Mededeel ingen van de Vereemging Gaif Calvinistische Wijsbegeerte" lezen L. vfjet laatste feest van den jaarcyclus der lien^stelijke hoogtijden vierden we ditmaal °ers dan gewoonlijk. En ook sindsdien bleef t "wa heel veel vreemd. itusschen, waf ook tijdelijk of duurzaam a"taJe zijH veranderd, ten aanzien 'van de in hrfdzaak trad geen wijziging in. hverwrikbaar Dieet de -trouw Gods. iid Pderzwakt Zijn liefde. En onveranderd Zijn sr vajing met Zijn belofte van zegen en Zijn ensuing van straf. I uitn dus dient nu onzerzijds ook de gehoor- nheid dezelfde te zijn. wijziging ondergaat is dan ook slechts taak. Wel bleef ook die in hoofdzaak If de: ook thans hebben we ons leven als geheel in dienst van den Heere te stellen, tarbij den strijd aan te binden tegen al Zijn eer te korf doef. De verandering dan ook slechts op de gewijzigde om- gheden betrekking. •t zal wel geen betoog behoeven, dat idering hier tevens verzwaring inhoudt. practijk kost het concentreeren onze aandacht ons allen meer inspanning vroeger. Bij de studie drukt dit bezwaar ernstiger. En dat terwijl de gevaren, die jleven van ons volk en dus ook van ons Lijk volksdeel bedreigden, eer toe- dan de worsteling om die gevaren te be- :n blijft echter ook de wetenschap ikken. Al zullen we haar beteekenis rationalistisch, overschatten, ook zij haar aandeel in deze taak. En zelfs een [rijke. Het doet dan ook goed te be- :n, dat de zorg voor ons calvinistisch Onderwijs ons Christenvolk inzonder- thans op het hart gebonden wordt. wetenschap komt echter aan de ;eerte een uiterst belangrijke plaats ij immers heeft de grondbeginselen voor [eheel uit te werken. Geen wonder, dat Lderheid in haar de oude antithese duidelijk aan den dag treedt, ft hier echter ligt nog menige zóne onbe- id. Terwijl toch ook ten deze geldt: later dan ge denkt!" m is het vooral hier eerste eisch, de icht op de hoofdzaak te concentreeren. te trachten steeds meerderen bij te Het gaat ook en vooral hier om den -r en tegen den Christus Gods in de pschap. t poogden we ook vroeger te doen. En •zen geest willen we ons werk voortzetten. de rustige zekerheid, die ook voor iftuurlijk wijsgeerig werk ligt in de ïte: „Omdat gij het bevel bewaard hebt te blijven verwachten, zal Ik u ook be- n in de ure der verzoeking, die over de wereld komen zal"." Weermachtsbonnen" voor Duitsche militairen het A.N.P. verneemt zijn voor die /an de Duitsche weermacht, die buiten ■enage zijn en dus in eigen onderhoud ■n voorzien, bonnen uitgegeven, waarop ■distribueerde goederen bij den detail- ^1 zullen kunnen verkrijgen. De bonnen eren van kleur naar gelang het daarop ijgbaar gestelde artikel. bonnen gelden evenzeer als gewone v t>utiebonnen en de levering op vertoon A leze bonnen is verplicht. V :er dagen zullen uiterlijk en gelding I \bonnen in bijzonderheden officieel wor- ^Jjepubliceerd. rie slachtoffers van de zee ïerget A.N.P meldt uit Nes (Ameland): tot zjjhet baden in zee zijn gisteren alhier drie rvolgt verdroken. nml- het echtpaar Bijlsma Van eenwiJk en meh Jo Bakker uit Maas- De slachtoffers waren bij Oostenwind, een sterken stroom veroorzaakt, te ver gegaan. ,Ons Nederlanderschap is hetgeen ons samenbindt, althans behoorde en behoort samen te binden" Volgens belofte komen wij terug op den „hartekreet van een jongen Nederlander." de brochure van mr. J. Linthorst Homan, onder den titel „Aanpakken verschenen bij H. D. Tjeenk Willink cn Zoon N.V., Haarlem. In het begin wijst de geachte schrijver er op, dat, nu wij midden in een oorlog en tevens midden in een wereldrevolutie leven, menigeen