Jlirumc jTrilterljr (£<mrant J±2- «nnementsprijs per 3 maanden in Leiden en in plaatsen Sen*75P| waar een a*en,tschaP g«vestigd is 2.36 en Per week 18 ct Losse nummers 5 et Alle* bij vooruitbetaling. MO* zegels, jvertentiepryzen: 6 tolden 22^ ct- per regel Ingezonden Mede- deelingen 45 et. per regeL Minimum 5 regels. Bewijsnummer 6 ot Bij con tract belangrijke korting. otterdar Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden en Omstreken Bur. Redactie en Administratie: BREESTRAAT 123, LEIDEN. Telefoon 22710. (Na 6 uur 23166). Postbox 20. Postrek. 88936. Ne. 6170 DONDERDAG 11 JULI 1940 21e Jaargang her ISIE VAN HET CALVINISME? oude i aar Ut deze week 10 Juli valt de ge- eeigenajeda£ van den Hervormer Johannes Nimmer hebben de Protestanten da® 404 een bÜzonderen SemaaM> at ligt geheel In hun streven, van den s c h Calvijn op te zien naar den KOUD? van hemel en aarde, in Wiens hand roote Reformator, óók hij, of hiisschien n de -y hij, zich niet meer maar teve< niet uchte iier dan een instrument wist. Als wij den voortgang van het leven met ate typ gedachten even stilstaan bij het feit, jaren geleden, in 1509. de Her- voor het eerst het levenslicht aan- luwde, is dat om de belangstelling reedj zÜn werk te vernieuwen en in het Under om te wijzen op de beteekenis nSarfdezen arbeid, ook voor onzen tijd. wijs efet kan niet worden ontkend, dat de !S>« jaren in ruimer kring licht is ge- ■kenteisn op de figuur van den Reformator, ^^noet hieraan terstond worden toege- ■ein tegd, dat thans door meer dan één het uwd i% van Calvijn anders wordt gezien en 'tlaard dan zulks tevoren placht te ge iden. Meer dan één leerstuk, waar- I* voldoende zekerheid scheen te be- ln, zijn sommigen anders gaan be- na ïuwen, doch het is aan gerechten twij- onderhevig, of hetgeen dezulken lee- altijd in harmonie is met de leer der zendinjigg Schrift, gelijk die door Calvijn is vijdin^nd. En inderdaad maakt het beginsel de Gods, zooals dit door aan- 45 Beagers der dialectische richting wordt uishourerd' bet ^even tenslotte los van het te ontwijken bevel Gods en van Zijn 5è°30Vjeven openbaring, met het gevolg dat nauwelijks meer met vrucht kan ge- wereigen van de algeheele onderwerping van eest eif menschenleven aan de souvereiniteit ioi«s. Sn dit laatste toch was het, wat Calvijn ge!sch^d weer voorop stelde, de volkomen grardvereiniteit Gods, en de onderwerping den mensch aan Zijn geboden, doch n-vfc de vrijmaking van dezen in de zonde ï.oo^enden mensch door Christus, opdat hij 1 g|^rna met Dezen leven zou. Toen de .45 cogleeraar aan het Theologisch Semina- iek0I5^m te Princeton in Amerika, Prof. Dr. 6.oo c B. Warfield, een kleine studie publi- aftvtprde over Calvijn en zijn werk, om- .5 Bejireef hij daarin het Calvinisme als „het 15 BePrtduren van de gestalte van absolute scto Ongelijkheid van God, die wij onder Bet gebed aannemen, in al ons denken, elen en handelen. Het wil zeggen, dat ij ons denken, voelen en willen door :e religieuze stemming laten bepalen. !t is daarom een naam, die even veel rat als religie in haar hoogsten vorm. it is ook de reden, waarom er geen Cal- .isme mogelijk is. waar de religie de igels des levens ook maar eenigermate haar handen laat glippen en onze in- •lijke gedachtenwereld aan haar opzicht ontrukt heeft". [et Calvinisme drukt zijn stempel op leven, juist waar het de souvereiniteit ids over heel dat leven als eersten re- stelt. Vandaar ook, dat onder dit Cal- tisme niets is te vinden van valsche ensmijding en dat Dr. A. Kuyper in van zijn vele publicaties er aandacht ir kon vragen, hoe overal waar dit ilvinisme zegevierend intoog. in Genève onder de Fransche Hugenoten, in iotland en in de Nederlanden, en zeker -t het minst in de opkomst