D
RKJE
EN
'LSfffriU
i -2-5 3-E 2J ft 2 C
«Sis&ISs:
>■5
Jitlï
EEN TEKENMACHINE
Met behulp
van deze een
voudige instal
latie kun je de
mooiste karika
tuurtekenin-
gen maken.
foto's. Deze
machine maak
je ads volgt:
Je neemt een
rond stuk
triplex 1
waarin je
aan de rand
acht inkepin
gen maakt. Dit
ronde stuk
wordt op een
groter recht
hoekig stuk zó
bevestigd, dat
het in het midden om een spil kan draaien.
Op het ronde stuik wordt de foto vastgeprikt. Met
een wig of spijkertje (2) zorg je dat schijf niet
draaien kan.
Vervolgens neem je twee latjes waarvan het ene
iets langer is dan het andere, en bevestigt die zo
aan elkaar, dat een eind van het latje draaibaar
vastzit in het midden van het lan.g9te (3). Dan
sttaan we in het éne eind van het langste latje
een spijkertje, en in het andere eind boren we
een gaatje waar een potlood precies in past.
Bij 4 slaan we in het eind van het kortste latje
ook een spijkertje. In het rechthoekige stuk
triplex boren we een vijftal kfleine gaatjes waar
het spijkertje (4) wordt ingezet. Op deze manier
hebben we 5 verschillende draaipunten voor de
machine gekregen. Als we zo ver gekomen zijn,
kunnen we beginnen met de tekeningen. Boven
de draaischijf bevestigen we een stuk wit papier.
Terwijl je met het spijkertje de lijnen van de
foto volgt, druk je het potloodje op het b'anco
papier. Verzet je het spijkertje bij 4 en draai je
de schijf, dan zul je telkens andere vérvormingen
van het originele beeld krijgen, en zelfs zulke
rare, dat je de hoofdpersoon soms niet van de
tekening herkent.
DE OPTOCHT VAN MIENTJE
door C. G. VAN TRECHT.
\f\f AT zal Mientje d'r ogen uitkijken in
v mooie kamers, denkt Ank trots. Zo iets
heeft ze nog nooit gezien. En dan'in de auto! Ze
vindt het in eens zo erg niet meer, dat Mientje
ook meekomt.
„Mag ze mee, juffrouw de Ruig?"
„Ze is nog helemaal niet goed in orde, ze hoest
nog zo. Dieneke!"
„Hé ja. Moe. mag ik mee, toe nou; ik ben al
lang weer beter", klinkt 't uit de kamer achter 't
winkeltje.
„Toe maar, als U haar goed inpakt; dat beetje
wind geeft niks'', pleit Dieneke.
„Vooruit dan maar", laat Moeder de Ruig zich
overhalen.
Ze gunt Mientje graag een pleziertje, maar
bezorgd kijkt ze straks toch de meisjes na.
Mientje is zo'n zwak poppetje. Daar begreep
zo n gezonde poffer als Dieneke niets van.
„Ik geef Ank een doos mooie poppenkleertjes"
zegt Dieneke.
Verschrikt staat Mientje stil.
„Ik heb niks" zegt ze. „moet dat?" Dieneke
denkt even na. „Kom maar, zegt ze, dan doen
we samen! Moeder zei, dat mijn cadeautje wel
voor twee kon dienen, zo mooi is 't!"
Blij lopen ze nu naast elkaar voort. Dieneke
vertelt maar. Ze heeft heel veel moeite om niet
te verklappen dat moeder een nieuwe jurk voor
Mientje maakt. Maar 't moet een geheim
blijven! Mientje luistert. Af en toe moet ze
even erg hoesten.
„Stappen jullie maar in. dames!" zegt mijnheer
Golhof.
De mooie luxe auto staat voor. Met z'n zevenen
stoeien ze naar binnen. Mientje is de laatste.
400
welke in verschillende
KINDREN, VOLGT GIJ JEZUS!
Kleine kindren, volgt gijJezus!
Niemand is zo goed als Hij,
Hoort, Zijn stem roept tot u allen:
,JCleine kindren, komt tot Mij!"
Altijd zal Hij u bewaken.
Als een herder goed en trouw,
En Hij zal weer huiswaarts brengen
't Schaapje, dat verdwalen zou.
Kleine kindren, óók de lamm'ren
Wil Hij hoeden met Zijn staf,
Want zij zijn toch even dierbaar
Aan Hem, Die Zijn leven gaf.
