DNDAESBLAD
a I =5
IIJ I
vam DE VIJF SAMENWERKENDE
CHRISTELIJKE DAGBLADEN
Hebben jullie een dopje van een aspirinebusje?
En een stukje kurk, twee lucifers en twee klem
men waarmee je een papieren zak of monster
ronder waarde dichtmaakt?
Meer hetoben we niet nodig. We snijden het stukje
kurk zo groot, dat het in het nikke'en dopje past.
Halt, nu p'akken we eerst een rond stukje wit
papier op de kurk, en tekenen daar een wijzer
plaat op. Dan steken we een klemmetje van ach
teren naar voren door de kurk, en buigen de twee
metalen pootjes in de gewenste richting. Dat
zijn de wijzers.
We maken drie gaatjes in het nikkelen dopje. In
het bovenste gaatje steken we de tweede klem.
zodat alleen de kop van de klem zichtbaar is, in de
onderste gaatjes bevestigen we twee lucifers, dat
rijn de pootjes van de wekker.
Is dit geen aardig klokje voor de poppenkamer?
Een leuk haasje, vind je niet? Is hij helemaal
alleen aan 't spelen? Wel nee, er zijn nog wel
vier vriendjes in de buurt. Zoek maar goed of je
ze vinden kan.
I. Welke vogel is dat
Ik ben een vogel en een vodje.
Ik praat, ik fluit en ben ook stom;
WAT MOEDER VAN MIES
VERTELDE
1.
„ETR was eens1"
„Een koning!"
„Lekkertjes mis!Een meisje!''
„Een meisje? Hè bah! Wat heb je daar nu aan!
Meisjes kunnen niet eens in een boom klimmen
of over een sloot springen!"
„'k Kan het niet helpen. Piet! 't Was heus een
meisje!"
„Een echt meisje? Net als ik?" juicht Truus.
„Dat kan toch niet! 't Is immers niet echt ge
beurd!" méént Jan.
„Nou, óf het echt gebeurd is. Komen jullie maar
dicht bij me zitten, en houdt de mondjes dicht,
dan zal ik het vertellen.''
„Ja!" „Hè ja!" „Fijn!" „Heerlijk!"
„En jullie zouden de mondjes dicht houden?
Kan ik beginnen?"
Bijna had Truus „ja!" geroepen, maar ze be
dacht zich gelukkig bijtijds.
„Er was eens een meisje met mooie lange krul
len!"
,0, ik weet het al!" roept Piet, „Roodkapje!"
„Neen hoor! Ze heette Mies! Zij woonde in een
prachtig huis. 't Leek wel een paleis. Nu, de
ouders van Mies waren ook heel, heel erg rijk.
En omdat ze zoveel van hun dochtertje hiel
den, kon ze net krijgen wat ze hebben wilde. O,
wat had ze veel speelgoed. Twee kasten hele
maal vol! Wel tien poppen!! Een grote poppen
wagen! Een wandelwagentje. Drie grote teddy
beren! Teveel om alles op te noemen. Al dat
moois stond in een aparte kamer. De speelka
mer van Mies. Soms kwamen haar vriendinne
tjes. maar meestal speelde zij alleen. Of alleen
eigenlijk niet, want als haar vriendinnetjes er
niet waren, was toch altijd haar juffrouw bij
haar. Die speelde dan met Mies, maar ze leer
de haar ook andere dingen, zoals matjes vlech
ten, kralen rijgen en mooie figuren van blokjes
maken. Ook moest Mies wel eens versjes leren.
Ze kon zelfs al een beetje schrijven en lezen!
Meestal leerde ze graag, en dat was maar goed
ook. want haar vader wilde geen dom meisje
hebben. Een enkele keer was ze wel eens stout.
Zo moest ze eens mooie figuren natekenen,
maar juist was ze met haar poppen aan het spe
len.
„Kom Mies, leg je pop nu netjes weg en kom
eens bij me," zei de juffrouw. Maar jawel!
Mies deed net of ze niets hoorde en bleef door
spelen.
„Kom nu Mies!''
„Hè neen! Ik blijf liever met mijn pop spelen!"
„Straks mag je weer spelen, nu moet je leren.
Kom vlug. Wees nu niet stout!"
„Neen, ik kom niet!" zei Mies boos.
„Dan zal ik je komen halen!" en meteen stond
de juffrouw op en pakte Mies bij haar arm.
Maar denk je dat ze meeging? Neen hoor!
„Ik wil niet!'' huilde ze en ze stampte met haar
voetje op de grond.
