HRIJVERS keert in moeilijkheden en ik wil trachten hem te helpen." ,,Wie is het?" „Toon, de sóhilleboer. Nog voor mevrouw van haar verbazing bekomen is heeft burgemeester de deur reeds achter zich dicht getrokken. Het i een steivige wandeling naar de Mariaihoeve, maar halverwege rijdt boer van Vloten hem ach terop met zijn rijtuig van de markt terugkeerend. Een enkel handopsteken en de boer houdt zijn paard reed in en burgemeester hijscht zich moei zaam op de hooge bok. Hij treft het, de boer is welgemoed, heeft vrij goede zaken gedaan. Een korte inleiding over het weer, de oog At, en de crisis, en burgemeester komt tot zijn onderwerp. Boer Van Vloten is gewillig. Neen, het was zijn bedoeling niet om dien armen slokker het brood uit den mond te stooten. Het idee was eigenlijk van de jongen» geweest en hij had er niet bij nagedacht. Maar hij zou direct één van de jongens naar vrouw Harmsen sturen om te zeggen dat Toon kon voortgaan met schillen brengen. Nog voor burgemeester zijn sleutel in de huisdeur steekt, heeft vrouw Harm:en reeds bericht gehad. Toon zingt Zondags met nog meer vuur mede in de kerk en klemt zijn pet nog vaster tegen de oogen, terwijl er een kinderlijk dankgebed uit zijn hart opwelt. Maandag gaat hij weer zijn klanten af. „Nog schillen, juffer? Mooi weertje vandaag, hè!" Nonchalant laveert hij met zijn wagen door het drukke verkeer en met een armzwaai groet hij den verkeersagent op zijn post. Greets wil verbroken Door Dé STEINFORT I. NU 't zoo glad is blijf je vanavond toch zeker thuis, hè Greet?" „Welnee, 't is juist zoo leuk op de club. Al is 't nu een beetje glad, wat geeft dat nu?" Nauwkeurig stapelde Jannie de boterhammen op de broodschaal. Een zorgelijk trekje gleed over het jonge gelaat. „Ik kan je natuurlijk niet dwingen, maar toch vind ik het onverantwoordelijk van je om met dit weer die lange eenzame weg af te fietsen." „Zeg ik ben ook geen klein kind meer. Ze zullen me heusch niet schaken. En wanneer 't morgen nog zoo glad is, moet ik er ook wel door." „Als vader thuis was, zou 't niet gebeuren." „Dan ben ik blij, dat vader voor zaken de stad uit is. Waarom gaan we eigenlijk ook niet verhui zen? We zitten overal kilometers vandaan. Miep kind, zit niet als een kannibaal je neus in de hoogte te wrijven. Wanneer je zoo door gaat, krijg je nooit een man." „Mij een zorg", bromde het jongste zusje en ze prevelde over de atlas gebogen verder: „Bazel, Straatsburg, Ma jiheim". „Wat ziet die ham er verrukkelijk uit", en han dig eigende Groet zich een plakje toe. „Zeg, een beetje zuinig, 't Is maar een restje van g steren." „Ja kind, op het punt van economisch huishou den is er geen tweede te vinden, die met zooveel beleid de schepter zwaait als jij. De man die jou krijgt, noem ik maar een boffert." „Jammer, dat jij je dan maar zoo weinig van mij aantrekt en altijd je eigen zin doet." „Wat ben je vanavond toch onhandelbaar, Jan nie. Ik geloof dat ik geen goed bjj je kan doen. Wacht, ik zal eens koffie voor je inschenken, mis schien vind ik dan wel een beetje genade in jouw dierbare oogen. Miep gooi jij die atlas nu opzij, want ik heb honger als een paard." De stemming was er niet in. Miep praatte wel steeds over school, en Greet deed wel luchtige opmerkingen zooals altijd, maar Jannie bleef zwijgen. Jannie's gezichtje teekende bezorgd heid af. „Wat eet jij miserabel weinig. Ik moet jou maar eens bedienen." Dik smeerde Greet boter