HERODES de GROOTE
IN de Kerstgeschiedenis speelt ook Herodes de
Groote, Koning van Palestina, een rol. En
deze man mag allerminst een overtollige figuur
worden genoemd. Trouwens, niemand, die op
treedt in de geschiedenis van het Koninkrijk
Gods, is zonder beteekenis te achten. Het is God,
Die de geschiedenis maakt. En daarom kan het
niet anders, of allen, die bij de komst van Chris
tus in het vleesch in de historie naar voren tre
den, moeten meehelpen Gods raad uit te voeren.
Om het even. of zij als de herders en Simeon en
Anna de vertroosting Israels verwachtten, of dat
zij als Keizer Augustus totaal geen oog hebben
voor het Kerstwonder, of dat zij als Herodes bla
ken van vijandschap tegenover den te verwach
ten Messias, zy allen vormen een schakel in de
door God gesmede keten van de geschiedenis van
het Koninkrijk Gods.
In Herodes, den Edomiet, zien we opnieuw den
strijd ontbranden tusschen Jakob en Ezau, den
strijd, welke krachtens Gods belofte moet eindi
gen in Jakobs overwinning.
Met Herodes' Koningschap over Palestina was het
tijdstip aangebroken, waarop de scepter van Juda
week en dus naar Gen. 49 10 de komst van Silo
mocht verwacht worden.
En wanneer we bovendien letten op de wijze,
waarop Herodes zijn regeermacht over Israël uit
oefende, hoe hij het Makkabeesche vorstenhuis
uitroeide, op welks laatste spruiten de Joden hun
hoop hadden gevestigd, dan moest dit alles wel
meewerken, om de Messiasverwachting by de
geloovigen in Israël levendig te houden en nieu
we kracht te geven.
Hoe kwam deze Herod«s aan het bewind over
Palestina? Onder Antiochus Epifanes werd het
volk der Joden zwaar verdrukt. Het was diens
bedoeling, het Jodendom volkomen uit te roeien.
Hij wilde zelfs de Joden dwingen in het open
baar vleesch te eten van de zwijnen, welke ter
eere van Jupiter op het altaar Gods in de heilige
stad waren geofferd. Een bejaard Schriftgeleerde
weigerde er. werd hierbij gevolgd door een
moeder met haar zeven zonen, die allen den
marteldood ondergingen.
In dien tijd was het, dat de priester Mattathias
met eigen hand een Jood doodde, die gereed
stond den afgoden te offeren Geholpen door zijn
vijf zonen, verzamelde hij de trouw gebleven
Joden om zich heen en wierp het heidensche al
taar omver. Hij vluchtte daarop naar de bergen
en verhief de vrijheidsbanier, waarop de letters
M. K. B. J. waren geschreven, de beginletters
vari den Hebreeuwschen oorlogskreet uit Ex.
15 vers 11: „O Heere, Wie is als Gij onder de
goden" (in 't Hebreeuwsch: Mi Kamaka Baetdm
Jehova). Aan deze banier hadden zij den naam
Makkabeërs te danken.
Reeds vroeg sneuvelde Mattathias in dezen han
gen strijd, maar zijn zonen zetten in heiligen
ijver den krijg voort en behaalden de overwin
ning. Zij heroverden Jeruzalem, reinigden den
tempel en herstelden den eeredienst. Het was op
dat oogenblik (165 v. Chr.) dat de 2300 avonden
en morgens van Dan. 8 14 een einde namen. Acht
dagen lang vierden de Joden toen het feest van
de vernieuwing des tempels, welk feest tot in de
dagen van Jezus' omwandeling op aarde jaarlijks
werd herhaald.
Evenwel, in deze dagen werd meteen de grond
gelegd voor de Romeinsche heerschappij over
Israël. Om zich tegen Syrië te sterken, sloten de
Joden een verbond met Rome.
Ruim een eeuw genoten de Joden toen betrekke
lijk rust in hun land.