„Stoute meid, wil je wel eens bedaren!" riep
de juffrouw en juist ging de deur open en kwam
haar vader binnen. Hij wilde Mies komen ha
len voor een auto-tochtje.
„Wat is dat?" zei hij boos tegen Mies. „Wil je
wel eens gauw doen, wat de juffrouw zegt!"
Wat schrok Mies! Dat had vader nu net eens
gezien! Ze mocht natuurlijk nu niet mee en des
middags mochten haar vriendinnetjes ook niet
komen spelen. Het ergste vond Mies echter,
dat haar vader boos weggegaan was.
2.
„Kinderen! Binnenkomen!"
„Hè, is het nu al tijd? "t Is nog lang niet don
ker!''
„Niet donker? Kijk dan eens naar de lucht! Zie
je de sterretjes dan niet komen? Gauw naar
binnen. Handjes wassen en dan
„Vertellen!"
Nu hoefden ze niet meer geroepen te worden.
Vlug werd het speelgoed opgeborgen. De hand
jes werden gewassen en daar stormde het jonge
volkje de huiskamer binnen om gauw een fijn
plaatsje op te zoeken bij moeders stoel
„Waar heb ik het laatst van verteld?"
„Van Mies! Mies was stout geweest! Ze wilde
niet leren!"
„Juist, en weten jullie nog wel, waar ze het
meeste spijt van had?''
„Dat haar vader boos weggegaan was!" zegt
Truus.
„Ja, dèt vond de kleine meid het ergste. Ze
hield ook zoveel van haar vadertje en nu zou
hij boos naar haar kijken. Dan had die lieve pa
II. Rekenkunstje y
Van deze
getallen
moeten er
24 worden
doorgehaald
en wel zo,
dat de som
der overge
bleven 40
getallen
3000 is. Hoe
dikwijls
moet nu het
getal 50.
hoe dikwijls
het getal 70
en hoe dik
wijls het
getal 89
doorgehaald
worden?
III. Wie weet die stad
Ik ben een grote stad,
Geloof mij wat ik zeg;
Maar voegt ge er in een t,
Dan vlieg ik haastig weg.
IV. Voor de kleintjes
Ik ben een zak, gevuld
Met rijst of specerijen.
Onthoofd me en 'k ben een vis,
Die licht u zal ontg'ijen.
Mooie vergelijking
Heer (op reis door Zwitserland): Preoies Holland
hier.
Dame: Hoe bedoelt u dat?
Heer: „Wel, als die bergen geen bergen waren, en
dat meer geen meer, had je precies de streek,
waarin ik geboren ben.
OUD VOLKSVERSIE
Wie zit daar in de toren?
Jantje.
Wat doet hij daar?
Leidsels zoeken.
Wat doet hij daarmee?
Toompjes breien.
Wat doet hij daarmee?
Steentjes halen.
Wat doet hij met die steentjes?
Huisjes bouwen.
Wat doet hij met die huisjes?
Kippen houwen.
Wat .doet hij met die Kippen?
Eieren laten leggen.
Wat doet hij met die eieren?
Pannekoeken bakken.
Wat doet hij met die pannekoeken?
Smulien!
rimpels in zijn hoofd. De hele morgen was ze
dan ook stilletjes en telkens als ze er aan dacht,
kwamen de tranen in haar ogen. Juf was hele
maal niet boos meer. Die kon het nooit zien, dat
haar kleine meisje huilde. Ze deed maar geen
moeilijke vragen bij de les en bij het tekenen
hield ze telkens haar handje vast om Mies te
helpen. Ook leerde ze haar een nieuw spelletje.
Mies vond het wel leuk. maar toch moest ze al
maar denken, dat vader boos was.
Juf gooide een bal naar haar toe, maar inplaats
dat ze hem opving, begon ze in eens heel hard
te huilen.
„Vind je het zó vreselijk, dat je stout geweest
bent?" vroeg de juffrouw en trok de kleine
meid dicht tegen zich aan. „Vertel me eens,
waarom huil je nu? Ik ben toch niet meer boos
op je?"
„Neen, u niet, maar vader wel!"
„Weet je wat, dan ga ik eens kijken of je pa
al thuis is en dan ga je maar vragen of vader
tje weer goed op je wil zijn. Is dat goed?''
Mies knikte tussen haar tranen door, dat ze
het goed vond, en de juffrouw ging kijken.
„Ja hoor! Ga maar gauw! Vader is op zijn kan
toor!"
Vlug loopt Mies de gangen door. Vlak bij de
deur van het kantoor blijft ze eventjes staan.
