g'*
r!r
Geestelijke verzorging van gewonden
3gt elkanders lasten
lAG 22 ;CJNI 1940
3AG
.IK en SCHOOL
PAGINA 5
]fZ-
•J^jrn :ln
KfeEBEF.
.5-
Id ds
in Lsbuls
•eciLt afscl
jtu
»nd.
ht
eze'|r.. h.
r In
del
itit
beifcy,
cue i
de iui lim 45 dienstja
i hi f d de irken van Olde-
sch phorst,
n i
kerk.
sch (Bet.) S. L.
u hulppredikant te
re tken.
.mbt-Vollenhove-
nd. en hulppred.
dwarshuis.
1 ft wegens beko-
1 genomen van de
:st met een pre-
werd toegespro-
r Ravesloot na-
mr van Avereest,
Asselt, namens de
ie door Ds. J. Kop-
de Classis Om-
Hulzinga, na-
D demsvaart, door
aphorst en door
Nieuwleusen als
s k ip üs
e. sluiter.
kV'
1 PCtl
den i
lienst van ruim
Sluiter van de
iravendeel, waar
/as, afscheid ge-
ondheidsredenen
lat. Hij had tot
10 en 11, Petrus'
ivigen. Spr. ging
1 en de zekerheid
- e zegenbede. Na
Sluiter zich in
2 a a )t den kerkeraad
r, 1 den burgemees-
.q. c vin Keesen, zijn Herv.
.tufciega'?, d Gerrlts en ds.
afgevaardigden van de
rd sproken door den
amens kerkeraad
Visser van Dor-
sis. Toegezongen
iop namen velen
en mevr. Sluiter
gaat wonen te
n Eik en Duinen
LT
as de
taai
geeï
1GATEN.
van Oud-Vosse-
ontvangen van
l. J. Stormezand
/ele HA. bouw-
der Ned. Herv.
lmacTer L'
iel nf
iet ff-de
aari
bbenl'
enl 2*0' - ia8e is een gift
I vlair -Iden -collecteerd voor
adn#K
en L
t kek) ermelo.
n irksen, predikant
kerk van Ermelo, is groot
:rv:-v c!i rediker verleend.
zijn ambtelijken
lervat. D' arbeid van den
F. Baerends, zal nu
1 C iber a.s. worden
art i
Hij
G<"
1-ka
cl I
inds
laatsi
ess, IT r
ien lit
iomef
iar ii'1
vier,r7
die f°n
bij
den
r. ge#-
lar -
Milt ';:n
lolel *-
Llj tl..
door tv 1
idant f.':
hrer, f
ra. s "node.
gaderlng van de
ih. Kerk was o.m. ter
5n een fonds te
geleden schade
i gemeenten, die
;heden geleden
bijv. 2 pet. van
neente gevraagd
2 ging en verdui-
-1 is besloten aan
isio de zaak van
e aten.
S door de Syno-
ter sprake, de
Luthersche ker-
>e prekingen wordt
-le Commissie de
kingen zal her-
Treffend schrijven uit
Mechelen
Bevestiging candidaat D. C. van
Lonkhuyzen op 8 Juli
De Kerkeraad der Geref. Kerk te Me
chelen (Belgié) schrijft ons dato 18 Juni:
Nooit genoeg zullen we onzen trouwen
Vader in den hemel kunnen danken voor
de zorg, waarmede Hij in de spannende
dagen onze gemeente heeft willen bewa
ren. Waar het blijkt, dat honderden in
woners van Mechelen op de vlucht zijn
omgekomen, mógen we vaststellen, dat
onze gemeenteleden tot hiertoe allen ge
zond zijn teruggekeerd. Zeker, velen heb
ben herhaaldelijk in doodsgevaar ver
keerd. Als men elkander vertelt van de
uitreddingen die men heeft ondervonden,
o wat beginnen de Psalmen dan voor ons
te leven: „Ik zal bij u zijn". „Ik zal u
raad geven". Elk heeft zoo zijn eigen er
varing gehad, maar allen hebben net on-
dcrvondeif: wie op God vertrouwt, heeft
zeker op geen zand gebouwd. Ook in de
stad, waar verschillende huizen verbrand
zijn, zijn onze kerk en de eigendommen
der gemeenteleden gespaard gebleven.
