eeïïjoïïge vrouw in opstand
RIEK
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
ft
HOEKJE
i
door NICOLAS JEUNESSE
Madame buigt als dank voor het compliment
en glimlacht. De meisjes giehelen achter
haar batisten zakdoekjes Ze zijn te welgemanierd,
om den man uit te lachen in zijn gezicht.
„Als ik de jonge dames, die onder uw hoede
6taan, mag schilderen met uw uitnemende figuur
op den voorgrond, Madame, dan wordt het een
prachtig stuk voor de hal van de Abdij".
„De hal is te donker voor mooie schilderijen van
een artist als u, mijnheer".
„Dan de bibliotheek, Madame".
Madame aarzelt. Als het niet te veel geld kost,
wil ze haar portret wel toevoegen aan de serie
adellijke voorouders in haar bezit.
„Kom een oogenblik binnen, ik schenk u een bo-
kaaltje wijn".
In de spreekkamer wordt lang geconfereerd met
onderdanige plichtplegingen van den schilder en
zakelijk geknibbel van Madame.
Tenslotte is de overeenkomst gesloten en wordt
beklonken met een tweeden beker wijn.
Een kamer onder den toren wordt ingericht tot
werk- en slaapvertrek van den schilder Jean
Jacques Hauer. Is hij inderdaad een naamgenoot
van den gevierden pleiter voor waarheid en een
voud, Jean Jacques Rousseau? Of noemt hij zich
maar zoo, om zich een straaltje van diens glorie
toe te eigenen? Natuurlijk is hij een aanhanger
van de nieuwe denkbeelden, die hij hier in de
Abdij voor Dames zorgvuldig verbergt.
Madame poseert voor den kunstenaar iederen
dag, 's morgens een uur, 's middags twee uren. Hij
is geen kladschilder, zijn werk vlot goed en als
belooning noodigt ze hem 's avonds in den huise-
lijken kring. Daar is geen gevaar bij. Geen der
jonge dames is voor hem ooit te bereiken.
Maar het gemoed van een artist is licht ontvlam
baar. Zijn oogen dwalen langs de schoone rij en
blijven telkens rusten op een slanke gestalte.
Het portret van Madame nadert zijn voltooiing.
Nu vraagt hij, of er iemand onder de jonge dames
is, die hij mag portretteercn.
Maar niemand geeft zich op.
Hij buigt beleefd voor de slanke gestalte en zegt:
„Het zal mij een voorrecht zijn, uw portret te
mogen schilderen, mademoiselle".
Maar Charlotte bloost en dankt hem met haar
lieve stem. De schilder voelt zich betooverd. Dit
gelaat te mogen schilderen, die oogen, die trekken,
die fiere gestalte, die fijne vastberaden mond! Hij
wil twee portretten van haar maken. Het een om
zelf te bezitten, het ander om haar aan te bieden.
Als ze slechts voor hem poseeren wiL
Maar hij durft haar dit voorstel niet doen. Hij
ziet, dat zijn geval hopeloos is en zegt alleen met
overtuigde zekerheid, die bijna profetisch klinkt:
„Ik weet niet wanneer, maar ik zie toch eenmaal
den dag komen, mademoiselle, dat u voor mij, uw
onderdanigen dienaar, poseeren zult".
Vier dagen later vertrekt hij en verdwijnt uit haai
gezicht.
Burggraaf De Belsunce zoekt een geschikte gele
genheid om zijn attenties jegens Charlotte te her
vatten.
Die gelegenheid doet zich vrij spoedig voor.
Claen wordt bezocht door een hooggeplaatst gees
telijke, die de Sacramenten van Biecht en Vorm
sel zal bedienen aan de jongste leden der kerk.
Dat geeft veel drukte en propvolle kerken.
Ook Madame zal haar zwakke kudde naar het
bedehuis voeren en haar neef biedt zich aan als
beschermheer.
Dat is eigenlijk niet noodig, want de Abdij is aan
gebouwd aan de kerk van de Heilige Drievuldig
heid, een der vele kerken, die men begonnen is
te bouwen, toen het gevreesde jaar 1000, waarin
men het einde der wereld verwachtte, zonder
onheilen verstreken was.
Madame en haar jonge dames bezetten de gereser
veerde plaatsen en de jonge Burggraaf prijkt aan
tante's rechterzijde.
