g'* r!r Geestelijke verzorging van gewonden 3gt elkanders lasten lAG 22 ;CJNI 1940 3AG .IK en SCHOOL PAGINA 5 ]fZ- •J^jrn :ln KfeEBEF. .5- Id ds in Lsbuls •eciLt afscl jtu »nd. ht eze'|r.. h. r In del itit beifcy, cue i de iui lim 45 dienstja i hi f d de irken van Olde- sch phorst, n i kerk. sch (Bet.) S. L. u hulppredikant te re tken. .mbt-Vollenhove- nd. en hulppred. dwarshuis. 1 ft wegens beko- 1 genomen van de :st met een pre- werd toegespro- r Ravesloot na- mr van Avereest, Asselt, namens de ie door Ds. J. Kop- de Classis Om- Hulzinga, na- D demsvaart, door aphorst en door Nieuwleusen als s k ip üs e. sluiter. kV' 1 PCtl den i lienst van ruim Sluiter van de iravendeel, waar /as, afscheid ge- ondheidsredenen lat. Hij had tot 10 en 11, Petrus' ivigen. Spr. ging 1 en de zekerheid - e zegenbede. Na Sluiter zich in 2 a a )t den kerkeraad r, 1 den burgemees- .q. c vin Keesen, zijn Herv. .tufciega'?, d Gerrlts en ds. afgevaardigden van de rd sproken door den amens kerkeraad Visser van Dor- sis. Toegezongen iop namen velen en mevr. Sluiter gaat wonen te n Eik en Duinen LT as de taai geeï 1GATEN. van Oud-Vosse- ontvangen van l. J. Stormezand /ele HA. bouw- der Ned. Herv. lmacTer L' iel nf iet ff-de aari bbenl' enl 2*0' - ia8e is een gift I vlair -Iden -collecteerd voor adn#K en L t kek) ermelo. n irksen, predikant kerk van Ermelo, is groot :rv:-v c!i rediker verleend. zijn ambtelijken lervat. D' arbeid van den F. Baerends, zal nu 1 C iber a.s. worden art i Hij G<" 1-ka cl I inds laatsi ess, IT r ien lit iomef iar ii'1 vier,r7 die f°n bij den r. ge#- lar - Milt ';:n lolel *- Llj tl.. door tv 1 idant f.': hrer, f ra. s "node. gaderlng van de ih. Kerk was o.m. ter 5n een fonds te geleden schade i gemeenten, die ;heden geleden bijv. 2 pet. van neente gevraagd 2 ging en verdui- -1 is besloten aan isio de zaak van e aten. S door de Syno- ter sprake, de Luthersche ker- >e prekingen wordt -le Commissie de kingen zal her- Treffend schrijven uit Mechelen Bevestiging candidaat D. C. van Lonkhuyzen op 8 Juli De Kerkeraad der Geref. Kerk te Me chelen (Belgié) schrijft ons dato 18 Juni: Nooit genoeg zullen we onzen trouwen Vader in den hemel kunnen danken voor de zorg, waarmede Hij in de spannende dagen onze gemeente heeft willen bewa ren. Waar het blijkt, dat honderden in woners van Mechelen op de vlucht zijn omgekomen, mógen we vaststellen, dat onze gemeenteleden tot hiertoe allen ge zond zijn teruggekeerd. Zeker, velen heb ben herhaaldelijk in doodsgevaar ver keerd. Als men elkander vertelt van de uitreddingen die men heeft ondervonden, o wat beginnen de Psalmen dan voor ons te leven: „Ik zal bij u zijn". „Ik zal u raad geven". Elk heeft zoo zijn eigen er varing gehad, maar allen hebben net on- dcrvondeif: wie op God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd. Ook in de stad, waar verschillende huizen verbrand zijn, zijn onze kerk en de eigendommen der gemeenteleden gespaard gebleven. Alleen één familie heeft alles verloren. Toch ervaren ook die reeds, hoe trouw durven hopen, dat cand. van Lonkhuyzen te Amersfoort, die hier beroepen was, in het ambt zou kunnen worden bevestigd, ook daarin zelfs komt uitkomst. Gisteren avond mochten we een kerkeraadsverga- dering hebben met cand. D. C. van Lonk huyzen, waarop het besluit werd geno men om zoo de Ileérc wil, de bevestiging op 8 Juli tc doen doorgaan. Zeker, sinds we hem beriepen, is er veel veranderd en alles is onzeker gewor den. Van menschelijk standpunt doen we een groot waagstuk. Maar we kunnen niet anders. De arbeid, waarvoor de Heere cand. v. Lonkhuyzen riep, is er nog