van Ameri- 's eerste Staten, een ontplooiing van rkzaamheid op elk terrein wordt inden, welke heel de gedaante van het verandert. ageiWij spreken in onze dagen gaarne van is volkskarakter, en zulks om b'egrijpe* |ke redenen. Doch het is voor niemand teer een vraag, of de Hervorming is jor ons volkskarakter van zeer bijzon- ere beteekenis geweest, en daarbij den- en wij, wat ons land aangaat, niet in de erste plaats aan Maarten Luther, doch an Johannes Calvijn. is de verdienste an den eerste uitnemend groot, de jreede ging nog verder. „Voel ik,met juther"v schreef Dr. Kuyper, „mij door tet geloof gerechtvaardigd en steun ik t> geen daad of" werk van mijn eigen eest, dan is mijn standpunt geestelijk Uiverder dan dat der Roomsche Kerk, [laar toch klim ik nóg hooger op, zoo ik kdring in den oorsprong dier eeuwige ï^chtvaardigmaking, wier springader in ïods souverein decreet ligt". En ook: Calvijn heeft gedaan, wat Luther niet Dit laatste is van groot belang. Want - en hier halen we wederom Dr. Kuyper weliswaar schuilt de kracht van Calvinisme niet in een nationale Jgendommelijkheid en bond het zich giet aan een bepaalde nationaliteit, maar „Zóózeer drukte het tevens een Kgen stempel op het politieke en sociale feven, dat het Nederland van Spanje leeft vrijgemaakt; aan den Schotten een Jieuwen levensvorm gaf; en den grond slag legde voor het opbloeien van de Eereenigde Staten". En toen in Maart 3935 de Vrije Protestantsche Theologi- Iche Faculteit te Parijs aan een tweetal ioogleeraren der Vrije Universiteit te Amsterdam het doctoraat honoris causa VRIJE UNIVERSITEITSDAGEN Zestigste jaarvergadering te Utrecht Dr. Colijn houdt de openingsrede' Referaten van dr. H. N. Ridderbos, prof. dr. J. H. Bavinck en mr. J. A. de Wilde Heden werd in K. en W. te Utrecht de 60e algemeene vergadering gehouden van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Geref. grondslag, waarvan de Vrije Universiteit uitgaat. De leiding van de jaarvergadering was dit maal opgedragen aan den president-curator, r. H. Colijn. Alvorens de vergadering aanving verhieven aanwezigen zich van hun zitplaatsen om door een oogenblik van stilte de in den strijd »or het vaderland gevallenen te herdenken. Dr. Colijn noodigde de vergadering voorts uit gemeenschappelijk Ps. 27 7 aan te hef fen, waarna hij Ps. 23 las en voorging in gebed. Hierna hield hij de Openingsrede waarin hij wees op de zeer bijzondere om standigheden waaronder de vereeniging in 60e algemeene vergadering bijeenkomt. Vier malen kwam de vereeniging in jaarvergade ring bijeen terwijl het geschut in de nabij heid donderde, maar Gods goedertierenheid deed den oorlog tot onszelf, aldus spr., niet naderen. Thans ging het oorlogsgevaar onze deur niet voorbij. Duitschland viel ons land binnen en na slechts een paar dagen van strijd werden de wapenen neergelegd en ge raakte Nederland in de macht van den over winnaar. Spr. zal niet trachten uitdrukking te geven aan de gevoelens die we saam koes teren. Hij zou dat ook niet kunnen en zelfs zou het niet gelukken eigen gevoelens de rechte uitdrukking te geven en veel minder nog zou hij er in slagen een juist beeld te schetsen van die van anderen. Verdoofd voelen we ons soms, aldus spr. door den schok, dien we te ondergaan hadden. Ver slagenheid tot ontmoediging toè, is ons in sommige oogenblikken evenmin vreemd. Op standigheid tegen den Allerhoogste tikt bij- wijden aan de deur van ons hart. Waarom, o God, zoo klinkt het wel eens op uit onze ziel, waarom moet dit alles over ons komen? Over een volk, dat slechts begeerde in vrede met zijne naburen te leven. Het kan- soms stormen in ons hart, gewel dig bruisen, maar.... wat een voorrecht is het dan, dat wij onzen Bijbel hebben maar