Ze bekijken de pralende kleeding der adellijke
kasteelbewoners uit de omgeving, de schitterende
gewaden der geestelijken bij het altaar, ze bespa
ren zich den aanblik op de burgers in de verste
banken en onderzoeken voorzichtig, of haar neu
zen iets waarnemen van de vieze geuren van het
gemeene volk, dat achteraan op de plavuizen
staat.
Charlotte volgt den dienst met devote aandacht
Na formaliteiten en Latijnsche litanieën volgt een
gebed in de landstaal, waarin de geestelijke den
God van hemel en aarde verzoekt, wel te willen
letten op de wenschen der edelen, de gebeden
van de geestelijkheid en de smeekingen van den
derden stand.
Deze woorden hebben de instemming van de
meerderheid der aanwezigen. De adel mag wen
schen, de geestelijkheid zich beroepen op haar
verdienstelijke gebeden, de derde stand mag
smeeken. Is het niet billijk, dat ook het Opperwe
zen rekening houdt met de standen, die in Frank
rijk bestaan?
Zoo denkt de adel, zoo denkt de geestelijkheid,
zoo denkt het godsdienstig deel des volks. Maar
hoe denkt het twintig millioenhoofdig monster,
dat canaille heet?
Charlotte is ook godsdienstig, zelfs vroom. En
tochToch.Is het wel zoo?Vader heelt
haar verteld van de tailles en van andere praktij
ken. En het optreden van den jongen Burggraaf
tegenover zijn volk? Waarom betalen adel en
geestelijkheid geen centiem belasting, terwijl het
volk zoo wordt uitgeknepen, dat het verhongert?
Heeft God het zoo ingesteld? Heeft God Turgot
ontslagen, die Frankrijk wilde redden?
Ze krijgt het zoo benauwd. O, Plutarchus, wijze
man, geef raad!
Een vToolijk groepje vrouwelijke Zuid-Afrikaansche studentendie deze week in ons land vertoefden, ten
hui^e van ZExc. Dr H. D. van Broekhuizen te Den Haag.
20
Het middagmaal draagt een feestelijk karakter en
Charlotte heeft de beurt van de plaats aan de
rechterhand.
Burggraaf De Belsunce is in een prachtige stem
ming en voert een geweldig woord. Hij heeft een
van zijn adellijke vrienden ontmoet, die juist uit
Parijs is teruggekeerd. Daar schreeuwen het volk
en de Senaat om Sta ten-Genera al, door het volk
zelf te kiezen. De Senaat heeft geweigerd de
koninklijke leening goed te keuren. De koninklijke
kas is leeg. Nu heeft de controleur der financiën,
gedekt door een koninklijk bevelschrift, de deuren
van het Senaatsgebouw door militaire macht doen
openen, den Senaat ontbonden en de twee aan
voerende Senaatsleden gevangen genomen en
zonder eenigen vorm van proces doen wegvoeren
naar afgelegen verbanningsoorden. Bravo!
Madame en de dames luisteren zwijgend en een
beetje ontrust Wat heeft dit te beteekenen?
„Dit heeft te beteekenen, dat het oproerige volk
het mes op de keel krijgt. Het geld moet er
komen."
Hij kijkt rond, om den indruk van zijn woorden te
meten, maar zijn blik stuit op een uitdrukking
van koele minachting im de anders zoo zachte
oogen van zijn tafeldame.
„Kan het volk alles betalen?" vraagt Charlotte.
„De belastingen zyn al zoo zwaar."
Dit irriteert hem. Zal die kale jonkvrouw dan
altijd volharden in haar weerstand tegen hem den
onweerstaanbare?
Zijn oogen beantwoorden haar minachting met
spot. Inplaats van haar te antwoorden, keert hij
zijn hoofd naar links en vraagt: „Sedert wanneer,
Madame, ontvangen uw pupillen onderwijs in de
politiek?"
Madame geeft in haar verwarring een onbedacht
zaam antwoord en vraagt: „Wil jij misschien zoo
goed zijn, ons op de hoogte te stellen?"
Een meer ongelegen verzoek kan hem zeker niet
gedaan worden. Maar hij kan niet weigeren. Onaf
gebroken voelt hij Charlottes blik als een zwij
gende hoon op zich rusten. Zijn verwarring, die
hij niet verbergen kan, grieft hem als een opzet
telijk opgelegde vernedering.
Dan neemt hij een laf besluit. Hij zal de moeilijke
taak van zijn eigen schouders afwentelen op de
hare.
„Wat weet u van het volk en wat weet u van
belastangen, mademoiselle?" vraagt hij eensklaps,
uiterlijk beleefd.
„Blijkbaar meer dan u, want we hebben van u nog
niets gehoord."