en misschien in nog dringender mate dan voorheen. Alleen de financieele omstan digheden zijn veranderd. Het zal zeker een groote vraag zijn, of we op de in komsten uit eigen kring, voorzoover we dat hadden berekend, nog kunnen bou wen. Het is eigenlijk bij ons op het oogen- blik zoo, dat we leven als één familie, waarin we elkander met raad en daad moeten bijstaan om door de groote moei lijkheden heen te komen. Omtrent den steun der verschillende kerkelijke instan ties (Classis, Provincie, Generale kas, Dc- putaten voor de Evangelisatie in België, Arfscheidingscollecte en Comité voor Over vloed van werk en werkkrachten) kan geenerlei zekerheid worden gegeven. Maar cand. van Lonkhuyzen aarzelt niet God: heeft hem geroepen. Ons hart bloedt bij het hooren (lezen kunnen we het niet, want sinds het uit breken van den oorlog ontvangen we geen bladen meer) van de rampen die sommige kerken en inzonderheid die van Rotterdam hebben getroffen. Gods weg Ëaat inderdaad soms door de diepte. Wij ebben daarbij stil te zijn en te vertrou wen, dat Hij ook deze beproevingen op Zijn tijd en Zijn wijze ten Deste zal doen keeren voor hen die alles in Zijn handen in vertrouwen overgeven En daarbij ont vangen we allen een groote taak, n.l! om voor elkander te bidden en voor elkander te werken. Om te doen waf in ons vermo gen is, om Gods werk in stand te houden en op te bouwen. Daarbij zal dan de Heere ook Zijn zegen gebieden. Laten we dan helpen aan den opbouw van de in standhouding van ons gemeenschappelijk kerkelijk leven, door de daarvoor aan gewezen kerkelijke kassen te steunen naar vermogen. Dan zullen onder Gods zegen onze Gereformeerde Kerken groote daden doen. ned. middernachtzending. In de vacatures van secretaris van het Nationaal Comité tot bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen, van het Hoofdbestuur en van de afdeeling Amsterdam der Ned. Middernachtzen ding Vereeniging, ontstaan ten gevolge van het in het huwelijk treden van Mej. C. Thierry te Amsterdam, is voorzien door de benoeming van Mr. A. Bouman te Rotterdam. Genoemde secretariaten blijven gevestigd te Amsterdam iRegu- liersgracht 114, tel. 36695). Ervaringen in het Zuider-Ziekenhuis te Rotterdam Dieiv - or hijl In aansluiting op ons artikel over Kerkelijk Rotterdam, ontvingen we nog eenige zeer welkome gegevens van Dr. G. Brillenburg Wurth. De aard van zijn aandeel in de leniging der velerlei noo- den bezoeken aan gewonden in het Zulder Ziekenhuis deed hem aan vankelijk aarzelen, maar ten slotte gaf de doorslag zijn overtuiging, dat er voor ons als Christenen een roeping bestaat, om mee te leven met wat er aan leed en smart in onze omgeving wordt doorgemaakt. In den regel, zoo merkte Dr. Wurth op, zijn wij maar al te licht genengd, ons daarvoor af te sluiten. „Als echte volgelingen van den Heiland mogen wij dat niet, maar hebben wij, vooral in een tijd als thans, in liefde ons hart open te stellen voor den nood rond om ons en te trachten werkelijk daar in te komen. Hoe meer wij dat doen en hoe meer wij af weten van het lijden van onze medemenschen, des te beter zullen wij ook onze Christelijke roeping tot voorbeeld kunnen vervullen en des te meer zullen wij ons ook gaan afvragen, wat wij tot leniging van hun nood kun nen doen. Toen wij den eersten avond van den oorlog, dien onvergetelljken Vrijdag 10 Mei, voor het eerst op de zalen met de gewonden kwamen, waren de indrukken overstelpend. Het was één stroom van ellende. Hier en daar waren er enkelen, die maar licht gekwetst waren en zich redelijk wel voelden. Maar het meeren- deel was er ellendig aan