God onthoudt ons ook de zielsstemming van Ps. 23 niet, wanneer wy dreigen over meesterd te worden door de moeiten van den tijd. Hijzelf is tenslotte de gids die ons door dit leven leidt, die het spoor trekt dat wij te volgen hebben. En daardoor worden het be wogen hart en het soms steigerend verstand dan weer tot rust gebracht. Een rust die niet synoniem is met niets doen. Wel een rust die Gods voorzienig bestel geloovig aanvaardt en daarbij niet vreemd is aan het brandend ver langen om nu met verdubbelde energie zich in te spannen tot instandhouding van wat Hij ons, via ons voorgeslacht, deed toekomen. Onze kerken, scholen, pers, zending, jeugd- arbeid, instellingen van harmbartigheid en zooveel meer, dat zij in den Naam des Heeren begonnen zijn en voortgezet hebben. Spr. zette uiteen dat de Vrije Universiteit daaronder niet het laatst en het minst valt. De beteekenis van de V. U. moet thans naar de stoffelijke zoowel als de geestelijke zijde duidelijk onder oogen gezien. God heeft 60 jaar de harten gewillig gemaakt tot het geven van wat tot haar instandhouding noodig was en begonnen met 3 faculteiten en 5 hoogleeraren tellen (Vervolg van de eerste kolom) verleende, werd daarbij te kennen ge geven, dat men in die handeling deze Universiteit wilde eeren „als centrum van het Calvinistische leven, waarheen over de geheele wereld al diegenen den blik richten, die trouw willen blijven aan de beginselen van den Hervormer en deze doelbewust in dezen tijd willen toepassen". Wat hier van de V. U. gezegd werd, geldt van velerlei Calvinistischen arbeid ten onzent en op velerlei terrein. Waarlijk, wil men een inzicht krijgen in ons volkskarakter, dan mag men daarbij het Calvinisme niet verwaarloozen. Een nieuwe tijd is aangebroken. Welke zal hierin de plaats zijn van den arbeid van Calvijn? Zal ons werk ten deele worden opgeschort? We weten het niet, doch wèl weten we, dat we moeten arbeiden, zoolang het dag is, en óók weten we en nu halen we weer een woord van Prof. Warfield aan: „Het Calvinisme kan evenmin van den aard bodem verdwijnen, als het besef van zonde üit het hart van een zondige menschheid kan weggaan, of het Gods besef uit het hart van afhankelijke schep selen kan uitgewischt worden, of God zelf in den hemel kan ondergaan". Het Calvinisme heeft, waar het de vorming van onze historie gold, meer malen actieve bijdragen geleverd en heel vee] vormenden arbeid mogen verrichten. De bestendiging van ons volkskarakter, waarnaar moet worden gestreefd, ware er niet bij gebaat, zoo dit feit werd miskend. Vraagt het Calvinisme thans revisie in zijn beginselen? Wij oordeelen van niet, doch besluiten met het woord, waarin Dr. Kuyper de beteekenis van Johannes Calvijn, ook voor de kwestie van het nationale leven, aangaf: „De kracht van het Germanisme, de v r ij- h e i d van den Christelijken geest en den adel der classiciteit versmolt hij in den gloed van zijn geest tot dat metaal van uitnemende waarde, waarop ook Hollands volk zijn stedemaagd sloeg, om Schrift en vrijheidshoed het randschrift drijvend: „hac nitimur, hanc tuemur!" (hierop steunen wij, deze beschermen wij). die 3 faculteiten thans saam 17 gewone hoogleeraren, terwijl aan de 10 jaar ge leden opgerichte 4e faculteit 3 gewone hoogleeraren en 3 lecto-en werkzaam zijn. Daarnaast geven dan nog 4 buiten gewone hoogleeraren en een privaat docent hun krachten aan haar. Dit alles afgezien van het ooilam in de faculteit der geneeskunde en van de 5 docenten in de didactiek. Die groei is wonderlijk als men bedenkt dat de gelden naar Kuyper's teekenend woord werden bijeengebracht door de mannen die van achter ploeg en meelti >g hun penningen kwamen aandragen. Ook herinnert spr. aan wat de Geref. vrouwen