op het sneedje. „Wat wil je liever, ham of jam? Jam, goed, maar din twee lepeltjes hoor. Oneconomisch niet? Maar dat doet er niets toe. Op 't oogenblik zie je er onvoordeelig uit. Je moet voortaan melk drinken en pap eten." „En dat wordt je gezegd door een persoontje, dat zelf iedere morgen trouw haar melk laai staan." lachte Jannie blij, haar gezicht verhelderd door Greets plotselinge hartelijkheid. ..Dat komt. omdat 'k altijd op het laatste nipper tje mijn bed uit rol en dan nog haast je rep je mijn brood naar binnen moet slaan. Mag ik vast danken. Jannie? Ik moot me nog vcrkleeden en anders wordt 't zoo laat „Ja goed. Maar besteed maar niet al te veel tijd aan je toilet, want 't sneeuwt alweer." „Greet gaat alleen maar voor Henk de Kort naai de club hoor," merkte Miep op. „Hoe weet jij dat?" Jannie keek verrast op. Klein bijdehand ding d.<- M'eo. voor haar dertien jaren. „Greet heeft verV 'An week een vulpotlood je van hem gekregen. For- mooi. Jou heeft ze 't ze ker niet laten zien wel? Dat durft ze natuurlek niet goed, omdat jij niet van hem houdt. Ik trou- De sportvliegers Rous en Hijmans hebben hun tooht van Nederland naar Indië vol bracht en zijn op Tjililitau geland. De beide aviateurs voor het toestel na aankomst op Indischen bodem. wens ook niet hoor," voegde ze er snel achter. „Hy heeft verbeelding voor zes." Zingend kwam Greet de trap weer af. „Hoor, ze is nu al vol over Henkie," fluisterde Miep. Jannie schudde afkeurend haar hoofd. „Ik hob mijn laarzen maar aangedaan en mijn schoenen in mijn tasoh gestopt. Zoo houd ik ten minste warme voeten op de fiets." „Zou je niet met de bus gaan? 't Is ruim een half uur fietsen en we wonen zoo afgelegen." „De laatste bus gaat al om half tien uit de stad cn zoo vroeg zijn we nog niet klaar." „Maar je moet niet zoo laat terug komen, want dan maak ik me natuurlijk ongerust." „Je kunt je anders wat my betreft best kalm houden, want Henk brengt me een eind weg. Dat heeft hy al een paar maal gedaan." „Dat is op zich zelf al zoo'n tocht waard," flapte Miep er uit. „Och klein wurm, leer jij nu liever de plaatsen langs de Ryn maar." Wraakgierig trok Greet aan Mie .is haar. „Pak je er goed in Greet, 't is zoo koud." „Ja, ja, 't komt in orde." „Nu kinderen, veel plezier vanavond!" „Zal je 't niet te laat maken, Greet?" „Nee, half elf ongeveer. Dag! Tot straks!" „Voorzichtig hoor!" riep Jannie haar nog na. „Ik zal vanavond vlug met mijn huiswerk voort maken, dan kunnen we straks nog eens die moei lijke quatre-mains spelen, weet je wel?" „Ja dat is goed." Jannie zette de vuile kopjes en bordjes in elkaar. Haar gedachten waren bij Greet. Greet werd zoo zelfstandig den laatsten tijd, ze luisterde niet meer naar haar. Achttien jaar was Greet. Zes jaar jonger dan zij. Drie jaar was het nu geleden dat Moeder van hen heen was gegaan. Moeder had haar de zorg voor Vader en de twee jongere zusjes opgedra gen. O moeder, die lieve zorgzame moeder. Jannie voelde, dezen avond meer het gemis dan anders. O zeker, ze deed haar taak met zorg, en ook met liefde. Zij hield van Vader en zy hield ook van de zusjes. Als in een droom sloeg ze de groene zeep in het kokende water tot schuim. Vanavond voelde ze zich niet opgewassen tegen haar taak. „Hoe zou Moeder 't nu met Greet aangelegd heb ben?" dacht Jannie. „Moeder zou haar vast wel thuis gehouden hebben, zonder dat er conflicten door waren gekomen. Miep was gelukkig nogal