MINISTER SLOTEMAKER DE BRUÏNE BRAZILIË EMIGRATIE naar DONDERDAG 4 MEI 1939 TWEEDE BLAD PAG. 5 Zeventigjarig Minister In het jaar 1869 hebben, 200 bet schijnt, onderscheiden belangrijke perso nen voor het eerst het levenslicht aan schouwd. Wij mochten ten minste al eenige keeren vooraanstaande zeventig- jarigen „huldigen" en er zijn nog enkele in zicht. Is het slechts verbeelding? 't Kan best zijn; maar bladerend in een paar boeken, die statistische gegevens bevatten over „bekende persoonlijkhe den", sprong het jaartal 1869 (en ook 1879!) sterk naar voren. Hoe het zij, het is een feit, dat twee minister-presidenten, die van Engeland en Nederland, dit jaar den symbolischen leeftijd bereikt hebben of hopelijk zullen bereiken, en dat daar tusschen de zeven tigste verjaardag valt van onzen minister van Onderwijs, (s.s.t.t.) J. R. Slotemaker de Bruine. Zijn levensschets wordt op een andere plaats in ons blad gegeven; wat wij hier schrijven is slechts een „open brief" van gelukwensch en waardeering aan den ja rige, die als wij de Christelijke pers, de Christelijke organisaties, de Christelijke actie op breede velden liefheeft, voorstaat en bevordert. Daarbij is het toch wel eigenaardig, dat indien we ons niet laten binden door een becijferend overzicht van zijn leven wij vooral zien de sociale figuur, nauw verbonden aan het ambt van predikant, doch in veel zwakker mate den politicus, staatsman en minister. Komt het daarvan daan, omdat hij, zooals wij ergens lezen, „een emotioneel spreker en filosofisch idealist is, die bij voorkeur de wegen der synthese zoekt"? Wij laten de vraag on beantwoord, al is de karakteriseering ze ker niet onaardig: en: er zit wel wat in. Predikant-socioloog, zoo zien wij den jubilaris vooral en ook het liefst; mits bij het tweede woord niet allereerst denkt aan den beoefenaar van het vak socio logie (maatschappijleer), maar aan den socius, den man die metgezel wil zijn van het arbeidende volk, die naast de sociaal- gedrukten gaat staan en voor hun rech ten strijdt. Onwillekeurig zetten we hier Slotema ker naast Talma, beiden predikant in de Ned. Herv. Kerk, beiden tot sociale acti viteit genoopt en gedrongen door het T i e n van sociale ellende en misstanden ïn hun eerste gemeente van vele armen en weinige welgestelden. En in die lijn Voortgaande kwamen beiden ten slotte op het Binnenhof en een ministerszetel te recht. Het is m o g e 1 ij k, dat bij Talma het rechtsgevoel meer naar naar voren kwam Cn bij Slotemaker het Christelijk mede- doogen, zonder dat de geestelijke harmo nie er onder leed; maar hierin zou de Verklaring kunnen liggen van het feit, dat Talma spoediger het politieke terrein betrad dan de jubilaris van deze week en ook dat de eerste zich toenmaals zonder aarzelen bij de anti-revolutionaire partij voegde, terwijl de laatste zich meer tot de Christelijk-historische richting voelde aangetrokken. Hoe het zij, de tegenwoordige minis ter van onderwijs was en bleef aanvan kelijk een „a-politiek wezen"; zelfs zóó wars van de politiek, dat hij zijn stem plicht niet vervulde, wat wel in sterke tegenspraak is met de instemming, waar mee de Chr. Hist. Kamerfractie later iStemdwang aanvaardde. Echter, ook toen Dr Slotemaker de Bruïne mee leiding gaf aan het politieke -leven in ons land en daarin allerlei func ties vervulde en ambten bekleedde toen bleek nog steeds, dat hij meer de man was yan sociaal gevoel en organisatie, dan van sociale wetgeving en publiek-rechte- lijke ordening. Warm, opbouwend, bemoedigend, ja, Vertroostend was immer zijn gesproken en geschreven woord voor de Christelijk sociale actie; zijn taak als