hebben gedaan voor de uitbreiding van de 4e faculteit en het in evenwicht houden van uitgaven en inkom sten. Ondanks dit alles zijn ernstige finan- cieele zorgen de V. U. niet bespaard en de tekorten zijn thans tot 90,000 opgeloopen. Juist toen de actie tot wegwerking daarvan in vollen gang was brak het oorlogsgeweld over Nederland los. Als nu echter de ver slagenheid op haar vrienden beslag ging leg gen dan zou de stiohtmg der V. U. niet meer een geloofsstuk zijn maar ook haar onder houding en uitbreiding een waagstuk. Zij had een eigen taak in 1880 en de jaren daarna en heeft die ook in 1940 en de jaren dit nog voor ons liggen. Een n a t i o n a 1 e taak. Spr. zette uiteen dat dit geen schrome lijke overdrijving is en wees er op dat de grondslag van de V.U. juist zoo breed is omdat hij dezelfde is waaraan we ons nationaal volksbestaan te danken hebben. De geboorte-acte van den Ned. Staat en die van V.U. zijn eigenlijk gelijkluidend. Hoewel we ons daarvan nog geen rech'e voorstelling kunnen maken moeten we toch verstaan dat de veranderingen na den ooi-log zeer aanzienlijk zullen zijn op elk gebied al ligt de eind ontwikkeling van wat in onze dagen plaats grijpt nog volkomen in het duister. Veel van het oude en vertrouwde zal niet terugkeeren, wat echter niet zeggen wil dat wij onder het verleden nu een streep moeten zetten in dien zin, dat wij nu een nieuwe wereld binnentreden waarin wij niets van het oude zouden wenschen over te brengen. Dat zou kortweg ontrouw zijn aan de glorieuze historie van ons land en schuldig opofferen van een rijk Patrimonium dat wij het onze mogen noemen. Spr. zal niet in bijzonderheden afdalen, wil er alleen op wijzen dat er nationale waarden zijn die nimmer mogen geofferd op het altaar van gemakzucht. Aan de gaven der kleine luiden kleeft wel* zweet maar ze zijn niet besmet met de aan hel gouden staatskoord verbonden gevaren. De V.U. is geboren uit den drang orr\ de ge varen die het Christenvolk in Nedörlaiid be-' dreigden te helpen weren. Aan die roeping en taak blijft zij gebonden. Nu zoowel als in het verleden. Maar ze bestaat niet uitsluitend voor dat Christenvolk van Nederland, want ze wil ook een diepvoelende nationale instelling zijn, die de waar achtige belangen van het geheele Ned. volk op het hart draagt. Niet alles be waren, maar de kern grijpen èn vast houden. Want het Ned. volk, hoever soms ook afgedwaald van der vaderen leer, verstaat in zeer breede kringen nog de taal dier vaderen. En een frissche, stoere Geref. taal vindt in dagen waarin zaovelen uit het lood schijnen te zijn geslagen, ongetwijfeld ingang. Bij dit alles hebben we te rekenen met de nuchtere werkelijkheid. Wij zijn een land, waar de bezettende macht, toen zij hier binnenkwam, voor zooveel de burgerlijke bewindvoering betreft, aan den top een vacuum vond, ten gevolge van het uitwijken onzer regeering naar het buitenland. De overwinnaars heb ben die ledige ruimte opgevuld door zelf de leiding van het burgerlijk bestuur in handen te nemen. Bij die feiten hebben we onB neer te leggen en tegelijk die vrijheden die ens gelaten zijn te benutten. Gerekend met de verhoudingen zooals zij door de bezettende macht worden gezien, mogen wij, naar spr. meent, ook openlijk getuigen van onze hoop op een toekomst waarin Nederland weer vrij en onafhankelijk zal zijn. Maar dan zal men de voorwaarde die gesteld werd ook loyaal moeten nakomen. Op dat gebied heeft elke Universiteit, de V.U. niet in de laatste plaats, een hoofdtaak. De V.U. moet zichzelf een zoo klaar moge lijk beeld van de toekomst vormen en mede leiding geven aan de diepgaande wijzi gingen die, ongeacht de afloop van den oorlog, ongetwijfeld ook bij ons zullen o»- trecien. De leden en