„Ik wil luisteren. Ik wil aan uw voeten zitten als
een dankbare leerling."
De anderen weten niet, wat ze denken moeten.
Is dit een uitdaging?
„De dankbare leerlingen zitten op andere zetels
dan de uwe."
Ze waoht geen antwoord. Ze vertelt, wat ze weet
van de tailles, van de praktijken der landheeren,
van het leed der pachters, van de maatregelen van
Turgot die de zwaar belaste levensmiddelen wilde
ontlasten. En dan spreekt ze geestdriftig van de
republieken der Oudheid, van heldenmoed en
burgerdeugd en opofferingsgezindheid bij mannen
en vrouwen, die ze bewondert als mensohen van
de daad. En dan zegt ze nog eens met nadruk:
„Menschen van de daad".
Het gezelschap zit verstomd. Madame voelt een
vreemde onrust. Na een korte pauze legt Charlotte
haar tafelheer rechtstreeks de vraag voor: „Wat
hebt u hier op te zeggen?"
Hij heeft niets te zeggen. Om zijn figuur te redden
gaat hij haar te lijf met grove woorden. Hij ver
onderstelt, dat ze als een vrouwelijke Turgot of
als een tweede Jeanne d'Arc, als vrouw van de
daad zich zal opmaken, om Frankrijk te redden.
„Het zal mij een eer zyn, onder uw vaandel li
mogen dienen."
Madame besluit de tafel op te heffen. Het dessert
blijft achterwege. Geprikkeld gaat de jonge man
naar huis.
Het incident is gesloten.
Later voelt Charlotte zich beschaamd wegens haar
optreden. Zoo iets past geen adellijke dame. Hoe
kon ze zich zoo laten gaan! Ze zal maar vluchten
naar "ha ar boeken.
„Madame, mag ik een boek uit de bibliotheek?"
Madame kijkt ernstig. Ze moet voorzichtig zijn.
Wat zijn dat voor ideeën die Charlotte verkondigd
heeft? Ze heeft haar ondervraagd en vernomen,
dat Plutarchus haar dit alles heeft geleerd. Hoe
is het mogelijk? Een man, die al zooveel eeuwen
dood is!
„Ik zal nog wel eens een mooi boek voor je uit
zoeken," zegt ze vriendelijk.
Madame zoekt in de boekenkasten. Wat zal ze
geven? Geen romantisch verhaal. Charlotte is
romantisch genoeg. Een liefdesgeschiedenis? Ze
is twintig jaar en toont niet de minste toenadering
tot vleiende vereerders. Meit haar neef is het tot
een botsing gekomen. Eigenlijk maar gelukkig.
Maar als lectuur kan een liefdeshistorie geen
kwaad.
Een uur later brengt Charlotte haar het boek
terug en vraagt iets leerzaams.
Iets leerzaams. Wat nu?
Weer zoeken.
Ze vindt Raynals „Geschiedenis van de beide
Indiën". Dat kan wel dienen. Zoo'n droog geschied
verhaal is juist iets voor Charlotte. En de wilde
Indiërs zullen haar geen republikeinsche staat
kunde leeren.
iWordt vervolgd)}
No. 54. Uw boekjes cnrculeeren nog.
Mej. T. C. S., Vreeswijk. Wij hebben u inge
schreven onder No. 177.
J. J. M. H., Dordrecht, Wy hebben u ingeschre
ven onder No. 178.
Tot en met 16 Januari ontvingen wij boekjes van:
No. 82 2 stuks 280,45 344,25.
No. 112 1 455,35.
No. 162 2
No. 96 1 282,00.
No. 93 2
No. 140 2
No. 145 9
No. 169 1
No. 54 1 1857.25.
No. 170 2 153,95; 240,20.
No. 176 3
No. 48 1
No. 47 1
Waarde-opgaven van vroeger ontvangen boekjes:
No. 134 44,70; 68,50; 104,80 90,40.
No. 27 68,90; 71,20; 102,55.
No. 146 37,20.
No. 33 52,30; 237,55.
No. 76 195,50.
Deze combinatie maakte 40 jaar geleden reeds
slachtoffers en is het bewijs, dat men, om „be
hoorlijk" te kunnen spelen over een geheel arse
naal „listigheden" moet beschikken om niet in
gemaakt te worden.
VRAAGSTUK No. 1126
Auteur: J. Hofwegen, Rotterdam
VRAAGSTUK No. 1130
Auteur: D. Douw es, Utrecht
46 47 48 49 50
Eerste publicatie
Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpenboomstraat 6,
Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres.
Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint.
Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk
8 dagen na plaatsing.
CORRESPONDENTIE
W. van K. te O. B. en A. v, D, te R, Dank voor
toezending problemen.
D. D. te U. Dank voor problemen en goede wen
schen. Wilt u uw vraag eens doen aan de hoofd
redactie?
J. C. v. R. te L. De heer A. v, d. Kreeke bericht
ons, dat de auteurs-oplossing van 1110 gelijk was
aan die van u, waarschijnlijk is een schrijffout
oorzaak van het misverstand.
1939
Zeer verrast was ik met de vele gelukwenschen
welke ik mocht ontvangen van de .getrouwen".
Het nieuwe jaar krygit bijna alweer rimpels, doch
van narte allemaal „van 't zelfde"....
W. H.
UIT ONZEN LEZERSKRING
VRAAGSTUK No. 1124
Uit een party van IJ. v. d. Meer, Zwartsluis
VRAAGSTUK No. 1128
Uit een partij tusschen L. Schipper (wit) en
A. D e ij 1 te Schiedam.
1 2 3 4 5
■L
m
I
c.
p§®
m
8
o»
m
1
s
m
ft
SS
s
ft"""
S
8
8
8
8
1
8
m
m
tg}
8
li
B
ff
(1
S3
IH
'M
m
S
e;.
8
8
11
Él
8
.r;
ÉI
g
B
g§
Ül
ff§
S
if
m
a
H
n
s
9
W/,
8
m
46 47 48 49 50
Zwart doet een daanzet. Voor beginners.
VRAAGSTUK No. 1125
Uit een partij tusschen W. van Kuyk (wit) eni
(C. HollaaT, gespeeld te Oud-Beyerlandw
46 47 48 49 50
Voor beginners
VRAAGSTUK No. 1129
Auteur: A. v. d. K r e e k e, Bergen op Zoom
1 2 3 4 5
■t
8
3,
It
ipi
m
8
S
m
ft"
u§
E
s
8
n
8
if
8
■u/W
f§
11
S'
8
m
m
46 47 48 49 50
Samzet
46 47 48 49 50
Eerste publicatie
Eerste publicatie
Een serie vraagstukken waarvan de meeste uit de
praktijk.
Een soort „Inventaris-opruiming", om in seizoen-
taal te spreken.
Als slot een probleem met een geestigen slotstand.
Stel ons niet teleur en doe ons uw oplossingen
toekomen
NAGEKOMEN CORRESPONDENTIE
F. C. V te W. De auteurs-oplossing i6: 40
30—25, 35x13, (23x34 de beste) 43—38 (32X.*4
gedw.), 48X30, 47—41, 30—24, 25X5!
Tevreden?
A. B te R. Zal u spoedig schrijven.
Jo Schipper. Is uw adres Hoogstraat 12, Rotter
dam? Wij hebben het notitieboekje als „onbestel
baar" terug ontvangen.
1
L.
b
5
4
e
10
11
1»
M
45
16
n
IS
19
LO
u
Ll
HORIZONTAAL:
1. Onverwachts.
7. Geestelijke (Fr.).
8. Hulpkok (Fr.)
9. Meer (Fr.)
10. Vaartuig van Noach
12. Man.
14. Zwemvogel.
17. Geluid.
19. Vroeger.
20. Voegwoord (oud Nederl.)
21. Verklaring onder
22. Treinen op een ander spoor brengen.
VERTICAAL:
1. Instrument voor het meten van gereden af
standen.
2. Eerste kellner.
3 Verscheidene.
4. Uiting van vroolijkib.'ld.
5. Denkbeeld.
6. In elkaar.
11. Inhoudsmaat
13. Ik. (Lat)
15. Vulkaan in Europa
16. Meelmengsel.
17. Tak. (Eng.)
18. Genootschap.
Kruiswoordraadsel
OPLOSSING
van het Geografisch
vorige Zondagsblad.
HORIZONTAAL: 1. Aras; 4. Aube; 6. Aar; 7.
Agra; 8. Norg; 9. Rio; 12. Bar; 15. Elbe; 16. Oder;
17. Ede; 18. Balk; 19. Rigi.
VERTICAAL: 2. Riga; 3. Saar; 4. Arno; 5. \rs;
JO. Ida; 11. Alba; 12. Beek; 13. Roer; 14. Berg.
33
VRAAGSTUK No. 1127
Auteur: A. v. Dommelen, Rotterdam
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Eerste publioatie