minister, zóó van Sociale Zaken als van Onderwijs, .was dubbel moeilijk en weinig dankbaar, omdat er de schaduw van financieele te korten overslag. Maar de mannen der Christelijk soci ale actie blijven desondanks den zeven tigjarigen Minister met trouwe aanhanke lijkheid vereeren als één hunner groote leiders en vrienden, die het woord van ijezus verstond en beleefde: „Voorzoover gij dit aan een van deze mijn minste broe ders gedaan hebt, zoo hebt gij dat Mij De Minister met zijn dochter, die thans als verpleegster in lndië werkzaam is. Wordt op 6 Mei a.s. 70 jaar verdiensten op Rijke staat van velerlei terrein Slotemaker de Bruïne in ons volksleven. Op verschillend gebied heeft hij naam ge maakt en zich ondenscheiden door zijn groote gaven van hart en hoofd. Het lijkt er niet veel op, dat we van dit leven de eindreke- ning zouden moeten opmaken. De werk zame geest van dezen mensch heeft nog weinig te lijden van de omstandigheid, dat over enkele dagen de leeftijd der sterken bereikt is. Maar in dezen tijd van snelle wis selingen, waarin men spoediger misschien dan anders tot vergeten geneigd is, is het bij uitstek goed, om, nu de gelegenheid daar toe geboden wordt, een voorloopige acte van verdiensten op te maken uit het leven van dezen notariszoon uit het oude Hugenoten geslacht. Dan zal temeer blijken, welk een belangrijke plaats door hem in ons wijdver takte leven wordt ingenomen. Het heeft er allen schijn van, alsof 't een onverdeeld genoegen is, levensschets Minister Slotema ker de Bruïne te schrijven. Invme - scharen zich de kwaliteiten b'j dezen man dicht opeen: theoloo; hoogleeraar, li van de Prov. Sta ten, lid der Eer ste Kamer, minis ter van Arbeid, Handel en Nij heid, lid van de Tweede Kamer, minister van ciale Zaken, mi nister van Onder wijs. Het is een staat, van dienst, die er zijn mag. Maar nog werd zij niet comjp'eet weergegeven. Wij zwegen nog van zijn hulpprediker- schap te Was naar, van zijn lid maatschap den Hoogen Raad van Arbeid, var zijn hoofdredac teurschap van De Nederlander, van het aandeel, dat hiij had in de drankbestrijding, in de Oecumenische Beweging, in het werk van den Centralen Bond voor Inwendige Zending en Ghr. Phi- lantropische Instellingen, in de Zuiderzee- commissie. Zijn wij volledig? Niet gaarne zouden wij het met stelligheid willen be weren. Men behoeft slechts het breede ter rein van het nationale leven in al zijn ge ledingen te overzien, om bij herhaling de vertrouwde figuur van Prof. Slotemaker de Bruïne te ontmoeten. Inderdaad, het moet een aantrekkelijke taak zijn, over dezen mensch te schrijven. Edoch, hoe hier de feiten te groepeeren, hoe hier volgens een bruikbaar systeem te werk te gaan, zonder de eenheid te verliezen? Het is niet moeilijk, een appel in partjes te ver- deelen, maar tracht men even later de par tjes weer aaneen te voegen, dan heeft men naar het uiterlijk wel de gave vrucht terug, doch de eenheid is verdwenen. Zal het zoo ook gaan, als we even toeven op de gebieden, waarop de heer Slotemaker de Bruïne we geven toe, dat het voord „heer" hier onder meer ook een toevluchtsoord is, om het op sommen van verschillende functies niet te moeten herhalen, terwijl het voorloopig een voldoend neutrale aanduiding is, die van geen ongewilde voorkeur voor een bepaalde functie blijk geeft waarop, zeiden we, de heer Slotemaker de Bruïne achtereenvolgens is werkzaam geweest? Echter, hier zit reeds de fout. Men kan immers niet beweren, dat de heer Slotemaker de Bruïne achtereen volgens op allerlei gebied is werkzaam geweest, al moet men ü'e ontkenning ook hier weer niet al te absoluut maken. Want lijn is