RKJE
zich opnieuw in een volgende linie te nestelen.
Met een snelheid, welke die van het eerste groote
offensief tegen Catalonië nog overtrof, ten tijde
toen het gebied van Tremp en de groote electrische
krachtsinstallaties voor de republiek verloren gin
gen, hebben de nationalisten ditmaal hun tegen
standers voor zich uitgedreven. De rampzalige
hoofdstad van het gewest werd intusschen als met
luohtprojectielen bezaaid; men kon het aantal
malen, dat luchtalarm moest worden gemaakt, niet
meer tellen. Het havengebied werd tot één puin
hoop; ook de belendende wijken hadden het
zwaar te verduren. Intusschen werden alle man
nen opgecommandeerd, om hun arbeid in den
steek te laten en met schop en spade aan het
opwerpen van al weder nieuwe verdedigings
werken te beginnen. Het was daartoe, gelijk spoe
dig is gebleken, rijkelijk laat. Terwijl regeerings-
en volksfrontleiders naar het noorden vluchtten,
de wegen daarheen waren bedekt met onaf
zienbare auto-colonnes, die uit de lucht werden
belaagd, boden derepublikeinsohe troepen nog
eenige uren tegenstand, als om dien algemeenen
exodus te dekken. Toen konden de nationalisten
hun intocht houden. De oude Spaansche vlaggen
kwamen van overal te voorschijn; de geslonken
burgerij stond langs de marschroute geschaard en
juichte. Achter de troepen volgden de transport
wagens met de rechtsche vrouwelijke „stoottroe
pen" in blauwe uniform en witte schorten: uit-
reiksters van lang begeerd, gezond voedsel.
Zoo is dan Barcelona gevallen, zonder dat er om
de stad zelf gestreden is. Naar zich laat aanzien
zal de rest van Catalonië spoedig moeten volgen
en zullen ook Madrid en Valencia tot overgaaf
worden genoopt; de vraag is enkel, of dit door
actieve oorlogvoering, dan wel door middel van
algeheele isolatie zal geschieden.
De tijd lijkt niet verre meer, dat Franco een
zwaarder arbeid wacht, dien der ware pacificatie.
Zal hij welvaart kunnen doen oprijzen tusschen
puinhoopen?
In Fransche kringen maakt men zich over het
verloop der Spaansche zaken thans meer dan ooit
verontrust. In Parijs heeft men zoo lang het con
flict bij de zuiderburen duurde, steeds sympathie
voor de republikeinsche vrijheidsstrijders aan den
dag gelegd. Men heeft nie<t de minste poging
willen ondernomen, contact met de rechtsche
Spaansohe regeering te bewerkstelligen; haar be
staan werd zooveel mogelijk geïgnoreerd. Daarmee
heeft men nationalistisch Spanje overgelaten aan
Duitsche en Italiaansohe beïnvloeding. Nu breekt
de tijd aan dat dit zich wreekt. Zal Mussolini zijn
belofte gestand doen en afzien van alle strategi
sche en economische voordeelen, welke hij op het
Iberische schiereiland onder zyn bereik heeft? Of
zal Spanje een fascistische invloedssfeer blijven,
en een bedreiging der Pyreneeën-grens?
In zekere Fransche kringen vraagt men zich af,
of men niet goed zou doen, zich daartegen een
versterkte positie te verschaffen, door bijvoorbeeld
het eiland Minorca en Spaansch-Merokko te be
zetten. De verbindingen in de Middellandsche Zee
zouden voor Frankrijk daardoor veilig worden
gesteld. Maar deze medaille heeft een donkere
keerzijde. Zulk een daad zou onherroepelijk oor
log beteekenen, een Italiaansch-Fransche kracht
meting, die niet tot deze beide landen zou kunnen
worden beperkt.