handelbaar. Die voelde zich nog niet zoo als Greet." Toen Jannie de kamer weer in kwam, vroeg Miep opkijkend van haar boeken: „Heb jy soms ook verstand van kegels? Ze vergen hier van me dat ik eerst een stuk van een kegel afsla en dan N.B. de inhoud daarvan bereken." „Nee kind, geen flauw benul. Ik heb alleen maar verstand van kousen stoppen en eten koken," ant woordde Jannie, terwijl ze de stopmand te voor schijn haalde. „Zoo'n bestaan lokt mij ook aan. Fijn zeg, wan neer je je nooit druk hoeft te maken over kegels of al die andere onzinnige dingen meer." „Schiet nu op Miep, anders komt er niets meer van piano spelen." Miep boog zich weer over haar boeken, en Jannie zonk opnieuw in gedachten. Om half negen was Miep met haar huiswerk gereed. „Ook wel eens gezellig hè, zoo saampjes," zei Miep, haar beenen uitstrekkend voor de haard, terwijl ze stil genoot van haar thee. „Ik zal maar vast de muziek voor de dag halen," ontweek Jannie de vraag. „Je moet ook nog wat zingen zeg, dan zal ik er bij spelen." „Goed, dat dan maar eerst." Miep sloeg zacht een paar accoorden aan en Jan nie zong. Een mooie zuivere stem had ze. „Laten we nu eerst samen nog even spelen, an ders wordt het te laat voor jou." Wordt vervolgd 116 KORT KOMMENTAAR De Doeve Nieuwe jeugd schrijvers De Brug en Opw. Wegen. Het tweede lustrum van de chr. auteurskring. MISSCHIEN heb ik nog tien jaar voor de boeg"schreef Van Eerbeek in 1928*) In de tien jaren die hij daarna nog leefde, heeft hij wel zéér gewoekerd imet zijn veelzydig talent. Hoè veel zijdig dit talent was, bewijst nog eens „De Doeve", een geschiedenis van een Zwols achterbuur tjoggie. „De geestig ste stof die me ooit aan de hand ge daan werd", zei de schrijver er zelf van. Men vindt Van Eerbeek geheel en al in dit boek. Zijn wijsheid in het be kijken van mensen vooral. Men moet zich even instellen maar dan gaat ook heel de Atje-buurt voor ons leven met zijn Bessemergang, de ZemmeHhof, de Kwa-negen en de Poepershoek; „daar woonden hondenscheerders, zaaddragers, bokkensnijders, kruiden zoekers, poerders, vinkers en vis- schers." Tussen deze lieden leeft de Doeve. En van dezen jongen vertelt Van Eerbeek. Prachtig is de scène met de Joden, wier humor hy verstond als geen andere prot. chr. schrijver. De Doeve is niet van Eerbeek's rijpste J. K. van Eerbeek. In memoriam. Daamen, Den Haag, 1938. werk. Had hij zelf de drukproeven kunnen corrigeren, dan was er nog wel een hoofdstuk geschrapt. Maar wie van Eerbeek wil kénnen, late zich dit posthume werk niet ontgaan. Wy kunnen enkele nieuwe christelijke jeugdschrijvers voorstéllen, wier werk zeker verwant is aan de opbloei der protestants-christelijke letteren. Ik noem: W. Broos met zijn „De Mulo jaren van Gert van Santen", en C. Ver meer met: Een zeemansjongen in 1811, en Franse Jan, alle uitgegeven bij Callenbach te Nijkerk. Broos beschikt over een rus tige stijl. Hij moet er om denken zich te oeperken. Ove rigens weet hij uitstékend te vertellen voor jongens van 12—14 jaar, wier leven en liefhebberijen hij goed blijkt te kennen. Vermeer begaf zich op historisch ter rein en kwam met twee heel goede boeken: Voor „Een Zeemansjongen in 1811" vond hij de stof in de geschie denis van VLaardingen en voor Franse Jan in de Hugenotentijd. Doordat Vermeer het leven op zee ként, is zyn beschrijving betrouwbaar en brengt hij een onmisbaar Hollands element in onze jeugdlectuur. Evenals die andere Vlaardingse