er in dit leven ongetwijfeld, en wel in sterke mate. Maar overigens grijpen de ra deren ineen. Ware beginselen laten zich niet aan betrekkelijk willekeurige grenzen bin den. Zij hebben geen algemeen-verbindend verklaring noodig, wijl zij heel des men- schen bestaan omvatten. Zoo was het ook met hem, die weldra den leeftijd der sterken bereikt heeft. Volgens een Duitsch gezegde is het leven interes sant, waar men het maar aangrijpt We zullen er ditmaal niet over twisten. Doch zeker is, dat de heer Slotemaker de Bruïne waar hij maar met het leven in aanraking kwam en 't aangreep, het belangrijk genoeg vond om het in contact te brengen met de beschouwingen, waardoor hij zichzelf geleid wist. En voor wie er zoo over denkt, is er op deze wereld arbeid te over en is de werkdag schier onbeperkt. Men treedt van het een in het anoer en het terrein van actie wordt steeds wijder en de interessensfeer golft steeds verder uiteen. Dat bleek bij den weldra 70-jarige al spoedig. Predikant met een warm hart De geboortedatum was 6 Mei 1869 en de geboorteplaats Sliedrecht. Na te Haarlem het gymnasium te hebben bezocht liet de heer Slotemaker de Bruïne zich als student in de theologie inschrijven aan de Univer siteit te Utrecht In 1893 werd hij door het Prov. Kerkbestuur van Overijssel tot de Evangeliebediening in de Ned. Herv. Kerk toegelaten. Het jaar daarop promoveerde hij te Utrecht tot doctor in de Heilige Godge leerdheid' op een proefschrift, getiteld: „De eschatologische voorstelling in I en II Co- rinthe", en het was eveneens in 1894, nader op 16 September, dat hij te Ha/ulerwijk in Friesland het predikambt aanvaardde. De toestand, waarin de streek om Haulerwijk zich toentertijd bevond, schreeuwde om lief devolle bearbeiding. Het dorp lag in het allerarmste gedeelte van Friesland en het anarchisme, dat destijds zijn duizenden ver sloeg, voerde er den boventoon. De plaatse lijke situatie veroorzaakte, dat de jeugdige predikant zich steeds meer tot sociale stu diën aangetrokken gevoelde, studiën, welke hij, ondanks den drukken werkkring, met ijver en nauwgezetheid voortzette. In vele publicaties, alsmede in getroffen maatrege len, mocht men de resultaten zien van het geen reeds vanaf het begin te Haulerwijk werd opgestoken. Na drie jaren riep Beilen, en aan dezen roep werd gehoor gegeven. Weer drie jaren later werd de reis ondernomen naar Middel burg en nog eens drie jaar later die naar Nijmegen. En op 20 October 1907 werd Dr. Slotemaker de Bruïne verbonden aan de Kerk van Utrecht. Hier arbeidde hij met name in net Nocrd-Oostclijke stadsgedeelte. Inmiddels werd een beroep naar Amster dam naast andere beroepen afgewezen. Toen reeds had Dr. Slotemaker de Bruïne een goeden naam gemaakt als het ging om de oplossing van maatschappelijke vraag stukken. Hij was benoemd tot adviseur van den Chr Nationalen Werkmansbond en de Sociale Conferentie te Utrecht telde hem onder haar sprekers. Door de Algemeens Sjfnode der Ned. Herv. Kerk daartoe aan gezocht. gaf hij een socialen cursus voor de theologische studenten, zooals hij ook gedu rende verscheidene jaren de Utrechtscho studenten inzake sociologische onderwerpen onderwees. In 1916, t«.en Dr. Slotemaker de Bruïne benoemd werd tot kerkelijk hoogleeraar aan do Utrechtsche Universiteit, om onder wijs te geven in de Geschiedenis der Ned. Herv. Kerk cn haar leerstellingen, de Leer stellige Godgeleerdheid en het Nod. Herv. Kerkrecht, kon de dominee bij zijn afscheid in dankbaarheid op zijn predikantschap te rugzien. In zijn laatste standplaats bevor derde hij in niet geringe mate de stichting van d° Nieuwe Kerk aan de Bollenhofsehe