Na den dood van Julius Ceasar (44 v. Chr.) deden
de Parthen een inval in Palestina en verhieven
Antigonus, uit het geslacht der Makkabeërs op
den troon. Rome nam hiermede echter geen ge
noegen, liet Antigonus door het zwaard ombren
gen en stelde in 37 v. Chr. Herodes, den Idu-
meeër, aan tot Koning over Palestina.
In het begin zijner regeering stuitte Herodes op
veel tegenstand by de Joden, die nog steeds het
oude Vorstenhuis der Makkabeërs bleven aanhan-
gen.
Nu kan van Herodes gezegd worden, dat hij een
dubbelhartig man was, ongestadig in al zyn
wegen. Zijn onbegrensde eerzucht deed hem
voortdurend vreezen, dat de macht nog eens
vroeg of laat aan zijn hand zou ontglippen. Door
dien angst gedreven, zocht hij nu eens door ge
weld den tegenstand der Joden te breken, en dan
weder door geveinsde vriendschap voor zich te
winnen.
Hij liet 45 voorname Joden, waaronder vele leden
van het Sanhedrin, ter dood brengen, om op die
manier schrik onder de bevolking te brengen.
En om anderzijds de Joden weer gunstig voor
zich te stemmen, trad hij in het huwelyk met
Marianne, kleindochter van Hyrcanus II, een der
priesters uit het geslacht der Makkabeërs. Zoo
moest hij den schijn wekken, dat in hem het
oude Vorstenhuis zijn wettige voortzetting vond.
Zelfs overreedde hy met vriendelijke woorden den
Veel is veran
derd in het
Heilige Land,
maar ook veel
is gebleven zoo-
als 't eeuwen
geleden was.
De prachtige
afbeelding hier
naast wekt de
herinnering aan
menig Bijbel
verhaal
ouden Hyrcanus, van Babel naar Jeruzalem te
komen. Hij overlaadde dezen ouden man in Jeru
zalem met vleierijen en eëretitels. Onder invloed
van Alexandra, Marianne's moeder, droeg hij het
hoogepriesterschap op aan den jeugdigen Aris-
tobulus, den broeder van Marianne.
Maar toen hij bemerkte, dat het volk dezen jon
geman bijzonder aanhing, bekroop hem weer de
vrees, dat deze 17-jarige jongeling wel eens een
geduchten mededinger naar de kroon kon wor
den. Daarom liet hij hem in het jaar 35 v. Chr.
in het bad te Jericho verdrinken. Vijf jaar later
moest ook Hyrcanus het ontgelden. Hij liet den
80-jarigen man, van wien hij toch feitelijk niets
meer had te vreezen, ter dood brengen. Kort
daarop verstiet hy ook zijn vrouw Marianne, om
dat hij haar verdacht van een samenzwering te
gen hem, en liet haar eenzelfde lot ondergaan als
haar grootvader Hyrcanus.
En nog vond zijn zwaard geen rust. Inderdaad
werd in Herodes de waarheid bevestigd: De god-
deloozen vlieden, waar geen vervolger is, maar
elk rechtvaardige is moedig gelijk een jonge
leeuw. Van leeuwenmoed was bij hem geen
sprake; enkel angst en vreeze vervulde zijn hart.
Daarom werd hij voortdurend gedreven, om door
list en geweld zijn troon te handhaven.
Na eerst nog zyn vrouws moeder Alexandra uit
den weg geruimd te hebben, liet hij voortdurend
spionnagedienst verrichten, om te onderzoeken,
waar hij nog eenigen uit het oude geslacht der
Makkabeërs zou kunnen vinden. Na twaalf jaar
gezocht te hebben, werd hem de schuilplaats van
enkelen dier nakomelingen bekend. Ze werden
ontdekt ten huize van zijn zwager Kostobarus, die
gehuwd was met Herodes' zuster Salome. Onmid
dellijk liet hij hen ter dood brengen, gelijk met
zijn zwager.
Hoe vèr zijn spionnagedienst ging, wordt ons
vermeld in oud-Joodsche geschriften. Hij liet eens
een Rabbi het gelaat met een egelhuid overtrek
ken, zoodat deze hierdoor geheel werd verblind.