in ons land zijn koers niet weet te bepalen. Daar zijn er, die zich onthouden van eigen initiatief, wijl zij meenen, dat in tijden als deze de staatsburger dient te wach ten op de dingen, welke zullen komen. Deze houding spruit bij hen allerminst voort uit vrees, doch uit de overweging, dat in een volk onder vreemde bezetting initiatief niet past. Ook zijn er velen, die wel degelijk initiatief ontwikkelen, en bij hen kan men eveneens verschillende groepen onderscheiden. Daar zijn er, die voor de openbare zaak willen voortwerken langs de oude, vertrouwde lijnen van hun vroegere werkzaamheid, alsof er niets veranderd was. Anderen zien in oorlog en bezetting een aanleiding om op korten termijn hun denkbeelden en plannen te realiseeren, die van het bestaande niet veel intact laten. „Er is", vervolgt de schrijver dan, „echter nog een derde groep onder de niet-stilzitten- den. Dat zijn zij, die de groote gebeurtenissen, welke zij zeer betreuren, meenen te moeten aangrijpen om in open werkelijkheidszin de fouten van het oude uit te bannen en de goede kanten van de nieuwe plannen ernstig te be zien en, bij accoordbevinding, ln te voeren. Deze derde groep wil dus wel aanpakken, doch zy wil daarbij niet voetstoots het oude handhaven en versterken, noch voetstoots het nieuwe overnemen." Tot deze groep behoort ook de heer Linthorst Homan. Als hij dan in het vervolg zijn gedachten in groote lijnen aangeeft, ligt daaraan niet on bescheidenheid ten grondslag, doch de wensch om uit den grond van zijn hart enkele gedach ten naar voren te brengen als een bijdrage- voor de vernieuwing van'ons volksleven in Nederlandschen zin. „Gelijk ook in menig ander land", aldus lezen we, „zoo komen nu ook bij ons van ver schillende zijden plannen voor sterkere een heid in het volk los. Het doet vreemd aan, dat ook nu gelijk steeds in het politieke werk ieder daarbij slechts de door hèm voorgedra gen eenheid als de juiste ziet. Ieder meent, dat hij de ware oplossing heeft gevonden en juist ook zij, die onderlinge felheid en heftig heid in de politiek steeds zoo sterk hebben veroordeeld, uiten zich op een wijze, welke doet denken dat zij al hun tegenstanders bedoeld is dan: ieder, die een andere mee ning heeft dan zij van opzettelijke ver- waarloozing van de algemeene zaak, dus van kwade trouw verdenken. Aan dit laatste wil ik niet meedoen. Stellig zullen ook nu, gelijk steeds, in het zoeken naar de uitwegen en de oplossingen voor ons volk zich wel zoekers mengen, wier bedoelingen niet zuiver-en-alleen op het welzijn van het volk zijn gericht, doch wanneer wij niet uit gaan van elkanders goede trouw, is zelfs ieder debat vruchteloos. Wij zijn als Nederlanders thans allen in dezelfde positie wij zijn burgers van een bezet land, aan wie op royale wijze volksvrijheden zijn toegezegd, doch desniettemin burgers van een bezet land. Wij zullen dat allen betreuren, omdat nu een maal de vrijheid en zelfstandigheid voor een volk het hoogste goed is. Wij moeten nu meer dan ooit ernaar streven onderling een sfeer te scheppen, in welke vruchtbaar werk mogelijk is. De vraag, of en door wie vroeger de sfeer bedorven is geweest, kan dan door praktisch werk worden achterhaald. Ons Nederlander schap moet ook daarom voor ons allen den onderlingen afstand overbruggen omdat wij ons Nederlanderschap goed en gaaf dat wil zeggen: verjongd en verbeterd aan de vol gende generatie zullen moeten overgeven." Dit Nederlanderschap, zegt de schrijver, is hetgeen ons samenbindt, althans behoorde en behoort samen te binden. Is het zwak, dan is onze