straat, on in zijn wijk, het Poortstraatkwar tier achter de Biltstraat, werkte hij op al lerlei gebied organiseerend. Zoo riohtte hij verschillende vereenigingen op, zoowel vao mannen, als van vrouwen, die de Kerk in haar taak op maatschappelijk terrein kon den steunen De erkenning van zijn arbeid bleek ook wel uit de omstandigheid, dat hij in die periode benoemd werd tot predikant- directeur van de Heldringgestichten te Zet ten, als opvolger van Ds. Pierson, een be noeming evenwel, waarvoor Dr. Slotemaker de Bruine meende te moeten bedanken. Tij dens zijn predikantschap heeft hij eveneens met ijver gestreefd naar invoering van het parochie-stelsel. Dat de predikant bij zijn benoeming lot hoogleeraar ook overigens geen homo novus was, mag blijken uit een opsomming van de geschriften, die hij toen reeds in het licht had gegeven. Allereerst noemen we zijn hoofdwerk „Christelijk Sociale Studiën", dat in 1916 reeds vijf drilleken had beleefd; voorts „Christelijke Vakorganisatie" „Welke positie moet de Kerk innemen te midden van do sociale beweging van onzen tijd?" en „Solidarisme", alle in de brochurereeks „Christendom en Maatschappij", „Darwinis-, me", een studie over Evolutie, Selectie en Mutatie, „Eenheid en roeping der Kerk" (twee preeken naar aanleiding van de kwes- tie-Dr. Bïhler), „God en de Vrede in Zuia- Afrika" (tijdwooi"d),-„Gods lof uit de kinder monden" (preek over de opvoeding), „Het geloof aan God in de 20ste eeuw", „Vrijzin nigen in de Hervormde Kerk", verschenen in „Pro en Contra", ,Op den Berg" en „In de Diepte" (stichtelijke stukken), „Toegepast Christendom", aan de hand van C. M. Shel- dons roman. „Plaats cn Taak van de Her vormde Kerk". „Sociologie en Christen dom", „De Hervormde Kerk en de Politiek", „De Christelijk-Sociale Beweging in Frank rijk". Kleinere bijdragen schreef hij in „Ge tuchtigd en niet gedood", „De Goede Bel'j- denis" en „Jezus Christus voor onzen tijd". Tevens was hij als redacteur verbonden aan het orgaan van den Chr. Nat. Werkmans bond „De Voorzorg", aan de Nieuwe Neder landsche Kerkbode", aan het tijdschrift „Stemmen des Tijds" en aan het orgaan Voorloopig een a-politiek wezen Verre van een dorre opsomming te zijn doet deze breede reeks zien, hoe de opvolger van Prof. Dr. T. Cannegieter zich op velerlei terrein bewoog. Op velerlei terrein. Edoch, de politiek viel hier vooralsnog buiten. Het was op 13 Januari 1938 bij de behandeling door de Eerste Kamer van de Rijksbegrou- ting, dat de heer de Zeeuw herinnerde aan een uitspraak van den heer Slotemaker de Bruïne uit het jaar 1913 over de verhouding tusschen positief-Christelijke en andere groepen in de bevolking, waaruit bleek, dat de latere bewindsman toentertijd zeer scep tisch stond tegenover de coalitiegedachte. Hieruit smeedde de heer de Zeeuw een wa pen om een aanval te doen op het huidige kabinet. Doch tegen dezen aanval kwam Minister Colijn den volgenden dag op. Hij wilde niet betwisten, dat de heer Slotemaker de Bruïne de betreffende uitdrukking had gebruikt. „Zij staat gedrukt", zoo sprak Dr. Colijn, „en al is dat op zich zelf nog geen bewijs, zij is inderdaad gebezigd. Ja, Mijn heer de Voorzitter, maar mag ik'daarover nog een opmerking maken, deze nl„ dat, toen deze geachte bewindsman destijds in 1913 die opmerking neerschreef, hij nog een volkomen a-politiok wezen was. Tk zal dat bewijzen. Naar de heer Slotemaker de Bruïne mij eens heeft meegedeeld, had hij toen nog nooit in zijn leven gestemd =-n heeft het nog 5 jaar geduurd, eer hij voor het eerst naar de stembus is gegaan. Welnu, wanneer iemand, in die periode verkeeren- •le, een dergelijke