Zou ze het durven? Die lieve vader!
Voorzichtig draait ze de knop om en heel lang
zaam doet ze de deur open.
Nu kan ze vader zien.
Maar ze ziet ook de rimpels!
Vader kijkt net naar de deur
Ineens vliegt ze vader om zijn hals en drukt
haar gezichtje in vaders jas.
„Ik zal het nooit weer doen!" snikte ze.
(Volgende week verder)
448
j i
Zaterdag 28 October, Wo. 43, Jaargang 1939
DE ROTTERDAMMER
I NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHECOURANT
I NIEUWE LEID5CHE COURANT
DORDTSCH DAGBLAD f"
DONDERDAGAVOND
BUITENLAND
TRAAGHEID is, o wonderlijke paradox in deze
eeuw van duizelingwekkende sne'heden, nog
steeds de overheerschende karaktertrek van den
allermodernsten oorlog, waarvan men verwachtte,
dat hij met bliksemsnelle overvallen zou worden
gevoerd, en met een gewe'd, dat als in één
oogenblik heele steden zou doen vergruizelen. Het
heeft er, Gode zjj dank, nog niets van, dat deze
voorspelingen spoedig in vervulling zullen gaan,
want de huidige 'egerchefs deinzen terug voor de
afgrijselijke consekwenties, weike een onberaden
initiatief zou kunnen hebben. Men moet onder
deze consekwenties bijvoorbeeld rangschikken al
lereerst het uitzicht op zeer zware verliezen voor
den daadwerkelijken aanvaller, en ten tweede het
verp'etterende oordeel, hetwelk de geschiedenis
zeker zou vellen over de partij, die het eerst
haar toevlucht zou nemen tot de wapenen der
nieuwe barbarij, d.w.z. tot luchtaanvallen zonder
restrictie, en tot de genadelooze toepassingen
van aller ei soort van kwaadaardig strijdgas. Zoo
ziet men zich, aan weerszijden van de Fransch-
Duitsche strijdlinie, tot een werkloosheid gedoemd,
die des te frappanter is a's men rekening
houdt met het feit. dat beide legermachten na
weken van „oorlog" weder precies in dezelfde
stellingen liggen, die zij reeds daarvoor, in de
critieke dagen, die aan de oorlogsverklaring voor
afgingen, hadden betrokken. Want de geringe
voordeelen door de F. ..nschen in zeven weken
schermutselingen behaa d, hebben zij in één
etmaal tijd weder aan hun tegenstanders moeten
afstaan, die deze in één élan hebben hernomen.
Ook nu nog wordt er veel meer gevochten met
den mond, dan met de vuurmonden. Mannen a's
Hore Belisha, Eden, Goebbels en Von Ribbentrop,
die elk voor zich een positie en een betrekkelijke
vermaardheid verwierven, zetten het spel voort,
waaraan zich eerst een Chamberlain, een Musso
lini, een Hitier overgaven, namelijk dat van de
politieke, moreele krachtmeting, welke aan de
physieke voorafging, en waardoor men meende, de"
oorlog, hetzij door overvraging, hetzij door een
beroep te doen op de redelijkheid, te kunnen kee-
ren. De oor og is desondanks gekomen, en voort
gang hebben zal hij naar wij vreezen ook, al die
welsprekendheid ten spijt, als maar eenmaal een
der beide strijdvaardige partijen de andere een
manoeuvre heeft zien uitvoeren, waardoor zij zich
hier of daar onvoorzichtig bloot geeft.
Van Britschen kant wordt beweerd, dat het Derde
Rijk reeds nu, zonder dat er veel krijgsverrichtin
gen zijn voorgevallen, zware erliezen zou heb
ben geleden. Het heeft aan Rus'and zijn invloed
op de Baltische landen overgedragen en is daar
door een voorpost in het Oostzeegebied kwijt ge
raakt, waarop het sinds eeuwen trotsch was. De
Russische opmarsch in Polen, zoo redeneert men
verder in Engeland, heeft net Duitschland prac-
tisch onmogelijk gemaakt, z(jn invloed naar den
Balkan uit te breiden, omdat de ineenstorting van
Po'en niet gevolgd is door de instelling, gelijk
men meende te moeten vermoeden, van een
gemeenschappelijk Duitsch-Russische grens. Ver
der zou het Derde Rijk reeds onevenredig veel
duikbooten hebben verspeeld bij zijn avonturen
met vreemde handelsschepen op den Atlantischen
Oceaan, en zouden tenslotte de Duitsche lucht-
aanva'len op Schot'and voor de Duitschers zelf
een grootere ramp zijn gebleken, dan voor de
aangevallenen, omdat zij daarbij een aanzienlijk
aantal vliegtuigen zouden hebben ingeboet.