gezamenlijke, gemeenschappelijke band ook zwak. Is of wordt het sterk, dan kunnen wij een sterk volk zijn. Dan merkt mr. Lint horst Homan op, dat hij ons Nederlander schap, zooals het zich in de laatste tijden had ontwikkeld, slap acht. Het gemeenschappe lijke in ons volksleven, het aan ons allen en ieder onzer „eigene" van ons volk, was te gering van kracht en van omvang om sterk te kunnen zijn. En dan rijst de vraag, of het thans wel de tijd is, om eigen fouten in het openbaar te bespreken, een vraag, die door den schrijver bevestigend wordt beantwoord. Wie zijn fou ten erkent, zegt nog niet, dat hij geen deug den poogt te hebben. Een volk, daarvan is de heer Linthorst Homan overtuigd, kan het hoogste profijt hebben van een goede open hartige bekentenis van vroegere fouten, mits gepaard aan een daardoor gesterkten wil tot opbouw. Als de schrijver ons Nederlanderschap zwak en slap noemt, dan baseert hij dit vooral op hetgeen zich vóór 10 Mei voordeed, niet op de dagen na 10 Mei. Sindsdien toch heeft menig vaderlander zich juist in zijn sterkste Neder landerschap doen kennen, al waren er ook nu vele uitingen van zwakte en slapheid. Doch de fouten van vóór dien tijd openbaarden zich door de onsaamhangendheid van het volk als geheel en door een grooten afstand tusschen volk en overheid, waar geen afstand had be- hooren te zijn. Belangrijker acbt de schrijver de gevaren, welke zijn bevorderd door de groote scheiding tusschen de volksgroepen zooals zij naar gods dienstige of politieke lijnen uiteen vielen. „Ook voor hen, die gelijk ik, het toejuichten, wanneer ieder Nederlander in eigen kring de hem vertrouwde sfeer kon vinden, was het steeds een bijzonder groote teleurstelling, te zien, dat dit in de praktijk uitliep op bijna volslagen scheiding van de anderen, en, voor de niet in een eigen tehuis zich treffènden. op bijna volslagen eenzaamheid. Zoo stelde de praktijk, veel hooge beginselen en bestbe- doelde theorie ten spijt, ons dikwijls voor de keuze de kleinere gemeenschappen in stand te houden en het groote te verwaarloozen of het groote te zien wat toch nationale plicht was en ons den wrvel van groepen op den hals te halen. Waar wij het dan tot samen gaan van „andersdenkenden" konden bren gen, was het slechts zelden zeer vruchtbaar; helaas was het meestal ietwat aarzelend of zoo in zyn doelstelling beperkt, dat de volks eenheid er nauwelijks door werd bevorderd". Na een korten maar dapper gevoerden oorlog staan wij nu nog tegenover dezelfde vraagstukken als vroeger en bovendien zijn daar ontelbare nieuwe vraagstukken bij gekomen. Wat wij, schrijft I mr. Linthorst Homan, in vredestijd in jaren hadden kunnen veranderen, zal nu werkelijk op zeer korten termijn moeten geschieden. Hij ziet het als ons aller eersten plicht, nü de oude en aan ons allen welbekende fouten te verbeteren, om ook daardoor ertoe mede te werken, dat reeds nu, reeds tijdens de be zetting, ons volk zijn eigen onderlingen samenhang, zijn Nederlanderschap sterk en levend kan maken. „De vrijheid daartoe is ons in uitzicht gesteld, wij hebben den plicht haar tërwille van het eigen volk en terwille van onze plaats in Europa te gebruiken, snel en zonder verdere vertraging. Zal Nederland vrij mogen zijn, dan is een inwendig gezond en sterk Nederland een groot belang voor eigen volk en voor ieder ander, vooral ook voor onze buren". Nagaande, hoe dit sterke Nederlanderschap voor ons allen kan worden verkregen, wijst de schrijver de meening af, dat wij in herstel van het verlorene de taak dezer dagen heb ben te zien. Waarom? Omdat