Alleen één familie heeft alles verloren.
Toch ervaren ook die reeds, hoe trouw
durven hopen, dat cand. van Lonkhuyzen
te Amersfoort, die hier beroepen was, in
het ambt zou kunnen worden bevestigd,
ook daarin zelfs komt uitkomst. Gisteren
avond mochten we een kerkeraadsverga-
dering hebben met cand. D. C. van Lonk
huyzen, waarop het besluit werd geno
men om zoo de Ileérc wil, de bevestiging
op 8 Juli tc doen doorgaan.
Zeker, sinds we hem beriepen, is er
veel veranderd en alles is onzeker gewor
den. Van menschelijk standpunt doen we
een groot waagstuk. Maar we kunnen niet
anders. De arbeid, waarvoor de Heere
cand. v. Lonkhuyzen riep, is er nog en
misschien in nog dringender mate dan
voorheen. Alleen de financieele omstan
digheden zijn veranderd. Het zal zeker
een groote vraag zijn, of we op de in
komsten uit eigen kring, voorzoover we
dat hadden berekend, nog kunnen bou
wen. Het is eigenlijk bij ons op het oogen-
blik zoo, dat we leven als één familie,
waarin we elkander met raad en daad
moeten bijstaan om door de groote moei
lijkheden heen te komen. Omtrent den
steun der verschillende kerkelijke instan
ties (Classis, Provincie, Generale kas, Dc-
putaten voor de Evangelisatie in België,
Arfscheidingscollecte en Comité voor Over
vloed van werk en werkkrachten) kan
geenerlei zekerheid worden gegeven.
Maar cand. van Lonkhuyzen aarzelt
niet God: heeft hem geroepen.
Ons hart bloedt bij het hooren (lezen
kunnen we het niet, want sinds het uit
breken van den oorlog ontvangen we
geen bladen meer) van de rampen die
sommige kerken en inzonderheid die van
Rotterdam hebben getroffen. Gods weg
Ëaat inderdaad soms door de diepte. Wij
ebben daarbij stil te zijn en te vertrou
wen, dat Hij ook deze beproevingen op
Zijn tijd en Zijn wijze ten Deste zal doen
keeren voor hen die alles in Zijn handen
in vertrouwen overgeven En daarbij ont
vangen we allen een groote taak, n.l! om
voor elkander te bidden en voor elkander
te werken. Om te doen waf in ons vermo
gen is, om Gods werk in stand te houden
en op te bouwen. Daarbij zal dan de
Heere ook Zijn zegen gebieden. Laten we
dan helpen aan den opbouw van de in
standhouding van ons gemeenschappelijk
kerkelijk leven, door de daarvoor aan
gewezen kerkelijke kassen te steunen naar
vermogen. Dan zullen onder Gods zegen
onze Gereformeerde Kerken groote daden
doen.
ned. middernachtzending.
In de vacatures van secretaris van het
Nationaal Comité tot bestrijding van
den handel in vrouwen en kinderen, van
het Hoofdbestuur en van de afdeeling
Amsterdam der Ned. Middernachtzen
ding Vereeniging, ontstaan ten gevolge
van het in het huwelijk treden van Mej.
C. Thierry te Amsterdam, is voorzien
door de benoeming van Mr. A. Bouman
te Rotterdam. Genoemde secretariaten
blijven gevestigd te Amsterdam iRegu-
liersgracht 114, tel. 36695).
Ervaringen in het Zuider-Ziekenhuis
te Rotterdam
Dieiv -
or hijl
In aansluiting op ons artikel over
Kerkelijk Rotterdam, ontvingen we nog
eenige zeer welkome gegevens van Dr. G.