opmerking maakt en dan later door nauwere kennismaking met. het politieke leven tot veranderde inzichten icomt, dan mag men na 25 jaar daarop geen beroep doen om de homogeniteit van het Kabinet te attaqueeren". Een a-politiek wezen' Maar dat is de heer Slotemaker de Bruïne niet lang gebleven En nadat hij zich had aangesloten bij de Christ. Hist. Unie als de partij, waar hij zich het meest thuis gevoelde, heeft hij niet geschroomd, meermalen als spreker in poli tieke vergaderingen op te treden. Het was in het Sticht, dat zijn belangsteliicg voor dit deel van het leven ontwaakte en weldra werd hij afgevaardigd naar de Prov. Staten van Utrecht. Hierbij bleef het niet, want in 1922 werd hij gekozen als lid van de Eerste Kamer, tot welk college hij heeft behoord totdat hij in 1926 werd aangezocht, de por tefeuille van Arbeid, Handel en Nijverheid te aanvaarden in het kabinet-de. Geer. Na zijn aftreden als minister in 1929 werd de heer S'otemaker de Bruïne lid van de Twee de Kamer om in 1933 hoofd te worden van het nieuwe departement van Sociale Zaken. Na het aftreden van Mr. Marchant werd hij minister van Onderwijs. Kunsten en Weten schappen. Een bekwaam bewindsman Talrijke jaren heeft de heer Slotemaker de Bruïne een departement beheerd en veelszins in moeilijke jaren. Op sociaal ter rein immers meest nog hard worden gewor steld om te geraken tot de oplossing van allerlei vraagstukken. En dat vooral de gel delijke toestand van de schatkist de leiding van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen lang niet immer tot een genoegen maakt, weet ieder. Doch het jeugdig gemoed van den spoedig 70-jarige komt ook wel naar voren in de waardeering, waarvan hii blijk gegeven heeft, om in het systeem van ons aiderwijs eenige vernieuwing aan te bren gen. En een ieder, die, hetzij in het parle ment hetzij elders dezen bewindsman een uiteenzetting heeft hooren geven van een technisch onderwerp, dat onder zijn beheer berust, moet erkennen, dnt deze minister „zijn weetje weet"! Onder zijn bewind als minister is voorts de nieuwe Ziektewet, de herziening van de wet op de besmettelijke ziekten, de regeling voor de tandtechnici, enz., tot stand gekomen, terwijl hij als Ka merlid en als minister oen belangrijk aan deel had in de totstandkoming van de Drankwet en van do Winkelsluitingswet Het is een reeke van werkzaamheden en luncties, die tot bewondering voert, maar belangrijker is, dat deze werkzaamheden de omlijsting vormen van de wijze, waarop de heer Slotemaker de Bruïne, door zijn princi pes geleid, zijn volle krachten op velerlei terrein gegeven heeft. Zoowel als strijder voor sociale gerechtigheid alsmede als kampvechter voor gezond geestelijk leven heeft hij zich daarbij onderscheiden. Inder daad. het is zooals zijn promotor Prof. Bednnrsj opmerkte, toer; de heer Slotema ker de Bruïne in Januari 193S door de Tsjechoslowaaksche Evangelische Huss- faculteit te Praag verheven werd tot doctor honoris causa in de Godgeleerdheid aan deze Hoogeschool: ..Weinig persoonlijkhe den vinden wij heden ten dage, wier werk zaamheid tegelijk zoo scheppend en zoo veelzijdig is als die van Di Slotemaker". Het mooiste in dit alles is wel, dat hij, die nu 70 jaar zal worden, steeds in al zijn ojp-. treden geleefd heeft dicht bij dc Bron. En zooals hij op 16 September 189-i te Hauler wijk, in den Zuid-Oosthoek van Friesland, ziju intrede deed met den tekst uit Psalm "3: „Bij U is de Fontein des Levens", zoo ook beleed hij veertig jaar nadien, toen hij op 16 September 1934 in het vriendelijke Kievitkerkje te Wassenaar op 1 Januari 1930 was Dr. Slotemaker de Bruïne te Was senaar