opbouw, ook wederopbouw, steeds moet geschieden met in achtneming van vroegere ervaring. Maar ook is het onjuist, algeheelen nieuwbouw tot stand te willen brengen. Waarom? Ten eerste om dat bij het oude veel goeds en bruikbaar is, voorts omdat het niet zeker is, dat een elders passend systeem ook hier, in ons volk en in ons land, zou passen, en tenslotte omdat ge leidelijkheid in de thans bij ons bestaande verhoudingen het beste recept is. Om op het eerste punt nog even terug te komen: „Dit spreekt te sterker omdat er veel is, dat his torisch met ons volk één is, dat het daaruit niet kan worden gemist. Wie onze vrijheden van godsdienst, levensovertuiging, kerk en geweten over het hoofd zou zien, zou ervaren, dat hij slechts voor korten tijd had gebouwd." Maar ook geleidelijkheid. In dit verband merkt de schrijver op, dat het zoo goed is, wanneer ook de bezettingsautoriteiten dit aanvoelen en veel langs de Nederlandsche lijnen laten loopen: „Het is hier, dat ik wil opmerken, hoe onjuist het is aan de bezet tingsautoriteiten de adviezen en de medewer king in het landsbelang te onthouden. Het is hier, dat ik opmerk, van hoe groote beteeke nis het is, dat daarbij, waar noodig, ook meer dan één geluid weerklinkt, opdat in onder linge toetsing het beste telkens kan worden gevonden." Wat wij noodig hebben, is historisch gefun deerde, goed Nederlandsche vernieuwing. Maar vernieuwing zelf, als daad en als ver schijnsel. is op zichzelf niet voldoende. Het belangrijke is de gezindheid, de geest, en deze gezindheid wordt het best aangeduid met gemeenschapszin, „de opgewekte opoffering van vroegere voorrechten, de neerhaling van vooroordeelen, de vastberaden houding tot het tegengaan van alles wat naar klassetegenstellingen zou kunnen wijzen, de open erkenning der fouten, de open erkenning der nog voorhanden en nog komende moei lijkheden, de moed voor de nieuwe taak der nieuwe generatie". In aansluiting daarop schrijft de heer Lint horst Homan deze zinnen, die we gaarne in hun geheel opnemen: „Voorbij is de tijd, waarin goede dingen vooral werden beoor deeld naar hun punt van herkomst en niet allereerst en voornamelijk naar de intrinsieke beteekenis. Voorbij is de tijd, waarin voor sommigen onzer gemakkelijke wegen zich schenen te openen. Voorbij is de tijd, waarin de economie zóó strikt werd hooggehouden, dat het sociale vraagstuk er geheel door werd overschaduwd. Maar dat wil niet zeggen, dat wij daarbij niet kunnen en moeten aansluiten op wat onze vaderen ons nalieten! Dat wil niet zeg gen, dat onze generatie zich het recht zou mogen aanmatigen, het oude en gedegene te miskennen en geheel iets nieuws te stellen ook daar, waar in het oude zoo onzegbaar veel goeds gelegen is. Wat in een ons door God zoo rijkelijk geschonken bloei van land en volk door de vroegere generaties naar beste weten is uitgewerkt, moge naar onze meening voor onze en den komenden tijd niet meer passen, wij missen het recht aan ons nageslacht de voortzetting der Nederlandsche tradities te onthouden, ook waar wij die tradities zelf niet alle even gelukkig achten. Ook ónze er varing zal met de jaren moeten komen, ook in het nieuwe. Dat vergeten wij niet en daar om zoeken wy aansluiting bij wat ons vader land ons bracht Het is daarbij voor land en volk misschien onverschillig, of dat alles nu wordt doorge voerd door de „oude menschen". dan wel of het geschiedt door nieuwe en jongere krach ten. In het kader der geschiedenis is ons leven van heel weinig invloed, valt ons per soonlijk aandeel in het landswerk volkomen in het niet