een Lirepen uit historisch verleden Ixo tv ercfam:É hazing al cle coupletten er van tot het eind toe nice. Nooit hadden zijn toehoorders zulk zingen gehoord. Zij beseften wel niet. hoe mooi hij zong, maar zij genoten zoozeer, dat zij, toen het uit was, hem vroegen, er toch nog een voor hen te willen zingen. Hij zong er dus nog een en nog een< Mager en bleek zou niemand hein op dat oogcn-. hl k hebben kunnen noemen; hij genoot zelf, ter wijl hij hun dit genot verschafte. Hierna nam Brown zijn Bijbel en las 't eerste ge deelte van Lukas 2, het heerlijke Kerstevangelie. Onder adcmlooze stilte werd naar de bekende, plechtige woorden geluisterd. In een kort woord wees „de vreemde dominee" op de groote blijd schap die het deel is van ieder, die in het Kind van Bethlehems stal zijn Koning en Zaligmaker begroeten mag. Zoo ging de tijd voorbij. Niemand dacht er aan om naar huis te gaan, totdat zij opeens een rij jongenshoofden voor de ramen zagen, en juf frouw Kelcey bedacht, dat haar zestal haar wachtte. „Het is al laat", zei ze, „en de jongens zouden de restjes krijgen". Zij volgden haar allen. Bij het afscheid nemen en hel uitspreken van hun dank overviel hen even weer een gevoel van verlegenheid, maar de op gewekte woorden van hun gastheer hielpen hun er spoedig overheen, en een ieder ging heen met hel aangename gevoel, dat hij de rechte woorden gebruikt had. Twee minuten later werd hel huis weer bestormd, ditmaal door oen troepje, dat er zich geheel thuis voelde. Met een vreugdekreet namen zij bezit van de kamer, en Donald was nu opeens een jongen in zijn gehe'ele doen. Dit was echter niet liet «enige wonderbaarlijke ding. De zestien gaston hadden niettegenstaande den grooten yqoiraad niet Ivcl veel overgelaten. De kalkoen was vrijwel geheel verdwenen, ook \\-af er iu gezeten had en van de groenten en aardappels was niets meer over; een enkelo pastei was al wat er nog was. Maar Brown had dit alles norzien. Hij keek als iemand, die weet, dat zijn kasten vol zijn. „Tom, zei hij; „neem drie jongens mee en ga naar den kelder en kijk in de vliegenkast". Torn deed snel een keuze cn verdween met hen langs de keldertrap. „Burke en Jiiripsey, onderzoeken jullie onder- lussclierf do kast hier om' den hock in de gang en breng alles moe. wat maar vatbaar is". Voordat dc woorden nog uit zijn mond twaren, waren Burke en Jimpsey al verdwenen. „Tub en Jiggers kijken jullie eens onder de rust bank en-breng mij de kist, die er onder slaat". De twee vielen over elkaar in hun ijver. In min der tijd. dan liet neemt om liet neer te schrijven, waren alien terug met hun buil. Een lieele kal koen, niét veel kleiner dan dc eerste, Aersclieeii onder groot gejuich. Hij was wel koud, dat is zoo, maar welke jongen geeft daarom? en gpeft de rechte lekkerbek niet zelfs de voorkeur aan koude kalkoen? Er waren stapels sandwiches met van alles er tusschen, pasleien zonder tal, vruchten en cakes en suikergoed. Brown was niet bang geweest, dat deze laatste gasten het zouden opmerken, dat hij het wel erg royaal had aange legd voor hen, (Wordt vervolgd)* s» i ?rnZLlf°graaLkrliple,^eZtn militair in 2>j" vreedzamen en kunstzinnigen arbeid aan een van Utrechts grachten. Zulke hoekjes vol rust en sfeer zijn in onze oude stïden rTg Vel te vinden. eri vorm, dat er van eentonigheid geen sprake kon zijn. Hoewel