MINISTER SLOTEMAKER DE BRUÏNE
BRAZILIË
EMIGRATIE naar
DONDERDAG 4 MEI 1939
TWEEDE BLAD PAG. 5
Zeventigjarig Minister
In het jaar 1869 hebben, 200 bet
schijnt, onderscheiden belangrijke perso
nen voor het eerst het levenslicht aan
schouwd. Wij mochten ten minste al
eenige keeren vooraanstaande zeventig-
jarigen „huldigen" en er zijn nog enkele
in zicht. Is het slechts verbeelding?
't Kan best zijn; maar bladerend in een
paar boeken, die statistische gegevens
bevatten over „bekende persoonlijkhe
den", sprong het jaartal 1869 (en ook
1879!) sterk naar voren.
Hoe het zij, het is een feit, dat twee
minister-presidenten, die van Engeland
en Nederland, dit jaar den symbolischen
leeftijd bereikt hebben of hopelijk zullen
bereiken, en dat daar tusschen de zeven
tigste verjaardag valt van onzen minister
van Onderwijs, (s.s.t.t.) J. R. Slotemaker
de Bruine.
Zijn levensschets wordt op een andere
plaats in ons blad gegeven; wat wij hier
schrijven is slechts een „open brief" van
gelukwensch en waardeering aan den ja
rige, die als wij de Christelijke pers, de
Christelijke organisaties, de Christelijke
actie op breede velden liefheeft, voorstaat
en bevordert.
Daarbij is het toch wel eigenaardig, dat
indien we ons niet laten binden door
een becijferend overzicht van zijn leven
wij vooral zien de sociale figuur, nauw
verbonden aan het ambt van predikant,
doch in veel zwakker mate den politicus,
staatsman en minister. Komt het daarvan
daan, omdat hij, zooals wij ergens lezen,
„een emotioneel spreker en filosofisch
idealist is, die bij voorkeur de wegen der
synthese zoekt"? Wij laten de vraag on
beantwoord, al is de karakteriseering ze
ker niet onaardig: en: er zit wel wat in.
Predikant-socioloog, zoo zien wij den
jubilaris vooral en ook het liefst; mits
bij het tweede woord niet allereerst denkt
aan den beoefenaar van het vak socio
logie (maatschappijleer), maar aan den
socius, den man die metgezel wil zijn van
het arbeidende volk, die naast de sociaal-
gedrukten gaat staan en voor hun rech
ten strijdt.
Onwillekeurig zetten we hier Slotema
ker naast Talma, beiden predikant in de
Ned. Herv. Kerk, beiden tot sociale acti
viteit genoopt en gedrongen door het
T i e n van sociale ellende en misstanden
ïn hun eerste gemeente van vele armen
en weinige welgestelden. En in die lijn
Voortgaande kwamen beiden ten slotte op
het Binnenhof en een ministerszetel te
recht.
Het is m o g e 1 ij k, dat bij Talma het
rechtsgevoel meer naar naar voren kwam
Cn bij Slotemaker het Christelijk mede-
doogen, zonder dat de geestelijke harmo
nie er onder leed; maar hierin zou de
Verklaring kunnen liggen van het feit,
dat Talma spoediger het politieke terrein
betrad dan de jubilaris van deze week en
ook dat de eerste zich toenmaals zonder
aarzelen bij de anti-revolutionaire partij
voegde, terwijl de laatste zich meer tot
de Christelijk-historische richting voelde
aangetrokken.
Hoe het zij, de tegenwoordige minis
ter van onderwijs was en bleef aanvan
kelijk een „a-politiek wezen"; zelfs zóó
wars van de politiek, dat hij zijn stem
plicht niet vervulde, wat wel in sterke
tegenspraak is met de instemming, waar
mee de Chr. Hist. Kamerfractie later
iStemdwang aanvaardde.
Echter, ook toen Dr Slotemaker de
Bruïne mee leiding gaf aan het politieke
-leven in ons land en daarin allerlei func
ties vervulde en ambten bekleedde toen
bleek nog steeds, dat hij meer de man was
yan sociaal gevoel en organisatie, dan
van sociale wetgeving en publiek-rechte-
lijke ordening.