hulpprediker geworden nogmaals deze woorden als tekst koos. Op deze wijze werd ie harmonie in dit breedgeschakeerdo leven treffend en juist geaccenteerd! Ned. Chr. Grafische Bond Verslag over 1937 en 1938 Verschenen is het 26sfc verslag vau den Ned. Chr. Grafischen bond, over de jaren 1937 en 1938. Daarin wordt gewezen op de groote beteekenis van het feit dat in de afgesloten verslagperiode de teruggang in de arbeidsvoorw aarden niet alleen tot staan kon worden gebracht, maar bij de vernieu wing der contracten zelfs verbetering, met name in de loon positie, kon worden ver? kregen. Van te meer waardij is deze omme keer, wijl daarmede een periode van vele jaren van neergang in de positie der werk nemers werd afgesloten. Dat heeft ook weer geleid tot het herwinnen van vertrouwen in de soliditeit en do sociale waarde van het instituut der collectieve arbeidsover eenkomsten, die niet geheel en al ouge» schonden was gebleven in het depressie- tijdperk. Tot de goede zijde van de tweejarige bc- drij/shistorie behoort ongetwijfeld, dat da \akopleiding der jeugdige werknemers een voortgaande gunstige ontwikkeling ten oee! viel en dat in het boekbindersbedrijf de verslapte draad van het vakonderricht aan de jongeren weer werd opgenomen en de nieuw gekozen vorm dezer vakoplei» ding in de toekomst belangrijk betero resultaten mag doen verwachten. De pensioenfondsen konden door de voortschrijdende gezonde ontwikkeling hun zegenrijk werk voortzetten. Het aantal der» genen, dat in het genot van pensioen son worden gesteld, vermeerderde beduidend. Te betreuren is het daarom, dat de moge lijkheden tot uitbreiding van rechten, ten gevolge van omstandigheden, die van in vloed zijn op de financieele resultaten, voor een der fondsen vooralsnog niet verwerken lijkt konden worden, al is voor dit en do beide andere fondsen de positie der geld middelen kerngezond. De uitbouw van do grafische bedrijfsorganisatie moest helaas een tragen gang gaan. Verschillende gebeurtenissen van ver blijdenden aard worden gememoreerd en met verheuging wordt geconstateerd, dat het ledental van den Bond tot vrij belang rijk boven de 3000 leden uitging. Veel eii goed werk werd op alle terreinen van den' Bondsarbcid verricht, zoodat er reden is voor groote tevredenheid en dankbaarheid; Vier aardige snapshots uit 't leven 1 rede; Z.Exc. als eerste-steen-leg ge r; Lunteren. an Minister Slotemaker de Bruine. Van links naar rechts: de minister houdt een radio* op bezoek in een werkloozenkamp; de minister opent een Diaconale Conferentie te Voor landbouwers zijn er mogelijkheden, maar uit houdingsvermogen moet men hebben De groote beteekenis van de emigrantenvrouw Particuliere correspondentie) land is met emigratie alleen niet op te lossen. Maar emigratie mag toch wel wor den beschouwd als een geschikt middel om eenige blijvende verlichting in den nood te verschaffen Nu is ook Brazilië een immi gratieland. Zoodat er alle aanleiding is om het een en ander op te merken over de emi gratiekansen, welke dit land den Nederlan der biedt. In hoofdzaak gaat het hierbij om de emi gratie van landbouwers. Aan landbouwers voornamelijk heeft Brazilië behoefte; de landbouw voornamelijk moet door de mede werking van buitenlanósohe krachten tot groei en ontwikkeling worden gebracht Daarom bepaalt de Immigratiewet van Mei 1938, dat 80 procent der immigratiequoten ""i verschillende landen voor landbou- en voor landbouwindustrieelen moet worden gereserveerd. En dat percentage is zelfs nog gemaikkclijk voor uitbreiding vat baar. Voorts kan in het algemeen worden voor opgesteld, dat het aan welvaartsbronnen rijke, met kracht