auteur G. van Teylingen. „Franse Jan" werd terecht bekroond door de Ned. Zondagssohoolvereniging. Deze auteurs kunnen nog veel goed werk doen. Laten zij zidh niet vergis sen in de vermeende onbelangrijkheid van het genre. Want jongensboeken, goede jongensboeken schrijven, is een zéér belangrijke levenstaak. Met het prachtige voorbeeld van W. G. van de Hulst voor ogen, dienen zy te beseffen dat ook dit werk den auteur voor 100 pet vraagt. Ook hier komt het aan op het hoe! Nel van der VIis C. Vermeer Een reeds meer bekend schrijfster (Vlaardingen levert uitstekende jeugd auteurs!) Nel van der Vlis gaf ditmaal een verhalen boek voor kleuters: „Wie luistert er mee?" uitge geven door J. H. Kok N.V. te Kampen. Voor de kleu- terleefijd zijn wij niet ver wend, de laat ste jaren, zodat dit boek bizon der welkom is. Gelukkig heeft de schrijfster zich er voor gehoed elk verhaal door een of andere opzettelijkheid „christelijk" te maken, aan wel euvel zovele auteurs lijden, die zich onder het schrijven te zeer storen aan „zekere" recensies. In dit boek speelt de dierenwereld een niet onbelangrijke rol. Met de bekende zin voor humor van deze schrijfster is dit boek (dat zo wel geschikt is om te worden voorgelezen als om zelf te lezen) een waardevolle aanwinst voor onze kleuterbibliotheek. Vooral het laatste verhaal „Twee par kieten in een kooitje" is alleraardigst en geheel vrij van een weke sentimen taliteit, waartoe het gegeven overigens alle aan.leiding kon geven. De Brughet twee-maandelijks orgaan van het Verbond van Christelijk let terkundige Kringen, is thans onderge bracht bij D. A. Daamen's uitgevers maatschappij te Den Haag. Deze uitgeverij is, wat men zou kunnen noemen, uit een winterslaap ontwaakt, en beweegt zich, als van ouds zéér actief in de richting der protestants- christelijke letteren. Wie zich op De Brug abonneert a 1. per jaar, is tegelijk „verspreid" lid van het Verbond van Chr. letterk. kringen steunt dit Verbond en blijft op de hoogte van het literaire leven in ons land. De tijdschriftoverzichten van Van Noort, dragen hiertoe véél bij. Iedere boekenvriend raden wij aan: word lid van van het Verbond en kom over De Brug. Het tolgeld is aan de lage kant. Vast recht per jaar één gulden. De redactie bestaat thans uit de heren J. J. de Die, B van Noort en J. C. Schuller. Adres van den penningmeester: H. Spaans, Hersohelstraat 27, Amsterdam (O.), Gironummer 43675. Een eerste belangrijke stap in de goeda richting acht ik de benoeming van C. Rijnsdorp tot lid der redactie van „Op- waar tsohe Wegen. De laatste jaren liet dat tijdschrift een wel wat eenzijdig Barthiaans geluid horen. Vooral nu er stemmen werden gehoord in de richting van een Gereformeerd letterkundig tijdschrift, achten wij het van groot belang dat op dit terrein de eenheid bewaard blijft èn gezocht wordt. Want wij willen en kunnen elkaar niet missen. Op de grondslag van het Reformatorisch Christendom, kunnen wij samenwerken en met elkaar van gedachten wisselen in één Verbond van ohristelijk letterkundige kringen, in één christelijke auteurs kring, in één breed opgezet christelijk letterkundig tijdschrift. En dat tijdschrift kèn Opwaartsche Wegen zyn en worden. Het heeft de oudste rechten. Of het inderdaad het tijdschrift zal worden waaraan wij behoefte hebben, zal afhangen van een grondige reorga nisatie. De redactie tekent bij de benoeming van Rijnsdorp aan, dat zij mede door