dsifë/kIHüuAA w&éai.~Tt\ 6 Van het puntenaantal dat U stuurt wordt door de Ruilbeurs 5 pet afgetrokken. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, dan betaalt U 2 pt. per plaatje meer. 3 Oude Verkade tot en m e t Rivieren, Klaver blad, Wascnoline, Coelingh plaatjePatria deel 1 en 2, Rademaker, Pette, Hille plaatjes Dobbelman en Haas plaatjes nemen we niet meer aan. Ook geen extra D.E. bons. Willen zij, die Hille-bons voor plaatjes wenschen ook opgeven voor welk album? Aanvragen van Bussink-plaatjes en Winkeliers bons kunnen wy voorloopig niet in behandeling nemen. Wel ontvangen wij ze graag. Rivierenbons kunnen nog wel aangevraagd worden. De waarde der bons ls als volgt: Bussink 10, Coelingh 3, D. E. 6, v. Delft plaatjes 10, Dob- belman 4, H-O 6, Droste 20, Hagzegels 9, Hille 8, Hille Artis 12, Holl. Zw. Weegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klokzeep 20, Kwatta 3, Lever's zeep 20, Van Nelle 4, Patria 8, Pette 6, Pleines 3, Rademaker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 3, Verkade Artis 12, Wascholine 2. Verder nemen we aan. Pleines duifmerken, Sodexbons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys, Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand, Win keliersbons van Sickesz, Haka, enz. Wie helpt aan: Coelinghbons, Winkelierstrooken, Scholten, Era, Eru, Sickesz-wapentjes en Ark's beschuitbons? hebben toch eigenlijk wel gelyk, die dat zeggen. Dat voel je nou toch duidelijk. Kom nou, je moet toch ééns beginnen, zeg ik weer tot mezelf. Ja, heusch, ik wil wel, en ik durf ook wel, maar toch Zou dit werk nu werkelijk wel door God gewild zijn. 't Gebeurde nog nergens, 'k Ben van onze Partij misschien wel de eerste van 't heele land. Kon ik 't maar weten. Als ik maar zeker wist dat God het wil dan zou die schaamte wel verdwy- nen. In m'n hart is een onuitgesproken gebed. „Weg met de bgandkasbeschègmegs van Collèn, lees Gusland van hedeüü!" 'k Schrik op uit m'n zelfbemoedigende overpein- Omkijkend zie ik dat die onweerstaanbare aanbe veling komt uit den lieftalligen mond van een even lieftallige maagd, gekleed in blauw, in rood en manchester. M'n belangstellende blik trekt het cherubijntje naar me toe. „Koope meneer? Kos tien sent". Een grijsachtig titelblad wordt vlak voor m'n neus gehouden. „Dank-je" zeg ik, „wél ruilen", en ik zie mezelf met een resoluut gebaar m'n tasch openmaken en „Nederland Waakzaam" voor den dag halen. In diep stilzwijgen wordt de kop van mijn blaadje gelezen; ik lees de daverende reclame voor het roode paradijs op „Rusland van heden". De situatie is vol humor. Daar op den rand van het trottoir staan Lenin en Calvyn vlak tegenover elkander. Dan treft mij een blik waarmee wijlen Xantippe haar echtvriend moet hebben aangezien. ,.Hóa je gotsooi self maag". Demonstratief laat de verontwaardigde juffrouw mij haar rug zien. Maar het blaadje is uit mijn tasch en ik sta op den rand van het trottoir met „Nederland Waak zaam" voor m'n borst. Wel klinkt m'n eigen stem me nog wat vreemd in de ooren als ik roep: „Nederland Waakzaam, Christelijk Nationaal Volksblad, drie cent!", maar wég is dat hinderlijke prestige-gevoeL Wég die inbeelding, dat ik „voor schut sta". Is dan de straat alleen voor Lenin en Marx? Zu