naar ontwikkeling stre vende Brazilië inderdaad behoorlijke kansen biedt aan don landbouwer-immigrant Even wel en dat vooral is de bedoeling van deze beschouwing dient met kracht te worden gewaarschuwd tegen de meening, dat men maar in Brazilië behoeft te landen om den weg naar rijkdom of een overvloedig bestaan voor zich open te zien. Want zoo is het niet; zoo is het in geen geval. In het algemeen en in ieder speciaal geval moet groote omziohtigheid in acht worden genomen, moet nauwkeurig rekening wor den gehouden met de bijzondere omstandig heden van het speciale geval. Groote voorzichtigheid is eisch Deze waarschuwing in de richting van groote voorzichtigheid ten aanzien van de geschiktheidsverklaring voor lanclbouwemi- gratie naar Brazilië is niet oip de laatste plaats noodzakelijk als men te doen heeft ;net Nederlandsche gegadigden. Niet ten on rechte geldt de Nederlander veelal als een lastig emigratie-object, omdat hij het in het eigen land te goed gewoon was; omdat de Nederlander, hoe benauwd hij het in het oude vaderland mocht hebben, het in som mige opzichten toch altijd nog iets moei lijker zal hebben vooral in den aanvang in het nieuwe vaderland. Boeren van de arme gronden in Nederland zouden daar om het eerst in aanmerking komen. Nog deze opmerking vooraf: de emigratie naar dc tropische gebieden van Brazilië laten we buiten beschouwing. Nederlandsch kapitaal zou daar belegging kunnen vinden )n groote cultures. Maar daarop zou toch Alleen plaats zijn voor Nederlanders in ad ministratieve betrekkingen. Voor kolonisatie is tropisch Brazilië niet geschikt. Trouwens in het heter geschikte zuiden van Brazilië ts nog plaats en gelegenheid genoeg. i--iv r lan(^bouwers zijn daar zeker moge lijkheden. Mits we herhalen het afge zien van speciale voorwaarden in verband met speciale omstandigheden van localen aard. kan worden voldaan aan in geen ge- va' te verwaarloozen algemeenc voorwaar den. Geld is duur Vooreerst is de beschikking over een ka pitaaltje, allicht van enkele duizenden gul dens, onvermijdelijk noodig Het bedrij' moet, zal het een gezinshestnan kunnen op leveren, onbezwaard worden begonnen. Geld voor grondaankoop, aanschaffing van vee, paarden, landbouwwerktuigen, zaad, kunstmest, omheining, voor het bou wen en inrichten van een eenvoudig maar behoorlijk huis de kolonist moet zijn ge zelligheid thuis zoeken en zijn vrouw is er vrijwel den geheelen dag alleen het gra ven van een put, enz. moet er zijn. En eeni ge reserve om het den eersten tijd te kun nen uitzingen is op z'n zachtst gezegd zeer gewenscht Het geld is in Brazilië duur, een rente van 8 pCt is liefdewerk, 10 pCt. is heel gewoon, 12 j>Ct. is niet onbehoorlijk, 18 of 24 pCt. komt ook voor. Hier sohulden maken is der halve een bedenkelijk experiment Vervolgens is vakkennis eisch. 't Gaat hier veelal wel anders dan op de bedrijven in Nederland, maar zonder verstand te heb ben van landbewerking en vecbehatideling komt men er niet; hoe ervaren men overi gens ook mocht zijn in het bakken van koek of het bijhouden van boeken. Verder doet men beter thuis te blijven, als men niet bereid en geschikt is tot aan passing aan aanvankelijk vreemde omstan digheden en toestanden en het moedig door worstelen van moeilijkheden en bezwaren, of ais men opziet tegen hard werken voor een zeker in den aanvang sober bestaan, dat wel uitzicht bieden kan op eenigen wel stand en bestaanszekerheid, maar uite-st zelden op rijkdom. De Braziliaan, die geen boter op z'n brood kan smeren, omdat hij boter te duur vindt, eet z'n boterham zonder eenig bezwaar droog of met wat honig, en dat moet de kolonist