toe. Talrijken waren nog bewusteloos. Reeksen ampu taties van armen, beenen of voeten had den plaats gehad, wat vooral de eerste dagen een onduldbare pijn gaf. Meerde ren waren reeds stervend. Den indruk van zoo'n zaal raakt men nooit meer kwijt. De doorgemaakte angst stond velen nog ln de oogen te lezen. Het was als ééne groote verbijstering over hen ge komen. Ze hadden ze rondom zich aan alle kanten zien vallen. En wat zou er nu van hen worden? Sommigen waren op het radelooze af. Nog hoor ik die angstkreet van een jongen stervenden militair: „Ik kan niet sterven; ik zie de hel al branden; zou er nog genade voor mij zijn?" Gelukkig waren er ook toen al anderen, die direct toen het er op aan kwam ook wisten wien zij toebehoorden en wien ook de bangste smart hun vrede niet kon ontröoven. Deze dagen hebben in tal van levens wat aan het licht gebracht, wat lang verborgen was. Er is veel innerlijke armoede, maar er is ook veel onbewuste rijkdom openbaar gekomen. Dat merkte je nog duidelijker, toen je na eenige dagen elkaar wat beter leerde kennen. Sommigen gingen zich hoe langer hoe meer ontsluiten. Wat was het fijn, als" je ze langzamerhand weer wat op zag knappen! Hier en daar vervaag den dë indrukken soms wel weer wat. Maar bij anderen zag je dan ook echt de geloovige dankbaarheid en blijdschap zoo ontroerend doorbreken. En dan, als ze voor het eerst weer hun ouders of verloofden op bezoek kregen. jubileum ds. w. weener. Maandag 8 Juli a.s. herdenkt ds. W. Weener, em. predikant te Haren (Gron.) den dag waarop hij voor 40 jaar het pre dikambt in de Ger. Kerken aanvaardde. Ds. Weener werd 29 December 1866 geboren en studeerde aan de Vrije Uni versiteit om in 1899 candidaat te wor den en 8 Juli 1900 te Cubaard in zijn eerste gemeente te worden bevestigd. Vandaar vertrok hij in 1903 naar Oude- ga (W), welke standplaats in 1914 met Vianen verwisseld werd. In 1920 kwam hij weer terug in Friesland en werd predikant te Raard. Deze standplaats verwisselde hij in 1922 met Munnekezijl waar hem 25 April 1937 door de classis Die eerste ontmoetingen waren vaak om er tranen bij in de oogen te krijgen. Maar des te pijnlijker stak daar telkens weer tegenaf als sommige anderen dag aan dag achteruit gingen en, soms na aanvankelijke hoop op herstel, toch nog weer het einde zagen naderen. Wat leef den ze dan met elkaar mee! En wat was er een verslagenheid, als daar weer een plaats leeg kwam! Zij hadden soms zij aan zij gevochten. En het samen door worstelde leed had ze zoo nauw aan elkaar verbonden. Je hebt daar gezien, wat kameraadschap in het leven is. Het smartelijkste was het wel, als je dan later vaders of moeders, die nog kwamen om hun jongens op te zoeken, moest vertellen, dat zij al waren heen gegaan. 'k Zie nog dien gebroken vader, die het maar niet kon gelooven, dat zijn jongen van nog maar twintig jaar, die veertien dagen tevoren belijdenis had afgelegd, er niet meer was en dat hij hem niet eens meer kon zien. 'k Heb nooit zóó geweten, wat oudersmart is. God moet tal van Zijn kinderen toen wel buitengewone kracht hebben gegeven. Anders waren zij zoo schrijnend verdriet nooit te boven gekomen. Later waren de moeilijke bezoeken bij hen, die vermoedelijk levenslang onge neeslijk verwond waren. Men moet zich dat eens indenken, wat dat is: jong te zijn en dan met vrij groote zekerheid te weten, dat men voor z'n leven geknakt is, dat men z'n beroep nooit meer kan uitoefenen of misschien nooit meer aan het werk kan komen. Er waren er, die zoo smartelijk soms konden vragen: „Was het maar niet beter geweest, als wij nog iets ernstiger getroffen