Christenvrouw, ook in dezen tijd EEN vorig maal schreven we dus over de Chris tenvrouw „in de crisis van den tijd" om deze zware uitdrukking ook eenc tc gebruiken. "We s»gpn. dat het de vraag is, of de vrouw nog wel zoozeer in staat is, haar echt-vrouwelijk karak ter te ontplooien en daardoor te beantwoorden aan haar eigen roeping, in onderscheiding tot dio van den man. Hoe staat het met haar „eereposltio", 7.00 vrote, En als we hierover gaan spreken, dan mogen we wel voorop stellen, dat er den laatstcn tijd ook onder de aanhangsters van allerlei feministische s. - aomingen reeds een zwenking viel te constatee- ren. Uit reactie tegen niet altijd billijke achter uitstelling van de vrouw was voor eenige tientallen jaren het streven opgekomen om de vrouw in alles naast den man te plaatsen. Men wilde zoodoende het „vrouwenvraagstuk" oplossen, doch zag blijk baar niet in, dat hier kwalijk van een oplossing gesproken kon worden. Men verwierp immers heel het onderscheid tusschen man en vrouw en ontnam daardoor aan de vrouw haar eigen ka rakter, haar geestelijk sieraad. Gevolg was, dat zulke vrouwen almeer terecht kwamen in intel lectualistisch vaarwater. Het werd mode, om de problemen zuiver verstandelijk te gaan bezien, ook al waren zij daartoe minder geschikt, aller minst voor de doorsnee-vrouw, die toch eer ge voelig dan verstandelijk is aangelegd. Hieraan zal het dan ook wel hebben gelegen, dat het femi nisme, al heeft het dan enkele goede dingen ge bracht, in wezen niet kon bevredigen. Het stelde man en vrouw gelijk, zonder te bedenken, dat beiden onderling verschillend zijn, hetgeen aller minst wil zeggen, dat de een boven de ander zou staan. In dit alles nu kwam juist den laatsten tijd al- meer een keer, ook in de betogen van vrouwen, die toch in de moderne vrouwenbeweging wel naam hadden gemaakt. Wellicht bestaat er later gelegenheid enkele van die uitspraken weer te geven-..Thans echter mogen we ons niet van het eigenlijke betoog laten afleiden. Zeker is, dat weer Er kwam weer oog voor de schoonheid van liet huiselijk leven. De fabriek raakte wat minder in trek, de huiskamer kreeg weer iets van de oude bekoring en zoo ware er meer te noemen. Hoe zal het thans met dit alles gaan. Het is voorloopig slechts een vraag, omdat nie mand onzer verder kan zien dan den dag van vandaag. Er kan in weinig tijd veel gebeuren. En men verwachte ook van ons geen antwoord. Zal de tocht naar het vrouwelijke in de vrouw door ons voortgezet kunnen worden? Zal het ons mo gelijk zijn, een huisgezin op te bouwen? Econo misch gezien staan we mede voor allerlei kwes ties. De tijd van spoedige huwelijken, zooals in de mobilisatieperiode, is nu wel voorbij. Doch voorgoed? Of ook, voor langen tijd? Laat ons ok niet vergelen, dat degenen, die ons land be zette", uitgaan van een standpunt, dat, bij de ver schillen, die er tusschen ons mogen bestaan, even zeer als het onze, wars is van intellectualisme, van het zuiver vooropschuiven van het koele ver stand. Er openbaart zich ook onder hen een stre ven om de vrouw waar mogelijk terug te bren gen in het huisgezin. Doch, hoe hel zij, veel is nog onzeker. Vragen kunnen wij stellen, haar beantwoorden gaat niet. Toch neemt zulks niet weg, dat wij de kwestie onder oogen moeten zien, ook in onzen Christe- lijken vereenigingsarbeid. We kunnen onder dit alles onze rust bewaren, de rust van ons geloof. We staan op vasten grondslag, temidden