Kleine kindren, volgt gij Jezus,
Die u veilig leidt en goed
Door de grote wijde wereld;
Volgt den Herder op de voet!
„Mag de kap op Vader, dan waait de wind zo
lekker door je haren!" vraagt Ank.
„Kunnen jullie da ar wel tegen? Jij ook wel,
Mientje?"
„Jawel mijnheer" zegt Mientje. Ze kon toch
niet nee zeggen, denkt ze, als al de anderen 't
zo graag wilden.
„Vooruit dan maar!", zegt mijnheer.
Even later vliegen ze de weg over.
Achter in de wagen klinken allemaal gilletjes.
„Enig, verrukkelijk". Wild speelt de wind met
hun haren.
„Zet je muts af, Mientje. roept Ank. anders
waait ie dadelijk weg". Mientje doet 't. Wild
giert de wind nu om haar hoofd. Heerlijk is dat.
En toch is er een bang gevoel in haar hart. 't Is
zo koud en fris. Niet op de tocht staan, zei
moeder. Maar Mientje durft er niet van te
reppen, en de stoeiende meisjes zouden er ook
niet naar geluisterd hebben. Dieneke is zelfs
van 't plezier Mientje helemaal vergeten.
Als ze weer thuis in de grote salon zitten, ach
ter een glaasje limonade, begint Mientje erg
wit te worden. Ze krijgt een hoestbui.
„Gunst kind, schrikt mevrouw op, word je niet
goed?"
„Nee", schudt Mientje.
't Is alsof de hele kamer ronddraait en op z'n
kop gaat staan. O, daar valt ze van haar stoel.
Twee sterke handen tillen haar op. Vaag
hoort ze angstige gilletjes van de meisjes. Dan
brengt dezelfde auto van straks en van toen,
haar voorzichtig naar huis.
DE TWAALF APOSTELEN
Te Soliiès-Ville, in de omstreken 'der Franse
oorlogshaven Toulon, vindt omstreeks Kerstmis
een bijeenkomst plaats der twaalf Apostelen!
Op 30 Nov., 24 en 26 December hebben alle be
woners het recht aan het Gemeentehuis een brood
te komen halen. Zij danken dit aan een paar ver
mogende weldoeners, die voor dit liefdadig ont
haal eertijds een geldsom hebben vastgelegd.
De 24e December dragen de gasten van den
burgemeester allen een kaarsje in de hand tijdens
diens toespraak. De rede beëindigd, worden de
kaarsen geblust. Dan is het plechtige ogenblik
der twaalf Apostelen gekomen.
Twaalf behoeftige kinderen treden naar voren ert
ontvangen uit de handen des burgervaders: één
liter wijn, volksdrank in Zuid-Frankrijk; twee
broden; één pond goed vlees; dadels, vijgen,
sinaasappelen, okkernoten en hazelnoten. Ver
heugd keren daarna allen naar huis terug.
De blijde middag is droevig afgelopen. Mientje
is erg ziek geworden. Waren ze maar wat voor
zichtiger geweest.
7. In 't donker.
Langzaam kruipt de zon achter het dakraampje
weg. Het wordt donker in het kleine kamertje.
Moeder zit naast Mientjes bed. 't Is heel stil.
Beneden in de kamer tikt een klok, en hier hoor
je alleen 't hijgen van Mientje. Moeder houdt
"Mientjes hand vast, stevig vast, alsof ze bang
is dat iemand Mientje gaat wegnemen. Mientje
is ziek, erg ziek. Dokter zet een bezorgd ge
zicht. Longontsteking is 't, zegt hij. Wees maar
heel voorzichtig, juffrouw de Ruig!
Nu slaapt Mientje. Maar telkens plagen haar
boze dromen. Over de optocht, de auto, over
Dieneke, over alles droomt ze. Wild vliegt ze
plotseling overeind. „Ik wil in de optocht, ik wil
mee, ga weg, weg!'' roept ze.
Moeder drukt haar zachtjes neer. „Stil kindje,
stil," zegt ze.
O, als 't maar goed gaat, denkt ze. Als Mientje
nog maar weer beter wordt!
't Wordt nu heel donker in 't kamertje, 't Witte
laken kun je nog duidelijk zien, en 't bleke ge
zichtje van Mientje, dat soms heftig rood kleurt.
Er komen tranen in Moeders ogen als ze dat
kleine gezichtje ziet.
„Heere, Gij kunt alles, maak haar toch beter,
als 't kan. Uw wil geschiede'', bidt ze.
Door de donkere straat gaan voorzichtig twee
mensen.