Brillenburg Wurth. De aard van zijn
aandeel in de leniging der velerlei noo-
den bezoeken aan gewonden in het
Zulder Ziekenhuis deed hem aan
vankelijk aarzelen, maar ten slotte gaf
de doorslag zijn overtuiging, dat er voor
ons als Christenen een roeping bestaat,
om mee te leven met wat er aan
leed en smart in onze omgeving wordt
doorgemaakt. In den regel, zoo merkte
Dr. Wurth op, zijn wij maar al te licht
genengd, ons daarvoor af te sluiten.
„Als echte volgelingen van den Heiland
mogen wij dat niet, maar hebben wij,
vooral in een tijd als thans, in liefde ons
hart open te stellen voor den nood rond
om ons en te trachten werkelijk daar in
te komen. Hoe meer wij dat doen en hoe
meer wij af weten van het lijden van
onze medemenschen, des te beter zullen
wij ook onze Christelijke roeping tot
voorbeeld kunnen vervullen en des te
meer zullen wij ons ook gaan afvragen,
wat wij tot leniging van hun nood kun
nen doen.
Toen wij den eersten avond van den
oorlog, dien onvergetelljken Vrijdag 10
Mei, voor het eerst op de zalen met de
gewonden kwamen, waren de indrukken
overstelpend. Het was één stroom van
ellende. Hier en daar waren er enkelen,
die maar licht gekwetst waren en zich
redelijk wel voelden. Maar het meeren-
deel was er ellendig aan toe. Talrijken
waren nog bewusteloos. Reeksen ampu
taties van armen, beenen of voeten had
den plaats gehad, wat vooral de eerste
dagen een onduldbare pijn gaf. Meerde
ren waren reeds stervend. Den indruk
van zoo'n zaal raakt men nooit meer
kwijt.
De doorgemaakte angst stond velen
nog ln de oogen te lezen. Het was als
ééne groote verbijstering over hen ge
komen. Ze hadden ze rondom zich aan
alle kanten zien vallen. En wat zou er
nu van hen worden? Sommigen waren
op het radelooze af. Nog hoor ik die
angstkreet van een jongen stervenden
militair: „Ik kan niet sterven; ik zie de
hel al branden; zou er nog genade voor
mij zijn?"
Gelukkig waren er ook toen al anderen,
die direct toen het er op aan kwam ook
wisten wien zij toebehoorden en wien
ook de bangste smart hun vrede niet kon
ontröoven.
Deze dagen hebben in tal van levens
wat aan het licht gebracht, wat lang
verborgen was. Er is veel innerlijke
armoede, maar er is ook veel onbewuste
rijkdom openbaar gekomen.
Dat merkte je nog duidelijker, toen je
na eenige dagen elkaar wat beter leerde
kennen. Sommigen gingen zich hoe
langer hoe meer ontsluiten. Wat was het
fijn, als" je ze langzamerhand weer wat
op zag knappen! Hier en daar vervaag
den dë indrukken soms wel weer wat.
Maar bij anderen zag je dan ook echt de
geloovige dankbaarheid en blijdschap zoo
ontroerend doorbreken.
En dan, als ze voor het eerst weer hun
ouders of verloofden op bezoek kregen.
jubileum ds. w. weener.
Maandag 8 Juli a.s. herdenkt ds. W.
Weener, em. predikant te Haren (Gron.)
den dag waarop hij voor 40 jaar het pre
dikambt in de Ger. Kerken aanvaardde.
Ds. Weener werd 29 December 1866
geboren en studeerde aan de Vrije Uni
versiteit om in 1899 candidaat te wor
den en 8 Juli 1900 te Cubaard in zijn
eerste gemeente te worden bevestigd.
Vandaar vertrok hij in 1903 naar Oude-
ga (W), welke standplaats in 1914 met
Vianen verwisseld werd. In 1920 kwam
hij weer terug in Friesland en werd
predikant te Raard. Deze standplaats
verwisselde hij in 1922 met Munnekezijl
waar hem 25 April 1937 door de classis
Die eerste ontmoetingen waren vaak om
er tranen bij in de oogen te krijgen.