waren; dan waren wij van ons lijden af geweest". Wat zullen die jongens straks een ge nade noodig hebben om weer in het leven terug te keeren en zóó'n bijna on dragelijk kruis te blijven dragen! En wat zal onze samenleving alles moeten doen wat ze kan, om zulken ongelukkigen het leed ten minste nog eenigszins te ver zachten! Een van de vreemde militairen zei het zoo heel eerlijk, maar het deed zoo on gelooflijk smartelijk aan: „Als ik nu maar wist, of mijn vrouw mij zoo terug zal willen hebben!" Twijfel, daaraan moest toch wel volstrekt uitgesloten kunnen zijn. Maar de menschen zijn vaak zoo hard. 'k Hoop, dat wij als Christenen ons goed bewust zullen zijn van de eereschuld die wij hier hebben tegenover hen, die zóó zeldzaam zware offers voor het vaderland moesten brengen." Dr. Wurth eindigde met een woord van stille hulde aan het adres van onze ver pleegsters. De taak, waarvoor zij deze weken hebben gestaan, is wel zoo zwaar geweest, dat wij ons bijna niet kunnen indenken, hoe ze haar hebben kunnen volbrengen. En ze moesten vriendelijk en opgewekt blijven, terwijl hun hart er bij schreide. de operatie-af deeling een bloedbad. Wat Er is er Eén geweest, Die dat gezien heeft en Die, hopen wij, eens zal zeggen: „Wat gij aan één van de minsten van Mijn broederen gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan". Grootegast eervol emeritaat verleend werd, waarna hij zich metterwoon te Haren vestigde. Ds. Weener wenscht zijn gedenkdag volstrekt onopgemerkt te doen voorbij gaan en zal zich door vertrek naar el ders aan alle feestbetoon onttrekken. vereeniging „aanpakken". De algemeene vergadering. Onder presidium van dr. C. Hille Ris Lambers, em. predikant tc Bilthoven, kwam „Aanpakken", vereeniging tot ver betering van de schraalste predikants- tractementen in de Ned. Herv. Kerk in het gebouw van de synode te 's-Graven- hage, in jaarlijksche algemeene verga dering bijeen. Onder de aanwezigen was ook ds. D. den Breems, oud-secretaris van de Algemeene synode der Ned. Herv. Kerk. De voorzitter opende de vergadering op gebruikelijke wijze en sprak een ope ningswoord, waarin hij in piëteitsvolle bewoordingen herdacht het verscheiden van den penningmeester der vereeniging de heer W. v. Oeveren te Wolphaarts- dijk, in Dec. JJ. Hij mocht terecht de ziel der vereeniging genoemd worden. Hierna bracht de secretaris, ds. H. Vis ser van Doetinchem, het jaarverslag uit. Het werd goedgekeurd, evenals het ver slag van de penningmeesters, da* zij bij monde van den heer H. J. de Jong Schouwenburg uitbrachten van hun tij delijk beheer. In 1940 kon een bedrag van 22.000.— aan de Algemeene synode worden afgedragen ten bate van het fonds Schraalste predikantstractemen- ten. Tot penningmeesters werden benoemd in de vacature wijlen v. Oeveren, de heeren H. J. de Jong Schouwenburg en Chr. Beels, beiden te Amsterdam. De periodiek aftredende bestuursle den, de heeren Dr. C. Hille Ris Lambers, D. Klinkert en Ds. A. G. H. v. Hoogen- huyze te Amsterdam, werden herkozen. Als nieuwe bestuursleden werden geko zen de heeren Ds. K. H. E. Gravemeijer, algemeen secretaris der synode en S. v. Oeveren, burgemeester van Wol- phaartsdijk. Na rondvraag werd de vergadering met de gebruikelijke plichtplegingen ge sloten. academische examens. AMSTERDAM. Vrije Universiteit. Doctoraal examen rechtsgeleerdheid, de dames W. M. Boon (cum laude), W. Koppe, I G. A. Lindeboom en A. H. A. Sizoo. AMSTERDAM. Candidaatsexamen geneeskunde, tweede gedeelte, de dames A. R. van Dam, C. Mesdag en de heeren C. van Proodij, S. Kroonenberg, W. B. Th. Minis en F. Schreuder. Doctoraal