Rijnsdorps medewerking een verbre ding van basis beoogt „omdat wij ten volle de overtuiging zijn toegedaan, dat een christelijk tijdschrift voor letter kunde nimmer een exclusief intellec tueel karakter zal mogen dragen." Men vrage het Maart-nummer eens als proefnummer aan. In dit nummer zal Rijnsdorp, naar wij vernemen, zijn standpunt bepalen. Uitgeefster is: Uitg. Mij Holland, Hee rengracht 149, Amsterdam. Tenslotte: De christelijke auteurskring maakt „Verzeild Bestek" op. Bepaalt, zoals een goed zeeman, de plaats waar het schip is. De plaats en de koers, kan men op maken uit het lustrumboek „Verzeild Bestek" dat inmiddels bij Kok "te Kampen verscheen. Na het Heerlijk Ambacht in 1934 is dit het tweede lustrumboek, waaraan bijna alle leden hebben medegewerkt. Het boek zal op deze plaats uitvoe riger worden besproken. Evenals in 1934 worden z.g. lustrum-avonden ge geven cn treden de auteurs in het publiek op. Hier wordt o.m. duidelijk, dat literatuur en leven één zijn. Dat het èn voor de chr. auteurs èn voor de lezers een vruchtbaar jaar moge zijn. Literatuur is heden ten dage gelukkig geen luxe meer, doch levensbehoefte. Den Haag P. J. RISSEEUW. MODESTE MOUSSORGSKY Won ook buiten Rusland waar deering voor de Russische muziek GE houdt Moussorgsky met recht verloren. Zijn talent is missdhien sterker dan dat van Rimsky Korsakoff, Cui en Borodin, maar hij is bekrompen, zonder behoefte aan zelfvervolmaking. Hij volgt blindelings zijn kring en het geloof aan zijn eigen genie. Hij houdt van het ruwe, het grove, in tegenstelling met zijn vriend Cui, die steeds oppervlakkig blijft, maar die toch wel sierlijke, elegan te muziek schrijft. Moussorgsky daaren tegen koketteert met zijn onwetendheid en paradeert ermede en is overtuigd van de onfeilbaarheid van zijn genie. Toch kan men hem een enkele opflitsing van het genie en eenige origineele invallen niet ontzeggen". Zoo luidde het oordeel van Tschaikowsky over Moussorgsky in een brief, door hem op 24 Decem ber 1877 aan mevrouw Von Meok geschreven. En uit dit schrijven blijkt eens te meer, hoe com ponisten zelf vaak minder geëigend zijn tot een oordeel over andere kunstenaars. De hierboven vermelde karaktcriseering van Moussorgsky is immers weinig meer dan een caricatuur en geeft de beteekenis van den Russischen musicus slechts gebrekkig weer. In elk geval kan het goed zijn, nu het op 16 Maart van dit jaar een eeuw geleden is dat Modeste Moussorgsky geboren werd, aan zijn figuur aan dacht te schenken. Ook in zijn leven is hr-t merk waardige feit te constateeren, dat Russische com- Moussorgsky ponisten vaak op later leeftijd eerst aan het schrijven van belangrijke werken toekomen, ter wijl de muzikaliteit voordien in hen sluimerde of niet aan groote prestaties toekwam. Het is, alsof de zinnebeeldige volksverhalen eerst diep op hen moeten inwerken, hun geest er geheel en al van doordrenkt moet worden, voordat dezelfde volks verhalen, dezelfde volksgeest in hun arbeid ge stalte verkrygen en in hun tonen voortleven. Moussorgsky hoorde reeds vroeg, bij het op groeien temidden van de wijde Russische natuur en de landelijke bevolking, dergelijke folkloristi sche geschiedenissen en later zou hij met dank baarheid aan deze jeugdperiode terugdenken. Het eerste piano-onderwijs kreeg Moussorgsky van zijn moeder, doch nauwelijks tien jaar oud zag hij reeds het moment aanbreken, waarop hij met zijn broeder naar Sint Petersburg