Niet voor niets verneemt men thans allerlei Duit
sche en Italiaansche mobilisatiegeruchten. Beide
autoritaire staten schijnen zich op botsingen van
militairen aard voorbereid te houden, al trachten
zij zulks te maskeeren, door over herhalingsoefe
ningen in de Februari-maand te spreken. De don
kere, onheilspellende wolk hangt eens te meer
boven ons werelddeel. Hoe ernstig de toestand is
kan men afmeten aan de voorbereidingen, welke
Groot-Brittannië treft, om zijn vrijwilligen nationa-
len dienst met spoed te organiseeren. In kort
tijdsbestek wil men daar twee millioen burgers
opleiden voor allerlei oorlogshulpdiensten, om als
de nood aan den man mocht geraken, zich zoo
goed mogelijk tegen luohtovervallen beveiligd te
zien.
Ook in het Derde Rijk roert men zich. Plotseling,
zonder dat men daarop in internationalen kring
bedacht was, heeft Dr Hjalmar Schacht zijn ont
slag ontvangen als president van het directorium
der Duitsche Rijksbank. Schacht was een financier
van international formaat, die met name in de
Londensche City aanzien en vertrouwen genoot.
Men wist dat hij een man van karakter was en
van een gezond inzicht, die er alles op zette, om
de oude solide financieele methoden te handha
ven, ook waar dit hem iy conflict mocht brengen
met de radicale vleugel der N.S.D.A.P. Thans
heeft men hem deahalve naar den tweeden rang
verschoven; Funk, de minister van financiën, zal nu
ook de Rijksbank rechtstreeks onder zijn beheer
hebben, en van dien kant niet langer verzet tegen
zijn vérgaande plannen hebben te duchten. Dat
beteekent een verscherping van den financieel-
economischen oorlog, door het Derde Rijk onder;
nomen om zijn zelfvoorziening en tevens zijn be
wapening in e'en koortsachtig tempo te voltooien;
ook dit is een symptoom, hetwelk weinig goeds
voor de rust van ons werelddeel belooft.
BINNENLAND
ONNOODIG te vermelden, dat het regenachtig
weer is. Wy ervaren het dagelijks. Het regent,
het regent het regent, dat het giet. De weilanden
in de lage polders staan blank; in de tuinen vindt
men na één spit water; onze kleeten druipen door
loopend. 't Is ongewoon, zeggen de mensohen.
Ja, onze tijd is in elk opzicht ongewoon. Even voor
Kerstmis hebben we kou geleden ais in geen jaren.
Niemand kon het warm krijgen in huis. De wei
ges telden met centrale verwarming zaten bij de
radiatoren te bibberen of maakten van bijverwar
ming gebruik. Doch nauwelijks was 1938 voorbij
of de temperatuur steeg. Des nachts van 15 op 16
Januari is omstreeks drie uur in De Bilt de
maximum-temperatuur 13.0 graden Celsius ge
weest en hetzelfde maximum is te ongeveer 13 uur
opnieuw waargenomen. Hiermede is voor Januari
de record-temperatuur bereikt, sedert het begin
der waarnemingen in 1849. Een gelijk temperatuur-
maximum is op 21 Januari 1899 overdag waarge-
En het regent maar. De waterstand in de rivieren
is niet meer onrustbarend hoog, maar hij is in de
Maas toch nog zoo, dat de scheepvaart is gestremd.
Schepen, die een hoogere ligging boven het water
vlak hebben dan zes meter, kunnen de Maasbrug
te Venlo niet meer passeeren, omdat de doorvaart
6,05 meter bedraagt.
Dat oponthoud is onplezierig, maar het is niet zoo
erg als de stormschade, waardoor anderen getrof
fen worden. Want het spookt op zee. De wind
vliegt heen en weer, maar meestal met storm
kracht. De „Marnix van St Aldegonde" kwam met
stormschade binnen. De railing van een dek, dat
negen meter boven de zeespiegel ligt, is ingedeukt.
Van de twee en twintig ruiten van het promonade-
dek zijn er niet minder dan zeventien verbrijzeld.
Dit is het uitwendige.Maar binnen boord heeft
men er ook van gelust. Het was een zware reis;
zei de bemanning.