„Hier is 't moe", fluistert de een.
„O; wacht, dan doe ik zachtjes de deur open en
dan schuif jij het pakje er vlug door," zegt de
ander.
Dat doen ze.
Dan lopen ze op een holletje weg, die grote én
die kleine gestalte. Om de hoek lopen ze weer
gewoon.
„Ze hebben niks gemerkt, moe," zegt de een.
,,'k Geloof 't ook niet." zegt de ander, „als jij
je mond nu maar op slot kunt houden!
„Nou en of", zegt Dieneke en ze geeft haar
Moeder stevig een arm. Die twee waren het!
(Volgondo week verder)
Zaterdag 16 September, No. 37, Jaarg. 1939
DONDERDAGAVOND
BUITENLAND
DE weegschaal hangt nog scheef, d.w.z. de
rechter schaal :s zeer diep gezonken, en de
linker trekt hoog omhoog. Met andere woorden,
de druk, dien de Duitschers in Polen uitoefenen,
heeft in Frankrijk, waar tusschen Maginot- en
Siegfriedlinie voorpostengevechten plaats heb
ben, nog niet voldoende tegenwicht gevonden, om
de Poolsche legereenheden in hun kamp tegen
een technisch en numeriek overwicht te ontlas
ten. Toch moet men zich o.i. daarom niet voor
stellen, dat het Duitsche opperbevel op het ooste
lijk front een eenvoudigen en vrij gemakkelijken
arbeid voor zich zou hebben. De Duitsche op-
marsch, die aanvankelijk in een zeer snel tempo
verliep, heeft reeds enkele malen tegenslagen
ondervonden. Een der belangrijkste misrekenin
gen was die aangaande de positie van Warschau.
Reeds een dag of acht geleden werd van Duit-
schen kant gemeld, dat een Duitsche pantseraf-
deeling de Poolsche hoofdstad zou zijn binnenge
rukt, vervolgens vernamen wij, dat alleen West-
Warschau zou zijn bezet, en tenslotte hoorden wij
over deze verovering in het geheel niets meer.
Zulk een anti-climax geeft te denken. Er schuilt
achter dit alles of een grootspraak, welke niet in
vervulling is gegaan, of wel een tragedie, welke
men niet wenscht te onthullen. Ouderen onder
ons ziutfen zich wellicht een soortgelijke episode uit
den oorlog van 19141918 herinneren, Toen ruk
te een Duitsche voorhoede-afdeeling de stad Luik
binnen, waarvan de forten reeds goeddeels in
Duitsche handen waren, doch de Duitsche afdee-
lingen, op het Luiksche marktplein aangekomen,
werden daar spoedig tot den laatsten man afge
maakt, omdat zij met hun achterhoede geen con
tact hadden gehouden. Het is niet onmogelijk, dat
in Warschau zich zulk een treurspel van te groote
voortvarendheid zou hebben herhaald.
Overigens is, volgens Poolsche aankondiging, ook
de industriestad Lodz wederom van Duitsche in
Poolsche handen overgegaan, schoon den dag
daarop een Duitsch bericht daar Hitiers intocht
meldde. Wij kunnen niet beoordeelen, hoe waar
heid en leugen zich hier precies verhouden. Een
voorzichtige conclusie lijkt het, aan te nemen,
dat de Polen op enkele punten tegenslagen heb
ben weten ongedaan te maken. Op andere echter
duurt de Duitsche opmarsch voort, en met name
de verbindingen tusschen Polen en Roemenië
schijnen grondig te zijn vernield.
Contradicties, gelijk hierboven in de Poolsche en
Duitsche berichtgeving moesten worden gecon
stateerd, berusten dikwijls op misverstanden,
somtijds louter op kwaadwilligheid, andere ma
len op laten wij maar zeggen tactiek. Het is een
ding, hetwelk weinig bevreemding behoeft te
wekken, dat in een tijd van zoodanige zedenver
wildering, dat overleg voor doodslag moet wyken,
en aan naastenliefde en medelijden bruut het
stilzwijgen wordt opgelegd, ook de waarheid niet
langer de plaats bekleedt, welke héar in de sa
menleving toekomt.
De nieuwsberichtgeving pleegt in oorlogstijd
evenzeer een wapen te worden als elk ander ding
Door het nieuws te doseeren, en desnoods het
publiek op een zorgvuldig berekend publicistisch
„dieet" tc stellen, kan men de openbare meening
diepgaand beinvloeden, en dit niet alleen in eigen
land, doch ook in den vreemde, ook bij de tegen-
vandeVIJF samenwerkende
Triest oorlogsbeeld in binnen- en buitenland. De verschillende brandweerkazernes te Londen zijn
op afdoende wijze tegen luchtaanvallen beschermd.
