HERODES de GROOTE IN de Kerstgeschiedenis speelt ook Herodes de Groote, Koning van Palestina, een rol. En deze man mag allerminst een overtollige figuur worden genoemd. Trouwens, niemand, die op treedt in de geschiedenis van het Koninkrijk Gods, is zonder beteekenis te achten. Het is God, Die de geschiedenis maakt. En daarom kan het niet anders, of allen, die bij de komst van Chris tus in het vleesch in de historie naar voren tre den, moeten meehelpen Gods raad uit te voeren. Om het even. of zij als de herders en Simeon en Anna de vertroosting Israels verwachtten, of dat zij als Keizer Augustus totaal geen oog hebben voor het Kerstwonder, of dat zij als Herodes bla ken van vijandschap tegenover den te verwach ten Messias, zy allen vormen een schakel in de door God gesmede keten van de geschiedenis van het Koninkrijk Gods. In Herodes, den Edomiet, zien we opnieuw den strijd ontbranden tusschen Jakob en Ezau, den strijd, welke krachtens Gods belofte moet eindi gen in Jakobs overwinning. Met Herodes' Koningschap over Palestina was het tijdstip aangebroken, waarop de scepter van Juda week en dus naar Gen. 49 10 de komst van Silo mocht verwacht worden. En wanneer we bovendien letten op de wijze, waarop Herodes zijn regeermacht over Israël uit oefende, hoe hij het Makkabeesche vorstenhuis uitroeide, op welks laatste spruiten de Joden hun hoop hadden gevestigd, dan moest dit alles wel meewerken, om de Messiasverwachting by de geloovigen in Israël levendig te houden en nieu we kracht te geven. Hoe kwam deze Herod«s aan het bewind over Palestina? Onder Antiochus Epifanes werd het volk der Joden zwaar verdrukt. Het was diens bedoeling, het Jodendom volkomen uit te roeien. Hij wilde zelfs de Joden dwingen in het open baar vleesch te eten van de zwijnen, welke ter eere van Jupiter op het altaar Gods in de heilige stad waren geofferd. Een bejaard Schriftgeleerde weigerde er. werd hierbij gevolgd door een moeder met haar zeven zonen, die allen den marteldood ondergingen. In dien tijd was het, dat de priester Mattathias met eigen hand een Jood doodde, die gereed stond den afgoden te offeren Geholpen door zijn vijf zonen, verzamelde hij de trouw gebleven Joden om zich heen en wierp het heidensche al taar omver. Hij vluchtte daarop naar de bergen en verhief de vrijheidsbanier, waarop de letters M. K. B. J. waren geschreven, de beginletters vari den Hebreeuwschen oorlogskreet uit Ex. 15 vers 11: „O Heere, Wie is als Gij onder de goden" (in 't Hebreeuwsch: Mi Kamaka Baetdm Jehova). Aan deze banier hadden zij den naam Makkabeërs te danken. Reeds vroeg sneuvelde Mattathias in dezen han gen strijd, maar zijn zonen zetten in heiligen ijver den krijg voort en behaalden de overwin ning. Zij heroverden Jeruzalem, reinigden den tempel en herstelden den eeredienst. Het was op dat oogenblik (165 v. Chr.) dat de 2300 avonden en morgens van Dan. 8 14 een einde namen. Acht dagen lang vierden de Joden toen het feest van de vernieuwing des tempels, welk feest tot in de dagen van Jezus' omwandeling op aarde jaarlijks werd herhaald. Evenwel, in deze dagen werd meteen de grond gelegd voor de Romeinsche heerschappij over Israël. Om zich tegen Syrië te sterken, sloten de Joden een verbond met Rome. Ruim een eeuw genoten de Joden toen betrekke lijk rust in hun land. Na den dood van Julius Ceasar (44 v. Chr.) deden de Parthen een inval in Palestina en verhieven Antigonus, uit het geslacht der Makkabeërs op den troon. Rome nam hiermede echter geen ge noegen, liet Antigonus door het zwaard ombren gen en stelde in 37 v. Chr. Herodes, den Idu- meeër, aan tot Koning over Palestina. In het begin zijner regeering stuitte Herodes op veel tegenstand by de Joden, die nog steeds het oude Vorstenhuis der Makkabeërs bleven aanhan- gen. Nu kan van Herodes gezegd worden, dat hij een dubbelhartig man was, ongestadig