Vijf Somen' ££-"3 «r*> .s£J_ "vooen v»«= o nc" •- omdat Hij ons toch nog zoveel gelaten heeft. Onze Opstellenwedstrijd Jongens en Meisjes, Eerst druppelde 't, toen regende 't nu giet 't. De post bracht me vanmorgen zestien brie ven 'k Heb er al meer dan 100 ontvangen Morgen is 't 20 Juni, de laatste dag. Maar als er Vrijdag of Zaterdag nog een brief komt, dan doet hij of zij óók nog mee. Want met onze anders zo vlugge Hollandse post is 't nog niet helemaal in orde. 'k Wou wel dat jullie allemaal die opstellen eens konden lezen, 't Ene is natuurlijk beter dan 't andere, maar allemaal vertellen ze van de span nende dagen die we vorige maand beleefd heb ben. 'k Heb beloofd het „bekroonde" opstel in de Kin derkrant te zullen zetten. Dat hoop 'k volgende week dan ook te doen. Maar 'k heb al zulke mooie ontvangen, dat 'k de verleiding niet kan weerstaan er nu al mee te beginnen. En misschien volgt er later nog wel eens eentje. Ons vervolgverhaal moet dan wel even wachten, maar dat zullen schrijver en lezers voor deze keer wel niet zo erg vinden. Uit het dagboek van Reina Jansen Rei n a Jansen, oud 12 jaar, wonende Berg straat 12 te Wageningen, heeft in de oorlogs dagen een „dagboek" bijgehouden. Daaraan is 't volgende ontleend. V r ij d a g 10 Mei. 's Morgens om half vier kwa men er veel vliegtuigen over. Eerst dachten we, dat die vliegmachines uit Duitsland naar Enge land gingen, maar dit bleek anders te zijn. Spoe dig hoorden we per radio, dat ons land in oorlog verkeerde. Daar Wageningen in de vuurlinie ligt, konden we daar niet blijven wonen. We wisten nog niet, wanneer we weg moesten; wel was er van te voren bekend gemaakt, dat we de kant van IJselmonde op zouden gaan als het nodig was. Voor alle zekerheid paklen we verschillen de dingen maar vast in, en gelukkig dat we net hadden gedaan, want tegen de middag was het zeker, dat we hier weg moesten. Om ongeveer drie uur moesten we in een straat vlak bij ons zijn, en even later gingen we bepakt en bezakt naar de haven, waar de boten voor ons al gereed lagen. We kregen een plaats in het ruim van een kolenschuit. Op ons schip wa ren wel vierhonderd personen. We moesten ons erg behelpen, maar dat kon niet anders. Zaterdag 11 Mei. We waren onderhand in Streefkerk gekomen, waar we met de boot ble ven liggen. We brachten de hele dag op het water door. 's Avonds konden we op eigen gelegenheid naar de wal, om een pension voor de nacht op te zoeken. Vóór we van de boot gingen, werd door allen het Wilhelmus gezongen. Wij deden dat ook cn mochten in het hooi slapen. s&yg -.-««MM H". -i*. Krijg ik een madeliefje van je?" (Foto van Mevr. C. Boer-v. Krimpen, Vlaardingcn). Zondag 12 Mei. (Ie Pinksterdag), 's Morgens moesten we om tien uur weer op de boot zijn. Daar heeft een pastoor, die toevallig op onze boot was, de Pinkstergeschiedenis nog verteld. We voeren weer een eindje terug, zodat we aan de dijk tussen Streefkerk en Groot-Ammers weer aanlegden. Daar werden we ingekwartierd in een klein huisje, waar we het heel goed hadden. Maandag 13 Mei. Er gebeurde niets bijzon ders, alleen 's avonds kwamen er veel vliegtui gen langs. We woonden net onder aan de dijk en sommige vliegmachines gingen zo laag, dat ze aan de andere kant onder de kruin van de dijk vlogen, zodat we ze niet eens konden zien. Dinsdag 14 Mei. 's Morgens gebeurde er niets, maar 's middags zouden we in Groot-Am mers een paar boodschappen gaan doen. Op de terugweg moesten we ieder ogenblik van de dijk af vluchten, omdat er vliegmachines over kwa men. Ook zagen we Rotterdam branden. In Groot-Ammers zelf was er ook een kruitschip ge bombardeerd, waardoor veel ruiten verbrijzeld waren. Er liepen aan de overkant erg veel koeien, die hierheen gevoerd waren. Woensdag 15 Mei. Onze kostbaas zoi 's mor gens tegen ons, dat er de vorige avond door de radio gezegd was (hij was bij de buren gaan luis teren, omdat ze zelf geen rado hebben), dat Nederland zich overgegeven had. Verder verliep de dag gewoon en 's nachts sliepen we