Warm, opbouwend, bemoedigend, ja,
Vertroostend was immer zijn gesproken
en geschreven woord voor de Christelijk
sociale actie; zijn taak als minister, zóó
van Sociale Zaken als van Onderwijs,
.was dubbel moeilijk en weinig dankbaar,
omdat er de schaduw van financieele te
korten overslag.
Maar de mannen der Christelijk soci
ale actie blijven desondanks den zeven
tigjarigen Minister met trouwe aanhanke
lijkheid vereeren als één hunner groote
leiders en vrienden, die het woord van
ijezus verstond en beleefde: „Voorzoover
gij dit aan een van deze mijn minste broe
ders gedaan hebt, zoo hebt gij dat Mij
De Minister met zijn dochter, die thans
als verpleegster in lndië werkzaam is.
Wordt op 6 Mei a.s. 70 jaar
verdiensten op
Rijke staat van
velerlei terrein
Slotemaker de Bruïne in ons volksleven.
Op verschillend gebied heeft hij naam ge
maakt en zich ondenscheiden door zijn groote
gaven van hart en hoofd. Het lijkt er niet
veel op, dat we van dit leven de eindreke-
ning zouden moeten opmaken. De werk
zame geest van dezen mensch heeft nog
weinig te lijden van de omstandigheid, dat
over enkele dagen de leeftijd der sterken
bereikt is. Maar in dezen tijd van snelle wis
selingen, waarin men spoediger misschien
dan anders tot vergeten geneigd is, is het
bij uitstek goed, om, nu de gelegenheid daar
toe geboden wordt, een voorloopige acte van
verdiensten op te maken uit het leven van
dezen notariszoon uit het oude Hugenoten
geslacht. Dan zal temeer blijken, welk een
belangrijke plaats door hem in ons wijdver
takte leven wordt ingenomen.
Het heeft er allen
schijn van, alsof
't een onverdeeld
genoegen is,
levensschets
Minister Slotema
ker de Bruïne te
schrijven. Invme -
scharen zich de
kwaliteiten b'j
dezen man dicht
opeen: theoloo;
hoogleeraar, li
van de Prov. Sta
ten, lid der Eer
ste Kamer, minis
ter van Arbeid,
Handel en Nij
heid, lid van de
Tweede Kamer,
minister van
ciale Zaken, mi
nister van Onder
wijs. Het is een
staat, van dienst,
die er zijn mag.
Maar nog werd
zij niet comjp'eet
weergegeven. Wij
zwegen nog van
zijn hulpprediker-
schap te Was
naar, van zijn lid
maatschap
den Hoogen Raad
van Arbeid, var
zijn hoofdredac
teurschap van De
Nederlander, van het aandeel, dat hiij had
in de drankbestrijding, in de Oecumenische
Beweging, in het werk van den Centralen
Bond voor Inwendige Zending en Ghr. Phi-
lantropische Instellingen, in de Zuiderzee-
commissie. Zijn wij volledig? Niet gaarne
zouden wij het met stelligheid willen be
weren. Men behoeft slechts het breede ter
rein van het nationale leven in al zijn ge
ledingen te overzien, om bij herhaling de
vertrouwde figuur van Prof. Slotemaker de
Bruïne te ontmoeten.
Inderdaad, het moet een aantrekkelijke
taak zijn, over dezen mensch te schrijven.
Edoch, hoe hier de feiten te groepeeren, hoe
hier volgens een bruikbaar systeem te werk
te gaan, zonder de eenheid te verliezen? Het
is niet moeilijk, een appel in partjes te ver-
deelen, maar tracht men even later de par
tjes weer aaneen te voegen, dan heeft men
naar het uiterlijk wel de gave vrucht terug,
doch de eenheid is verdwenen. Zal het zoo
ook gaan, als we even toeven op de gebieden,
waarop de heer Slotemaker de Bruïne we
geven toe, dat het voord „heer" hier onder
meer ook een toevluchtsoord is, om het op
sommen van verschillende functies niet te
moeten herhalen, terwijl het voorloopig een
voldoend neutrale aanduiding is, die van
geen ongewilde voorkeur voor een bepaalde
functie blijk geeft waarop, zeiden we, de
heer Slotemaker de Bruïne achtereenvolgens
is werkzaam geweest? Echter, hier zit reeds
de fout. Men kan immers niet beweren, dat
de heer Slotemaker de Bruïne achtereen
volgens op allerlei gebied is werkzaam
geweest, al moet men ü'e ontkenning ook hier
weer niet al te absoluut maken. Want lijn
is er in dit leven ongetwijfeld, en wel in
sterke mate. Maar overigens grijpen de ra
deren ineen. Ware beginselen laten zich niet
aan betrekkelijk willekeurige grenzen bin
den. Zij hebben geen algemeen-verbindend
verklaring noodig, wijl zij heel des men-
schen bestaan omvatten.