•Toen bezocht hy persoonlyk dezen ongelukkige
en trachtte aan dezen een uiting van haat tegen
over hem te ontlokken. Herodes, zich niet ken
baar makend aan den Rabbi, zei hem: „Er is hier
niemand, die naar den koning kan gaan en het
hem aanbrengen, ik en gy zijn hier alleen!"
Heerschte Herodes over het Joodsche volk met
list en geweld, voor het Romeinsche hof kroop
hij als een slaaf, om tot eiken prijs de gunst des
Keizers te behouden.
Toen in Rome's rijk de strijd ontbrandde tusschen
Antonius en Octavianus, koos Herodes aanvanke
lijk de zijde van Antonius. Maar zoodra bemerkte
hij niet, dat Antonius de nederlaag begon te lij
den, of hij sloot zich direct bij Octavianus aan.
Na den dood van Marianne bleven haar twee
zonen, Alexander en Aristobulus, nog eenigen tijd
in de gunst van Herodes deelen. Hij liet hen m
Rome een vorstelijke opvoeding ontvangen en
deed hen huwen met vrouwen van Koninklijken
bloede. Alles scheen er op te wijzen, dat zij hem
straks in de regeering zouden opvolgen. Maar zie,
opeens werd de liefde bij Herodes in haat ver
anderd. Een andere zoon van hem, n.l. Antipater,
geboren uit H^odes' eerste huwelijk (hij moet
wel tienmaal gehuwd zijn) weet zijn beide half
broeders bij hun vader verdacht te maken, door
hem te zeggen, dat zij plan hadden het bloed van
hun moeder Marianne aan Herodes en zijn huis te
wreken. En dit was voldoende, om Herodes den
schrik op het lijf te jagen. Hij liet hen daarom
in Samaria beiden ter dood brengen.
Iemand als Herodes, die, door voortdurenden
angst gekweld, zulk een wispelturig karakter ver
toont, is moeilijk te doorgronden.
Het is byna niet in te denken, dat hij bij al de
gruwelen, aan het Joodsche volk gepleegd, som
tijds toch weder op voortreffelijke wijze de be
langen der Joden trachtte te bevorderen. Hij
zorgde ervoor, dat Keizer Augustus aan de Joden
buiten Palestina vrijheid waarborgde, om naar
hun wetten te leven. In een tijd van hongersnood
deelde hij met milde hand uit. En ook de gods
dienstige belangen der Joden schenen hem niet
onverschillig. In het jaar 20 v. Chr. begon hij met
de vernieuwing van den tempel te Jeruzalem. En
zoo prachtig werd dit gebouw, dat het tot een
spreekwoord werd bij de Joden: „wie den tempel
van Herodes nie-t gezien heeft, heeft nog nooit iets'
schoons gezien".
Herodes was de man, vol van innerlijke tegen
strijdigheden. Hij brengt offers aan Israëls God,
voor hij ten strijde trekt. Hij geeft slechts toe
stemming tot het huwelijk van zijn zuster Salome
met den Arabier Sylleüs, indien deze zich laat
besnijden. Maar het is ook weer dezelfde Herodes,
die, om de Joden te tarten, boven den ingang van
den tempel den Romeinschen adelaar plaatste en
in de heilige stad een renperk deed verrijzen,
waarin naar heidenschen trant worstelspelen wer
den gehouden. En even buiten Jeruzalem bouwde
hij een reusachtig Grieksch amphitheater, dat de
Joden met afschuw vervulde.
Toen de Heiland geboren werd, had Herodes on
geveer den 70-jarigen leeftijd bereikt. Als grijzë
vorst had hij slechts één streven, n.l. den troon ta
bevestigen in zyn geslacht. Daarom is het te ver
staan, hoe Herodes schrok bij het vernemen van
de tijding uit den mond der Wijzen van het Oos
ten, dat de Koning der Joden moest geboren zijn.