Brown hij het binnentreden voor elk der gasten een vriendelijk woord had, wae er toch in liet eerst een zekere stijfheid. De mannen gingen in een hoek van de kamer staan praten. De vrou wen daarentegen trachtten elk een wo» te zeggen tegen hun gastheer over het weer Gelukkig had Brown dit alles voorzien cd met juffrouw Kelcey afgesproken, dat zij dadelijk aan tafel zouden gaan, zoodra de laatste gast binnen was. Zij waren dan ook nog maar twee minuten binnen, toen juffrouw Kelcey het tecken gaf. Brown trok den stoel wat naar achteren voor juffrouw Murdixon, die hij als de voornaam st van het gezelschap aan zijn rechterhand ge plaatst had. De kleine horlogemaker deed daarop hetzelfde voor zijn vrouw en wel, alsof hij het al tijd gewoon was geweest. Nu gingen ze allen naast hun eigen vrouw zitten en konden zoo doende nog nu en dan eens een niet onnoodige te- reclUwijzing krijgen in een of ander opzicht. Brown keek glimlachend de tafel rond en boog mrop het hoofd. „Ileere God", bad hij, „wij danken U ook, dat Gij ons gezondheid geeft, om ons werk te doen en nuttig te zijn in deze wereld. Help ons ook to h-ven tot verheerlijking van Uw naam, Amen". Het was juffrouw Kelcey, die de stilte verbrak, door op te staan en naar dc keuken te gaan om het eten te halen. Van dit oogenblik af, toonde Donald Brown, hoe voorbeeldig hij zijn plichten als gastheer wist te vervullen. Als hij liet prhinderen kon zou 't hier niet •V'.rmelijk zijn, niet stijf of plechtig. Mij sprong dus van zijn stoel, volgde juffrouw Kelcpy naar de keuken en nam den grooten schotel met den kal- kcen er op van haar o\er. Hij was van plan geweest, eerst soep te geven om zoodoende het feest wat te rekken, maar juffrouw Kelcey had het hem ontraden. „Waarom zou u hun eetlust bederven, door hun soep voor te zetten? Soep eten ze dikwijls ge noeg. maar kalkoen! Het i6 al heel wat jaren, sedert de Murdisons kalkoen gegeten hebben, en de anderen gaal het evenzoo. Als het kip was, zou het nog jammer zijn, maar kalkoen en zoo'n groote als dit is!" Tfcown had haar raad opgevolgd en zag nu. dat er wijsheid in verborgen was geweest, want de hongerige blikken, die op den vogel geworpen werden, toen deze aan het eind van de tafel werd n«<?rgczot waren de moeite waard, om gade te slaan. Ik weet niet, hoe zoo'n vrijgezel, als ik ben, die vege) nog ooit gesneden krijg, iu tegenwoord g- heid-van zoo'n groot gezelschap!" zei Brown, ler- wijï hij mot het voorsnijmes manoeuvreerde. (Dit Was ppn grapje, want hij was premier in het voorsnijden). ,.Ik hen benieuwd, of ik het zal klaarspelen, meneer Benson", hij wendde zich tot den ouden horlogemaker, „wat dunkt u Pr van, als u mijn plaats eens innam en mij uit den brand hielp?" „Ik denk er niet aan. Horloges uit elkaar halen, rial is m ij n werk. Ik kijk nu liever toe, meneer Brown". Hel ijs was gebroken. Terwijl Brown den vogel ontleedde, maakte hij allerlei grapjes en waar deerde het als zijn gasten ook het hunne tracht ten bij te brengen tot dc vroolijkheid. Toen zij zoover waren, dat zij elk een opgehoopt bord \oor zich hadden, werd het wat stiller in de kamer, maar het was geen drukkende,, be nauwende stilte. Het was hun aan te zien, hoe zij genoten. Ais Brown dien avond nu cn dan dacht aan vo rige Kerstdiners en er een verlangen daarnaar in hem oprees, was dit niet merkbaar voor zijn gas ten. Hij gaf geheel den indruk, alsof hij te mid den van zijn bpste vrienden was, cn al at hij met iet? minder graagte dan de anderen, hij zorgde wel. dat niemand dit opmerkte. Tim Luken was er ook, nuchter en rustig, cn te\ens gelukkig. Iloe het kwam, dat hij nu al in verscheidene «weken geen druppel drank ge dronken had, wist niemand dan zijn vrouw en Brown. 