Ook in de luoht was het niet pluis. Al staat het
verongelukken van de Fokker D 17 (een lichte
één-persoonsjager uit 1933) daarmee niet in ver
band. Waarom dit vliegtuig een noodlanding moest
maken bij Schiphol is nog niet uitgemaakt. De
eerste-luitenant Otto Thate, eenige inzittende,
moest uit den cockpit worden gezaagd en is ter
observatie in het Wilhelminagasthuis opgenomen.
Oogenschynlijk deert hem weinig. Het toestel is
over den kop geslagen omdat de wielen weggleden
in het drassige weiland, waar onlangs een mitrail
leursnest was geweest.
Tijdens de verduistering vorige week durfden de
vliegtuigen de lucht niet in. Dat is in de onzeker
heid dezer tijdeneen goed teeken. Het bewijst
dat verduistering eenige veiligheid biedt als de
nood aan den man komt Jammer, dat baldadige
jeugd het ernstige van de proefneming niet inzag
en zich op sommige plaatsen schandelijk heeft ge
dragen. In Rotterdam heeft men al op ergerlijke
wijze huis gehouden. Eenige groote spiegelruiten
werden vernield.
Baldadigheid der jeugd zou haast internationale
moeilijkheden kunnen veroorzaken. Een katapult
is niet zoo gevaarlijk als een geweer; maar als men
kiezelsteengaatjes voor kogelgaten aanziet dan
kunnen kwaaddenkende menschen daar alles van
maken, 't Is daarom goed, dat de politie tegen per
sonen, die opzettelijk en wederrechtelijk daden van
geweld plegen tegen aan een ander foebehoorende
goederen of die zich schuldig maken aan straat
schenderij, met de grootste gestrengheid zal op
treden.
Voor politie en justitie is er overigens werk ge
noeg tegenwoordig. In Amsterdam ontdekte men
een fietsendievenbende en gros, die er een goed
gevulde rijwielstalling op na hield. Twee honderd
fietsen werden in beslag en vier stelers en helers
in arrest genomen.
Veel vreeselijker karwei had zij echter te verrich
ten in de Jordaan te Amsterdam. Daar werd in
haar woning het stoffelijk overschot gevonden
van de 82-jarige weduwe Stork, in de Jordaan
algemeen bekend als „ouwe tante Bet".
De lafhartig om het leven gebrachte weduwe lag
in de achterkamer van haar woning op een ledi
kant, met een prop in de mond en met gebonden
beenen. Een handdoek en een kussen bedekten
haar hoofd.
Al spoedig wist de politie uit te visschen, dat
deze moord gepleegd was door.... een kleinzoon
van slecht gedrag en die vaak voortgeholpen was;
die zich op deze wijze met eenige vrienden van
een bedrag van circa 400 had meester gemaakt.
In de oudheid was het leven van een mensch niet
veel waard; is het thans anders? Millioenen men
sohen worden op de '„slachtvelden" der wereld om
't leven gebracht; moord en doodslag zijn aan de
orde van den dag. In Losser, achter Enschedé ge
legen, is de 71-jarige Geertje Boer-Bersgma door
den fabrieksarbeider W. W. met messteken ge
dood; de 74-jarige de Boer, ook door messteken
gewond, bracht er het leven af. Men kan zijn
oogen niet gelooven als men zulke gruwelen leest.
Zijn zulke misdadigers geheel losgelaten?
Maar is het minder erg als men stomdronken
achter het stuur van een razende auto zit. Tegen
één van die wegduivels hield de advocaat-generaal
Mr Polman dezer dagen een scherp requisitoir. Als
verdachte haast heeft, zoo sprak hij ongeveer dan
moet hij niet, om enkele seconden te winnen, een
menschenleven riskeeren. Verdachte is niet, zoo
als hij wil doen gelooven, in de situatie geraakt,
hy heeft er zich zelf ingebracht. Als men in een
wagen met vijf personen rijdt, waar men grapjes
zit te maken, moet men geen 90 of 100 km. per
uur rijden. De gevolgen daarvan kan men elke
dag in de kranten lezen. Voor het genoegen van
De Duitsche ex-keizer vierde jl. Vrijdag
onder groote belang stelling zijn 80 sten
verjaardag.
een enkeling wordt nog maar al te dikwijls het
leven van andere weggebruikers geriskeerd.