geneeskunde de dames: E. van Dries, M. Polak, W. M. Q. Thijssen en de heeren J. W. Tjeenk Willink, A. A. Temmerman en D. G. de Vries. Theoretisch tandheelkundig examen le gedeelte: mej. E. E. Andriessen, mpj. J. Marwits, mej. F. C. W. Slijper, mej. A. C. Jansen. Theoretisch tandheelkundig examen 2e ged.: mej. A. J. A. Wichers. Semi-arts examen: H. G. A. Naber. Arts-examen: mej. W. M. A. M. Bölian, D. B. Bedeke. Tand-arts examen: G. A. Heslinga, H. Houwing, J. A. Bruinsma, Th. Hoiting, W. K. Keizer, L. A. Lichtveld. Doctoraal psychologie: J. L. M. Herol. LEIDEN. Voorbereidend kerkelijk examen de heer C. J. v. d. Sluys, Delft; doctoraal examen geneeskunde de hee ren A. Soesman, Den Haag, P. H. Flohil, Rotterdam, H. Haspers, Den Haag. Bevorderd tot apotheker de dames: F. G. Bakker, Leiden; N. Hoedemaker, Bergschenhoek; N. Hoogenboezem, Ke- thel; A. H. van Muylwijk, Den Haag; en de heeren L. J. Bech, Den Haag; L. H. Bijl, Ooegstgeest; Liem Tjay Liang, Leiden; H. B. J. van Rijn, Venlo. Bevorderd tot arts de heeren C. F. M. Langezaal, Lelden; M. Bruining, Oegst- geest; artsexamen le deel: de heeren A. G. Bicker, Den Haag; H. J. K. Kol stee, Den Haag; doctoraal examen rech ten de heer J. F. Taat, Boskoop; vrij doctoraal examen rechten de heer J. H. Rinses, Den Haag. DELFT. Candidaats werktuigkundig ingenieur: H. Le Clercq, Nijmegen. gymnasiale en middelbare. ROTTERDAM. Eindexamen Mar- nix-gymnasium, Geslaagd voor dipl. A: Anneke Adriani, S. van Bekkum, Eilke Berghuis, Heieen Couvee, K. L. F. Le Grand, R. P. de Greef, G. P. Hartvelt, Annie Heemskerk. Na verlengd examen; Hetty Kirchheiner en A. R. van Nes. Met 2 candidaten wordt het examen voort gezet. examens l.o. DORDRECHT. (Christelijke Kweek school), Geslaagd de dames P. J. C. Slij per, W. Vermeulen, S. Vermeulen en de heeren W. van Trimmelen, P. de Graag en H. de Gruiter. ev rechte s huni enomt echts I balk de Door CECIL VINCENT iel itsch int nal send A.inj elue, J Noel e# porc- indei inu verwachtte be- erling van haar middag, en ze had oor. e.i el stond vroolijk ronde tafel was 3 gespreid en ren theeblaadje inen kopjes, die tijd hadden toe- ef varjö een mooie cake gebak- eneraalmk imietje room klaar an deif e wapfE eenvoudig. Het gordijnen kleur- erop i elkaar en het gezant' het geheel nog L-wezief i&sa porceleinen gezeïfP rsteenmantel en rwijl VWld portretten van isclie p' 'r 'frouw hingen of de allei it hadk int del oordeié ■weeriï >ber". leren linfi inj eindig® n piel r met id verli lars vsj waarde i, trokl :ich oi :hte prekinj n draaj met 8 uur historie 3e geve had er al jaren ornamenten er- maar zij wilde graag kwetsen tc-r. en ze verdroeg ze ik niet veel slag h.-iir kamer wat hui- iten. laar boeken lagen 1 stapeltjes, en zoo- er altijd uit, of er blijf hield. klaar met haar f net een gemak- haard, toen er tikt werd, en de inentrad. meisje met rose school was geko- 'p lievelingetje van oe gew.iet. m. ir een jaar gele- c naar een andere 1 dien tijd had ze - weer gezien. On- het dus druk over ..es en de boeken, hadden. Daarna hielp Jessie haar met het afwasschen en opbergen van een en ander en toen haalde juffrouw Colbourne een porte feuille met fotografiën te oorschijn. „Hé, laat u mij die foto's van Florence zien, die Lena u gestuurd heeft?" vroeg Jessie. „Bedoel je de foto's van Ronola?" „Ja, die bedoel ik", zei Jessie. Juffrouw Colbourne stond op en liep naar een hoek van de kamer, waar zij haar eigen schatten had, o.a. een prach tig uitgesneden boekenrek van olijfhout uit Bellagio voor haar meegebracht door een vriendin. Op de onderste plank ston den haar