in al zyn wegen. Zijn onbegrensde eerzucht deed hem voortdurend vreezen, dat de macht nog eens vroeg of laat aan zijn hand zou ontglippen. Door dien angst gedreven, zocht hij nu eens door ge weld den tegenstand der Joden te breken, en dan weder door geveinsde vriendschap voor zich te winnen. Hij liet 45 voorname Joden, waaronder vele leden van het Sanhedrin, ter dood brengen, om op die manier schrik onder de bevolking te brengen. En om anderzijds de Joden weer gunstig voor zich te stemmen, trad hij in het huwelyk met Marianne, kleindochter van Hyrcanus II, een der priesters uit het geslacht der Makkabeërs. Zoo moest hij den schijn wekken, dat in hem het oude Vorstenhuis zijn wettige voortzetting vond. Zelfs overreedde hy met vriendelijke woorden den Veel is veran derd in het Heilige Land, maar ook veel is gebleven zoo- als 't eeuwen geleden was. De prachtige afbeelding hier naast wekt de herinnering aan menig Bijbel verhaal ouden Hyrcanus, van Babel naar Jeruzalem te komen. Hij overlaadde dezen ouden man in Jeru zalem met vleierijen en eëretitels. Onder invloed van Alexandra, Marianne's moeder, droeg hij het hoogepriesterschap op aan den jeugdigen Aris- tobulus, den broeder van Marianne. Maar toen hij bemerkte, dat het volk dezen jon geman bijzonder aanhing, bekroop hem weer de vrees, dat deze 17-jarige jongeling wel eens een geduchten mededinger naar de kroon kon wor den. Daarom liet hij hem in het jaar 35 v. Chr. in het bad te Jericho verdrinken. Vijf jaar later moest ook Hyrcanus het ontgelden. Hij liet den 80-jarigen man, van wien hij toch feitelijk niets meer had te vreezen, ter dood brengen. Kort daarop verstiet hy ook zijn vrouw Marianne, om dat hij haar verdacht van een samenzwering te gen hem, en liet haar eenzelfde lot ondergaan als haar grootvader Hyrcanus. En nog vond zijn zwaard geen rust. Inderdaad werd in Herodes de waarheid bevestigd: De god- deloozen vlieden, waar geen vervolger is, maar elk rechtvaardige is moedig gelijk een jonge leeuw. Van leeuwenmoed was bij hem geen sprake; enkel angst en vreeze vervulde zijn hart. Daarom werd hij voortdurend gedreven, om door list en geweld zijn troon te handhaven. Na eerst nog zyn vrouws moeder Alexandra uit den weg geruimd te hebben, liet hij voortdurend spionnagedienst verrichten, om te onderzoeken, waar hij nog eenigen uit het oude geslacht der Makkabeërs zou kunnen vinden. Na twaalf jaar gezocht te hebben, werd hem de schuilplaats van enkelen dier nakomelingen bekend. Ze werden ontdekt ten huize van zijn zwager Kostobarus, die gehuwd was met Herodes' zuster Salome. Onmid dellijk liet hij hen ter dood brengen, gelijk met zijn zwager. Hoe vèr zijn spionnagedienst ging, wordt ons vermeld in oud-Joodsche geschriften. Hij liet eens een Rabbi het gelaat met een egelhuid overtrek ken, zoodat deze hierdoor geheel werd verblind. •Toen bezocht hy persoonlyk dezen ongelukkige en trachtte aan dezen een uiting van haat tegen over hem te ontlokken. Herodes, zich niet ken baar makend aan den Rabbi, zei hem: „Er is hier niemand, die naar den koning kan gaan en het hem aanbrengen, ik en gy zijn hier alleen!" Heerschte Herodes over het Joodsche volk met list en geweld, voor het Romeinsche hof kroop hij als een slaaf, om tot eiken prijs de gunst des Keizers te behouden. Toen in Rome's rijk de strijd ontbrandde tusschen Antonius en Octavianus, koos Herodes aanvanke lijk de zijde van Antonius. Maar zoodra bemerkte hij niet, dat Antonius de nederlaag begon te lij den, of hij sloot zich direct bij Octavianus aan. Na den dood van Marianne bleven haar twee zonen, Alexander en Aristobulus, nog eenigen tijd in de gunst van Herodes deelen. Hij liet hen m Rome een vorstelijke opvoeding ontvangen en deed hen huwen met vrouwen van Koninklijken bloede. Alles scheen er op te wijzen, dat zij hem straks in de regeering zouden