Maar des te pijnlijker stak daar telkens
weer tegenaf als sommige anderen dag
aan dag achteruit gingen en, soms na
aanvankelijke hoop op herstel, toch nog
weer het einde zagen naderen. Wat leef
den ze dan met elkaar mee! En wat was
er een verslagenheid, als daar weer een
plaats leeg kwam! Zij hadden soms zij
aan zij gevochten. En het samen door
worstelde leed had ze zoo nauw aan
elkaar verbonden. Je hebt daar gezien,
wat kameraadschap in het leven is.
Het smartelijkste was het wel, als je
dan later vaders of moeders, die nog
kwamen om hun jongens op te zoeken,
moest vertellen, dat zij al waren heen
gegaan. 'k Zie nog dien gebroken vader,
die het maar niet kon gelooven, dat zijn
jongen van nog maar twintig jaar, die
veertien dagen tevoren belijdenis had
afgelegd, er niet meer was en dat hij
hem niet eens meer kon zien. 'k Heb
nooit zóó geweten, wat oudersmart is.
God moet tal van Zijn kinderen toen wel
buitengewone kracht hebben gegeven.
Anders waren zij zoo schrijnend verdriet
nooit te boven gekomen.
Later waren de moeilijke bezoeken bij
hen, die vermoedelijk levenslang onge
neeslijk verwond waren. Men moet zich
dat eens indenken, wat dat is: jong te
zijn en dan met vrij groote zekerheid te
weten, dat men voor z'n leven geknakt
is, dat men z'n beroep nooit meer kan
uitoefenen of misschien nooit meer aan
het werk kan komen. Er waren er, die
zoo smartelijk soms konden vragen: „Was
het maar niet beter geweest, als wij nog
iets ernstiger getroffen waren; dan
waren wij van ons lijden af geweest".
Wat zullen die jongens straks een ge
nade noodig hebben om weer in het
leven terug te keeren en zóó'n bijna on
dragelijk kruis te blijven dragen! En wat
zal onze samenleving alles moeten doen
wat ze kan, om zulken ongelukkigen het
leed ten minste nog eenigszins te ver
zachten!
Een van de vreemde militairen zei het
zoo heel eerlijk, maar het deed zoo on
gelooflijk smartelijk aan: „Als ik nu maar
wist, of mijn vrouw mij zoo terug zal
willen hebben!" Twijfel, daaraan moest
toch wel volstrekt uitgesloten kunnen
zijn. Maar de menschen zijn vaak zoo
hard. 'k Hoop, dat wij als Christenen ons
goed bewust zullen zijn van de eereschuld
die wij hier hebben tegenover hen, die
zóó zeldzaam zware offers voor het
vaderland moesten brengen."
Dr. Wurth eindigde met een woord van
stille hulde aan het adres van onze ver
pleegsters. De taak, waarvoor zij deze
weken hebben gestaan, is wel zoo zwaar
geweest, dat wij ons bijna niet kunnen
indenken, hoe ze haar hebben kunnen
volbrengen. En ze moesten vriendelijk
en opgewekt blijven, terwijl hun hart
er bij schreide.
de operatie-af deeling een bloedbad. Wat
Er is er Eén geweest, Die dat gezien
heeft en Die, hopen wij, eens zal zeggen:
„Wat gij aan één van de minsten van
Mijn broederen gedaan hebt, dat hebt gij
aan Mij gedaan".
Grootegast eervol emeritaat verleend
werd, waarna hij zich metterwoon te
Haren vestigde.
Ds. Weener wenscht zijn gedenkdag
volstrekt onopgemerkt te doen voorbij
gaan en zal zich door vertrek naar el
ders aan alle feestbetoon onttrekken.
vereeniging „aanpakken".
De algemeene vergadering.
Onder presidium van dr. C. Hille Ris
Lambers, em. predikant tc Bilthoven,
kwam „Aanpakken", vereeniging tot ver
betering van de schraalste predikants-
tractementen in de Ned. Herv. Kerk in
het gebouw van de synode te 's-Graven-
hage, in jaarlijksche algemeene verga
dering bijeen. Onder de aanwezigen was
ook ds. D. den Breems, oud-secretaris
van de Algemeene synode der Ned. Herv.