van veel dat wisselt. Deze kalmte is geen lediggang. Onz» lampen houden we brandende en onze hand doet wat zij naar wet en gebod vindt om te doen Ons hart kan wel eens zijn kalmte verliezen. Er is ook zooveel om aan te denken en de gedachten gaan wel eens m oen kringloop rond. Maar het gemoed is slechts zoolang onrustig in ons. totdat het rust vindt in onzen Heer. Aan Hem leggen we onze vragen voor. wetende, dat H,j het wél "èrken tenegoedae. "'"S™ °M 2U"M ™de" De strijd tegen de motten "VXTE leven weer in de weken, waarin we in tengevaar' vZV?" bcdacl" moelm z"n °p IVlVh, Vooral nu we rr naar streven, met onze have nog iets langer te doen dan vroeger de kleeri a""™ we erop m°rten Ietten, dat kleeren steeds in zoo goed moceliiken stmt Verkeeren. En het eerst denken we dan natuur- 366 lijk aan het beproefde middel van kloppen, bor stelen en luclvcn, eventueel nog uitgebreid met stofzuigen. Het komt er slechts op aan, dat de mot geen gelegenheid krijgt, haar eitjes in ons goede goed te leggen. Fladdert zij daarna weg en doen wij dan allerhande pogingen, haar alsnog te verdelgen, dan is het kwaad als regel reeds ge daan en zijn de eitjes al ondergebracht in de stof. Komen uit die eitjes de wormpjes, dan vinden deze hun bedjes gespreid en kunnen zij zich vol op te goed doen aan de pluizige wol. Behalve de genoemde middeltjes moeten we ook niet vergeten, nu en dan eens de kleerkasten uit te naici. „.v Ho kleeren in de zon te hangen. Zijn we aan het eind van een aoizoen gekomen en zyn we b.v. van plan de winterkleeren voor een poosje achter slot en grendel te doen, dan moes ten we nooit vergeten, eerst de kast behoorlijk schoon te maken. Nuttig kunnen daarbij z.g.n. moltenzakken zijn, die men en dat zal tegen woordig eerder gebeuren dan voorheen maken kan van krantenpapier. In elk geval blijft ook hier het parool, dat men eerst alles goed moot nazien. Men klopt en borstelt een en ander geducht af en vergeet dan de naden en zakken niet. Men kan uiteraard ook de kleeren stoomen, doch hoe het zij, vooral vergete men niet, na te gaan, of er nog vetvlekjes zijn, overgebleven. Het is namelijk een bekend feit, dat de motten zich vooral aangetrokken voelen tot plaatsen, die min of meer vettig zijn. Gestoomde en gewas- schen kleeren komen minder in haar kraam te pas. Wil men kleine wollen stukken goed bewaren, dan doe men die in versch bedrukte kranten met kamfer, rozemarijn of kruizemunt. Dit alles gaat dan in kartonnen doozen, waarvan de deksel wordt dichtgeplakt met krantenpapier. Ook kan men natuurlijk met zwavel optreden, maar dat is al een ingewikkelder werkje. Hebben alle voorzorgsmaatregelen niet geholpen en heeft de mot ons toch met een bezoek ver eerd en haar eitjes in onze kleeren of klceden achtergelaten, die daarop de stof hebben aange tast, dan doet men het beste, de plek in kwestie vakkundig te laten zuiveren. En nu aan den arbeid 1 Zuinigheid met Vlijt Nu we in hot gebruik van onze volks dranken bij uitnemendheid koffie -"-n thee, zoo sterk zijn gerantsoeneerd, is het zaak dat we de hoeveelheid, die we van deze geno:- middelen nog hebben, zoo economisch mogelijk gebruiken, opdat we er meer profijt van heb ben in ons dagelijksche leven. De methode, die we hier voor koffie aan de hand doen, heeft tweeërlei voordeel niet alleen verkrijgen we van weinig suiker en koffie een flinke hoeveelheid verrukkelijke koffie-extract maar bovendien behoeven we bij