opvolgen. Maar zie, opeens werd de liefde bij Herodes in haat ver anderd. Een andere zoon van hem, n.l. Antipater, geboren uit H^odes' eerste huwelijk (hij moet wel tienmaal gehuwd zijn) weet zijn beide half broeders bij hun vader verdacht te maken, door hem te zeggen, dat zij plan hadden het bloed van hun moeder Marianne aan Herodes en zijn huis te wreken. En dit was voldoende, om Herodes den schrik op het lijf te jagen. Hij liet hen daarom in Samaria beiden ter dood brengen. Iemand als Herodes, die, door voortdurenden angst gekweld, zulk een wispelturig karakter ver toont, is moeilijk te doorgronden. Het is byna niet in te denken, dat hij bij al de gruwelen, aan het Joodsche volk gepleegd, som tijds toch weder op voortreffelijke wijze de be langen der Joden trachtte te bevorderen. Hij zorgde ervoor, dat Keizer Augustus aan de Joden buiten Palestina vrijheid waarborgde, om naar hun wetten te leven. In een tijd van hongersnood deelde hij met milde hand uit. En ook de gods dienstige belangen der Joden schenen hem niet onverschillig. In het jaar 20 v. Chr. begon hij met de vernieuwing van den tempel te Jeruzalem. En zoo prachtig werd dit gebouw, dat het tot een spreekwoord werd bij de Joden: „wie den tempel van Herodes nie-t gezien heeft, heeft nog nooit iets' schoons gezien". Herodes was de man, vol van innerlijke tegen strijdigheden. Hij brengt offers aan Israëls God, voor hij ten strijde trekt. Hij geeft slechts toe stemming tot het huwelijk van zijn zuster Salome met den Arabier Sylleüs, indien deze zich laat besnijden. Maar het is ook weer dezelfde Herodes, die, om de Joden te tarten, boven den ingang van den tempel den Romeinschen adelaar plaatste en in de heilige stad een renperk deed verrijzen, waarin naar heidenschen trant worstelspelen wer den gehouden. En even buiten Jeruzalem bouwde hij een reusachtig Grieksch amphitheater, dat de Joden met afschuw vervulde. Toen de Heiland geboren werd, had Herodes on geveer den 70-jarigen leeftijd bereikt. Als grijzë vorst had hij slechts één streven, n.l. den troon ta bevestigen in zyn geslacht. Daarom is het te ver staan, hoe Herodes schrok bij het vernemen van de tijding uit den mond der Wijzen van het Oos ten, dat de Koning der Joden moest geboren zijn. Hij zag in gedachten zijn eigen troon reeds aan het wankelen. En de Farizeeën met hun uitge sproken aardschgezinde Messiasverwachting had vluchtelingen onder dak te brengen en ouder- looze kinderen, al is het in naaste familie, laat men heel gauw naar een weeshuis gaan. Daar aan dacht men in mijn jeugd niet. Waar plaats was voor ouders en acht kinderen, konden er nog wel twee grootmoeders en een ouderlooze neef en nicht btj. Er zal wel eens een beetje ruzie geweest zijn en de oude vrouwen waren soms wel wat lastig ik weet het niet maar het zou niet bij één der eigen kinderen opgekomen zijn om iets meer te verlangen, dan wat de weezen kregen. In de woonkamer was plenty ruimte, zoo ik zeL Deze werd nuttig besteed. Gy moet n.l. weten, dat wij min of meer in een heidenwereld woon den. Kerkvolk was er niet, bekkesnijders wel. „Kaartspelers en dobbelaars (in de kroeg) zijn de grootste zondaars"; zeiden we wel eéns. Als het waar mocht zijn, dan wemelde het daar van groote zondaars. En een zendeling zou kans loo- pen er vermoord te worden. Wat daartegen te doen? Ook toen reeds verstond men de waarheid van Luther: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Dus diende de groote woon kamer voor Zondagsschoollokaal. De stoelen aan den kant en eenige ruwe banken er in: klaar was de zaal. Ik zie ze nog komen, de ouderlingen uit de na burige gemeente, waar wij ook kerktfen twee keer per Zondag en telkens een uur loopen die des middags Zondagsschool hielden met hoofdzakelijk ongedoopten. Ook kwamen er wel studenten en kweekelingen „zonder akte" om te vertellen. Ik noem