heerlijk, zonder het gebrom van vliegmachines. Donderdag 16 Mei gebeurde er niets bijzonders. Vrijdag 17 Mei. Vader is er op uitgegaan, om een auto te huren, waar we mee naar huis konden gaan, hoewel we niet wisten hoo Wage ningen er uit zag, en of er gas en water was. Dit deden we natuurlijk liever, dan weer in die kolenschuit te moeten. Om half drie gingen we. In Rhenen zagen we o.a. wat voor een verwoes ting of er aangebracht was. We konden onze ogen bijna niet geloven! In Wageningen was het ook een erge ruïne, maar óns huis stond er gelukkig nog. Water was er, gas nog niet, maar we konden onze kachel gebruiken. Ook waren er veel ramen stuk en was er veel gestolen. Moeder begon da delijk de keuken op te ruimen, zodat we daar tenminste konden zitten. De volgende dagen gingen met opruimen en schoonmaken voorbij. In het begin werd er niets geen eten gebracht, zo dat we alles zelf moesten halen. Langzamerhand kwam echter alles weer terecht. De Woensdag daarop konden we weer naar school. Zo kwamen we weer een beetje in ons gewone doen. Nu wachten we maar af, wat er verder gebeuren zal Van Annie de Bruin, oud 11 jaar, wonende Herlaerstraat 21 c, te Rotterdam, ontvingen we 't volgende opstelletje: Uit bange dagen Vader was op Vrijdag 10 Mei al om 4 uur op en ik een uurtje later. Telkens kwamen er berichten door de" radio. Vroeger dan anders ging ik naar school, maar daar waren maar een paar kinderen. Even later kwam meneer Voogt, dat is 't hoofd van de school. Meneer vertelde dat we geen school zouden hebben, omdat onze school (de Bavinckschool) voor hospitaal zou worden ge bruikt .Het zou juist de laatste schooldag zijn ge weest vóór de Pinkstervacantie. Overal stonden groepjes mensen te praten en ook zagen we op elke straathoek een of meer soldaten De Zondag daarop was echt ongezellig. Er werd geen kerk gehouden. Je had nergens zin in. Je wist met de tijd geen raad. 't Mooiste boek kon je niet boeien. Eindelijk was die Zondag voorbij. Toen kwam de Dinsdag. Telkens hoorde je het on veilig signaal van de sirenes. Om een uur of half twee zouden we gaan eten. Daar hoorden we op eens een geweldig gefluit, gevolgd door een ont zettend lawaai. Wij gingen de tussenkamer in. We zaten daar te trillen Weer een hevig gefluit en weer een slag. De ruiten rinkelden neer. Op straat hoorde je huilen en gillen. De brandweer was ook op straat. Ruiten rinkelden weer. Hoe lang we daar gezeten hebben, weet ik niet meer. Ik heb 's nachts niet veel geslapen. Er was een hevige brand uitgebroken in de Jonkerfransstraat. Het Hofplein, de Goudsesingel, ja haast het hele centrum was ingestort of stond in brand. De lucht was angstig rood. Woensdag was het grootste gedeelte van de brand geblust of opgehouden. Het was vreselijk woelig op straat. Mensen liepen met kleren en bedde- goed heen en weer. Vrijdag en Zaterdag ook. Zondag was er gelukkig weer kerk. Wel konden we niet naar onze eigen kerk, de Westerkerk in de Amman straat, want die is verwoest. Dus gingen we naar de Noordeikerk, waar Dom'..12 van Sluis zou preken. De dominé preekte over Amos 2 13: „Zie Ik zal uwe plaatsen drukken gelijk als een wagen die vol garven is". Het was zó vol in de kerk, dat mijn zusje en ik en nog Uit de stroom van brieve opstellen. Volgende week hoop ik de uitslag strijd bekend te maken. REDACTIE KINDERKRANT. i koos ik deze twee de wed- AARDIGE ZAKDOEKJES De vorige keer gaven we een werkje voor jon gens; nu zijn de meisjes weer eens aan de beurt, 'k Wil je vertellen hoe je op eenvoudige manier verbazend aardige zakdoekjes kunt maken. Je hebt or wat borduurzijde voor nodig, een naald en natuurlijk op de eerste plaats stukjes linnen. Wit linnen is er het meest geschikt voor, maar ook andere kleuren geven goede resultaten. Je neemt kleine stukjes linnen, ik zou zeggen dat 14 c.M. lang en 14 c.M. breed een aardige maat is. De randen boor je met gekleurde zijde om, zoals op het voorbeeld duidelijk staat aan gegeven. Nu komt de hoofdzaak. Je gaat een der hoeken met een