Italiaansche boeken, met een enkele zeldzame uitgave er tusschen. Tusschen de boeken stond ook de mooie, kleine portefeuille, die zij nu te voor schijn haalde. Jessie nam haar gretig van haar aan. Juffrouw Colbourne begon haar daar op alles te vertellen en uit te leggen van de verschillende foto's. Ze had er heel wat; ook van beroemde schilderijen. „Wat kan u dat allemaal heerlijk ver tellen, net of u er zelf geweest was. Is u wel eens in Italië geweest?" „Neen, maar na Kerstmis hoop ik er heen te gaan," was het antwoord. Het is altijd een wensch van mij geweest, maar nu zal het er, hoop ik, toch einde lijk van komen." Nadat Jessie weg was, begon juffrouw Colbourne aan het correctiewerk van haar klas, en toen het al over achten was, en zij klaar was met haar schrif ten, kwam mevrouw Coombes, de vrouw van een van de kerkmeesters, even bij haar aan. Mevrouw Coombes was een klein, be drijvig vrouwtje, die altijd van alle nieuwtjes op de hoogte was. „Goedenavond juffrouw Colbourne", zei ze. „Wel, lieve deugd, u heeft uw haard byna laten uitgaan. lis u niet koud?" „Ik heb heelemaal vergeten er naar te kijken. Het is nog zoo vroeg in den tijd. Je bent er nog niet aan gewend." „Ik vind het altijd zoo somber, als je op zoo'n regenachtigen avond den haard niet aan hebt. Ik ben even gekomen, om Gertie's lessen te betalen. Mijn man had de cheque al een dag of drie geleden voor mij klaar gelegd, maar ik had het tot nog toe te druk, om naar u toe te gaan. Wat ik zeggen wou, weet u, dat de vrouw van den dominee niet goed is?" „Neen, wat scheelt er aan? Is ze ernstig ziek?" „Vrij ernstig. Toen zij kort geleden een paar dagen bij haar moeder gelogeerd was, vond die, dat ze er niet al te best uitzag en liet haar dokter komen. Het bleek toen, dat haar eene long was aan gedaan, en de dokter raadde ten sterkste aan, dat zij een winter naar het Zuiden zou gaan." „Wat verschikkelijk!" zei juffrouw Col bourne. „Ja, dat is het.. Ik weet niet, wat ze beginnen moeten. Zijn traktement is niet heel groot en dan vier kleine kinderen! En als ze gaat, moet het gauw gebeuren ook". „En is er niets op te vinden?" „Mijn man heeft er met den kerkeraad over gesproken, en ze hebben toen be sloten tot een collectie. Er is veel geld noodig, maar ze hebben het pas tot wei nig gebracht, en ik geloof niet dat er veel kans is, dat ze nog meer bij elkaar zullen krijgen. Het is erg jammer, want de dokter zei, dat een winter in het Zui den haar leven zou kunnen redden, om dat de kwaal maar zoo in het begin is. „Al half negen!" liet ze er met schrik op volgen. „Dan moet ik maken, dat ik gauw naar huis ga; mijn man zal niet weten, waar ik blijf. Maar wat ziet u be trokken! Het is heusch te kil voor u hier, als u zoo stil zit. Port u toch gauw uw haard wat op." Toen haar bezoek weg was, ging juf frouw Colbourne weer aan het werk. Ge woonlijk kwam zij 's avonds al tijd te kort, maar ze kon er nu haar gedachten niet bij bepalen. Eindelijk schoof ze haar werk weg en begon haar kamer op en neer te loopen. Na een poosje opende zij een geheim laadje van haar schrijftafel en haalde er een lange, zijden beurs uit. Zij telde het geld na. Er waren vijf bank biljetten in en nog wat los geld. Ze woog de beurs op haar hand. Tien jaar lang had ze gespaard, om het bij el kaar te krijgen en zich dikwijls het noo- dlge ontzegd. Verscheidene malen was zij al op het punt geweest, om haar reis naar Italië te maken, maar er was toen telkens iets tusschenbeide gekomen, ziek te en overlijden van haar moeder en zus ters, en nu was ze eindelijk alleen over gebleven en had weer net genoeg bij el