begunstigers moeten dat werk mogelijk maken door voorziening in haar stoffelijke behoeften. Waarschijn lijk zeer moeilijk. Maar één ding moet voor het Geref. volk vaststaan: we laten een o n- m o g e 1 ij k onze lippen niet passeeren. Daar toe bekwame ons God Almachtig: Hierna kwamen verschillende huishoude lijke zaken a£tn de orde. Het jaarverslag over 1939, dat bereids in driik verscheen, werd goedgekeurd en de penningmeester, gehoord het rapport van de commissie van toezicht over de rekening 1939, van zijn beheer ge dechargeerd. De middagvergadering Om 2 uur ving de middagvergadering aan. Eerste spreker was dr. H. N. Ridderbos van Rotterdam over het onderwerp „Meer dan ooit". De vraag, die zich bij spr. voordoet, is: in welken toonaard moeten wij spreken? Is dit een tijd voor boete psalmen of strijdliederen? Moeten wij thans soms ook gehoor geven aan diegenen, die reeds lang de mogelijkheid en de waarde van zulk een christelijke actie in twijfel hebben getrokken? Haalt God Zelf soms een streep door onzen arbeid, om ons te leeren, dat Zijn Koninkrijk niet komt in den weg van ons menschelijk streven, maar in den weg van Zijn bovenmensche'ijke oordeelen? Wanneer spr. meent dat wij ook thans, en thans zelfs meer dan ooit. niet bij het vraag- teeken, maar bij het uitroepteeken moeten leven, is dit niet vanwege een onkwetsbaar en onboetvaardig optimisme, maar om een andere reden. Die is te vinden in hetgeen voor zestig jaar bij de inwijding der V.U. door haar stichter is gesproken. Wie dat leest, en herleest, gaat met heel zijn versland en ziel weer begrijpen, dat hetgeen eenmaal tot de stichtng der V.U. den stoot gegeven heeft iets anders was, dan optimistische, ongebroken cultuurfilosofie, of een zelfgenoegzaam mono- poliseeren van christelijke beginselen. Daar school iets anders achter: het heilige vuur van dien Geest, die voor Jezus Christus plaats maakt, eerst in het hart, straks in het huis, eindelijk in heel de levensopenbaring van hen, die Christus als hun Koning leerden belijden. En in die beweging des Geestes tot de gehoorzaamheid aan Gods Woord ligt en moge blijven liggen de noodzakelijkheid van onze V.U. De behoefte aan die belijdenis van Christus' Koningschap is er meer dan ooit, èn voor ons persoonlijk, èn voor onze gemeen schappelijke chr. actie, èn voor ons zoeken van het heil des volks. Die belijdenis zal moeten optornen tegen een overmacht, die naar luid der Schrift steeds grooter wordt naarmate de dag des Konings nadert. Maar ook al zouden de geloovigen geheel en al vreemdelingen zijn op de aarde, zoo zou nochthans het recht van den Koning niet slechts op onze ziel, maar op heel het aardrijk moeten worden beleden en uitgedragen, totdat Zijn onbewegelijk Koninkrijk de aarde ver vullen zal. Maar er is meer. Wij hebben te volharden niet alleen om Gods wil, maar ook om ons zelfs wiL Zoolang wij een plaats op aarde hebben, zullen ook in geen ander beginsel onze heiligste rechten en dierbaarste goederen beter gewaarborgd liggen, dan in het be ginsel van Christus' souvereiniteit. Daarin ligt ook de wortel van onze vrij heden. Kuyper sprak immers van souvereini teit in eigen kring, d.w.z. alle levenskringen onder opperhoogheid van den Christus, maar iedere levenskring in dat groote corporatieve verband levende en arbeidende naar eigen van God gegeven aard en opdracht. Het is ook die chr. en geestelijke vrijheid, die ons thans het beginsel onzer V.U. heiliger maakt dan ooit. Deze vrijheidszin heeft niets te maken met het ontbindende vrijheidsbeginsel der Fransche revolutie, waartegen Kuyper zijn levensstrijd voerde, maar ligt in de be lijdenis van Hem, door Wien, naar het apostolisch woord, alle dingen bestaan, n in Wien alle dingen ook hun