Zoo was het ook met hem, die weldra den
leeftijd der sterken bereikt heeft. Volgens
een Duitsch gezegde is het leven interes
sant, waar men het maar aangrijpt We
zullen er ditmaal niet over twisten. Doch
zeker is, dat de heer Slotemaker de Bruïne
waar hij maar met het leven in aanraking
kwam en 't aangreep, het belangrijk genoeg
vond om het in contact te brengen met de
beschouwingen, waardoor hij zichzelf geleid
wist. En voor wie er zoo over denkt, is er
op deze wereld arbeid te over en is de
werkdag schier onbeperkt. Men treedt van
het een in het anoer en het terrein van actie
wordt steeds wijder en de interessensfeer
golft steeds verder uiteen. Dat bleek bij den
weldra 70-jarige al spoedig.
Predikant met een warm hart
De geboortedatum was 6 Mei 1869 en de
geboorteplaats Sliedrecht. Na te Haarlem
het gymnasium te hebben bezocht liet de
heer Slotemaker de Bruïne zich als student
in de theologie inschrijven aan de Univer
siteit te Utrecht In 1893 werd hij door het
Prov. Kerkbestuur van Overijssel tot de
Evangeliebediening in de Ned. Herv. Kerk
toegelaten. Het jaar daarop promoveerde hij
te Utrecht tot doctor in de Heilige Godge
leerdheid' op een proefschrift, getiteld: „De
eschatologische voorstelling in I en II Co-
rinthe", en het was eveneens in 1894, nader
op 16 September, dat hij te Ha/ulerwijk in
Friesland het predikambt aanvaardde. De
toestand, waarin de streek om Haulerwijk
zich toentertijd bevond, schreeuwde om lief
devolle bearbeiding. Het dorp lag in het
allerarmste gedeelte van Friesland en het
anarchisme, dat destijds zijn duizenden ver
sloeg, voerde er den boventoon. De plaatse
lijke situatie veroorzaakte, dat de jeugdige
predikant zich steeds meer tot sociale stu
diën aangetrokken gevoelde, studiën, welke
hij, ondanks den drukken werkkring, met
ijver en nauwgezetheid voortzette. In vele
publicaties, alsmede in getroffen maatrege
len, mocht men de resultaten zien van het
geen reeds vanaf het begin te Haulerwijk
werd opgestoken.
Na drie jaren riep Beilen, en aan dezen
roep werd gehoor gegeven. Weer drie jaren
later werd de reis ondernomen naar Middel
burg en nog eens drie jaar later die naar
Nijmegen. En op 20 October 1907 werd Dr.
Slotemaker de Bruïne verbonden aan de
Kerk van Utrecht. Hier arbeidde hij met
name in net Nocrd-Oostclijke stadsgedeelte.
Inmiddels werd een beroep naar Amster
dam naast andere beroepen afgewezen.
Toen reeds had Dr. Slotemaker de Bruïne
een goeden naam gemaakt als het ging om
de oplossing van maatschappelijke vraag
stukken. Hij was benoemd tot adviseur van
den Chr Nationalen Werkmansbond en de
Sociale Conferentie te Utrecht telde hem
onder haar sprekers. Door de Algemeens
Sjfnode der Ned. Herv. Kerk daartoe aan
gezocht. gaf hij een socialen cursus voor de
theologische studenten, zooals hij ook gedu
rende verscheidene jaren de Utrechtscho
studenten inzake sociologische onderwerpen
onderwees.
In 1916, t«.en Dr. Slotemaker de Bruïne
benoemd werd tot
kerkelijk hoogleeraar
aan do Utrechtsche Universiteit, om onder
wijs te geven in de Geschiedenis der Ned.
Herv. Kerk cn haar leerstellingen, de Leer
stellige Godgeleerdheid en het Nod. Herv.