ilen de straathoeken van onze stad dan alleen maar bezet worden door Musserts jongens? Ik sta hier, en ik blijf hier staan. „Tegen de Revolutie het Evangelie". Dat staat op de kop van mijn blaadje. Voor dié leus wil ik werken. De leus zal óók gehoord worden op de straten, natuurlijk! Hoe heb ik toch zoo kunnen talmen. Als 't er op aankomt sta ik hier toch niet in dienst van menschen of van een menschelyk ideaal, maar als een soldaat uit het Groote Leger. Zoo zei ook de Districtsleider van de Club het op de laatste vergadering. Wij worden niet gestuurd uit Utrecht of Moskou. Ik voel me nu alsof ik heel de wereld zou kunnen trotseeren. „Nederland Waakzaam, Anti-Revolutionair Col- portageblad, drie cent". 'k Sta nu bijna een uur en 'k heb nog niets ver kocht. Ja, 't is waar, toen we op de Club hierover spra ken, waren we het allen eens, dat je niet moest gaan colporteeren alleen om zooveel mogelijk te verkoopen. Misschien zou een enkele medelijdende geestverwant een nummertje koopen, maar recht streeks resultaat, nee, dat moesten we van de straatcolportagè maar niet verwachten. Alleen maar laten zien, dat je er bent. Alleen daardoor maar toonen, dat de stad niet heelemaal rood of zwart is, dat was het doeL ik sta daar, en honderdtallen trekken aan my voorbij. De meesten erg nieuwsgierig wat nou toch „deze klapper te zeggen heeft". „Zeker weer een nieuw soort faksisme", hoor ik telkens. 'k Heb gezelschap gekregen. Twee communisten, waarbij de lieve sirene en een jeugdig S.DA.P.er met „Fgèhèd, Agbèd, Bgood". „Volk en Vaderland" ontbreekt. Dat marcheert zich de beenen stijf in het moeras aan den Ley- weg. „Hé Drijver, wat zie ik nou?" ,,'k Heb een „broeder" te grazen. Hy heeft m'n roep: „Nederland Waakzaam" blijkbaar niet ge hoord. Hy is zichtbaar ontsteld. Met z'n bijziende oogen tuurt hij door dikke brilleglazen op m'n blaadje. Heel z'n houding toont pijnlijke ver bazing. 'k Moet de brave man gerust stellen, ,,'t Is Nederland Waakzaam, niet Vova, zooals U denkt, meneer Houtes". Een poging om hem een exemplaar te verkoopen, mislukt jammerlijk. Wel is hy opgelucht. Maar toch, colporteeren zoo maar op straat, dat is naar zijn meening beneden de waardigheid en standing van de Partij. Ik laat hem schieten, er valt toch niets met hem te beginnen. Maar toch wordt m'n stemming er niet beter op. Daar komt, met zwierig gebaar den wandelstok hanteerend een ander jong geestverwant op me af. ^Koopen Hogeveen?" is mijn vraag. „'k Zou je danken, dat is toch geen werk voor óns". „Voor jóu tenminste niet", antwoord ik bitter. Met moeite houd ik een scherper antwoord in. „Nederland Waakzaam, anti-revolutionair colpor- tageblad, drie cent!" 't Wordt kouder, 't Is by na donker geworden en de Octoberwind maakt me kiL Drie uren sta ik nu. Maar nog langer wil ik staan, 't Gaat goed. 't Gaat boven verwachting, en in m'n hart voel ik een warme dankbaarheid. 'k Heb verkocht aan alle soorten van menschen, meest eenvoudigen. Mannen met wandelstokken loopen, ook al ken nen ze je, met den neus in de lucht voorbij. Maar de meeste koopers waren menschen van „de over kant". Ze kochten, vaak met een vyandigen blik. Uit het dan volgend gesprek bleek nieuwsgierig heid en gramschap. Maar, wie weet, misschien worden ze door de lezing van dit blad, wakker uit hun verdooving, waarin ze geraakt zijn door het gif van hun lijf blad. Onze pers bereikt die menschen niet. Misschien is „Nederland Waakzaam" een frisch bad voor hen. 