Kerk.
De voorzitter opende de vergadering
op gebruikelijke wijze en sprak een ope
ningswoord, waarin hij in piëteitsvolle
bewoordingen herdacht het verscheiden
van den penningmeester der vereeniging
de heer W. v. Oeveren te Wolphaarts-
dijk, in Dec. JJ. Hij mocht terecht de
ziel der vereeniging genoemd worden.
Hierna bracht de secretaris, ds. H. Vis
ser van Doetinchem, het jaarverslag uit.
Het werd goedgekeurd, evenals het ver
slag van de penningmeesters, da* zij
bij monde van den heer H. J. de Jong
Schouwenburg uitbrachten van hun tij
delijk beheer. In 1940 kon een bedrag
van 22.000.— aan de Algemeene synode
worden afgedragen ten bate van het
fonds Schraalste predikantstractemen-
ten.
Tot penningmeesters werden benoemd
in de vacature wijlen v. Oeveren, de
heeren H. J. de Jong Schouwenburg en
Chr. Beels, beiden te Amsterdam.
De periodiek aftredende bestuursle
den, de heeren Dr. C. Hille Ris Lambers,
D. Klinkert en Ds. A. G. H. v. Hoogen-
huyze te Amsterdam, werden herkozen.
Als nieuwe bestuursleden werden geko
zen de heeren Ds. K. H. E. Gravemeijer,
algemeen secretaris der synode en S.
v. Oeveren, burgemeester van Wol-
phaartsdijk.
Na rondvraag werd de vergadering
met de gebruikelijke plichtplegingen ge
sloten.
academische examens.
AMSTERDAM. Vrije Universiteit.
Doctoraal examen rechtsgeleerdheid, de
dames W. M. Boon (cum laude), W.
Koppe, I G. A. Lindeboom en A. H. A.
Sizoo.
AMSTERDAM. Candidaatsexamen
geneeskunde, tweede gedeelte, de dames
A. R. van Dam, C. Mesdag en de heeren
C. van Proodij, S. Kroonenberg, W. B.
Th. Minis en F. Schreuder.
Doctoraal geneeskunde de dames:
E. van Dries, M. Polak, W. M. Q. Thijssen
en de heeren J. W. Tjeenk Willink, A. A.
Temmerman en D. G. de Vries.
Theoretisch tandheelkundig examen le
gedeelte: mej. E. E. Andriessen, mpj. J.
Marwits, mej. F. C. W. Slijper, mej. A. C.
Jansen. Theoretisch tandheelkundig
examen 2e ged.: mej. A. J. A. Wichers.
Semi-arts examen: H. G. A. Naber.
Arts-examen: mej. W. M. A. M. Bölian,
D. B. Bedeke.
Tand-arts examen: G. A. Heslinga, H.
Houwing, J. A. Bruinsma, Th. Hoiting,
W. K. Keizer, L. A. Lichtveld.
Doctoraal psychologie: J. L. M. Herol.
LEIDEN. Voorbereidend kerkelijk
examen de heer C. J. v. d. Sluys, Delft;
doctoraal examen geneeskunde de hee
ren A. Soesman, Den Haag, P. H. Flohil,
Rotterdam, H. Haspers, Den Haag.
Bevorderd tot apotheker de dames:
F. G. Bakker, Leiden; N. Hoedemaker,
Bergschenhoek; N. Hoogenboezem, Ke-
thel; A. H. van Muylwijk, Den Haag;
en de heeren L. J. Bech, Den Haag; L. H.
Bijl, Ooegstgeest; Liem Tjay Liang,
Leiden; H. B. J. van Rijn, Venlo.
Bevorderd tot arts de heeren C. F. M.