het bezigen van dit extract slechts zeer weinig suiker in do kopjes te doen. Zie hier het recept. Neem 114 ons (125 gram) suiker en brand deze in een emaille pannetje donkerbruin. Voeg daar dan een half ons koffie bij. Zorg intusschen een halven liter kokend water bij de hand te hebben, en giet dit nu al roerende heel voorzichtig bij de bruine massa Vervolgens doet men den inhoud van het pannetje door een zeef, ende extract is gereed Nu de thee. Om langer toe te komen met de zelfde hoeveelheid thee, kunnen we deze zet ten op een van de beide volgende manieren Heeft men des avonds thee gedronken en b.v. schepje in den trekpot gedaan, dan doet men tegen het naar bed gaan op de afgetrok ken bladeren de helft van de normale hoeveel heid droge thee en giet daarop wat koud water. Den volgenden morgen giet men gewoon met kokend water op. Men heeft dan een goo i kopje thee aan het ontbijt, bereid uit de helft van wat men anders noodig zou hebben. Wat men ook kan doen is dit. Neem onge veer (wee-vijfde van de hoeveelheid thee die men anders voor het zetten noodig heeft en stamp deze goed fijn, voor ze in den trekpot te doen. Schenk gewoon op. Men verkrijgt nu een even sterk treksel als gewoonlijk. Hel eenige bezwaar is, dat onder in de kopjes wal fijn gruis komt te liggen, dat door het gewone zeefje niet kan worden achtergehouden. Aan du bezwaar kan men echter tegemoet komen door een goedkoop, fijn zeefje te nemen cn daarin een klein schoon lapje van dichtgewc- ven katoen te leggen. WAS ze dat Ja, ze was hol altijd geweest* llij had hnar aangezien en weer aangezien en nognuuils aangezien, totdat de glans van haar l.eeld hem verblind had. En hij had haar niet kun nen vergeten. Hij had het getracht, maar liet was hein niet mogen gelukken. Hij had gestreden, niet al de kracht die in hem was, maar het was, alsof iedere poging, om haar beeld uit te wis- sehen, het nog niet scherper lijnen voor zijn geestesoog getcekend had. Hij zuchtte, terwijl hij overdacht, of zijn verlangen, om haar terug to zien, ooit zou verminderen, of hij ooit zoo\cr zou komen, dat hij er in zou kunnen berusten, dat hij haar nooit terug zou zien, nooit terug mocht zien. Het kindjo begon weer te schreien met ver- nieuwe hevigheid. Brown nam het op en begon cr weer mee op cn neer te loopcn. „Arm, klein ding", mompelde hij, ,.jc kunt niet krijgen wat, jc hebben wil en ik evenmin en het baat ons niets of we er el om schreien De klopper werd opgelicht en weerklonk door den stillen nacht Ben gromde. „Wie kan cr op dit uur komen?" dacht Brown, terwijl hij een blik sloeg op zijn horloge, dat op t; f"l lag. Hel was bijna twee uur. Hij begaf zich naar de deur nuct het kind in den arm cn opende haar behoedzaam, om het kind geen kou te laten vatten. „Heeft u misschien kiespijn meneoT Brown"? vroeg een medelijdende stem, en juffrouw Kelcy, zijn buurvrouw links, Norus moeder, trad bin nen. Zij had een doek om haar lioofd geknoopt voor de koude. Het zien van Brown, met het kind in den arm. verbaasde haar zoo. dat zij eerst geen woord kon uitbrengen. „Wat ben ik blij, dat u gekomen is", zei Brown'* „Ik weet niet wat ik met hem beginnen moet, Hij schijnt pijn tc hebben". „Wel heb ik van mijn leven!" begon zij en nam het kind dadelijk van hem over. „Wat een stum pertje! Waar komt hij vandaan?" „Ik vond hem op mijn stoep". „En u wou den heelen nacht met hein door blij ven tobben? Waarom heeft u hem niet