eigen aard en vrijheid gewaarborgd vinden. De offers, die wij ons voor de instandhouding der V.U. zullen hebben te getroosten, zijn niet gering. Wij leven in een tijd, waarin het niet zoozeer op onze welbespraaktheid, als wel op onze veerkracht aankomt. Op den rug zal het aankomen. Maar het ontbreekt ons niet aan voorbeelden, èn in het verleden, èn in het heden. Ga van deze vergadering iets uit, een voornemen, ja een gelofte, dat wij aller- onzen n;g niet zullen sparen en trouw zullen zijn, ieder op zijn plaats en ieder meer dan ooit! Tweede spreker was Prof. Dr. J. H. Bavinck, Zendingshoogleeraar te Kampen- Amsterdam, die sprak over: Studie en geloofsleven Studie en geloofsleven zijn geen elkander vijandige grootheden. Integendeel, het echte, warme geloof, dat zich in alle levensuitingen als een werkzame kracht bewijst, vindt ook in de wetenschappelijke studie een prachtig gebied, waar het zijn energie ontplooien kan. Toch zijn er oorzaken, die maken, dat studie en geloofsleven elkander niet altijd in die mate bevruchten, als op zichzelf mogelijk er noodzakelijk is. Onder die oorzaken zijn voor al te noemen de theoretische geïnteresseerd heid van de studie en daartegenover de dadendrang van het geloof. Daarmee in ver band staat ook de passiviteit van de studie tegenover de activiteit van het geloofsleven. Een Universiteit, ook de Vrije Universiteit is geen retraite-oord tot cultiveering van vroomheid. Anderzijds is de Vrije Universi teit, die zelf is opgebloeid uit een vast geloof, er in hooge mate mee .gebaat, wanneer de studenten zich niet sléchts volzuigen met diepe, principieele gedachten en beschou wingen, maar dat zij straks ook de School verlaten als menschen, die met eep levend geloof de wereld ingaan. Dit stelt hooge eischen zoowel aan den aard van het onder wijs, alsook aan de organisatie van de stu denten-maatschappij. Dan komt de verzoe ning van die beide, van kennis en leven, waarvan wijlen Prof. H. Bavinck gezegd heeft, dat ze in Hem één zijn. „Bij U, o Heere, is de fontein des levens, in Uw licht zien wij het licht". Laatste spreker was oud-min. Mr. J. A. de Wilde, lid van de Tweede Kamer, die sprak over: „De roeping der Vrije Universi teit voor de toekomst". Red® Mr. J. A. d® Wild®. Spr. ving zijn betoog aan met er op te wijzen, dat het Calvinisme zijn merkteeken op ons volk heeft gedrukt. Het is noodig, dat onz/ nationale karaktertrekken in dui delijke lijnen openbaar worden. De V.U. heeft nu 60 jaar gewerkt en practisch heeft het Geref. volk haar onderhouden op eigen kracht. Dit geeft ook hoop voor de toekomst. Want er zal verdubbelde inspanning noodig Ieder zal moeten medewerken. Onze Ned. natie kan het Geref. volk niet missen, het is er een integreerend deel van. En dat volk kan zijn wetenschappelijk centrum niet missen. We staan voor een nieuwe periode. Er zal hersteld en nieuw gebouwd moeten worden. Aan den opbouw moeten wij medewerken. Het Geref. volk staat er nu. mede dank zij den arbeid der V. U. beter voor dan in het begin der 19e eeuw, toen er een groote in zinking was. De V. U. heeft het Geref. leven denken opgeheven en aangepast aan de ontwikkeling van onzen tijd. Het Geref. beginsel is het vaste principe in de verwar ring der tijden. Als we dit beginsel door het geloof aanvaarden, zal het een prikkel zijn tot bezieling en toewijding en zal het ons bekwamen en toerusten voor onze moeilijke aardsche levenstaak. En die taak zal moeilijk zijn, omdat wij met heel het Ned. volk staan voor nog niet gepeilde problemen op elk gebied. Alles is nog verborgen. Ook wat betreft de geeste lijke mentaliteit des volks. Spr. wees er vervolgens op, dat wij God moeten erkennen en dat er veel in het verleden mislukt is omdat men dat