Kerkrecht, kon de dominee bij zijn afscheid
in dankbaarheid op zijn predikantschap te
rugzien. In zijn laatste standplaats bevor
derde hij in niet geringe mate de stichting
van d° Nieuwe Kerk aan de Bollenhofsehe
straat, on in zijn wijk, het Poortstraatkwar
tier achter de Biltstraat, werkte hij op al
lerlei gebied organiseerend. Zoo riohtte hij
verschillende vereenigingen op, zoowel vao
mannen, als van vrouwen, die de Kerk in
haar taak op maatschappelijk terrein kon
den steunen De erkenning van zijn arbeid
bleek ook wel uit de omstandigheid, dat hij
in die periode benoemd werd tot predikant-
directeur van de Heldringgestichten te Zet
ten, als opvolger van Ds. Pierson, een be
noeming evenwel, waarvoor Dr. Slotemaker
de Bruine meende te moeten bedanken. Tij
dens zijn predikantschap heeft hij eveneens
met ijver gestreefd naar invoering van het
parochie-stelsel.
Dat de predikant bij zijn benoeming lot
hoogleeraar ook overigens geen homo novus
was, mag blijken uit een opsomming van
de geschriften, die hij toen reeds in het
licht had gegeven. Allereerst noemen we
zijn hoofdwerk „Christelijk Sociale Studiën",
dat in 1916 reeds vijf drilleken had beleefd;
voorts „Christelijke Vakorganisatie" „Welke
positie moet de Kerk innemen te midden
van do sociale beweging van onzen tijd?"
en „Solidarisme", alle in de brochurereeks
„Christendom en Maatschappij", „Darwinis-,
me", een studie over Evolutie, Selectie en
Mutatie, „Eenheid en roeping der Kerk"
(twee preeken naar aanleiding van de kwes-
tie-Dr. Bïhler), „God en de Vrede in Zuia-
Afrika" (tijdwooi"d),-„Gods lof uit de kinder
monden" (preek over de opvoeding), „Het
geloof aan God in de 20ste eeuw", „Vrijzin
nigen in de Hervormde Kerk", verschenen in
„Pro en Contra", ,Op den Berg" en „In de
Diepte" (stichtelijke stukken), „Toegepast
Christendom", aan de hand van C. M. Shel-
dons roman. „Plaats cn Taak van de Her
vormde Kerk". „Sociologie en Christen
dom", „De Hervormde Kerk en de Politiek",
„De Christelijk-Sociale Beweging in Frank
rijk". Kleinere bijdragen schreef hij in „Ge
tuchtigd en niet gedood", „De Goede Bel'j-
denis" en „Jezus Christus voor onzen tijd".
Tevens was hij als redacteur verbonden aan
het orgaan van den Chr. Nat. Werkmans
bond „De Voorzorg", aan de Nieuwe Neder
landsche Kerkbode", aan het tijdschrift
„Stemmen des Tijds" en aan het orgaan
Voorloopig een a-politiek wezen
Verre van een dorre opsomming te zijn
doet deze breede reeks zien, hoe de opvolger
van Prof. Dr. T. Cannegieter zich op velerlei
terrein bewoog. Op velerlei terrein. Edoch,
de politiek viel hier vooralsnog buiten. Het
was op 13 Januari 1938 bij de behandeling
door de Eerste Kamer van de Rijksbegrou-
ting, dat de heer de Zeeuw herinnerde aan
een uitspraak van den heer Slotemaker de
Bruïne uit het jaar 1913 over de verhouding
tusschen positief-Christelijke en andere
groepen in de bevolking, waaruit bleek, dat
de latere bewindsman toentertijd zeer scep
tisch stond tegenover de coalitiegedachte.
Hieruit smeedde de heer de Zeeuw een wa
pen om een aanval te doen op het huidige
kabinet. Doch tegen dezen aanval kwam
Minister Colijn den volgenden dag op. Hij
wilde niet betwisten, dat de heer Slotemaker
de Bruïne de betreffende uitdrukking had
gebruikt. „Zij staat gedrukt", zoo sprak Dr.