aardig figuurtje versieren. Als je het hartje als voorbeeld neemt, kan je het voor alle vier de hoeken gebruiken. De andere dingen zijn daar een beetje te groot voor, of je zoudt het linnen wat groter moeten nemen. Hoe moet je nu het voorbeeldje op het linnen bevestigen Je kunt het voorbeeldje met cal- keerpapier op het linnen overtrekken. Dan bor duur je het voorbeeld met een kruissteekje na. Het haasje is het eenvoudigste voorbeeld, en daar zou jc dus mee kunnen beginnen. Het poppetje is misschien wel het lastigst. Nu nog wat anders. Jullie begrijpen zelf wel dat wit linnen voor dit borduurwerkje niet nood zakelijk is. Je kunt de zakdoekjes ook van over geschoten stukjes stof maken. Het leukste is dat je dan verschillende kleuren krijgt. Wel moet je er om denken dat effen stof, dus zonder patroon er in, het aardigste resultaat geeft. Ook dat je bij gekleurde stof voorzichtig moet zijn met de kleuren zijde die je er bij gebruikt. Maar een beetje smaak zal ieder meisje zelf wel hebben, denk ik. I. Hoe kan dat Welk woord wordt korter als men er wat bij— voegd II. Wat is dat? Als ik groot ben, gebruikt een boer mij op het land; als ik klein ben, ben ik bij een kind. III. Zwart-rood-raadseltje. Een kreeft is zwart in 't leven, En wordt rood na zijn dood. Maar ik ben rood in 't leven. En zwart in mijn dood. IV. Wat zou dat zijn? Loop je door me heen, dan word je nat Keer je me om, dan ben ik zwart. OPLOSSING van de raadsels in de vorige Kinderkrant I. Kleine potjes hebben grote oren. II. Maastricht. III. Zuinigheid. ,168 De Rotterdammer Nieuwe Haagsche Courant Nieuwe Utrechtsche Courant Nieuwe Leidsche Courant en Dordtsch Dagblad Een goed woord is liefelijk om te hoo- ren, een hard bedroeft den vriend, een ijdel doet verloren gaan de vrucht van den tijd. VREEST NIET „De volmaakte liefde drijft de vrees buiten". 1 Joh. 4 18. HET is een merkwaardige uitspraak, die we hier vóór ons hebben. Naar men- schelijke maatstaf kan men de vrees buiten sluiten door bijv. moedig of kalm te zijn, door zelfbeheersching of nuchterheid. Maar Johannes wijst een andere tegenpool aan, n.l. de volmaakte liefde. Wij zouden zeggen: een vrij zwak middel. Dat komt, doordat wij aan het begrip liefde doorgaans een zachte, vriendelijke tint geven. De H. Schrift echter kent aan de liefde ook andere eigenschappen toe; wij behoeven slechts te wijzen op die allervolmaakste liefde Gods, welke Zijn Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem over gegeven in den dood, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Van zulk een liefde Vraagt God in Zijn kinderen de weerspiege ling en het is in dezen zin, dat binnen haar gebied voor vrees geen plaats is. Nu moeten we echter ook het begrip vrees even nader bezien. In de dagen van tastbare nood, zooals die achter ons liggen, is allerlei vrees openbaar geworden, die zelfs door de liefde niet afgewend kon worden. Het is vol komen natuurlijk, dat, wanneer uw eigen leven in gevaar is, doordat een natuurramp of een gewelddaad dreigt, de reactie zal zijn: vluchten of schuilplaats zoeken. In de psal men treedt die gesteldheid gedurig aan den dag en de benarde ziel smeekt dan om de bewarende hand Gods, om Zijn uitredding. Ook de geloovige blijft mensch er, dies af hankelijk. onderworpen aan macht of gevaar, waarvan de omvang zijn zwakke krachten en beperkt vermogen verre overtreft. Maar de vrees, welke ons thans bezig houdt, is een andere. Zij ontstaat niet uit de waar neming van zichtbaar, onmiddellijk gevaar, doch vindt haar bodem in toekomstige dingen, waarvan men noch den vorm, noch den inhoud overzien kan. Zij richt zich m.a.w. op gestalten der verbeelding, samen gesteld uit ja, laten we 't maar eerlijk zeggen: uit wat menschen en omstandig heden zouden kunnen doen. In die vrees is uiteraard slechts zeer weinig plaats voor vertrouwen en voor geloof; het hart is niet rustig, omdat het niet rust in den volkomen Betrouwbare; het is niet sterk, om dat het zich niet veilig weet in de hoede des Almachtigen. En