Dit subjectieve oordeel zal bij alle weidenkenden
meer instemming vinden dan de wijze, waarop de
Schiedamsohe kantonrechter vorige week een
paar werkloozen toesprak. Daar er i» het hoofd
artikel Zaterdag reeds op gewezen werd, kunnen
we hierover zwijgen.
Rechterlijke oordeelen loopen nogal eens ver uit
elkaar. Zoo werd een onderwijzer te Deventer, die
een jongen een tik om de ooren gaf, gestraft met
14 dagen hechtenis en 5 jaar ontzegging van het
recht om onderwijs te geven, 't Is te hopen, dat
hy dan pensioengerechtigd is, anders geven we
hem weinig kans op herplaatsing.
Een onderwijzer te Kerkdriel werd voor een soort
gelijk feit echter vrijgesproken; de rechter ver
klaarde, dat het trekken aan het oor de toepassing
is van geoorloofd tuchtrecht. Zit het verschil mis
schien in slaan óf trekken? Het hangt, dunkt ons,
meer van aangewende kracht dan van de methode
af.
Zoo denken we eigenlijk ook over het gebruik
van trekhonden. Naar men meldt, zal met ingang
van 1 Mei 1939 een Koninklijk besluit in werking
treden, als gevolg waarvan verwacht kan wor
den, dat voortaan geen trekhonden meer zullen
worden gespannen naast, voor of onder bakfietsen
en rijwielen.
Is dat zoo vreeselijk, dat een hond als trekdier
gebezigd wordt? Wij kunnen het, ondanks alle
propaganda niet inzien, 't Is maar de vraag, hoe
het dier wordt behandeld. We zien regelmatig
een groentekar met een hond er onder. De man
kan er geen paard op na houden en nog minder
een auto koopen. Maar de hond wordt blijkbaar
goed verzorgd. Hij loopt onder de kar en heeft
dus geen last van regen. Maar bij eiken klant legt
de man een flinke plank neer, waarop de hond
kan rusten, zoodat hij van de koude straatsteenen
geen hinder heeft Is het nu beter dezen hond
naar het doodend asyl te brengen en den armen
tobber nog harder te laten zwoegen? Die menta
liteit is de onze niet.
Deze man kan geen andere trekkracht krijgen (of
moet hij soms zijn vrouw voor de kar spannen?)
en komt dus in grooter moeilijkheden dan de
mevrouwen, wier Duitsche dienstbode, zij het met
tranen in oogen en stem, as. Woensdag Hollands
huis verlaat. Zij moeten in den arbeidsdienst, maar
voor de Duitsche deviezen zal het geen voordeel
zijn, want uit Nederland konden de meisjes zonder
eenig beletsel vrijelijk hun geld naar huis sturen.
Met de Nederlandsohe arbeiders, die in Duitsch-
land werken, was dat nooit ten volle het geval.
Thans schijnt er heelemaal een eind aan te komen.
Industrie en landbouw mogen Nederlandsche
werkkrachten niet kunnen missen, de Duitsche
regeering doet alles op rigoureuze wijze en dit
ook. Er mag geen arbeidsloon meer naar Neder
land; zoo luidt het bevel en dat beteekent werk
loosheid voor honderden in vele grensplaatsen.
Want verhuizen naar het Oosterland, neen, daar
voelt de vrije Hollandsche arbeider niet veel voor.
Geef hem ongelijk!
Losse Nummers Zondagsblad
Gaarne zijn wij bereid, voor zoover 'de
voorraad strekt, onze lezers aan losse
nummers Zondagsblad te helpen.
Wij brengen daarvoor 5 ct per nummer
in rekening en verzoeken vriendelijk het
bedrag gelijk bij de bestelling te voldoen.
DE ADMINISTRATIE
DE KORTSTE WEG
Heb je vorige week meegeholpen om de kortste
weg te zoeken? En gevonden ook? De stippellijn
wijst aan welke weg 't bootje moet nemen.
I. Hoe heet hij?
„Hoe heet je?" vroeg ik aan een man,
Hij gaf my daar als antwoord op:
Een knik en wees dan op een kop
En zie, 'k begreep er allés van.