Maar het is niet onverschillig, dat overgangstijden als deze niet met onnoodige horten en stooten plaatsvinden. Evenmin als de ouden mogen zeggen dat de hervormers louter hervormen om zelf daarbij betrokken te kunnen zijn, evenmin mogen de hervormers aan de „oude menschen" verwijten het goede uit het oude uitsluitend te verdedigen, omdat zij zelf ermede verweven zijn. Het is heel ge makkelijk leuzen tot verwijdering van „wat zit" in wijden kring met groot gejuich te laten begroeten, doch het is onredelijk zich te ge dragen alsof de thans fungeerende Neder landers alle behooren tot den ouden, afgeda- nen tijd. Wie ons volk kent, weet wel dege lijk, dat nieuwere opvattingen reeds lang doorwerkten en dat overal m ons volk best werk kan worden gedaan bij gestadigheid, doch niet bij revolutie of onnoodig groote rukken. De wisselwerking in ons volk moet ook nu niet stilstaan. Is het mogelijk, en daarvan ben ik ten volle overtuigd, nieuwe gedachten te brengen door eerlijke samenwerking van allen, dan is onderlinge strijd niet in het landsbelang en dan is achterdocht landsge- vaarlijk. Een groote actie voor geheel het Met ingang van gisteren is een gedeelte van de marine te Amsterdam gedemobiliseerd. Eenige matrozen, die bij den opbouwdienst een plaats zuilen vinden, op weg naar het station. Betaling van leveranties of van verrichtingen ten behoeve van de Duitsche weermacht Van de zijde van den Duitschen militairen bevelhebber in Nederland wordt het volgende medegedeeld: Met betrekking tot de betaling van leveran ties aan de Duitsche weermacht, evenals voor de vergoedingen wegens verrichte werkzaam heden ten behoeve van de Duitsche weermacht zal binnenkort een verordening verschijnen, die de aanbieding en wijze van betaling der nota's ten deze regelt. Het gaat hierbij om die leveranties of verriohtingen, welke door de Duitsche weermacht van de Nederlandsche bevolking werden gevorderd en waarvoor erkenningsbewijzen zijn afgegeven, zonder dat totnutoe betaling geschiedde. In bijzondere gevallen kan betaling ook plaats hebben, wanneer erkenningsbewijzen voor verrichting of leverantie niet door de Duitsche weermacht zijn afgegeven, doch de verrichting of leverantie aan de Duitsche weermacht op aannemelijke wijze kan wor den aangetoond. Totnutoe zijn dikwijls verzoeken om be taling van leveranties of verrichtingen ten behoeve van de Duitsche weermacht bij het bureau van den militairen bevelhebber in Nederland (chef-intendant) ingediend, ten deele onder toevoeging van het bewijs materiaal. De bevolking wordt bij dezen uitgenoodigd, zulke verzoeken en toevoegingen achterwege te laten en de desbetreffende verordening af te wachten. Ontijdige verzoeken leiden slechts tot vertraging van de afdoening, daar zij niet op de juiste plaats zijn ingediend en naar de afzenders moeten worden teruggezonden. Daardoor worden- de aanbieders verhinderd, hun nota's na de verschijning der verordening rechtstreeks binnen de gestelde termijnen te bestemder plaatse in te dienen. Bovendien kunnen de bewijsstukken verloren gaan. Rekeningen voor levering van waren aan dienstvakken of troepen van de Duitsche weermacht behooren eveneens niet aan het bureau van den militairen bevelhebber in Nederland of aan dat van den chef-inten dant te worden ingediend, doch aan de dienst vakken of troepen der weermacht, die de opdrachten hebben gegeven of nog zullen geven.' Deze hebben zelve voor de betaling te zorgen. Rekeningen, binnengekomen bij den mili tairen bevelhebber (chef-intendant) voor op drachten. welke niet door den staf van den