dadelijk bij mij gebracht?'' „Het was al laat. Uw licht brandde niet meer; maar hoe wist u, dat ik op was?" „Mijn man had zoo'n last aan zijn voet en ik' moest een nieuwe compres er op leggen, en toen zag ik, dat uw licht nog brandde. Dat gebeurt 1111 wel meer. maar ik zag steeds uw schaduw langs het raam gaan en dacht: hij hoeft stellig kiespijn, en daar heb ik zoo'n goed middel voor. Weinig verwachtte ik, u hier met een kind in 'don arm te vinden". Zij bepaalde daarop haar aandacht bij het armo schaapje en vernam, dat hij het niet een lepcitjo wat melk gevoerd had. „Dat was handig", zei zij, „maar ik denk ook", dat hij er wat tc veel lucht meo naar binnen heeft gekregen". „Veel melk dronk hij niet, maar hij scheen honger te hebben, en ik kon hem niet geheel zonder voedsel laten". „Neen, dat ging niet, maar hij moet nog meer hebben, maar niet met een lepeltje. Ik zul hom meenemen en oen flesch voor hem maken en dat wel dadelijk, want u ziet er uit, alsof u noodig naar bed moest". „U is een reddende engel, juffrouw Kelccy, hef bezwaart mij echter wel; u heeft dc-handen al zoo vol". „Er kan altijd nog wol wat bij. Een man alleen: kan de zorg voor oen kind niet op zich nomen, n! is zijn hart nog 7.00 ruim". En na nog een moederlijken blik op den ver moeiden Brown geslagen te hebben, vertrok juf frouw Kclcey met het kind onder haar omslag doek. Hij keek haar glimlachend na, maar toen hij eindelijk op zijn bed lag naar rust snakkend, wilde het beeld van haar. die nog altijd even op vallend mooi was. naar hij gehoord had, herrt 11 iel uit dc gedachten, en duurde het gcruiincn. tijd, voor de slaap zijn oogen look. HOOFDSTUK II. „Kijk, Tom, gaat het zoo? Hangt hij nu aan der! oenen kant even lang als aan den anderen?" De veertienjarige Tom Kelcey nam met critl- sehen blik dc lengte van den slinger van spnrre- groen op. „U moet hem nog een handbreed laten zakken", meneer Brown. Neen, dat is te veel. Zoo is het gced. Het staat fijn hoor". Brown stapte van den keukenstoel, waarop hij gestaan had en ging naast Tom staun, om zelf cok het effect van zijn arbeid te zien. ,.Ja," zei hij, „ze hangen mooi gelijk. Ie hebt mö goed geholpen. De kamer ziet er echt feestelijk Door GRACE RICHMOND. uit. Je kunt wel zien, dat we gasten venvachten"* ;t is meer dan mooi, meneer Brown, dat is het', zei een stem in de post van de deur. „Toni breng jij dien stoel weer eerst naar de keuken terug"* Juffrouw Kelcey kwam daarop de kamer binnen. Zij had een grootc mand bij zich, die Brown haar dadelijk afnam. Wees een beetje voorzichtig", zei ze. „Dc korst van dc pasteien is zoo teer. U mag haar met schudden. Het is me goed gelukt". „Prachtig", zei Brown, „ik heb me er ook niets bezorgd over gemaakt. Ze lukken u altijd even goed''. Juffrouw Kelcey schudde het hoofd, maar zij veelde zich erg vereerd. „Ik heb nog nooit zoo'n mooie tafel gezien zei ze. om liet gesprek op een ander onderwerp to brengen. „Ja, ze is mooi, dat is zeker", stemde Bm>vn toe, terwijl hij dc tafel met gemengde gevoelens over zag. Als hij er aan dacht, wat zijn zuster wel van de tafel zou zeggen, kon hij bijna een glimlach niet onderdrukken. Zijn gevoel voor humor was hem soms de baas, en hij had dan grooto moeite don noodigen ernst te bewaren. Juffrouw Kelcey had de tafel zelf gearrangeerd, 11a eerst den vorigen middag de buurt te hebben afgeloopen voor de benoodigde artikelen. Van Brown's eigen blauw en wit aardewerk