'I jms blikken rustten nu en dan op het gelaat van Brown, zijn oogen herinnerden dezen aan die Min Ben, als hij wist, dat hij de goedkeuring van zijn meester verdiend had verlegen en vol be wondering. Hoeveel kalkoen, aardappelpurée, gebakken aard" appelen en groenten er ook was, het verdween alles met verwonderlijke snelheid. Het moet ons echter niet verbazen van nienschen, die zelden iets anders aten dan aardappels niet een stukje goedkoop vleesch en dikwijls zelfs zich alleen voedden met brood met stroop, als de tijden slecht waren. Browns buren behoorden niet tot de arm- slcn, maar zij hadden het allen heel zuinig. Toen de tweede gang nfgeloopen was, die alleen uit pasteien bestond, maar uit wat \oor pasteien! verbaasde Brown juffrouw Kelcey niet weinig, door uit een kast in den muur het dessert te ha len, dat zelfs voor haar een verrassing was: Een groote mand met fruit, sinaasappels, bananen en druiven en verder een groote kom vol noten en daarop trossen rozijnen gelegd. Een kreet van bewondering weerklonk door dc kamer. „Hij is gewoon roekeloos met zijn ge'.d, John," fluisterde juffrouw Kelcey tegen haar man. „Het zal hem wat kosten. Kruit is zoo duur nu". „Hij zal wel weten hoe ver hij gaan kan", ant woordde John Kelcey. Hij wilde geen aanmerking hooron op zijn gastheer, dje hem zoo rijkelijk getracteerd had, dat hij zelfs de knoopen van zijn vest had moeten losmaken uit angst, dut ze er af zouden springen. En terwijl hij sprak, bediende hij zich met kwistige hand van de nieuwe heer- lilkheden. Toen zij eindelijk allen zoover waren, dat ze zelfs een paar rozijnen weigerden, stelde Brown voor. dat Tim wat spelen zou. „Heb je je viool meegebracht?" vroeg hij. Tim I.ukens knikte. Hij was wel timmerman van beroep, maar een virtuoos in zijn hart. Terwijl juffrouw Kelcev pii juffrouw Murd'son schotels en borden wegdroegen, speelde hij het eene liedje na het andere. Toon hij eindelijk het bekende „Stille Nacht" speelde, zong Brown tot aller ver- Gebruik vx' als een vooruitgeschoven post Totdat ik door den dood word afgelost". Is dit, Heer, d'opdracht, die Gij mij dicteert Dan vraag ik U, wat Gij van mij begeert Dat ik om Uwentwil den dood veracht, Verbeten vecht voor 't Rijk bij dag en nacht Nooit door een laffe daad, Uio vlag onteer, Maar trouw tot 't bitter eind den vijand weer, Want liever sterven dan de slaaf te zijn Van wie wil heerschen in Uw Kroondomein. Scherp mijn gehoor voor Uw alarmsignaal, Opdat 'k den vijand antwoord in de taal Van 't Koninkrijk: met 't scherp, tweesnijdend zwaard Der waarheid die geen enk'len leugnaar spaart. Blijf mij nabij, dat 'k voor geen aanval beef, Aan Uw bevelen m' onvoorwaard'lijk geef; Slechts in Uw sfeer voel 'k mij waarachtig vrij, En adem ruim, Uw hemel boven mij; En ga ik onder, opstaan zal 'k bij U En in Uw Rijk, dat komt, trots dood en duivel, nu A. WAPENAAR. 