militairen bevelhebber of van den chef intendant zijn verleend, worden voor zoo veel mogelijk aan de inzenders terug gestuurd Ook ten opzichte van de vergoedingen voor kwartierverschaffing, welke voor per sonen,behoorende tot de Duitsche weer macht, bij particulieren of in hotels en pen sions zijn geschied, zal binnenkort een ver ordening verschijnen. Deze verordening dient eveneens te worden afgewacht PLAATS DE KORENMIJTEN NIET OP ÉÉN ZETPLAATS! In vele akkerbouwstreken van ons land wordt het rijpe koren in plaats van in de schuur in mijlen op het land geplaatst, waar het zoo lang blijft staan, totdat het wordt af- gedorscht. Vooral in de provincie Drenthe en dan speciaal in de Hondsrugdorpen worden jaarlijks vele mijten by elkander geplaatst. In normale tijden is het een vooreel bij de dorsching dat er vele mijten in de rij staan. Het verplaatsen van de machines kost dan weinig tijd en geld. Het Drentsch Landbouw blad wijst er zijn leden echter thans op, dat het in dezen tijd van vernieling en vernieti ging zeer gevaarlijk is al te veel korenmij ten op één zetplaats bijeen te brengen. Als zoo'n zetplaats door één brandbom wordt getroffen, is al het graan verloren, wijl aan blusschen niet valt te denken Bovendien dekt de koren mij ten verzekering alleen gewone brandschade en geen oorlogsrisico. Aangeraden wordt daar om, dit jaar niet meer dan ten hoogste 20 mij ten op één plaats bijeen te brengen. (Vervolg van de derde kolom) land kan geweldige opbouwkrachten opwek ken. Laat ons die krachten toch niet tegen elkaar verspelen' Waar de naam van Mr. Linthorst Homan in nauw verband wordt gebracht met een nationale concentratie op breede basis, welke zich bezig is te voltrekken, achtten wij het juist, hier op zijn brochure vrij uitvoerig in te gaan en haar ruim door te geven, niet het m.nst, opdat veler er toe komen, haai m haar geheel door te lezen en ter harte te nemen. Ook wij zijn van oordeel dat ons volk den plicht heeft tot vernieuwing, dooh mèt be houd van zijn beste tradities. NATIONAAL COMITÉ VOOR OECONOMISCHE SAMEN WERKING Teneinde hier te lande de thans zoo noodige samenwerking op oeconomisch gebied te be vorderen, heeft zich, na overleg met den secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart, dr. H. M. Hirschfeld, dezer dagen een Nationaal Comité voor oeconomische samenwerking gevormd in hetwelk, onder voorzitterschap van dr. F. H. Fentener van Vlissingen te Utrecht, zitting genomen hebben: mr. Chr. P. van Eeghen, onder-voorzitter van de Kamer van Koophandel te Amsterdam; Joan Gelderman, industriëel, Oldenzaal; mr. W. G. F. Jongejan, voorzitter van den Onder- nemersraad voor Ned.-Indië, 's-Gravenhage; ir. G. A. Kessler, president-directeur van de Kon. Ned. Hoogovens, voorzitter van het bestuur van het rijksbureau voor ijzer en staal, IJmuiden; ir. W. H. van Leeuwen, voorzitter van den Nijverheidsraad, Delft; mr. K. P. van der Mandele, voorzitter van de Kamer van Koophandel, Rotterdam; A. Min- derhoud, directeur van een landbouwbedrijf, Wilhelminapolder bij Goes; W. H. de Monchy, directeur van de HollandAmerika- Lijn, Rotterdam; mr. B. J. M. van Spaen- donck, secretaris van de Kamer van Koop handel, Tilburg; mr. H. L. Woltersom, direc teur der Rotterdamsche Bankvereeniging, Wassenaar; mr. A. I. M. J. baron van Wijn bergen, voorzitter van den Middenstandsraad. 