was niet genoeg voorhanden, en het was in dc oogen van juffrouw Kclcey ook lang niet mooi genoeg voor de gelegenheid. Het had haar weinig moeite ge kost meer dan genoeg borden en schalen te krij gen. Ieder had het mooiste gegeven, wat hij had, cn het resultaat was zoo'n schitterende vertoo ning van gebloemd en andere gekleurde kopjes, l orden en schotels, dat je er de oogen niet af kon houden, als je er eenmaal naar gekeken had. Toen Brown oorspronkelijk het plan gemaakt had voor dit feest, was hij voornemens geweest, het servies enz. te huren, maar hij had bedacht, dat dit zijn nieuwe vrienden argwaan mocht doen op vatten, wat zijn maatschappelijke positie en zijn financiën betrof, cn dat het hun vreugde daar enboven zou vcrlioogcn, als zij het hunne konden bijdragen tot do voorbereidselen voor den maal tijd. De tafel, zooals zij daar stond, bewees ten volle de achting en de toegenegenheid van de lieelo buurt, cn het zou zelfs een hart, dat minder ge voelig geweest was als dat van Donald Brown, goed hebben gedaan. Om te beginnen was de tafel zelf in elkaar gezet door Tim Lukens, den timmerman, die, als hij nuchter was, een goed werkman was. Twee stel schragen en daarop een stuk of wat glad ge schaafde planken vormden een solide, grooto tafel. Over deze had juffrouw Kelccy drie tafel lakens gelegd, een van haar en verder een van juffrouw Lukens en een van juffrouw Murdixon. Daarop hadden juffrouw Kelcey en juffrouw Mur dixon samen het servies er op gezet. Zij waren daarbij lang niet altijd van dezelfde mcening ge weest, maar meestal had de laatste toegegeven, zoodra juffrouw Kelcey maar zei: „Meneer Brown heeft mij opgedragen, alles naar mijn in zien te regelen". De tafel was nu gereed voor de zestien gasten. I11 het midden stond een groote rose en blauwe Interieur Groote KerTc te Dordrecht (Foto J» C, v. Rossum, R'dam) z'.en «lat die van oen kwaliteit waren Hun onbe kend. Toch had juffrouw Kelcey zich wel wat bezwaard gevoeld, toen zij van den kruideniers- jongen, die met verbaasde oogen haar huisje had aan staan kijken, alles in ontvangst had genomen en er met juffrouw Murdixon over had gesproken „Ik was bang, dat zijn goede hart hem tot te groote uitgaven gebracht had", zei ze, „maar teen ik hem er over aansprak, gaf hij ten ant woord: „Het is maar eens in het jaar Kerstmis, juffrouw Kelcey". Juffrouw Murdixon, de zuinige Schotschc huis vrouw, schudde het hoofd cn antwoordde: „Zoo zijn dè mannen altijd. Ze hebben niet meer ver stand dan een kind, maar we moeten zorgen dat hij niet denkt, dat wij zijn gulheid niet op prijs stellen". En zoo hadden zij hun best voor hcni gedaan, en dc uitkomst was meer dan bevredi gend geweest. Bij zijn voorraad hadden ze nog het hunne gevoegd. Juffrouw Kelccy had een schaaltje pickles meegebracht, juffrouw Murdixon een pot eigengemaakte oranjemarme'.ade, juf frouw Lukens een schaaltje kletskopjes, juffrouw Hakc een bus met eigengemaakte toffee. En zoo doende voelden zij zich meer een met het feest. De jongens hadden ook hun deel gehad aan de voorpret Zij waren wel niet voor den maaltijd genoodigd geworden, maar Brown had onder- dchand iets losgelaten over de restjes komen op- cten, als dc groote mienschen weg waren. Dit had hun nog beter geleken dan deftig op bezoek tc gaan. Nu mochten zij de achterdeur inkomen in- p.aats van plechtstatig de voordeur binnenge laten tc worden, cn zij hadden hem twee dagen v or het