kaar. zy had nu stellig na Kerstmis wil len gaan. Zij sloot het geld niet weer weg, maar liet het in een hoopje op de tafel liggen. Zij had groot respect voor den dominee en mocht zijn vrouw bijzonder graag lij den. Zij wist genoeg van hun omstandig heden af, om te weten, dat zij zonder hulp van buiten af nooit de benoodigde som bij elkaar zouden krijgen. Ze wist daarenboven, dat de gemeente te arm was, om veel op te brengen. Zou mevrouw dus thuis moeten blij ven? Er scheen niets anders op te zitten. En toch zij keek eens naar het stapel tje geld op de tafel. Zij was niet overdreven sentimenteel aangelegd. Ze had al dertig jaar haar eigen brood moeten verdienen en was niet gauw bewogen, als zij van het leed van een ander hoorde. Ze had zelf te veel doorgemaakt, om zorg en moeite, als iets bijzonders te beschouwen. De reis naar Italië had zij ook niet voor haar eigen genoegen bedoeld, maar om haar kennis te verrijken en haar leerlingen meer ten nutte te zijn. Maar was het leven niet meer waard, dan het beetje kennis, dat zij op zou doen? Wat zouden die vier kinderen moeten beginnen, als zij haar moeder verloren? En dan, stond er niet geschre ven: „Draagt elkanders lasten en vervult alzoo de wet van Christus"? Terwijl juffrouw Colbourne zoo bij zichzelf aan het overleggen was, liep me vrouw van den dominee doodmoe de kin derkamer op en neer en trachtte haar jongste kindje in slaap te sussen. De klei ne jongen schreide aan een stuk door, zoodra zij hem in zijn wiegje legde. Toen ze hem eindelijk tot rust had, werd een van de andere kinderen wakker, en het was negen uur, voor ze naar beneden kon gaan. In de gang zag zij de jas van haar man hangen. Ze droop van den regen, en zij bracht die dus gauw naar de keuken om te drogen. Haar man was niet in de eetkamer, waar de tafel al voor het avondeten ge dekt was. Ze wilde hem niet storen en haalde dus nog maar even haar kousen- mand te voorschijn. Misschien was zij zelf nog het minst bezorgd van allen wat haar gezondheid betrof. Ze was niet ver vuld van haar reis naar het Zuiden, maar zat er over te denken, of Tommy niet langzamerhand te groot werd voor haar jurk. Zij wilde dat haar man toch niet altijd zoo laat nog zat te werken. Hij kon niet langer zonder winterjas. Ze zou hem zien over te halen, dat hij er den volgen den dag dadelijk een bestelde. Maar de dominee zat niet te werken. Hij was bijna doorweekt thuisgekomen. Het was een lange wandeling geweest naar zijn huis, en hij zat nu somber en ineengedoken bij het vuur. De kerkmeester had hem verteld, hoe weinig zij nog maar bij elkaar hadden, en zijn trots kwam er tegen op, dat hij zoo afhankelijk was van de liefdadigheid van zijn gemeenteleden: terwijl zijn hart vaneengereten werd, als hij aan zijn vrouw dacht. En nu voelde hij zich alsof God hem vergeten had. Er werd op de deur getikt. Een paar mi nuten later voegde hij zich bij zijn vrouw in de zitkamer. „Wat ben je laat", zei ze op bezorgden toon, en wat zie je er moe uit! Ik wou dat je niet altijd zoo laat bleef zitten werken. Een uur geleden is er al een brief voor je gekomen, maar ik wou je niet storen. Hij opende de enveloppe en vond er tot zijn groote verbazing vijf bankbiljet ten in. Een blos van schaamte overtoog zijn gelaat. Hoe had hij zijn God zoo kunnen wantrouwen! Zijn God die hem reeds zoo menig blijk van Zijn zorgende liefde ge geven had! Dankbaar knielden man en vrouw sa men neer. En juffrouw Colbourne? Nooit vernam men, dat het haar haar reis ge kost had, maar zij had zich nog nooit zoo gelukkig gevoeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 7