Colijn, „en al is dat op zich zelf nog geen
bewijs, zij is inderdaad gebezigd. Ja, Mijn
heer de Voorzitter, maar mag ik'daarover
nog een opmerking maken, deze nl„ dat,
toen deze geachte bewindsman destijds in
1913 die opmerking neerschreef, hij nog een
volkomen a-politiok wezen was. Tk zal dat
bewijzen. Naar de heer Slotemaker de
Bruïne mij eens heeft meegedeeld, had hij
toen nog nooit in zijn leven gestemd =-n
heeft het nog 5 jaar geduurd, eer hij voor
het eerst naar de stembus is gegaan. Welnu,
wanneer iemand, in die periode verkeeren-
•le, een dergelijke opmerking maakt en dan
later door nauwere kennismaking met. het
politieke leven tot veranderde inzichten
icomt, dan mag men na 25 jaar daarop geen
beroep doen om de homogeniteit van het
Kabinet te attaqueeren".
Een a-politiek wezen' Maar dat is de heer
Slotemaker de Bruïne niet lang gebleven
En nadat hij zich had aangesloten bij de
Christ. Hist. Unie als de partij, waar hij
zich het meest thuis gevoelde, heeft hij niet
geschroomd, meermalen als spreker in poli
tieke vergaderingen op te treden. Het was
in het Sticht, dat zijn belangsteliicg voor
dit deel van het leven ontwaakte en weldra
werd hij afgevaardigd naar de Prov. Staten
van Utrecht. Hierbij bleef het niet, want in
1922 werd hij gekozen als lid van de Eerste
Kamer, tot welk college hij heeft behoord
totdat hij in 1926 werd aangezocht, de por
tefeuille van Arbeid, Handel en Nijverheid
te aanvaarden in het kabinet-de. Geer. Na
zijn aftreden als minister in 1929 werd de
heer S'otemaker de Bruïne lid van de Twee
de Kamer om in 1933 hoofd te worden van
het nieuwe departement van Sociale Zaken.
Na het aftreden van Mr. Marchant werd hij
minister van Onderwijs. Kunsten en Weten
schappen.
Een bekwaam bewindsman
Talrijke jaren heeft de heer Slotemaker
de Bruïne een departement beheerd en
veelszins in moeilijke jaren. Op sociaal ter
rein immers meest nog hard worden gewor
steld om te geraken tot de oplossing van
allerlei vraagstukken. En dat vooral de gel
delijke toestand van de schatkist de leiding
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
lang niet immer tot een genoegen maakt,
weet ieder. Doch het jeugdig gemoed van
den spoedig 70-jarige komt ook wel naar
voren in de waardeering, waarvan hii blijk
gegeven heeft, om in het systeem van ons
aiderwijs eenige vernieuwing aan te bren
gen. En een ieder, die, hetzij in het parle
ment hetzij elders dezen bewindsman een
uiteenzetting heeft hooren geven van een
technisch onderwerp, dat onder zijn beheer
berust, moet erkennen, dnt deze minister
„zijn weetje weet"! Onder zijn bewind als
minister is voorts de nieuwe Ziektewet, de
herziening van de wet op de besmettelijke
ziekten, de regeling voor de tandtechnici,
enz., tot stand gekomen, terwijl hij als Ka
merlid en als minister oen belangrijk aan
deel had in de totstandkoming van de
Drankwet en van do Winkelsluitingswet
Het is een reeke van werkzaamheden en
luncties, die tot bewondering voert, maar
belangrijker is, dat deze werkzaamheden de
omlijsting vormen van de wijze, waarop de
heer Slotemaker de Bruïne, door zijn princi
pes geleid, zijn volle krachten op velerlei
terrein gegeven heeft. Zoowel als strijder
voor sociale gerechtigheid alsmede als
kampvechter voor gezond geestelijk leven
heeft hij zich daarbij onderscheiden. Inder
daad. het is zooals zijn promotor Prof.
Bednnrsj opmerkte, toer; de heer Slotema
ker de Bruïne in Januari 193S door de
Tsjechoslowaaksche Evangelische Huss-
faculteit te Praag verheven werd tot doctor
honoris causa in de Godgeleerdheid aan
deze Hoogeschool: ..Weinig persoonlijkhe
den vinden wij heden ten dage, wier werk
zaamheid tegelijk zoo scheppend en zoo
veelzijdig is als die van Di Slotemaker".