heeft nagelaten. Wie God dient ziet het belang in het licht van het Recht, wie de mensch dient ziet het recht in het licht van het belang. Bij den arbeid die wacht, is het niet vol doende alleen het goede te willen. Er moeten ook wéltoegeruste en geschoolde mannen zijn om den arbeid te leiden. En daarvoor »n der middelen de universitaire vor ming. Naast ons werken vele anderen. Er moet ook coöperatie zijn om een werk van duurzame beteekenis tot stand te brengen. Wij moeten voortvaren. En dat kunnen wij doen onder elk regiem. Wij wenschen, aldus spr. niets anders te handelen dan Jezus deed tijdens Zijn omwandeling en gedenken het woord van Paulus: Alle ziel zij de machten, over haar gesteld onderworpen. De V. U. kan opereer en op de wettelijke basis van de vrij heid van onderwijs. Daarom is het onze plicht niet bij de pakken te gaan neerzitten, maar moed te grijpen. Indien wij er ook bij stoffelijken achter uitgang in konden slagen met hulpe Gods ons kerkelijk leven en onze hooge scholen stand te houden, dan zal dit feit alleen reeds op onzen levensweg tot een verkwikking zijn. Wij moeten dienen. Laat ons dit dienen ook thans met blijdschap aanvaarden als een heerlijke plicht. Veel is ons ontnomen maar wij hebben ook nog veel mogen behouden: Gods Woord, de heerlijke tradities van ons voorgeslacht; onze kerken en scholen. De Nederlandsche natie zal niet ondergaan. De Heere zal niet laten varen het werk Zijner handen. Weest getrouw. Laten we de zaak van het aardsche vaderland blijven dienen met in zetting van al onze kracht omdat wij hoop hebben op een beter Vaderland, dat wij zien aan het einde der baan! Die hoop moet al ons leed [verzachten: Komt reisgenooten! 't Hoofd omhoog. Voor hen, die 't heil" des Heeren [wachten, Zijn bergen vlak en zeeën droog. De voorzitter sprak een woord van dank tot de referenten op deze jaarvergadering. De vergadering besloot de bepaling van de plaats waar de algemeene vergadering 1941 zal worden gehouden over te laten aan het college van directeuren. Na rondvraag werd de vergadering, die druk bezocht was, op gebruikelijke wijze gesloten. PONTIER KARREMAN Makelaars in Assurantiën. DEFINITIEVE ADRESWIJZIGING van: GELDERSCHEKADE 21 naar WESTERSINGEL 9b, Rotterdam behartigen, verzoeken wij hun om toezending of inzage aan bovenstaand adres van: le. Origineele polissen of voorloopige sluitbriefjes 2e. De volledige wederzijdsche correspondentie van onafgewikkelde zaken. CENTDALE YEDWAPMINC? I^DADIATODCN j tcls i BtocJwtt oft aatuHia/ig! Een aardige foto, genomen ter gelegenheid van de promotie van Dr. W. H. Beekenkamp. WAT NU? Gemeenschappelijke vergadering van A. R. en C. H. te Amsterdam In de voormalige Hervormde kerk aan de Simon Stevinstraat te Amsterdam (Oost) Wa tergraafsmeer, is gisteravond gehouden een gemeenschappelijke vergadering van anti revolutionairen en christelijk-historischen, ge organiseerd door de beide gelijknamige kies verenigingen aldaar. De druk bezochte vergadering werd ge opend door den heer H. J. Kulsdom na mens de chr. hist, kiesvereeniging, die de vraag stelde: „Wat nu?" Deze vraag zal, al dus spr., in deze vergadering worden beant woord door de heeren J. H. Meewezen (c.h.) en mr. A. B. Roosjen (a.r.). Persoon lijk verblijdde spr. zich over een samengaan van a.r. en c.h., waarvoor de tijd eigenlijk reeds lang gekomen was. In het bijzonder zijn wij hier, aldus spr., om ons uit te spre ken voor algemeene samenwerking van alle Nederlanders in het belang van ons vader land. De heer Meewezen achtte het verklaar baar, dat thans een vergadering eener kies vereeniging wordt gehouden Zij is het eenige orgaan om uiting te geven aan de belangstel ling voor het staatkundig leven. Dat A.R. en C.H. hier