DE ROTTERDAMMER
NIEUWE HAAGSCHE COURANT
NIEUWE UTRECHTSCHE COURANT
I NIEUWE LEIDSCHE COURANT^
DORDTSCH DAGBLAD T~
standers. Minister Hoare heeft in het Lagerhuis,
toen aldaar klachten werden geuit over het slecht
functionneeren van de berichtgeving van het
Britsche ministerie van voorlichting, openhartig
te kennen gegeven, dat de actie van dit ministe
rie in feite uit schipperen bestond. De militairen,
zoo vergaarde hij ongeveer, eischen geheimhou
ding van belangrijk nieuws, het volk wil volledige
publiciteit, en dit dwingt ons. daartus6chen te
schipperen. Het verzwijgen van een deel der
waarheid kan men niet altijd leugen noemen,
maar men begeeft zich op deze wijze toch in het
grensgebied daarvan. Wij zeggen zeker niet teveel
zoo wij veronderstellen, dat schier in alle landen
de officieele berichtgeving aan dit soort van sty-
leering lijdt. Meer dan in normale tijden is het
daarom thans de taak van den dagbladschrijver,
het nieuws dat hem in handen komt op zijn
waarschijnlijkheidsgehalte te toetsen, gelijk ook
na hem de lezer goed zal doen, bij zijn lectuur
zijn oordeel van onderscheid te gebruiken, omdat
er nu eenmaal altijd berichten overblijven, die
men niet zonder meer als ten volle betrouwbaar
of onbetrouwbaar kenschetsen kan.
Militaire noodzaak heeft Chamberlain ertoe ge
noopt, eveneens zeer sober te wezen met zijn
mededeelingen over de eerste bijeenkomst, welke
de Opperste Oorlogsraad der geallieerden ergens
in Frankrijk gehouden heeft. Aan deze bespre
king namen de Fransdhe en de Britsche minis
ter-president deel, de Britsche minister voor de
coördinatie der Engelsche oorlogsdiensten, en de
Fransche generalissimus Gamelin. Met trots kon
de Britsche prémier in het lagerhuis getuigen
van de volkomen 'eenstemmigheid, welke thans
tusschen de beide groote democratieën heerscht.
Ons dunkt, dat deze ook tot uiting kwam in de
samenstelling van dezen Raad op het huidige
tijdstip. Bij den vorigen grooten oorlog duurde
het tot 1917, voor men zoover was, intieme be
raadslagingen op dezen voet te kunnen houden,
en toen had men nog het geharrewar over het al
of niet instellen van een. eenhoofdig Britsch-
Fransch commando, hetwelk uit persoonlijke am
bitie door sommige kopstukken werd tegenge
werkt, of ook wel uit het gebrek aan vertrouwen
in elkanders bekwaamheid, dat toen de samen
werkende generaals nog veelszins koesterden.
Engeland en Frankrijx vatten nu als het ware
den oorlog weder op, waar zij hem in 1918 heb
ben afgebroken, gelijk ook Duitschland, door on
middellijk in scherpen vorm met de duikboot
actie te beginnen, zijn vorige stelling weder heeft
ingenomen.
Het heeft velen gefrappeerd, dat in den Opper
sten Raad alleen generaal Gamelin zitting heeft
genomen, en niet tevens de Britsche generalissi
mus Gort. Wellicht mag nen hieruit de gevolg
trekking maken, dat aan Gamelin reeds bij voor
baat de centrale leiding der krijgsoperaties is
toevertrouwd. Deze centralisatie van krachten
zou voor de Westersche machlen inderdaad een
groot voordeel beteekenen, want gelijk men weet
moet men op het Fransch-Duitsche front de ont
wikkeling van een militaire actie verwachten,
welke in hooge mate, technisch en strategisch,
een wetenschappelijk karakter zal gaan vertoo-
In overeenstemming met het bovenstaande moet
worden geacht het zeer schaarsche nieuws, het
welk het Fransche opperbevel over de bewegin
gen tusschen de beide versterkte linies aan de
Saar verspreidt. Er is inderdaad daaromtrent
nog weinig te vertellen; de uitgevoerde bewegin
gen zijn niet anders dan de eerste, inleidende zet
ten op het groote schaakbord, en in tegenstelling
303