Langezaal, Lelden; M. Bruining, Oegst-
geest; artsexamen le deel: de heeren
A. G. Bicker, Den Haag; H. J. K. Kol
stee, Den Haag; doctoraal examen rech
ten de heer J. F. Taat, Boskoop; vrij
doctoraal examen rechten de heer J. H.
Rinses, Den Haag.
DELFT. Candidaats werktuigkundig
ingenieur: H. Le Clercq, Nijmegen.
gymnasiale en middelbare.
ROTTERDAM. Eindexamen Mar-
nix-gymnasium, Geslaagd voor dipl. A:
Anneke Adriani, S. van Bekkum, Eilke
Berghuis, Heieen Couvee, K. L. F. Le
Grand, R. P. de Greef, G. P. Hartvelt,
Annie Heemskerk. Na verlengd examen;
Hetty Kirchheiner en A. R. van Nes. Met
2 candidaten wordt het examen voort
gezet.
examens l.o.
DORDRECHT. (Christelijke Kweek
school), Geslaagd de dames P. J. C. Slij
per, W. Vermeulen, S. Vermeulen en de
heeren W. van Trimmelen, P. de Graag
en H. de Gruiter.
ev
rechte
s huni
enomt
echts I
balk
de
Door CECIL VINCENT
iel
itsch
int nal
send
A.inj
elue, J
Noel e# porc-
indei
inu verwachtte be-
erling van haar
middag, en ze had
oor.
e.i el stond vroolijk
ronde tafel was
3 gespreid en
ren theeblaadje
inen kopjes, die
tijd hadden toe-
ef varjö een mooie cake gebak-
eneraalmk imietje room klaar
an deif
e wapfE eenvoudig. Het
gordijnen kleur-
erop i elkaar en het
gezant' het geheel nog
L-wezief i&sa porceleinen
gezeïfP rsteenmantel en
rwijl VWld portretten van
isclie p' 'r 'frouw hingen of
de allei
it hadk
int del
oordeié
■weeriï
>ber".
leren
linfi inj
eindig®
n piel
r met
id verli
lars vsj
waarde
i, trokl
:ich oi
:hte
prekinj
n draaj
met
8 uur
historie
3e geve
had er al jaren
ornamenten er-
maar zij wilde
graag kwetsen
tc-r. en ze verdroeg ze
ik niet veel slag
h.-iir kamer wat hui-
iten. laar boeken lagen
1 stapeltjes, en zoo-
er altijd uit, of
er blijf hield.
klaar met haar
f net een gemak-
haard, toen er
tikt werd, en de
inentrad.
meisje met rose
school was geko-
'p lievelingetje van
oe gew.iet.
m. ir een jaar gele-
c naar een andere
1 dien tijd had ze
- weer gezien. On-
het dus druk over
..es en de boeken,
hadden. Daarna
hielp Jessie haar met het afwasschen en
opbergen van een en ander en toen
haalde juffrouw Colbourne een porte
feuille met fotografiën te oorschijn.
„Hé, laat u mij die foto's van Florence
zien, die Lena u gestuurd heeft?" vroeg
Jessie.
„Bedoel je de foto's van Ronola?"
„Ja, die bedoel ik", zei Jessie.
Juffrouw Colbourne stond op en liep
naar een hoek van de kamer, waar zij
haar eigen schatten had, o.a. een prach
tig uitgesneden boekenrek van olijfhout
uit Bellagio voor haar meegebracht door
een vriendin. Op de onderste plank ston
den haar Italiaansche boeken, met een
enkele zeldzame uitgave er tusschen.
Tusschen de boeken stond ook de mooie,
kleine portefeuille, die zij nu te voor
schijn haalde.
Jessie nam haar gretig van haar aan.
Juffrouw Colbourne begon haar daar
op alles te vertellen en uit te leggen van
de verschillende foto's. Ze had er heel
wat; ook van beroemde schilderijen.
„Wat kan u dat allemaal heerlijk ver
tellen, net of u er zelf geweest was. Is
u wel eens in Italië geweest?"
„Neen, maar na Kerstmis hoop ik er
heen te gaan," was het antwoord. Het
is altijd een wensch van mij geweest,
maar nu zal het er, hoop ik, toch einde
lijk van komen."