Het mooiste in dit alles is wel, dat hij, die
nu 70 jaar zal worden, steeds in al zijn ojp-.
treden geleefd heeft dicht bij dc Bron. En
zooals hij op 16 September 189-i te Hauler
wijk, in den Zuid-Oosthoek van Friesland,
ziju intrede deed met den tekst uit Psalm
"3: „Bij U is de Fontein des Levens", zoo
ook beleed hij veertig jaar nadien, toen hij
op 16 September 1934 in het vriendelijke
Kievitkerkje te Wassenaar op 1 Januari
1930 was Dr. Slotemaker de Bruïne te Was
senaar hulpprediker geworden nogmaals
deze woorden als tekst koos. Op deze wijze
werd ie harmonie in dit breedgeschakeerdo
leven treffend en juist geaccenteerd!
Ned. Chr. Grafische Bond
Verslag over 1937 en 1938
Verschenen is het 26sfc verslag vau den
Ned. Chr. Grafischen bond, over de jaren
1937 en 1938. Daarin wordt gewezen op de
groote beteekenis van het feit dat in de
afgesloten verslagperiode de teruggang in
de arbeidsvoorw aarden niet alleen tot staan
kon worden gebracht, maar bij de vernieu
wing der contracten zelfs verbetering, met
name in de loon positie, kon worden ver?
kregen. Van te meer waardij is deze omme
keer, wijl daarmede een periode van vele
jaren van neergang in de positie der werk
nemers werd afgesloten. Dat heeft ook weer
geleid tot het herwinnen van vertrouwen
in de soliditeit en do sociale waarde van
het instituut der collectieve arbeidsover
eenkomsten, die niet geheel en al ouge»
schonden was gebleven in het depressie-
tijdperk.
Tot de goede zijde van de tweejarige bc-
drij/shistorie behoort ongetwijfeld, dat da
\akopleiding der jeugdige werknemers een
voortgaande gunstige ontwikkeling ten
oee! viel en dat in het boekbindersbedrijf
de verslapte draad van het vakonderricht
aan de jongeren weer werd opgenomen en
de nieuw gekozen vorm dezer vakoplei»
ding in de toekomst belangrijk betero
resultaten mag doen verwachten.
De pensioenfondsen konden door de
voortschrijdende gezonde ontwikkeling hun
zegenrijk werk voortzetten. Het aantal der»
genen, dat in het genot van pensioen son
worden gesteld, vermeerderde beduidend.
Te betreuren is het daarom, dat de moge
lijkheden tot uitbreiding van rechten, ten
gevolge van omstandigheden, die van in
vloed zijn op de financieele resultaten, voor
een der fondsen vooralsnog niet verwerken
lijkt konden worden, al is voor dit en do
beide andere fondsen de positie der geld
middelen kerngezond. De uitbouw van do
grafische bedrijfsorganisatie moest helaas
een tragen gang gaan.
Verschillende gebeurtenissen van ver
blijdenden aard worden gememoreerd en
met verheuging wordt geconstateerd, dat
het ledental van den Bond tot vrij belang
rijk boven de 3000 leden uitging. Veel eii
goed werk werd op alle terreinen van den'
Bondsarbcid verricht, zoodat er reden is
voor groote tevredenheid en dankbaarheid;
Vier aardige snapshots uit 't leven 1
rede; Z.Exc. als eerste-steen-leg ge r;
Lunteren.
an Minister Slotemaker de Bruine. Van links naar rechts: de minister houdt een radio*
op bezoek in een werkloozenkamp; de minister opent een Diaconale Conferentie te
Voor landbouwers zijn er
mogelijkheden, maar uit
houdingsvermogen moet
men hebben
De groote beteekenis van
de emigrantenvrouw
Particuliere correspondentie)
land is met emigratie alleen niet op
te lossen. Maar emigratie mag toch wel wor
den beschouwd als een geschikt middel om
eenige blijvende verlichting in den nood te
verschaffen Nu is ook Brazilië een immi
gratieland. Zoodat er alle aanleiding is om
het een en ander op te merken over de emi
gratiekansen, welke dit land den Nederlan
der biedt.
In hoofdzaak gaat het hierbij om de emi
gratie van landbouwers. Aan landbouwers
voornamelijk heeft Brazilië behoefte; de
landbouw voornamelijk moet door de mede
werking van buitenlanósohe krachten tot
groei en ontwikkeling worden gebracht
Daarom bepaalt de Immigratiewet van Mei
1938, dat 80 procent der immigratiequoten
""i verschillende landen voor landbou-
en voor landbouwindustrieelen moet
worden gereserveerd. En dat percentage is
zelfs nog gemaikkclijk voor uitbreiding vat
baar.