niemand, maar mijn sympathie voor een oud-lid der Tweede Kamer met Sauls- gestalte stamt uit die dagen. De kinderen werden gestuurd niet om het Woord te hooren, maar om met de Kerstdagen wat wol len kleeren, een boekje en wat versnaperingen te ontvangen en met Paschen een krentenbrood en een sinaasappel. Maar het hart werd soms ont sloten. De zegen bleef niet uit. Ik werd er on langs nog aan herinnerd, toen ik geheel onver wacht uit Soerabaya van een vroegeren buur jongen een brief ontving. Ik zal er niet letterlijk uit citeeren, maar gij begrijpt, dat ik dit schrijven zorgvuldig bewaar. Het lange verhaal komt in het kort hierop neer. Godsdienst was er bij den schrijver thuis niet, maar hij bezocht eenige jaren de Zondagsschool om bovengenoemde redenen. Nauwelijks van de lagere school werd hij boeren arbeider, daarna militair. En omdat naar zyn opvatting de grond goed lag en niet Hïlkens om gewerkt behoefde te worden, ging hy naar Indië als koloniaal. Ik had hem totaal uit het oog ver loren, maar nu schreef hij mij, dat hij het door vele jaren vrij goed gemaakt had. Een officier had hem onderwezen en daardoor was hij nog al eens bevorderd. Maar toen zijn diensttijd om was, bleef hij in Soerabaja, waar hij een winkel begon en goed zijn brood vond. Een lieve vrouw stond hem terzijde; kinderen verhoogden het Echter, hij had meer gevonden dan brood. In de eenzaamheid waren de Zondagsschoolversjes in zijn herinnering terug gekomen; een Kerstboekje zat nog in zijn bagage en hij was weer gaan bid den. God verhoorde het gebed; hij vond vrede „Dat dank ik, naar den mensch gesproken, aan de Zondagsschool welke in de groote woonkamer bij jullie thuis gehouden werd"; zoo schreef hij mij. „Ik kan er God niet genoeg voor danken." Ik ook niet. Want de vruchten van deze Zondags school zijn, dat er nu dicht by het ouderlijk huis een Christelijke school staat met drie lokalen; dat men even verder een vereenigingslokaal ge sticht heeft voor Evangelisatie en Christelijke actie en dat „welhaast een groote schaar" bij het opgaan des Zondags de liederen Sions zingt. Verbaast het u nu nog, als ik u eerlijk opbiecht, dat de tranen mij in de oogen kwamen, toen ik na lange afwezigheid voor het eerst per spoor door dezelfde streek reisde en in de nevelige avondschemering het ouderlijk huis zag op doemen? Zijn het dan zulke bijzondere herinneringen, waarvan ik gewag maakte? Volstrekt niet Wel zie ik het ouderlijk huis nog vaak in gedachten beladen en omringd met hardbevroren sneeuw, waarin wij fantastische spelonken groeven; maar er zweeft niet het waas van een Kerstsprookje om. Het is alles doodgewoon en nuchter. Doch ook weer zoo, dat het in de herinnering omweven is met symboliek, harmonie en romantiek, welke de stadswoning, brok in een langgerekte woonlaag, ten eenenmale Poot idealiseerde toen hij zong van „het genoeg lijk leven des gerusten 1 andmans"; maar het is wel waar, wat hy zei: De bloemenkrans siert lichter dan de kroon, Die vaak den vorst bij nacht met zorg doet waken; Geruster zit men onder daken, Van riet gebouwd, dan op den hoogen troon. Wie als kind op een eenzame landhoeve op groeide, beaamt dat. En in een opwelling van sentimentaliteit en intieme openhartigheid vertelt hij er iets heel eenvoudigs van. Wie ouder wordt grijpt naar het verleden en verhaalt van vertrouwelijke dingen. Dus teeken ik INTIMUS. Oudejaarsavond door Li de Koning -OA nee, ik had me er nu juist zoo op ver- heugd om naar Truus en Herman te gaan. Er komen nog wat meer lui en het zal best ge zellig worden." „Ja gezellig wel, maar van den Oudejaarsavond verwacht ik nog wat anders dan best gezellig. Ik vind dat een feest om thuis of tenminste in in- tiemen kring met gelijkdenkcnden te vieren." Jo trok een pruillip. Ze wist haast wel zeker, als Han er zoo over dacht, dan kwamen ze toch niet weg. Maar