Wij weten niet, wat we aan deze beweringen
hebben. Dat luchtaanva'len kostbaar zijn, met het
oog op verliezen aan materiaal en manschappen,
kan Engeland zeer wel beoordeelen, aangezien het
in deze richting één keer een experiment heeft
gewaagd, de luchtraid op Wilhelmshafen,
en daar toen dadelijk een punt achter heeft gezet.
Dat is nummer één. Nummer twee is, dat niemand
precies weet, niet hoe groot de nominale, doch
de effectieve Duitsche onderzee-macht is; vermoe
delijk bestaat tusschen de officieel bekende getal
len en de werkelijke effectieven een aanzienlijke
marge, gelijk wij ook zu'k een speling moeten
veronderstelen tusschen wat eike partij aan ver
liezen erkent, en waarop de tegenpartij zich be
roemt. Het is minstens voorbarig reeds nu reke
ningen te willen schrijven; de tijd daarvoor komt
later. Waarop de wereld wacht is het, na de
rede van Von Ribbentrop nu we' onvermijdelijk
geworden, eerste groote offensief, hetwelk ver
moedelijk groote verschrikkingen zal medebren
gen, doch daarom tevens de «.erste stap in de
richting van den eindpaal kan beteekenen. Het is
ontzettend, de gedachte onder woorden te moeten
brengen, welke wij hier aan het papier hebben
toe te vertrouwen: indien niets meer kan verhin
deren, dat West-Europa door bloed en tranen heen
moet gaan, laat .lit dan spoedig geschieden, opdat
de nieuwe dag, waarop de menschheid blijft uit
zien, ook des te eerder moge komen.
Wellicht zal de oorlog ook niet in beweging ge
raken door het een of ander offensief, maar door
een nieuwe verschuiving in de machtsverhoudin
gen, waardoor de gelijkheid van krachten wordt
opgeheven. Turkije bijvoorbeeld heeft nu, nadat
de onderhandelingen van zijn minister van bui-
tenlandsche zaken Saradjogloe te Moskou waren
mislukt, de beslissende keuze gedaan, en zich
principieel aan den kant der geallieerde mogend
heden geschaard. Dat wil zeggen, dat de Turken,
mocht er in den Balkan iets voorvallen, waardoor
de positie der geallieerden nadeelig zou worden
beïnvloed, de partij van Engeland en Frankrijk
zouden opnemen, waardoor zij tevens hun rol
zouden kunnen doorspelen van leiding gevende
Balkaneesche mogendheid. Echter, tegen Rusland
zou Ankara den handschoen niet opnemen, uit
hoofde van zijn oude vriendschap voor de USSR,
en wellicht ook. om zich dicht bij huis niet een
al te machtigen vijand te maken.
Er wordt gefluisterd, dat Rusland gaarne van de
Turken de belofte zou hebben losgekregen, dat
deze de Dardanellen zouden sluiten, ingeval het
tot een oor og kwam tusschen de oeverstaten der
Zwarte zee. In zulk een geval zou Rusland natuur
lijk de sterkste partij zijn gebleken, omdat een
land als Roemenië dan evenmin als destijds Polen
Fransch-Britschen steun zou kunnen verwachten.
De Turken hebben zich echter niet voor deze rol
geleend, uit de overweging ongetwijfeld, dat zij
geen enkel voordeel erin zien, de Russen al te
machtig te laten worden.
Intusschen blijft Italië het geheimzinnige land, dat
zich over de dingen die er thans in de wereld
voorvallen, nauwelijks schijnt te bekommeren, en
ook niet van zins lijkt, zich in een oorlog te wagen.
Duitsch'and blijft practisch'alleen staan tegenover
Brit en Franschman, en met den onbetrouwbaren
Rus in den rug.
BINNENLAND
WEER vloog een week om, zonder dat een
groote ramp over ons volk kwam. De oor
log, die nog niet op gang is, eischt wel tallooze
slachtoffers, maar de uitloopers raakten ons niet.
Dit stemt te meer tot dankbaarheid, omdat niet
alleen onze zeelieden, die leeftocht aanvoeren.
Op hun inspectie-tocht door Londenbracht de Koning en de Koningin van Engeland een
verschillende belangrijke gebouwen, om er de voorzorgsmaatregelen tegen luchtaanval'en
schouw te nemen.