1G4 -- e a .g s j;- Achtergevelzijde van den hoofdingang wel geheel intact bevonden. Alleen het hoofd van' hef meisje was zwaar beschadigd, doch dit i6 nog wel te herstellen. Een bijzondere meevaller was, dat men ook dc gedenksteenen op de binnen plaats zes in getal onbeschadigd heeft teruggevonden. Daarentegen is veel binnenhuis kunst, waaronder een tegeltableau van den Rot- toïdamschen tegelbakker Jan Aeluis, verloren gegaan. DE BEVOLKING VAN IIET WEESHUIS Eerst nu iets uit de geschiedenis van het Burger weeshuis. IIet aantal verpleegden heeft altijd zeer gevarieerd. In 1601 waren er 135, in 1040 reeds 400 en liet hoogste getal werd bereikt in 1675, toen 600 weezen in het gebouw waren op genomen. Nadien is het aantal eed.nald en tot \oor kort waren er ruim 100 verpleegden. Iloe men in vroeger eeuwen zooveel kinderen heeft kunnen huisvesten, is een raadsel, 't Zal wel heel erg behelpen zijn geweest, doch men was in dien tijd minder vecleischend endan zit men niet gauw in het nauw! Omtrent de godsdienst der kinderen was aanvankelijk niets bepaald (al leenheerschappij der R.K. Kerk!), doch toen cen- mi nl de Hervorming haar intrede had gedaan, werden de kinderen in 'Calvinistischen geest op gevoed. Het gevolg was, dat er op den duur alleen Hervormde kinderen waren, hetgeen geleid heeft tot den naam Gereformeerd Burger- weesli u i s. Altijd weer viel het in het Burgerweeshuis op, hoe spoedig de kindéren ingeburgerd waren. Het minst gemakkelijk burgerden in, die er op te hoogen leeftijd, bijv. na het 15de jaar, inkwamen. In een groot gezin, als het weeshuis is. moeten natuurlijk orde en tucht heerschen. Alle middel* ccuwsche tuchtmiddelen zijn echter verdwenen: geen lichamelijke tuchtiging, geen blok aan het been, geen blauwe muts op het hoofd nie>r en ook de 3 strafhokken, die er 40 jaar geleden nog waren, zijn opgeruimd cn ingericht als lcojzaal. HET KIEZEN VAN EEN BEROEP Als de weesjongens de school doorloopcn hebben, komen zij voor de moeilijke keuze te staan, wat zij willen worden. De jongens gaan dan of naar de Ambacht-school, of naar een vakpatroon, of naar een U.L.O.-school. Bekening wordt gehouden met aanleg cn zooveel mogelijk met eigen keus. De jongens, die naar een U.L.O.-school gaan, komen later op eon kantoor. De meisjes, vinden vaak een betrekking als dienstbode. Zij worden ook wel verpleegster, on derwijzeres, naaister of gaan naar kantoor. Het Burgerweeshuis heeft zich altijd mogen ver heugen in de sympathie der Rotterdamschc bur gerij. Velen hebben in don loop der jaren hun steentje bijgedragen om het weeshuis in stand te houden. Alleen in 1809 deed zich een gebeurtenis ■\oor, welke bij dc toenmalige regeering van Ko ning Bodewijk ontevredenheid wekte. Wij bedoe len liet weezenoproer, dat de Rotterdamschc ge moederen heftig beroerde. IIET WEEZENOPROER In 1809 werden 104 weesjongens opgeroepen om de gedunde gelederen van Keizer Napoleon aan te vullen. Dc jongens gevoelden daar weinig voor en regenten van liet Rotterdamsch weeshuis vreesden door te gehoorzamen pan het bevel van den Koning in hun plicht jegens hun pupillen te kort te schieten. Daar kwam bij. dat ook het volk in de straten en stegen in den omtrek \an het weeshuis in rep en roer geraakte.