ze wilde zich niet zoo gauw gewonnen geven, want Truus vertelde haar net vanmiddag nog, dat de Bouwmeesters er ook kwamen en daar wilde ze wel eens graag mee kennis maken. Hot waren nu wel niet precies gelijkdenkenden, zooals Han zoo gedecideerd kon zeggen. Ze had echter al zooveel keer vroeger thuis Oudejaar in den huiselijken kring meegemaakt en nu ze ge trouwd waren vorig jaar ook al weer naar huis toe geweest. Daarom had ze zich voorgenomen, dat ze nu eens hier zouden blijven en dat had Han ook wel gewild, maar hier in hun huis en niet naar opper vlakkige kennissen. „Wat is daar nu aan, zoo met ons tweeën alleen." Han zichtbaar pijnlijk getroffen, antwoordde niets en zoo gingen ze dien avond naar boven. Beiden met een onvoldaan gevoel, maar Jo met het voor nemen om. ditmaal haar zin door te dry ven. Voor dat ze slapen ging dacht ze nog: ik zal voor Oudejaar niets in huis halen, dan kunnen we moeilijk anders dan gaan. Den volgenden dag kwam Han als gewoonlijk om twaalf uur thuis. Hij begroette Jo als alle dagen en pakte een krant, waarin hy' zich verdiepte tot dat het eten op tafel stond. Onder het eten praatten ze overal over, behalve over hun gesprek van den vorigen avond. Het was of geen van beiden de eerste wilde zijn er weer over te beginnen. Pas op het punt van naar kantoor te gaan, kwam Han er op terug. „En waar gaan we heen vanavond, ben je al tot een beslissing gekomen?" „Dezelfde beslissing als gisteravond, naar Truus en Herman." Han zijn gezicht versomberde. „O," was alles wat hij zeide. Daarna pakte IhJQ z(jn fiets en reed naar zijn kantoor. So wist nu wel, dat ze er verkeerd aan deed als Be haar zin toch doordreef, maar iets in de hou ding van Han prikkelde haar en daarbij dreef haar de sterke begeerte om toch te gaan, om eens een luchthartiger en uitbundiger Oudejaar te hebben. 's Avonds na kantoor thuiskomende, ging Han eerst naar boven zich verkleeden. Jo redderde in de keuken voor het eten. Een half uur later zaten ze tegenover elkaar aan tafel. „Je weet dus goed Jo, dat je persé naar Truus en Herman wilt?" „Ja, vind je dat nu zoo erg, dat het voor één keer eens wat luchthartiger zal zijn?" „Wie komen er nog meer?" „Onder anderen de Bouwmeesters." Op Han zijn voorhoofd voegde zich een rimpel bij de andere. „En hoe laat moeten we er zyn?" „Ik heb beloofd om acht uur." „Dus je hebt de avonddienst in de kerk maar stilzwijgend van het programma geschrapt?" „Ja Han, we kunnen toch niet als eenigsten nog om half tien er tusschen vallen, en is dat nu zoo onoverkomenlijk?" „Onoverkomenlijk niet, maar het is de eerste stap op den verkeerden weg." Onderweg was Jo toch wat korzelig, omdat Han er nu toch heelemaal geen plezier in kon krygen, zich alleen maar ergerde. Ze wist, dat ze ongelijk had. Eigenlijk toch echit kinderachtig om Han zijn avond te verknoeien en zou dat pleziertje na genoten te zijn niet veel van zijn glans verloren hebben? Ze schrok van een bus die langs haar heen raas de. Ze liep te droomen, moest wat beter opletten. Het was hier druk midden in de stad. Als Jo haar Han zijn gezicht keek, zou ze wel willen zeggen: laten we maar omdraaien, nu jij het niet leuk vindt, is het voor mij toch ook al lang zoo leuk niet meer. Valsche schaamte weer hield haar echter. O ja, hier moesten ze oversteken, over die twee vluchtheuvels naar den overkant, Jo liep nog steeds te overwegen, keek daardoor niet uit. Han, die ook liep te peinzen, zag nog op het laatste moment de auto die aansuisde. Hy kon Jo niet meer tegenhouden. Hij schreeuwde: „Jo!" Jo keek op, zag.... sprong en viel.... Terwijl ze viel vlogen gedachten met bliksemsnel heid door haar hoofd en zag ze ontdaan van alle schoone schijn haar drijven en najagen van een oppervlakkig pleziertje, op gevaar af va-a een verwijdering tusschen Han en haar. Tien meter verder stond de auto stil. De