Gy ook? Zeg dan, hoe heet die man?
II. Wie ben ik?
Myn eerste zweeft hoog in de lucht;
Met mijn tweede heb je op school kennis
gemaakt;
Mijn geheel is een natuurverschijnsel, dat
vaak grote schade aanricht.
Hl. Wat zou dat zijn?
Wat kan men vatten en toch niet grijpen?
IV. Twee dorpen.
Noem twee dorpjes in de nabijheid van Am
sterdam, wier namen in uitspraak geheel
verschillen, maar toch beiden uit dezelfde
tien letters zijn samengesteld.
V. Wie weet dat?
Welke hoed is geen kledingstuk?
OPLOSSING
van 't Letterraadsel in de vorige Kinderkrant
Het geheel is: Kabeljauwen.
De onderdelen zijn: 1. K, de helft van K.G. of 2
pond; 2. aar; 3. ribbe; 4. preken; 5. revolvers; 6.
kabeljauwen; 7. verraders; 8. peluwen; 0. eiwit;
10. bes; 11. N voor Noorden.
BOEKOMSLAG VAN ZEILDOEK
Laten we deze week
eens proberen een
boekomslag van zeil
doek te maken. Bij
het naaiwerk zal
moeder wel een
handje willen hel
pen. Dat zeildoek is
in frisse kleuren ver
krijgbaar en we
kunnen het ook ma
ken uit de onbescha
digde stukken van
een afgedankt tafel
zeiltje.
Wanneer er vuile
vingerafdrukken op
gekomen zijn, dan
wrijven we die eerst
met een vochtig lapje af.
Het omslag bestaat uit een langwerpig stuk zeil
doek van 22 bij 42 c.m. en een lap voeringstof
van 20 bij 40 c.m. (liefst niet al te dun). Deze
maten zijn voor een normaal boekformaat. Desge
wenst neemt men ze groter of kleiner.
Nu vouwen we het zeildoek om de voeringlap
heen, plakken het desnoods met een goed soort
'plaksel vast en stikken het dan op de machine
om.
Wanneer we dit gedaan hebben, vouwen we een
smalle kant 5 c.m. om en naaien de boven- en
onderkant dicht.
Dit is dan de inslag waar de boekband ingescho
ven wordt. De andere smalle kant wordt niet in
geslagen en vastgezet, en kan dus willekeurig los
om de boekband geslagen worden. We zijn dus
niet aan een bepaald boekformaat gebonden.
En nu de versiering. Die bestaat uit figuren van
zeildoek in andere kleuren, die uitgeknipt en op
geplakt zijn. Alleen de stralen van de zon worden
er met grote steken opgeborduurd.
Als kleuren nemen we b.v. een wit omslag met
gele zon, grijze wolken en lichtblauwe meeuwen,
of een zwart omslag met witte meeuwen, gele
zon en oranje wolken. De meeuwen kan men van
het model naknippen. De zon is een cirkel van
4 c.m. middellijn. De wolken zijn smalle slinger-
repen, die 2 a 3 c.m. breed mogen zijn en, om
ze evenwijdig te doen lopen, met twee tegelijk
geknipt worden.
Wie de wolken wat lastig uitvoerbaar vindt, kan
ze ook weglaten.
Jongens en meisjes,
CTerlijk wil 'k er voor uit komen, aat 'k geen
I—dichter ben.
Dat wil natuurlijk niet zeggendat 'k nooit ge
probeerd heb ook eens een gedicht te maken. Wie
heeft dat nooit gedaan?
Ter gelegenheid van St. Nicolaas of op een ver
jaardag ben 'k ook wel eens aan 't dichten ge
togen en dan is 't me ook wel eens gelukt acht
regels bij elkaar te krijgen, die heel aardig op
elkaar rijmden. Wat een voldoening geeft dait,
vooral als anderen 't dan cok nog mooi vinden
Misschien dat 'k later jullie nog wel eens van
m'n dichtkunst laat genieten Maar als 'k er aan
denk dait er neven en nichten zijn, die Mulo, H.B.S.
en zelfs Gymnasium bezoeken, dam. krijg ik. nu al
kippenvel.