vertrok, om aldaar zijn muziekstudie te voltooien. Uit dien tyd dateert ook zijn kennis-nemen van oude Grieksche en Romeinsche kerkmuziek. Toen hij 17 jaar oud was begon voor Moussorgsky de militaire periode. Uit dezen tijd dateert zijn kennismaken met verschillende personen, die toen reeds naam hadden als kunstenaar of later van zich zouden doen spreken. Deze kennismaking leidde tot een duurzame vriendschap tusschen Moussorgsky, Rimsky-Korssakoff, Balakircw, Cui en Borodin, het groepje, dat zeer veel heeft gedaan ter bevordering van de eigen Russische toonkunst. Een overplaatsing, die hem van zijn vrienden scheidde, bracht Moussorgsky ertoe, uit den dienst ontslag te nemen, en nu braken enkele jaren van moeizaam heen-en-weer-trekken aan, jaren, waarin hy door zenuwlijden gekweld werd en die weinig muzikale producten opleverden. Omstreeks 1860 is deze periode afgesloten en dan komt de tijd, waarin Moussorgsky zich van zyn taak bewust gaat worden: daadwerkelijk meer nog dan tot nu toe mede te werken aan de schepping van een zuiver-nationale kunst, in tegenstelling tot hen, die zich zoo gaarne onder buitenlandsohen invloed plaatsten. Maar van de muziek kon hij niet leven en vooral niet, sinds de Tsaar in 1861 een einde maakte aan het lijfeigenschap, op zichzelf een voortreffelijke maatregel, doch die verscheidene families, welke tot heden in haar bestaan gefundeerd waren op diit maatschappelijk verschijnsel, in ongereede bracht. Ook met de familie van Moussorgsky ging het zoo en weldra moest Modeste een betrekking zoeken als ambtenaar. Hieronder leed echter de muziek gelukkig niet al te zeer en het is uit deze periode, dat wederom blijken te vermelden zijn van een intens contact tusschen de reeds eerder genoemde componisten, die te zamen de beteeke- nisvolle groep vormen, welke wel als „het maoh- tige hoopje" werd aangeduid. Inderdaad, hun in vloed was aan het wassen. Doch van een geregeld leven kwam voor Mous sorgsky niet veel terecht, en na opnieuw heel wat te h ebben rondgezworven ging hij inwonen bij een kunstschilder, die aan den drank verslaafd was. Helaas kon de musicus niet lang non de verleiding weerstand bieden en allerlei pogingen van vrien den om hem uit deze verderfelijke omgeving te halen ten spijt, bleef Moussorgsky bij den schilder vertoeven. Zijn door den drank verzwakt lichaam kon weldra geen weestand meer bieden aan ziekte-aanvallen en juist op zijn 42sten verjaardag stierf hij. Zijn werken we noemen hier met name zijn orkestwerken, zijn pianomuziek en zijn liederen en koren laten, wellicht meer dan zijn leven, een goeden indruk na van een groot Russisch kunstenaarschap. We begonnen met een uitlating van Tschaikowsky. We zullen er ook mede eindigen. In zijn brieven klaagde deze componist herhaaldelijk over de min achting, waarin men buiten Rusland op de Rus- sisahe muziek neerzag. Schrijvende over do com ponisten in West-Europa merkte hij in 1877 op: „Als U eens wist met welk een neerbuigendheid de heeren een Russisch musicus behandelen!" En in 1879 meende men, volgens hem, in West-Europa: „Men moet een Rus geen p'aats op het programma gunnen". Welnu, hoe Tschaikowsky ook over Moussorgsky heeft geoordeeld, zeker is, dat beiden er met succes naar hebben gestreefd, de waardee- rmg van muziekminnaars buiten Rusland voor de echte Russische muziek te winnen. 113

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1939 | | pagina 15