feest goed geholpen met alles te halen voer de versiering van de kanier. Een drie kwartier daar vandaan woonde een vriend van Brown en deze had hem toegestaan uit zijn park zooveel sparregroon en hulst weg tc halen, nis hij naar noodig had. Daarop hadden de jongens twee avonden slingers gemaakt, terwijl Brown hun on derwijl een verhaal vertelde. „Nu, mijnheer Brown, nu ga ik even naar huis, om te zorgen dat mijn man zich gaat nanklceden, en om eens naar de kinderen tc gaan kijken. Er kar. niets kwaads terwijl ik weg ben. De kalkoen b'-gint al mooi bruin te zien. Als ik binnen tien minuten niet terug ben, is het misschien het beste, dat 11 hem even bedruipt. Verder behoeft u geen zorg te hebben". „Ik zal hem met plezier even bedruipen. Zorg lieb ik heelemaal niet, nu u alles voor mij behartigd hoeft. Ik hoop alleen maar, dat u niet te 1110e zult zijn, om van het feest te genieten. U is al van vanmorgen zoo druk bezig". „Arbeid der liefde is geen zwaar werk", ant woordde zij en daarop verdween zij door de deur. Brown glimlachte, terwijl hij haar nakeek. Sedert hij eenigen tijd geleden hun zieke kindje van drie jaar den heelen nacht op schoot had gehad, tot dat 's morgens de ziekte een keer ten besle ge nomen had, was hij verzekerd, dat de Kelcy's voor hem door het vuur zouden gaan. Hij wist wel, dat zijn zuster gelijk had gehad, toen zij zei, dat dit niet in overeenstemming was met do vroiscliriften van den dokter, maar de voldoe ning, die hij gesmaakt had, toen hij eindelijk zelf kon gaan rusten, was zoo groot geweest, dat hij haar niet graag gemist zou hebben, en daaren boven hadden do Kelcy's hem sedert steeds ter zijde gestaan. Toen hij zich ging kleeden, kostte dit hom wel cenig hoofdbreken. Hij wilde niet uitsteken boven zijn gasten, en zijn oude blauwserge pak van eiken dag kon hij ook 6lecht aanhouden. Hij be sloot eindelijk het eenvoudigste pak aan tc doen, wat hij verder bij zich had. Dut de kwaliteit en de snit verschilden van die van hen, zouden ze niet zoo licht opmerken. De das koos hij ook in overeenstemming met het pak en stak er de speld op, die bet oude horloge- makertjo hem gegeven had. In zijn knoopsgat stak hij een takje hulst. Precies om twee uur verscheen de eerste gast. en vijf minuten later waren allen aanwezig. Zelfs juffrouw Kelcey, die twee minuten tevoren nog, dc achterdeur was ingekomen, om naar bet eten tc kijken, zorgde, dat zij samen met hnar man de voordeur inkwam, gelijk met de anderen. Alleen aan den glans van haar oogen en den blos op haar gelnat was het merkbaar, dat zij dc verant woordelijkheid had voor de feesttafel. Zij hadden allen bun Zondagschc goed aan, dat leed geen twijfel. Juffrouw Kelcey had zelfs een bloem in hnar haar gestoken vlak achter hnar oor. Juffrouw Murdixon bad een wilton kanten kraag op huar donkergrijze stoffen japon ge daan. Haar man, de eenige, die een zwart pak bezat, zag cr uit als een Schotsche dominee, zijn grootvader was dat trouwens geweest. Hij droeg veel bij tot deftigheid van het gezelechnp. Dc overige dames schenen groole voorliefde tc hebben voor witte blouses, en daar dio daar enboven rijk versierd met kant en lint waren, gaven zij inderdaad een feestelijken indruk. Uo mannen hadden allerlei soort pakken nan, hun boorden waren met zorg gcwasschon en gestre ken, en hun dassen waren van zoovelerlei kleur 1G3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1940 | | pagina 11