Als 'k dichten kon, dan had 'k nu een mooi onder-
werp. Volgende week Dinsdag is ons Prinsesje
één jaar. En zeg nu zelf: elke Hollanase jongen en
meisje, die daaraan denkt begint vanzelf een of
ander vrolijk wijsje te fluiten. Meisjes fluiten niet,
hebben ze me wel eens verteld, dan moeten zij
maar neuriën.
De redacteur van ons Zondagsblad had voor deze»
blijde gebeurtenis al een gedicht gekregen. Hij,
kan 't niet opnemen, vertelde hij me in een ver
trouwelijke bui, maar 'k mocht 't wel lezen,
'k Moest hem gelijk geven: het hele gedicht kon
voor plaatsing, niet in aanmerking komen. Maar
er warren regels bij, die de belofte inhouden, dat
als deze dichter maar vol houdt en vooral als h§
moeite doet bij echte dichters in de leer te gaant^
hij ons zeker nog wel eens verblijden zal met eei$
mooi en gaaf gedicht.
Weet je welke regels ik aardig vond? Deze:
De vlag nu gehesen
op schip en op schuit
op huizen en schuren
de vlag moet er uit!
Laat waaien en gieren
en stormen de wind
de vlaggen aan flarden
voor ons jarige Kind!
Je 'weet wel: een dichter zegt 't altijd een beet ja
kras. Onze meester vertelde ons vroeger wel eens
van „dichterlijke vrijheden". Ik hoop hartelijk, dat
ons land vol vlaggen zal zijn als we de eerste»
verjaardag van prinsesje Beatrix vieren. En 'k ziel
helemaal niet in waarom een boze wind al die mooig
vlaggen nu aan flarden zou moeten scheuren. Een
beetje minder is ook goed, zei m'n moeder altijd.
Ons Prinsesje één jaar! Weten jullie nog van de
geestdrift, die zich van heel ons volk meester,
maakte toen nu een jaar geleden de radio en.
zingende kerktorens de blijde tijding brachten: opj
Soestdijk is een Prinsesje geboren
Of jullie dat nog weten? Maar natuurlijk! Dat ver
geten we nóóit, al worden we ook 80 jaar.
Dinsdag is ons Prinsesje één jaar. Vroeg er uit
om de vlag uit te steken! En allemaal Oranje op
de borst!
Dat houden we voor afgesproken?
OOM JAN
pel. Die is zeker pas gegraven. Ze is
nog onbegroeid en veel te breed om
zo maar 's over te stappen.
Ynze kijkt de hei in. Ja, hoor, daar
lag zo'n baggergat.
De arbeiders zijn er nog pas bezig
geweest en hebben 't water uit de
greppel geschept. Door de greppel
liep 't dan vanzelf naar 't baggergat,
waar de turf gemaakt werd. Maar hij
kan hier z'n tijd niet verbeuzelen met
't kijken naar greppels en baggerga-
ten. Hij moet verder: eieren zoeken.
Vooruit! Met 'n sprongetje zal hij
over de brede geul. Eén, twee, drie!
Jawel, daar ligt hij, plat op de grond
en z'n hele bosje pijpendoorstekers
geknakt en gebroken.
Maar van dat laatste merkt hij op dit
ogenblik niets, want meteen, dat hij
met z'n neus in de heistruiken weg
duikt, hoort hij tegelijk een hevig ge
raas en angstig gekwaak.
Met 'n sprong is Ynze weer op de
benen en daar boven z'n hoofd cirkelt
'n eend nu rijzend dan dalend om 'm
heen.
,,'n Nest!" schiet 't Ynze opeens door
't hoofd.
Hij kijkt zoekend voor zich en, jawel,
hoor! Daar heb je 't; Hij had er met
z'n neus wel in kunnen vallen.
„Vader, vaaader!" roept hy zoo luid
hij kon: ,,'k heb er een, 'n nest, 'n
nest met eieren!"
„Jaaa!" klinkt het uit de verte als
antwoord.