Voorts kan in het algemeen worden voor
opgesteld, dat het aan welvaartsbronnen
rijke, met kracht naar ontwikkeling stre
vende Brazilië inderdaad behoorlijke kansen
biedt aan don landbouwer-immigrant Even
wel en dat vooral is de bedoeling van
deze beschouwing dient met kracht te
worden gewaarschuwd tegen de meening,
dat men maar in Brazilië behoeft te landen
om den weg naar rijkdom of een overvloedig
bestaan voor zich open te zien. Want zoo is
het niet; zoo is het in geen geval.
In het algemeen en in ieder speciaal geval
moet groote omziohtigheid in acht worden
genomen, moet nauwkeurig rekening wor
den gehouden met de bijzondere omstandig
heden van het speciale geval.
Groote voorzichtigheid is eisch
Deze waarschuwing in de richting van
groote voorzichtigheid ten aanzien van de
geschiktheidsverklaring voor lanclbouwemi-
gratie naar Brazilië is niet oip de laatste
plaats noodzakelijk als men te doen heeft
;net Nederlandsche gegadigden. Niet ten on
rechte geldt de Nederlander veelal als een
lastig emigratie-object, omdat hij het in het
eigen land te goed gewoon was; omdat de
Nederlander, hoe benauwd hij het in het
oude vaderland mocht hebben, het in som
mige opzichten toch altijd nog iets moei
lijker zal hebben vooral in den aanvang
in het nieuwe vaderland. Boeren van de
arme gronden in Nederland zouden daar
om het eerst in aanmerking komen.
Nog deze opmerking vooraf: de emigratie
naar dc tropische gebieden van Brazilië
laten we buiten beschouwing. Nederlandsch
kapitaal zou daar belegging kunnen vinden
)n groote cultures. Maar daarop zou toch
Alleen plaats zijn voor Nederlanders in ad
ministratieve betrekkingen. Voor kolonisatie
is tropisch Brazilië niet geschikt. Trouwens
in het heter geschikte zuiden van Brazilië
ts nog plaats en gelegenheid genoeg.
i--iv r lan(^bouwers zijn daar zeker moge
lijkheden. Mits we herhalen het afge
zien van speciale voorwaarden in verband
met speciale omstandigheden van localen
aard. kan worden voldaan aan in geen ge-
va' te verwaarloozen algemeenc voorwaar
den.
Geld is duur
Vooreerst is de beschikking over een ka
pitaaltje, allicht van enkele duizenden gul
dens, onvermijdelijk noodig Het bedrij'
moet, zal het een gezinshestnan kunnen op
leveren, onbezwaard worden begonnen.
Geld voor grondaankoop, aanschaffing
van vee, paarden, landbouwwerktuigen,
zaad, kunstmest, omheining, voor het bou
wen en inrichten van een eenvoudig maar
behoorlijk huis de kolonist moet zijn ge
zelligheid thuis zoeken en zijn vrouw is er
vrijwel den geheelen dag alleen het gra
ven van een put, enz. moet er zijn. En eeni
ge reserve om het den eersten tijd te kun
nen uitzingen is op z'n zachtst gezegd zeer
gewenscht
Het geld is in Brazilië duur, een rente van
8 pCt is liefdewerk, 10 pCt. is heel gewoon,
12 j>Ct. is niet onbehoorlijk, 18 of 24 pCt.
komt ook voor. Hier sohulden maken is der
halve een bedenkelijk experiment
Vervolgens is vakkennis eisch. 't Gaat
hier veelal wel anders dan op de bedrijven
in Nederland, maar zonder verstand te heb
ben van landbewerking en vecbehatideling
komt men er niet; hoe ervaren men overi
gens ook mocht zijn in het bakken van koek
of het bijhouden van boeken.
Verder doet men beter thuis te blijven, als
men niet bereid en geschikt is tot aan
passing aan aanvankelijk vreemde omstan
digheden en toestanden en het moedig door
worstelen van moeilijkheden en bezwaren,
of ais men opziet tegen hard werken voor
een zeker in den aanvang sober bestaan, dat
wel uitzicht bieden kan op eenigen wel
stand en bestaanszekerheid, maar uite-st
zelden op rijkdom. De Braziliaan, die geen
boter op z'n brood kan smeren, omdat hij
boter te duur vindt, eet z'n boterham zonder
eenig bezwaar droog of met wat honig, en
dat moet de kolonist ook kunnen. De voor
uitzichten op beter en goed liggen in sober
heid en zuinigheid in den beginne.