Nadat Jessie weg was, begon juffrouw
Colbourne aan het correctiewerk van
haar klas, en toen het al over achten
was, en zij klaar was met haar schrif
ten, kwam mevrouw Coombes, de vrouw
van een van de kerkmeesters, even bij
haar aan.
Mevrouw Coombes was een klein, be
drijvig vrouwtje, die altijd van alle
nieuwtjes op de hoogte was.
„Goedenavond juffrouw Colbourne",
zei ze. „Wel, lieve deugd, u heeft uw
haard byna laten uitgaan. lis u niet
koud?"
„Ik heb heelemaal vergeten er naar te
kijken. Het is nog zoo vroeg in den tijd.
Je bent er nog niet aan gewend."
„Ik vind het altijd zoo somber, als je op
zoo'n regenachtigen avond den haard
niet aan hebt. Ik ben even gekomen, om
Gertie's lessen te betalen. Mijn man had
de cheque al een dag of drie geleden voor
mij klaar gelegd, maar ik had het tot
nog toe te druk, om naar u toe te gaan.
Wat ik zeggen wou, weet u, dat de vrouw
van den dominee niet goed is?"
„Neen, wat scheelt er aan? Is ze ernstig
ziek?"
„Vrij ernstig. Toen zij kort geleden een
paar dagen bij haar moeder gelogeerd
was, vond die, dat ze er niet al te best
uitzag en liet haar dokter komen. Het
bleek toen, dat haar eene long was aan
gedaan, en de dokter raadde ten sterkste
aan, dat zij een winter naar het Zuiden
zou gaan."
„Wat verschikkelijk!" zei juffrouw Col
bourne.
„Ja, dat is het.. Ik weet niet, wat ze
beginnen moeten. Zijn traktement is niet
heel groot en dan vier kleine kinderen!
En als ze gaat, moet het gauw gebeuren
ook".
„En is er niets op te vinden?"
„Mijn man heeft er met den kerkeraad
over gesproken, en ze hebben toen be
sloten tot een collectie. Er is veel geld
noodig, maar ze hebben het pas tot wei
nig gebracht, en ik geloof niet dat er
veel kans is, dat ze nog meer bij elkaar
zullen krijgen. Het is erg jammer, want
de dokter zei, dat een winter in het Zui
den haar leven zou kunnen redden, om
dat de kwaal maar zoo in het begin is.
„Al half negen!" liet ze er met schrik
op volgen. „Dan moet ik maken, dat ik
gauw naar huis ga; mijn man zal niet
weten, waar ik blijf. Maar wat ziet u be
trokken! Het is heusch te kil voor u hier,
als u zoo stil zit. Port u toch gauw uw
haard wat op."
Toen haar bezoek weg was, ging juf
frouw Colbourne weer aan het werk. Ge
woonlijk kwam zij 's avonds al tijd te
kort, maar ze kon er nu haar gedachten
niet bij bepalen. Eindelijk schoof ze haar
werk weg en begon haar kamer op en
neer te loopen. Na een poosje opende zij
een geheim laadje van haar schrijftafel
en haalde er een lange, zijden beurs uit.
Zij telde het geld na. Er waren vijf bank
biljetten in en nog wat los geld.
Ze woog de beurs op haar hand. Tien
jaar lang had ze gespaard, om het bij el
kaar te krijgen en zich dikwijls het noo-
dlge ontzegd. Verscheidene malen was zij
al op het punt geweest, om haar reis
naar Italië te maken, maar er was toen
telkens iets tusschenbeide gekomen, ziek
te en overlijden van haar moeder en zus
ters, en nu was ze eindelijk alleen over
gebleven en had weer net genoeg bij el
kaar. zy had nu stellig na Kerstmis wil
len gaan.
Zij sloot het geld niet weer weg, maar
liet het in een hoopje op de tafel liggen.