chauf feur sprong er uit, maar Han was al bij zijn Joke, die hy niet eens een pleziertje gegund had, al Het eerstvolgende nummer van ons Zondagsblad verschijnt Za terdag 7 Januari 1939 was dat dan eens een keer op Oudejaarsavond. Er kwamen er toch nog genoeg, hoopten ze. Jo had gelukkig niets, was alleen duizelig en flauw van de schrik. De chauffeur liep weer naar zijn auto. Han wenkte een taxi. Hij ondersteunde Jo en hielp haar in de auto. „Als je blieft naar huis," zei ze nog en viel toen in de kussens. Han kwam bij haar zitten. „Wil je heusch naar huis, Joke?" „Nergens anders heen dan samen met jou naar huis! Kan je me vergeven dat ik je avond be dorven heb?" Hij sloot haar mond met een zoen. Daarna zaten ze hand in hand tot ze voor hun huis stil hielden. In huis was het heel stil, maar toch was er vreugde in hun hart om de verkilling, die nr. voorbij was. Jo, die al weer een beetje over de schrik heen was, zei met een ondeugend lachje: „En toch had ik nog wel iets voor het geval je heelemaal niet mee had willen gaan." Ze verdween in den kelder en kwam terug met een paar ragoutbroodjes, wat oliebollen en een flesch wijn. Ze zette alles gezellig bij elkaar, deed de schemer lamp aan, stak nog een paar kaarsen aan en na dat ook nog de the'e gezet was, wilde ze het zich op de rustbank gemakkelijk maken, toen er gebeld werd. „Wie kan daar nu zijn?" Ze opende de deur. „Nee maar, zijn jullie dat, wat een geweldige verrassing!" Peter, Han zyn broer met zyn vrouw Hilda stonden lachend voor de deur. „Ja, zou je ons niet eens binnenlaten? Of komen we ongelegen? We hebben het er maar op ge waagd. We dachten, Han met Oudejaar niet thuis, dat is iets onmogelijks en je ziet, dat we gelijk hebben." Jo kreeg een kleur. „Natuurlijk zyn we thuis," zei Han die achter haar stond, „en we vinden het een reuzen idee, dat jullie heelemaal met den trein hiernaartoe zijn gekomen om met ons Oudejaar te vieren." Dien avond kreeg Jo af en toe nog een ondeugend knipoogje van Han, maar ze zag wel aan Han zijn gezicht, hoe hij genoot van dit intieme ge zellige avondje. Gelukkig had Hilda zelf nog wat oliebollen en een slaatje meegebracht, omdat er op hen niet gerekend was. Er was een hartelijke genoegelijke sfeer, zonder luidruchtigheid, maar door twee menschen werd dezen avond diep beleefd en in twee harten wa3 het vaste voornemen om ln het vervolg ervoor te waken, dat zulke nietigheden tusschen hen ver wijdering zouden brengen. Om twaalf uur werd in gebed dank gezegd voor al het goede, dat in het afgeloopen jaar hen mocht ten deel vallen en werd voor het komende jaar een zegen afgesmeekt. Daarna nam Han Joke in zyn armen en in den blik die werd gewisseld, lag al het geluk van het heden en een belofte voor de toekomst *>n innige kus bezegelde die belofte. BANDEN ZONDAGSBLAD Hebt U al een band besteld voor den jaargang 1938 van ons Zondagsblad Doe 't dan vandaag nog Maak daarbij gebruik van de bon, die we vandaag nog eens in de krant afdrukken. De prijs voor band en uitvoerig register is slechts 65 cent. A Als U éénmaal een jaargang hebt laten X inbinden, dan zult U 't elk jaar weer doen. Stel niet uit, maar zend ons nog heden de bon toe! X OPLOSSING van het Letterraadsel in de vorige Zondagsblad» Horizontaal: 1. mineraal; 2. dermate; 5. Tegal; 7. kerven; 8. sabel; 10. Lonneker; 12. toean; 13. gie ken; 15. ballast; 16. teimen; 17. baisse; 18. sering; 20. mentor; 22. Marum; 23. lastdrager; 25. tel- raam; 27.' huisdier; 28. maanlicht; 30. laarzen- knecht; 31. bombazijn. Verticaal: 1. mimosa; 2. Raa'te; 3. derven; 4. Te- toean; 6. gallon; 7. kerker; 9. België; 11. negus; 12. toelast; 14. kentering; 15. balsemen; 18. serum; 19. aldra; 21. tortel; 22. makelaar; 23. lastdier; 24. Germaan; 26. raamkozijn; 27. huisknecht; 29. lichtbron. 583

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 16