Hij zag in gedachten zijn eigen troon reeds aan
het wankelen. En de Farizeeën met hun uitge
sproken aardschgezinde Messiasverwachting had
vluchtelingen onder dak te brengen en ouder-
looze kinderen, al is het in naaste familie, laat
men heel gauw naar een weeshuis gaan. Daar
aan dacht men in mijn jeugd niet. Waar plaats
was voor ouders en acht kinderen, konden er
nog wel twee grootmoeders en een ouderlooze
neef en nicht btj.
Er zal wel eens een beetje ruzie geweest zijn en
de oude vrouwen waren soms wel wat lastig
ik weet het niet maar het zou niet bij één der
eigen kinderen opgekomen zijn om iets meer te
verlangen, dan wat de weezen kregen.
In de woonkamer was plenty ruimte, zoo ik zeL
Deze werd nuttig besteed. Gy moet n.l. weten,
dat wij min of meer in een heidenwereld woon
den. Kerkvolk was er niet, bekkesnijders wel.
„Kaartspelers en dobbelaars (in de kroeg) zijn
de grootste zondaars"; zeiden we wel eéns. Als
het waar mocht zijn, dan wemelde het daar van
groote zondaars. En een zendeling zou kans loo-
pen er vermoord te worden.
Wat daartegen te doen? Ook toen reeds verstond
men de waarheid van Luther: wie de jeugd heeft,
heeft de toekomst. Dus diende de groote woon
kamer voor Zondagsschoollokaal. De stoelen aan
den kant en eenige ruwe banken er in: klaar
was de zaal.
Ik zie ze nog komen, de ouderlingen uit de na
burige gemeente, waar wij ook kerktfen twee
keer per Zondag en telkens een uur loopen
die des middags Zondagsschool hielden met
hoofdzakelijk ongedoopten. Ook kwamen er wel
studenten en kweekelingen „zonder akte" om te
vertellen. Ik noem niemand, maar mijn sympathie
voor een oud-lid der Tweede Kamer met Sauls-
gestalte stamt uit die dagen.
De kinderen werden gestuurd niet om het Woord
te hooren, maar om met de Kerstdagen wat wol
len kleeren, een boekje en wat versnaperingen
te ontvangen en met Paschen een krentenbrood
en een sinaasappel. Maar het hart werd soms ont
sloten. De zegen bleef niet uit. Ik werd er on
langs nog aan herinnerd, toen ik geheel onver
wacht uit Soerabaya van een vroegeren buur
jongen een brief ontving. Ik zal er niet letterlijk
uit citeeren, maar gij begrijpt, dat ik dit schrijven
zorgvuldig bewaar.
Het lange verhaal komt in het kort hierop neer.
Godsdienst was er bij den schrijver thuis niet,
maar hij bezocht eenige jaren de Zondagsschool
om bovengenoemde redenen.
Nauwelijks van de lagere school werd hij boeren
arbeider, daarna militair. En omdat naar zyn
opvatting de grond goed lag en niet Hïlkens om
gewerkt behoefde te worden, ging hy naar Indië
als koloniaal. Ik had hem totaal uit het oog ver
loren, maar nu schreef hij mij, dat hij het door
vele jaren vrij goed gemaakt had. Een officier
had hem onderwezen en daardoor was hij nog al
eens bevorderd. Maar toen zijn diensttijd om
was, bleef hij in Soerabaja, waar hij een winkel
begon en goed zijn brood vond. Een lieve vrouw
stond hem terzijde; kinderen verhoogden het
Echter, hij had meer gevonden dan brood. In de
eenzaamheid waren de Zondagsschoolversjes in
zijn herinnering terug gekomen; een Kerstboekje
zat nog in zijn bagage en hij was weer gaan bid
den. God verhoorde het gebed; hij vond vrede
„Dat dank ik, naar den mensch gesproken, aan
de Zondagsschool welke in de groote woonkamer
bij jullie thuis gehouden werd"; zoo schreef hij
mij. „Ik kan er God niet genoeg voor danken."