Dc kans op slagen is voorts het grootst
voor gezinnen, waarvan alle of althans eeni
ge leden in het bedrijf kunnen medewerken.
Groote zoons, die relatief dure en lang niet
altijd volmaakte inlanrtsohe arbeidskrachten
kunnen vervangen, zijn onschatbare hulp-
De voorname beteekenis van de vrouw
En vooral de waarde van de vrouw en
haar voornome beteekenis komen hier naar
voren. De kolonisten zonder vrouw, ook bij
voorbeeld eenige jonge mannen, die met el
kaar bun huishoudentje zouden willen doen,
zullen bijna onvermijdelijk verslonsen en
half verwilderen. De kolonist moet van
zware.'i arbeid kunnen uitrusten in oen ge
zellig en vriendelijk tehuis, waar hij moed
cn bemoediging kan vinden voor zijn strijd
tegen moeilijkheden on bezwaren. De kolo
nistvrouw moet er niet tegenop zien mede
te werken in het bedrijf. In do omgeving
van het huis; in tuin en in stallen vir.dt
zij ruimschoots gelegenheid tot nuttig en
noodzakelijk werk. De vrouw van den kolo
nist moet haar eigen wasch doen, bijna zon
der uitzondering haar eigen brood bakken.
Zij moet zich leeren aanpassen aan tal van
vreemde, niet altijd even gemakkelijke om
standigheden en toestanden Een enkele maal
een zeer bescheiden ontspanning, moet ook
voor haar de bevredigende ontspanning zijn.
Ook de vrouw van den kolonist zal het ze
ker in den aanvang, in een vreemde om
geving en onder vreemde omstandigheden
niet gemakkelijk hebben. „Dametjes" moe
ten er zich niet aan wagen. En zij, d;e
mochten verlangen, dat van den aanvang
af alles reeds welstand cn ruimte van be
weging zal bcteekenen en die niet bereid
mochten zijn haar man inderdaad een hulpo
te zijn bij het langzaam cn moeizaam op
bouwen van de toekomst, zijn vo'slrekt on
geschikt als ©migrantenvrouw, zullen veelal
oorzaak zijn van mislukking.
Dat ook de vrouw haar aandeel in den
strijd moet willen en kunnen dragen, is een.
der reitencn, waarom vestiging in de vlak
ke weidestreken, met kampland, waarop
plaats is voor gemengde bedrijven hoofd
zaak veeteelt met toch een ruime plaats
voor landbouw in het algemeen te ver
kiezen is boven vestiging in boschstreken.
Weliswaar is de bodem in boschrijke stre
ken meestal veel vruchtbaarder dan het
kampland, maar de ontginning van het oer
woud is in den beginne en gedurende vrij
largen tijd, zeer zware pioniersarbeid, onder
buitengewoon moeilijke zeer veel volharding
en aanpassingsdurf vergende omstandig-
heden. Het blootleggen van den bouwgrond
door het hakken en branden (rossen) van
het woud, is werk, dat niet meevalt. En hot
moet al een heel kranige en dappere vrouw
zijn, die het leven in een heel primitief
huisje en het huishouden ine* de aller
uiterste soberheid en 200 moet het in liet
begin in het oerwoud kan uithouden.
Bovendien is het klimaat in de woudstre
ken voor onze landgei ooten dikwijls zeer
ongunstig, in tegenstelling met de bosch-
arme hoogvlakten, waar meestal 't klimaat
gezond, zelfs zeer gezond is voor Nederlan
ders, als zij over de bezwaren van den over
gang, die zich meestal gedurende het eerste
jaar op zeer uiteenloopende wijzen doen
gevoelen klimazwcrcn kunnen heel hin
derlijk zijn, maar lang niet iedereen krijgt
daar last van heen zijn. Het bosch is
prachtig voor natuuronderzoekore. ontdek
kingsreizigers en romantici, maar zijn voch
tig® uitwasemingen bedreigen zijn verove
raars met allerlei kwalen en ziekten. In ze-
kolon'seerde woudstreken verbetert .Ie ge
zondheidstoestand naarmate het bosch ver
der op een afstand wordt gedrongen