bijeen zijn, veroor zaakt bij ons allen, zei spr., blijde verwonde ring. Wij, Nederlanders, vervolgde spr., voelen ons thans als weeskinderen nu het opperste gezèg et niet meer is. Die leemde moét worden aangevuld èn daaróm begeeren wij een onverdeeld samengaan van alle Nederlanders. Daarbij komen A.R. en C.H., zich baseerend op één geloofsbeginsel, naast elkaar te staan. Spr hoopt, dat deze vergade ring een voorbeeld moge zijn en in ons land meer samenkomsten van dezen aard worden gehouden. Gaarne verklaart spr waardee ring te koesteren voor de wijze waarop de bezettingsautoriteiten hun taak hier ver vullen. In onze oeconomische structuur, zei spr. verder, zullen wijzigingen komen, die ons vreemd toeschijnen. Een herwaardeering van onze geestelijke bagage kan hierbij niet wor den voorbijgegaan. Alleen op de dingen, die werkelijk eeuwigheidswaarde hebben, zullen wij ons moeten concentreeren. Te midden van allerlei vragen, die ons beroeren, zullen wij al onze bekommernissen op God moeten werpen. Wij moeten verkrijgen een gezond organisch samengaan van heel ons volk, dan zal de nieuwe dag, waarvan Bilderdijk eens zong, over ons vaderland aanlichten. Mr. A. B. Roosjen zag in het dagelijks stellen van de vraag: „Wat nu", het bewijs, dat wij geestelijk nog niet „knock-out" zijn geslagen. De eenige zorg mag niet zijn of on3 geld, onze betrekking, onze particuliere be langen veilig zijn. Wij moeten ook oog hebben voor de belan gen van ons geheele volk en voor zijn toe komst. Vooral mogen wij niet futloos en zon der energie bij de pakken neerzittën en van meening zijn, dat een lot over ons komt. Weest u zelf en blijft u zelf, zegt spr., blijft bovenal Nederlanders. Wij, die ons met den Christen- naam sieren, moeten werken en bidden voor ons volk en mogen niet vervallen tot neer slachtig defaitisme. Het is onjuist het voor te stellen, alsof w:_ onze vrijheid èn ons volksbestaan zoude verliezer. Rijksminister Seiss-Inquart heel toegezegd, ons geen vreemde cultuur op t dringen. Het is niet in het belang van or. volk, dat een zeer kleine groep de duidelijk belofte van den hoogen Duitschen bewind voerder niet wil aanvaarden. Wij, aldus sp; hechten wèl groote waarde aan diens ui spraak. De souvereiniteit, het hoogste gezag, glr; spr. voort, blijft volgens de bepalingen vs het Volkenrecht, aan den Nederlandsche- Staat, alleen de uitoefening is thans in Dui. sche handen. De Nederlandsche rechtspositi hierbij vastgelegd, geeft gelegenheid om de wenschen des volks kenbaar te maken. Daarbij moet niet iedere partij haar eigen verlanglijstje opstellen. Nog minder moet een kleine groep van 3 pet aan de 97 pet. andere Nederlanders zijn wil beproeven op te dringen. De Nederlandsche methode moet gevolgd worden en daarom moet zooveel mogelijk elke groep meewerken aan het ge meenschappelijk nationaal belang. Spr. ver blijdde zich over hetgeen in dit verband is opgemerkt door het orgaan van de Chr. Dem. Unie. Lettend op de geschiedkundige plaats van ons volk en zijn principieele opvoeding, moeten wij bij de herwaardeering van ons vplksleven beginnen met ons zelf. Er zijn fouten gemaakt, maar wij mogen niet alles afkeuren wat voorheen in ons volk geschied de. Dat bijv. de werkloosheidsproblemen niet zijn opgelost, de middenstand zijn plaats niet ontving, moge worden betreurd; wij hebben voortaan te letten op hetgeen ver- eenigt, opdat zoo de wensch van ten minste 90 pet. van het Nederlandsche volk worde vervuld en onze nationale, geestelijke goe deren blijven bewaard. Tenslotte vereenigde de vergadering zidj met een motie, waarin de wenschen der ver* gadering werden weergegeven, naar aan» leiding von het behandelde referaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 1