's-Gravenhage. Als secretaris zal optreden dr. E. D. de Meester, Javastraat 68 te 's-Gravenhage. Het comité zal in samenwerking met de reeds bestaande organisaties van het bedrijfs leven trachten: 1. een doeltreffende coördinatie tusschen alle bedrijfstakken en geledingen van ons be drijfsleven zooals handel, nijverheid, scheepvaart, landbouw enz. tot stand te brengen; 2. het contact met de autoriteiten te bevor deren en te vergemakkelijken; 3. aan de aanpassing, die op oeconomisch gebied thans noodig is, praktische leiding te geven. Het heeft daartoe de medewerking ingeroe pen van die instanties en organisaties, die ge acht kunnen worden ons bedrijfsleven in zijn verschillende geledingen op oeconomisch ge bied te vertegenwoordigen. Reeds aanstonds werd toezegging tot mede werking verkregen van: den Nijverheidsraad, den Middenstandsraad, den Ondernemersraad voor Ned. Indië, het Verbond van Nederland sche Werkgevers, de Algemeene Kath. Werk- geversvereeniging, het Verbond van Prot. Chr. werkgevers in Nederland, den Kon. Ned. Middenstandsbond, den Ned. R.K. Midden standsbond, den Christelijken Middenstands bond, het Kon. Ned. Landbouwcomité, den Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond, den Chr. Boeren- en tuindersbond in Nederland, de Ned. Mij. voor nijverheid en handel, vele kamers van koophandel onder welke die van Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage en Utrecht en de Amsterdamsche Bankiers veree- niging. De Rijkspostspaarbank Weer .normaal funclionneerend, behoudens bepalingen inzake deviezen en vijandelijke vermogens In verband met de Deviezenverordening 1940 en de verordening betreffende de be handeling van vijandelijke vermogens wordt met betrekking tot dé Rijkspostspaarbank het volgende medegedeeld: Aan houders van spaarbankboekjes, die niet bmnen het bezette Nederlandsche ge bied hun woonplaats hebben, gewoonlijk daar niet verblijven, noch aldaar kantoor houden, wordt alleen van hun tegoed terugbetaald, wanneer zy een vergunning van het deviezeninstituut kunnen overleggen. Geen terugbetaling heeft plaats aan hou ders, die onderdaan zijn van, of hun woon plaats of verblijf hebben ui Groot Britannië, Noord Ierland (met de overzeesche bezittin gen, koloniën, protectoraten en mandaats- gebieden, evenals de Dominions Canada, Australische bond, Nieuw Zeeland en Zuid Afrikaansche Unie met hun mandaatsgebie- den). Frankrijk (met inbegrip van zijn bezit tingen, koloniën, protectoraten en mandaats- gebieden), Pgypte, Soedan, -Irak en Monaco. Ook als hei tegoed ten name van de echt- genoote van bovengenoemde personen staat, kan geen terugbetaling plaats vinden. Met ingang van 15 Juli a.s. zal, behoudens de hier bovenaangehaalde bepalingen, de dienst der Rijkspos -paarbank weer geheel uuimaal functionneeren. Kas-Vereeniging N.V. ANNO 1865 Amsterdam C. Spuistraat 172 Bewaren van Effecten met Administratie OnH nieuwe Brochure „Be wind en Executeele" wordt gaarne op aanvr. toegezonden TROMPENBERG's PALACE HOTEL HILVERSUM - Tel. 7941 (2 lijnen) HET GEHEELE JAAR GEOPEND Overzicht Keer in Japan Men zal zdch nog wel den tijd herinneren! dat Japan met Duitschland en Italië samen ging in een zoogenaamde driehoekspolitiek! welke belichaamd werd door het anti komintern-pact. Tegenover deze combinatie teekenden zich de contoeren af van een andere combinatie van drie, namelijk Groot-Britannië, Frankrijk en de Vereenigde Staten. Beide groepeeringen hadden echter dit merkwaar dige, dat het derde lid van elke combinatie in een niet al te stevig verband tot de twee overige stond. Zoo waren bijvoorbeeld Enge land en Frankrijk nauwer onderling verbon den, dan met de Vereenigde Staten het geval was, welke niet alleen in geografisch opzicht zich op een afstand hielden. Hetzelfde was met Japan