ook kunnen. De voor uitzichten op beter en goed liggen in sober heid en zuinigheid in den beginne. Dc kans op slagen is voorts het grootst voor gezinnen, waarvan alle of althans eeni ge leden in het bedrijf kunnen medewerken. Groote zoons, die relatief dure en lang niet altijd volmaakte inlanrtsohe arbeidskrachten kunnen vervangen, zijn onschatbare hulp- De voorname beteekenis van de vrouw En vooral de waarde van de vrouw en haar voornome beteekenis komen hier naar voren. De kolonisten zonder vrouw, ook bij voorbeeld eenige jonge mannen, die met el kaar bun huishoudentje zouden willen doen, zullen bijna onvermijdelijk verslonsen en half verwilderen. De kolonist moet van zware.'i arbeid kunnen uitrusten in oen ge zellig en vriendelijk tehuis, waar hij moed cn bemoediging kan vinden voor zijn strijd tegen moeilijkheden on bezwaren. De kolo nistvrouw moet er niet tegenop zien mede te werken in het bedrijf. In do omgeving van het huis; in tuin en in stallen vir.dt zij ruimschoots gelegenheid tot nuttig en noodzakelijk werk. De vrouw van den kolo nist moet haar eigen wasch doen, bijna zon der uitzondering haar eigen brood bakken. Zij moet zich leeren aanpassen aan tal van vreemde, niet altijd even gemakkelijke om standigheden en toestanden Een enkele maal een zeer bescheiden ontspanning, moet ook voor haar de bevredigende ontspanning zijn. Ook de vrouw van den kolonist zal het ze ker in den aanvang, in een vreemde om geving en onder vreemde omstandigheden niet gemakkelijk hebben. „Dametjes" moe ten er zich niet aan wagen. En zij, d;e mochten verlangen, dat van den aanvang af alles reeds welstand cn ruimte van be weging zal bcteekenen en die niet bereid mochten zijn haar man inderdaad een hulpo te zijn bij het langzaam cn moeizaam op bouwen van de toekomst, zijn vo'slrekt on geschikt als ©migrantenvrouw, zullen veelal oorzaak zijn van mislukking. Dat ook de vrouw haar aandeel in den strijd moet willen en kunnen dragen, is een. der reitencn, waarom vestiging in de vlak ke weidestreken, met kampland, waarop plaats is voor gemengde bedrijven hoofd zaak veeteelt met toch een ruime plaats voor landbouw in het algemeen te ver kiezen is boven vestiging in boschstreken. Weliswaar is de bodem in boschrijke stre ken meestal veel vruchtbaarder dan het kampland, maar de ontginning van het oer woud is in den beginne en gedurende vrij largen tijd, zeer zware pioniersarbeid, onder buitengewoon moeilijke zeer veel volharding en aanpassingsdurf vergende omstandig- heden. Het blootleggen van den bouwgrond door het hakken en branden (rossen) van het woud, is werk, dat niet meevalt. En hot moet al een heel kranige en dappere vrouw zijn, die het leven in een heel primitief huisje en het huishouden ine* de aller uiterste soberheid en 200 moet het in liet begin in het oerwoud kan uithouden. Bovendien is het klimaat in de woudstre ken voor onze landgei ooten dikwijls zeer ongunstig, in tegenstelling met de bosch- arme hoogvlakten, waar meestal 't klimaat gezond, zelfs zeer gezond is voor Nederlan ders, als zij over de bezwaren van den over gang, die zich meestal gedurende het eerste jaar op zeer uiteenloopende wijzen doen gevoelen klimazwcrcn kunnen heel hin derlijk zijn, maar lang niet iedereen krijgt daar last van heen zijn. Het bosch is prachtig voor natuuronderzoekore. ontdek kingsreizigers en romantici, maar zijn voch tig® uitwasemingen bedreigen zijn verove raars met allerlei kwalen en ziekten. In ze- kolon'seerde woudstreken verbetert .Ie ge zondheidstoestand naarmate het bosch ver der op een afstand wordt gedrongen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 5