Zij had groot respect voor den dominee
en mocht zijn vrouw bijzonder graag lij
den. Zij wist genoeg van hun omstandig
heden af, om te weten, dat zij zonder
hulp van buiten af nooit de benoodigde
som bij elkaar zouden krijgen. Ze wist
daarenboven, dat de gemeente te arm
was, om veel op te brengen.
Zou mevrouw dus thuis moeten blij
ven? Er scheen niets anders op te zitten.
En toch zij keek eens naar het stapel
tje geld op de tafel.
Zij was niet overdreven sentimenteel
aangelegd. Ze had al dertig jaar haar
eigen brood moeten verdienen en was
niet gauw bewogen, als zij van het leed
van een ander hoorde. Ze had zelf te veel
doorgemaakt, om zorg en moeite, als iets
bijzonders te beschouwen. De reis naar
Italië had zij ook niet voor haar eigen
genoegen bedoeld, maar om haar kennis
te verrijken en haar leerlingen meer ten
nutte te zijn.
Maar was het leven niet meer waard,
dan het beetje kennis, dat zij op zou
doen? Wat zouden die vier kinderen
moeten beginnen, als zij haar moeder
verloren? En dan, stond er niet geschre
ven: „Draagt elkanders lasten en vervult
alzoo de wet van Christus"?
Terwijl juffrouw Colbourne zoo bij
zichzelf aan het overleggen was, liep me
vrouw van den dominee doodmoe de kin
derkamer op en neer en trachtte haar
jongste kindje in slaap te sussen. De klei
ne jongen schreide aan een stuk door,
zoodra zij hem in zijn wiegje legde. Toen
ze hem eindelijk tot rust had, werd een
van de andere kinderen wakker, en het
was negen uur, voor ze naar beneden kon
gaan.
In de gang zag zij de jas van haar man
hangen. Ze droop van den regen, en zij
bracht die dus gauw naar de keuken om
te drogen.
Haar man was niet in de eetkamer,
waar de tafel al voor het avondeten ge
dekt was. Ze wilde hem niet storen en
haalde dus nog maar even haar kousen-
mand te voorschijn. Misschien was zij
zelf nog het minst bezorgd van allen wat
haar gezondheid betrof. Ze was niet ver
vuld van haar reis naar het Zuiden, maar
zat er over te denken, of Tommy niet
langzamerhand te groot werd voor haar
jurk. Zij wilde dat haar man toch niet
altijd zoo laat nog zat te werken. Hij kon
niet langer zonder winterjas. Ze zou hem
zien over te halen, dat hij er den volgen
den dag dadelijk een bestelde.
Maar de dominee zat niet te werken.
Hij was bijna doorweekt thuisgekomen.
Het was een lange wandeling geweest
naar zijn huis, en hij zat nu somber en
ineengedoken bij het vuur.
De kerkmeester had hem verteld, hoe
weinig zij nog maar bij elkaar hadden,
en zijn trots kwam er tegen op, dat hij
zoo afhankelijk was van de liefdadigheid
van zijn gemeenteleden: terwijl zijn hart
vaneengereten werd, als hij aan zijn
vrouw dacht.
En nu voelde hij zich alsof God hem
vergeten had.
Er werd op de deur getikt. Een paar mi
nuten later voegde hij zich bij zijn vrouw
in de zitkamer.
„Wat ben je laat", zei ze op bezorgden
toon, en wat zie je er moe uit! Ik wou
dat je niet altijd zoo laat bleef zitten
werken. Een uur geleden is er al een brief
voor je gekomen, maar ik wou je niet
storen.
Hij opende de enveloppe en vond er tot
zijn groote verbazing vijf bankbiljet
ten in.
Een blos van schaamte overtoog zijn
gelaat. Hoe had hij zijn God zoo kunnen
wantrouwen! Zijn God die hem reeds zoo
menig blijk van Zijn zorgende liefde ge
geven had!
Dankbaar knielden man en vrouw sa
men neer. En juffrouw Colbourne? Nooit
vernam men, dat het haar haar reis ge
kost had, maar zij had zich nog nooit zoo
gelukkig gevoeld.