het geval, dat wel om zekere oog merken te bereiken, allereerst de voltooiing van zijn plannen in China, met Duitschland wilde samenwerken, doch dat nimmer uit het oog verloor, dat Europeesche en Aziatische belangen zich niet al te innig lateif verweven. De ontwikkelingen, welke in uiterste instantie tot het losbarsten van den oorlog in Europa hebben geleid, brachten gelijktijdig een Duitsch-Japansche verwijdering teweeg. Wij bedoelen hier de verrassende Duitsche koerswending ten opzichte van de Sowjet- Unie, waardoor deze van een toekomstigen vijand in een medestander werd veranderd. Voor Tokio had toen het samengaan met Duitschland weinig bekoring meer. Het Derde Rijk immers kon niet langer een tegenhanger voor den Russischen invloed in China en overig Azië vormen, en had als zoodanig voorshands in de Aziatische zaken afgedaan. Inmiddels hebben de Europeesche aange legenheden hun ontwikkeling genomen. Sinds den Duitschen veldtocht tegen Polen is aan den dag getreden, dat de politiek der as Berlijn-Rome voorbestemd was om te triom feeren. De Duitsche wapensuccessen brachten de geheele West-Europeesche kust in Duitsche handen, en daarmede werd de toestand zoo danig, dat er practisch weinig uitzicht mee* is op een succesvolle Britsche oorlogsvoering. De Britsche politiek heeft op het Europeesche continent afgedaan, en de leiding van het vasteland berust thans bij de mogendheden, die zichzelf als jong en niet-bezittend hebben bestempeld. De terugslag der Duitsche wapenfeiten heeft zich ook van dag tot dag duidelijker in. het Verre Oosten doen gevoelen. Japan heeft, naar mate de Britsch-Fransche macht begon te tanen, nieuwe vorderingen in deze streken gemaakt, teneinde door toegenomen controle over de vreemde wapentransporten Tsjiang Kai-sjek in het nauw te brengen. De ineen storting van Frankrijk noopte dit land tot toe geven aan de Japansche eischen inzake den doorvoer van wapens door Indo-China. De benauwde positie, waarin Engeland allengs is beginnen te verkeeren, heeft Londen ertoe gebracht, in Birma eveneens een zeer toe gevende houding ten opzichte van de Japan sche verlangens aan te nemen. Er zyn teekenen, o.a. persstemmen uit zeer vooraanstaande Japansche bladen, die erop 'wijzen, dat er in Tokio een tendenz bestaat, zich nu wederom nauwer met Berlijn en Rome te verbinden, en zich eveneens met Moskou te verstaan. Men ziet daar blijkbaar de ge legenheid zich openen, tot het verkrijgen van een nieuwe wereldorde, waarin de theorie der Lebensraume richtlijn voor de toekomst zal zijn. Japan is, gelijk men weet, reeds lang bezig, zichzelf eveneens een nieuwe interne orde te verschaffen, een eenheidspartij, die het ge heele nationale leven tot één élan moet samen trekken. Zal men thans ook op het gebied der buitenlandsche politiek op het nieuwe paard inzetten, en op deze manier zoowel den Britschen als den Amerikaanschen invloed in het Verre Oosten trachten schaakmat te zetten? Ook voor Nederlandsch-Indië is deze vraag van uiterste beteekenis; de nieuwe econo mische orienteering van dit gebied is daarbij ten nauwste* betrokken. TANDPASTA op^-oi.nscho^p.Tifke botl* me» notuurfijko foctoort. «o polijst hei geb.r' zoZdwt het glazuur a» slijpen, door lij geen scherpe el horde besfooddeelee beret tie» schuim dringt m olie spleetje, en doodt n NIVA ook goc n drogisten In luben DE VERDUISTERING In het belang van de naleving van de be palingen ten aanzien van de verduistering: Zonsondergang 16 Juli: 9 u. 56 mi»t. Zonsopgang 17 Juli: 5 u. 37 min.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1