waar deze lichten gedoofd worden, gaat het den donkersten tunnel dei- vermoedens en der gissingen binnen, waar men „tusschen hoop en vrees" voortwankelt. Deze soort vrees nu moeten we kwijt, wan neer, gelijk in deze dagen, de vragen en zorgen zich vermenigvuldigen. Maar hoe? Door de volmaakte liefde antwoordt Johan nes. En hij onderstreept dat nog door te zeg gen, dat, wie vreest, niet volmaakt is in de liefde. Waarom niet? Hierop geeft de nieuwe vertaling (N.B.G.) meer licht dan de oude, zij toch wijst aan. wat er achter die verkeerde vrees schuilt: „Want de vrees houdt verband met straf'. En zie, nu valt er volop licht op wat wij eerst een vrij zwak middel noemden: wat anders dan de volmaakte liefde (die slechts ontstaan kan op den bodem van het „omdat Hij ons eerst liefgehad heeft, vs. 19) kan de vrees buiten drijven, welke door angst voor straf gevoed wordt? Laten we maar even terug denken aan de bewegingen van ons hart, toen de angst voor het leven van seconde tot se conde steeg en we niet wisten, waar ons te bergen. In die vrees was angst, omdat we ieder op zijn wijze werden teruggeworpen op de donkere plekken in eigen leven, die, als het einde daar was, zouden komen onder het felle licht van Gods oordeel. Iets wat ook Johannes moet doorvoeld hebben, want hij schrijft, dat onze liefde volmaakt (dus vrij van vrees) moet zijn. „opdat wij vrijmoedig heid mogen hebben in den dag des oordeels" (vs. 17). Rijke vertroosting komt dus ons toe uit Johannes' woord. Want het is niet de geest der dienstbaarheid tot vrees, maar die der aanneming tot kinderen, welke getuigt met onzen geest, dat wij di: zijn (Rom. 8 15) En de bron hiervan is de alles overtreffende liefde van onzen Heiland, die nimmer ge vreesd heeft, en tot den dood toe getrouw ge weest is, opdat wij, zooals Zacharias getuigde toen zijn tong weer losgemaakt was, Hem dienen zouden zonder vrees. (Luc. 1 74). Geen kwaad gerucht zal hem ontzetten, Zijn hart is vast in 's Heeren wetten Zoo ondersteund, zal het niet vreezen. Gedachten over Paulus II. DE „bckeerihg" van Paulus. Zóó liebben we 't bekende verhaal, ons beschreven in Han delingen 9. van onze kinderjaren af hooren noe men. Op die benaming is wel aanmerking ge maakt, maar ieder weet toch aanstonds wat er mede wordt bedoeld. We hebben dit verhaal al wel honderd maal ge hoord; maar als we 't ernstig bepeinzen, weten wo er nog geen raad mee. Op één moment, in minder dan een minuut werpt God een vervolger neer en doet hem smeekend bidden tot Hem, die voor dien vervolger een ge\loekte was. Niet zonder reden zijn we afkeerig van de bekee- ringsgeschiedenissen, die in sommige kringen zooveel aftrek vinden. De weg waarlangs de Heero een Johannes, een Timotheus en zooveel anderen leidde, is nog het pad waarlangs velen Zijner kinderen de pelgrimsreize mogen volbrengen. En daarom past "t ons niet aan iemands „staat" to twijfelen, wanneer de dag en het uur der bekee ring niet kon worden genoemd. Maar hoeden we ons ook voor het andere uiterste. De almachtige God, die een Manasse in den ker ker, een moordenaar aan het kruis cn een Pau lus op den weg naar-Damaskus uit de duisternis riep tot Zijn wonderbaar licht, leeft nog en Zijn arm is niet verkort. Met name oor den Evangclisatiearbeid blijft deze gedachte aan Paulus vol heerlijke, bemoe digende realiteit. Tenslotte gaat 't nooit om wat de mensch wil, ook niet om wat onze hand ver mag, maar blijft de diepste oorzaak Gods vrij machtige souvercine uitverkiezing. ,.Door U, door l' alleen, om 't eeuwig welbehagen". Vooral ook in dit opzicht verslaat de natuurlijke mensch niet de dingen ,die des Geestes Gods zijn. De knapste zielkundige staat hier machteloos, het aangrijpende levensraadsel te ontwarren. En wanneer dan ook De Lagarde over Paulus' bekee ring spreekt als van „de hallucinatie van een waanzinnigen epilepticus", dan geeft hij daar- 1 Achter de wolken schijnt de zon! (Foto S. P. de Wit, Bilthoven) 161

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 9