- Teneinde op alle gebeurlijkheden voorbereid te zijn, besloot Koning Lodewijk zoo noodig de stad gewapender- h«\nd tot rede te brengen. Op den lSden Juli wer den s middags aan het middagmaal de jongens verrast door soldnion on p»nHncmen, en er zat voor hen niets anders op, dan zich in hun lot te schikken. Aanwezig waren echter 21 van de 104 jongens. Don voiigcn nocht had een groote uittocht plaats gevonden. Geholpen door buitenstaanders wisten 83 jongens zich. met touwen uu ue siaapzulen op straat te laten zakken. Bij familie eri vrienden zochten zij een onderkomen. WAT NU? De kleedcrdracht van de weezen heeft de laatste jaren een grondige wijziging ondergaan. De meis jes droegen roode rok, zwart schort en keurslijf, met witte doek en mutsje, een schilderachtige kleedij. De jongens droegen een buis van bijzon der snit terwijl ook het bragoentje het arm- bicsje van wit en groen of alleen groen uit het wapen der stad altijd de aandacht trok. Het Weeshuis heeft echter een compromis moeten sluiten met den nieuwen tijd. zoodat er van de karakteristieke kleederdracht die ook wel eens bezwaren had heel wat verloren is ge gaan. Met dat al is echter de oude degelijkheid gebleven. En wat zal er nu gaan gebeuren? 'Daarvan valt inog niets te zeggen. Moordrecht heeft de 112 wees kinderen, die in het tehuis waren, opgenomen cn daar zullen zij voo-rloopig wel blijven. Regenten zullen straks moeten beraden, wat hen te doen staat en of een nieuw weeshuis zal worden ge bouwd. Het is te hopen, dat het voortbestaan van deze eeuwenoude, echt Rotterdamschc instelling ook voor de toekomst kan worden gewaarborgd. Velen uit de Rottcrdani3che burgerij zullen zich daarover oprecht verheugen! Niet meer op verre bergen Niet meer op verre bergen, niet in een oude stad wilt Gij U eerbied vergen of offering van schat: de heïl'ge muren vielen, de bergen liggen stom Wie maar geloovig knielen Zijn in Uw heiligdom. Wie maar Uw woorden spreken in eiken aardschen staat, zijn in de zuiv're streken waar Gij U vinden laat. Daar wordt op gouden schalen uit 's harten heil'ge schrijn gewierookt, tot de zalen gansch vol van reukwerk zijn. Hoe zijn soms kort de nachten, doorbracht in mijmerij! Want op het onverwachte zijt Gij het meest nabij. Dan strenglen zich de handen ineen met sterken druk en in de oogen branden de tranen van geluk. C. RIJNSDORP. WANNEER GIBRALTAR ONTSTOND Op de zuidpunt van Spanje ligt de sterke rots vesting Gibraltar, die aan Engeland behoort en thans de bijzondere aandacht heeft van Italië. Ze beheersclit dc straat van Gibraltar, die toegang geeft tot de Middcllandsche Zee. In dc achtste eeuw, toen de West-Gothen in Spanje heerschten, waren deze zeer verdeeld. Een der partijen riep de hulp in der Arabieren, ''die reeds lang begeoiige blikken wierpen op den vetten buit, die in het schoone Andalusiö hun zoo vriendelijk toelachte. Onmiddellijk gaven zij dan ook aan dc uitnoodiging gehoor, en staken onder bcvol van Tarik de zceöngtc over, landden in do nabijheid der Europeesche Herculeszuil en legden daar door 't bouwen van 'n kasteel den grondslag der beroemde vesting, die naar 't Arabisch leger hoofd haar naam: Geb-al-Tarik, later in Gibraltar vervormd, ontving. Eeuwen na de verdrijving dezer Arabieren, die heel lang in Spanje vertoef den, hebben Engelschen en Hollanders deze sterke vesting aan de Spanjaarden ontnomen. De Engel schen behielden het gewichtige punt, dat de sleutel is van de Middcllandsche Zee! 1G5

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 12