Ynze buigt zich over 't nest heen. 't Is
vol: één, twee, drie,., zes., negen
eieren, 't Lijken wel kippeneieren, al
leen 'n beetje blauwachtig van kleur.
En wat liggen ze hier zacht. Of zo'n
eend ook 'n nest weet te maken: 'n
flinke kuil in de grond, zo groot als
'n soepschotel, daar wat hooiachtig
gras in, wat buigzame rietbladeren,
en dan al maar dons, dons en nog
eens dons.
Heel voorzichtig raakt Ynze een van
die eieren aan. „Lekker warm!" zegt
hij tot zich zelf.
„Tik, tik, tik", gaat het opeens in z'n
nek. „Tik, tik, tik", doet 't tegelijk
rondom hemHagelstenen.
Uit de donkere wolk boven hem ko
men ze al dichter en dichter in schui
ne richting neerschieten. Ze ketsen op
de eieren, springen even omhoog en
zakken in 't donzen bedje neer of ver
dwijnen tussen de hei.
Boven het walhout, dwars door de
hagelbui cirkelt angstig nog de ver
jaagde eend rond.
„Waar zit je, jó?" hoort Ynze opeens
achter zich roepen.
„Hier vader!" en Ynze rijst op.
„Ha, benje daar?"
Vader en Gerrit worstelen zich door
de ruigte heen.
„Negen eieren", zegt Ynze, naar 't
nest wijzend.
„Dan is 't broed bijna vol!" zegt Bou-
tema.
„Niet meenemen, hé Vader?" vraagt
Ynze.
„Neen, natuurlijk niet! Verboden, dat
weet je!"
Ja, dat wist Ynze. 't Was anders wel
de moeite waard: negen mooie, grote
eieren.
„Heb je nu goed gezien, hoe zo'n nest
er uit ziet?" vraagt vader.
„Ja vader".
„Jij ook Gerrit?"
Neen, Gerrit moest 't toch nog even
goed bekijken.
„Mooi hè?"
Dat was 't!
„Nu, dan maar weer voorwaarts!"
zegt Boutema. „We moeten dat arme
dier daar boven ons maar niet langer
in angst laten.
't Zal zeker nog 'n ei moeten leggen
en als dat gebeurd is, dan stopt 't z'n
broed onder bladeren en gras, dat je
er niets van ziet".
„En als 't nest vol is?" vraagt Gerrit.
„Dan gaat de wijfjeseend broeden,
precies als onze kippen. En ze doen 't
net zo graag".
„En dan komen er eendenkuikens, hé
Vader?"
„Natuurlijk, en als ze goed en wel
wakker zijn, dan gaan ze met d'r
moeder naar de wijk. Zwemmen be
hoeven ze niet te leren".
„Nou, dan zyn ze knapper dan ik",
erkent Gerrit.
„Ja, jongen, zo sdhiep God dez«
dieren".
De hagel roffelde nog zonder ophouden
neer, toen Boutema zich met de beida
jongens van de wal liet glijden.
„Pas op", zei vader, toen ze weer in da
heide stonden, „nu zul je eens zien,
hoe gauw de eend op z'n nest neer
strijkt".
Telkens omkijkend, zochten ze de hei
deweg weer op.
„Daar gaat ie!" riep Gerrit, naar da
neerdalende eend kijkend.
„Zie zoo", zei vader, „nu is d'r vep>
driet over".
„Verdriet!" lachte Ynze. „Heeft zo'H
vogel ook al verdriet?"
„Zeker, mijn jongen! Of de dieren vei»
driet hebben. De ganse schepping
zucht, zegt de Bijbel. En dat komt dooB
de zonden van den mens. In de hofi
van Eden was dat niet zo. Toen hacfc
den onze voorouders nog niet gezon
digd. Maar toen ze 's Heren gebod
pvertraden, sprak God een vloek uili
over het gehele aardrijk".
Zwijgend stapten de beide knapen!
naast vader voort. Daar was de weg
weer. Gelukkig, want 't lopen viel inj
die struiken hei niet mee.
Wordt vervolgdR
4.1
ÓTART