Ik ook niet. Want de vruchten van deze Zondags
school zijn, dat er nu dicht by het ouderlijk huis
een Christelijke school staat met drie lokalen;
dat men even verder een vereenigingslokaal ge
sticht heeft voor Evangelisatie en Christelijke
actie en dat „welhaast een groote schaar" bij het
opgaan des Zondags de liederen Sions zingt.
Verbaast het u nu nog, als ik u eerlijk opbiecht,
dat de tranen mij in de oogen kwamen, toen ik
na lange afwezigheid voor het eerst per spoor
door dezelfde streek reisde en in de nevelige
avondschemering het ouderlijk huis zag op
doemen?
Zijn het dan zulke bijzondere herinneringen,
waarvan ik gewag maakte?
Volstrekt niet Wel zie ik het ouderlijk huis nog
vaak in gedachten beladen en omringd met
hardbevroren sneeuw, waarin wij fantastische
spelonken groeven; maar er zweeft niet het
waas van een Kerstsprookje om. Het is alles
doodgewoon en nuchter. Doch ook weer zoo, dat
het in de herinnering omweven is met symboliek,
harmonie en romantiek, welke de stadswoning,
brok in een langgerekte woonlaag, ten eenenmale
Poot idealiseerde toen hij zong van „het genoeg
lijk leven des gerusten 1 andmans"; maar het is
wel waar, wat hy zei:
De bloemenkrans siert lichter dan de kroon,
Die vaak den vorst bij nacht met zorg doet waken;
Geruster zit men onder daken,
Van riet gebouwd, dan op den hoogen troon.
Wie als kind op een eenzame landhoeve op
groeide, beaamt dat. En in een opwelling van
sentimentaliteit en intieme openhartigheid vertelt
hij er iets heel eenvoudigs van.
Wie ouder wordt grijpt naar het verleden en
verhaalt van vertrouwelijke dingen. Dus teeken ik
INTIMUS.
Oudejaarsavond
door Li de Koning
-OA nee, ik had me er nu juist zoo op ver-
heugd om naar Truus en Herman te gaan.
Er komen nog wat meer lui en het zal best ge
zellig worden."
„Ja gezellig wel, maar van den Oudejaarsavond
verwacht ik nog wat anders dan best gezellig. Ik
vind dat een feest om thuis of tenminste in in-
tiemen kring met gelijkdenkcnden te vieren."
Jo trok een pruillip. Ze wist haast wel zeker, als
Han er zoo over dacht, dan kwamen ze toch niet
weg. Maar ze wilde zich niet zoo gauw gewonnen
geven, want Truus vertelde haar net vanmiddag
nog, dat de Bouwmeesters er ook kwamen en
daar wilde ze wel eens graag mee kennis maken.
Hot waren nu wel niet precies gelijkdenkenden,
zooals Han zoo gedecideerd kon zeggen. Ze had
echter al zooveel keer vroeger thuis Oudejaar in
den huiselijken kring meegemaakt en nu ze ge
trouwd waren vorig jaar ook al weer naar huis
toe geweest.
Daarom had ze zich voorgenomen, dat ze nu eens
hier zouden blijven en dat had Han ook wel
gewild, maar hier in hun huis en niet naar opper
vlakkige kennissen.
„Wat is daar nu aan, zoo met ons tweeën alleen."
Han zichtbaar pijnlijk getroffen, antwoordde niets
en zoo gingen ze dien avond naar boven. Beiden
met een onvoldaan gevoel, maar Jo met het voor
nemen om. ditmaal haar zin door te dry ven. Voor
dat ze slapen ging dacht ze nog: ik zal voor
Oudejaar niets in huis halen, dan kunnen we
moeilijk anders dan gaan.
Den volgenden dag kwam Han als gewoonlijk om
twaalf uur thuis. Hij begroette Jo als alle dagen
en pakte een krant, waarin hy' zich verdiepte tot
dat het eten op tafel stond.
Onder het eten praatten ze overal over, behalve
over hun gesprek van den vorigen avond. Het
was of geen van beiden de eerste wilde zijn er
weer over te beginnen. Pas op het punt van naar
kantoor te gaan, kwam Han er op terug.
„En waar gaan we heen vanavond, ben je al tot
een beslissing gekomen?"
„Dezelfde beslissing als gisteravond, naar Truus
en Herman."
Han zijn gezicht versomberde.
„O," was alles wat hij zeide. Daarna pakte IhJQ
z(jn fiets en reed naar zijn kantoor.
So wist nu wel, dat ze er verkeerd aan deed als
Be haar zin toch doordreef, maar iets in de hou
ding van Han prikkelde haar en daarbij dreef
haar de sterke begeerte om toch te gaan, om eens
een luchthartiger en uitbundiger Oudejaar te
hebben.
's Avonds na kantoor thuiskomende, ging Han
eerst naar boven zich verkleeden. Jo redderde in
de keuken voor het eten. Een half uur later zaten
ze tegenover elkaar aan tafel.
„Je weet dus goed Jo, dat je persé naar Truus en
Herman wilt?"
„Ja, vind je dat nu zoo erg, dat het voor één keer
eens wat luchthartiger zal zijn?"
„Wie komen er nog meer?"
„Onder anderen de Bouwmeesters."
Op Han zijn voorhoofd voegde zich een rimpel
bij de andere.
„En hoe laat moeten we er zyn?"
„Ik heb beloofd om acht uur."
„Dus je hebt de avonddienst in de kerk maar
stilzwijgend van het programma geschrapt?"
„Ja Han, we kunnen toch niet als eenigsten nog
om half tien er tusschen vallen, en is dat nu zoo
onoverkomenlijk?"
„Onoverkomenlijk niet, maar het is de eerste
stap op den verkeerden weg."
Onderweg was Jo toch wat korzelig, omdat Han
er nu toch heelemaal geen plezier in kon krygen,
zich alleen maar ergerde.
Ze wist, dat ze ongelijk had. Eigenlijk toch echit
kinderachtig om Han zijn avond te verknoeien
en zou dat pleziertje na genoten te zijn niet veel
van zijn glans verloren hebben?
Ze schrok van een bus die langs haar heen raas
de. Ze liep te droomen, moest wat beter opletten.
Het was hier druk midden in de stad.
Als Jo haar Han zijn gezicht keek, zou ze wel
willen zeggen: laten we maar omdraaien, nu jij
het niet leuk vindt, is het voor mij toch ook al
lang zoo leuk niet meer. Valsche schaamte weer
hield haar echter.
O ja, hier moesten ze oversteken, over die twee
vluchtheuvels naar den overkant,
Jo liep nog steeds te overwegen, keek daardoor
niet uit.
Han, die ook liep te peinzen, zag nog op het
laatste moment de auto die aansuisde. Hy kon
Jo niet meer tegenhouden. Hij schreeuwde: „Jo!"
Jo keek op, zag.... sprong en viel....
Terwijl ze viel vlogen gedachten met bliksemsnel
heid door haar hoofd en zag ze ontdaan van alle
schoone schijn haar drijven en najagen van een
oppervlakkig pleziertje, op gevaar af va-a een
verwijdering tusschen Han en haar.
Tien meter verder stond de auto stil. De chauf
feur sprong er uit, maar Han was al bij zijn Joke,
die hy niet eens een pleziertje gegund had, al
Het eerstvolgende nummer van
ons Zondagsblad verschijnt Za
terdag 7 Januari 1939
was dat dan eens een keer op Oudejaarsavond.
Er kwamen er toch nog genoeg, hoopten ze.
Jo had gelukkig niets, was alleen duizelig en
flauw van de schrik.
De chauffeur liep weer naar zijn auto. Han
wenkte een taxi. Hij ondersteunde Jo en hielp
haar in de auto.
„Als je blieft naar huis," zei ze nog en viel toen
in de kussens.
Han kwam bij haar zitten. „Wil je heusch naar
huis, Joke?"
„Nergens anders heen dan samen met jou naar
huis! Kan je me vergeven dat ik je avond be
dorven heb?"
Hij sloot haar mond met een zoen. Daarna zaten
ze hand in hand tot ze voor hun huis stil hielden.
In huis was het heel stil, maar toch was er
vreugde in hun hart om de verkilling, die nr.
voorbij was.
Jo, die al weer een beetje over de schrik heen
was, zei met een ondeugend lachje: „En toch had
ik nog wel iets voor het geval je heelemaal niet
mee had willen gaan."
Ze verdween in den kelder en kwam terug met
een paar ragoutbroodjes, wat oliebollen en een
flesch wijn.
Ze zette alles gezellig bij elkaar, deed de schemer
lamp aan, stak nog een paar kaarsen aan en na
dat ook nog de the'e gezet was, wilde ze het zich
op de rustbank gemakkelijk maken, toen er
gebeld werd.
„Wie kan daar nu zijn?" Ze opende de deur.
„Nee maar, zijn jullie dat, wat een geweldige
verrassing!" Peter, Han zyn broer met zyn vrouw
Hilda stonden lachend voor de deur.
„Ja, zou je ons niet eens binnenlaten? Of komen
we ongelegen? We hebben het er maar op ge
waagd. We dachten, Han met Oudejaar niet thuis,
dat is iets onmogelijks en je ziet, dat we gelijk
hebben."
Jo kreeg een kleur.
„Natuurlijk zyn we thuis," zei Han die achter
haar stond, „en we vinden het een reuzen idee,
dat jullie heelemaal met den trein hiernaartoe
zijn gekomen om met ons Oudejaar te vieren."
Dien avond kreeg Jo af en toe nog een ondeugend
knipoogje van Han, maar ze zag wel aan Han
zijn gezicht, hoe hij genoot van dit intieme ge
zellige avondje. Gelukkig had Hilda zelf nog wat
oliebollen en een slaatje meegebracht, omdat er
op hen niet gerekend was.
Er was een hartelijke genoegelijke sfeer, zonder
luidruchtigheid, maar door twee menschen werd
dezen avond diep beleefd en in twee harten wa3
het vaste voornemen om ln het vervolg ervoor te
waken, dat zulke nietigheden tusschen hen ver
wijdering zouden brengen.
Om twaalf uur werd in gebed dank gezegd voor
al het goede, dat in het afgeloopen jaar hen
mocht ten deel vallen en werd voor het komende
jaar een zegen afgesmeekt.
Daarna nam Han Joke in zyn armen en in den
blik die werd gewisseld, lag al het geluk van het
heden en een belofte voor de toekomst *>n innige
kus bezegelde die belofte.
BANDEN ZONDAGSBLAD
Hebt U al een band besteld voor den
jaargang 1938 van ons Zondagsblad
Doe 't dan vandaag nog Maak daarbij
gebruik van de bon, die we vandaag nog eens
in de krant afdrukken. De prijs voor band
en uitvoerig register is slechts 65 cent. A
Als U éénmaal een jaargang hebt laten X
inbinden, dan zult U 't elk jaar weer doen.
Stel niet uit, maar zend ons nog heden de
bon toe! X
OPLOSSING
van het Letterraadsel in de vorige Zondagsblad»
Horizontaal: 1. mineraal; 2. dermate; 5. Tegal; 7.
kerven; 8. sabel; 10. Lonneker; 12. toean; 13. gie
ken; 15. ballast; 16. teimen; 17. baisse; 18. sering;
20. mentor; 22. Marum; 23. lastdrager; 25. tel-
raam; 27.' huisdier; 28. maanlicht; 30. laarzen-
knecht; 31. bombazijn.
Verticaal: 1. mimosa; 2. Raa'te; 3. derven; 4. Te-
toean; 6. gallon; 7. kerker; 9. België; 11. negus; 12.
toelast; 14. kentering; 15. balsemen; 18. serum; 19.
aldra; 21. tortel; 22. makelaar; 23. lastdier; 24.
Germaan; 26. raamkozijn; 27. huisknecht; 29.
lichtbron.
583