't Is scherper, 't is harder, dan in doorsnêe de krant. Maar dat hebben die ver dwaalden juist noodig. Ze zijn ver weg. Een liefe lijke fluisterstem brengt hen niet terug. Een lekker bakje koffie maakt hen niet wakker. Een luiden schreeuw, een harden stomp, een ijs koud bad zijn voor die soort menschen de eenige middelen om ze te brengen op den goeden weg. 'k Heb moeite om me nog verstaanbaar te maken bij m'n koopers. Roepen doe ik al sedert ander half uur niet meer. Het roode front is drievoudig versterkt en het gezamenlijk geluidsvolume der „dames en heeren" overstemt mijn roep, gelijk de St. Jacob mijn koekoeksklokje in de gang. Maar ik sta er nog. Mijn stad is niet langer rood of zwart! „Tegen de revolutie het Evangelie", 'k Ga de schoonheid van deze woorden sterker en dieper voelen. Nee, 'k ben niet trotsch op mezelf, dat ik nu juist een der eersten was die op straat colpor teerde. Wel ben ik dankbaar, heel dankbaar, dat ik nou juist op die vergadering moest komen waar dit voorstel werd gedaan, 'k Moest anders weinig hebben van politieke samenkomsten. Dat eeuwig geharrewar en zoeken van fouten bij andere partijen vond ik allesbehalve mooi. In de enkele uren, dat ik hier sta, is een andere geest over mij vaardig geworden. Nu begin ik iets te begrijpen van den eenzamen strijd van een man als Groen en een weinig dringt tot me dóór welk een persoonlijken moed en geloof er noodig ge weest is voor een Kuyper om altijd maar weer den feilen haat van den vijand te kunnen onder gaan. Als ik naar nuis ga, Den ik op twee na al m'n krantjes kwijt. Graag was ik gebleven om ook die nog te verkoopen. Maar: anti-revolutionair, ook in uw gezin. De tafel zal al wel gedekt staan en m'n kinderen moeten op tijd naar bed. M'n vrouw ziet me aan met een blik van: ,,'t viel zeker niet mee, hè, 'k heb 't wel gezegd". Als ik dan vertel hoe 't ging is ze toch ook bly. Ze heeft den heelen middag zoo'n medelijden met me ge had. Stel je voor! En ik stond daar te groeien in m'n En vanavond ga ik weer! GOUDSCHE SINGEL 105 ROTI ERDAM ten dienste v&n de lezers dei Vijf Samen werkende Christelijke Dagbladen CORRESPONDENTIE Mevr. L. B.-N. te Lisse. 140 D.E. genoteerd. H. G. te Rotterdam. 177 Era genoteerd. Mevr. W. van B. te Hazerswoude. U krijgt 205 Sickesz-wap. A. v. K. te Noordeloos. 150 Klok genoteerd. W. G. B. te Rotterdam. Over 't algemeen is 20 cent voldoende. Mevr. C. K. te Rotterdam. 147 Klok genoteerd. H. V. te Rotterdam. 427 Sickesz genoteerd. A. van D. te Cape'Je a. d. IJ. 83 Paula e.a. gen. F. H., te Den Haag: 9 Droste en 109 D.E. gen. Wie kan ons helpen aan de groote platen 2, 6, 7 en 8 van het Verkade-album Waar wij wonen? Graag zoo spoedig mogelijk. Wie een speciaal Ruilformulier wil ontvangen, zendt ons even duidelijk zijn naam en adres, en hy krijgt het gratis en franco thuisgezonden. Voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bor ?n plaatjes. 2 Tot 500 pt. betaalt u 15 ct., tot 1000 pt. JQ ct. (aan postzegels). 3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 4 Van één soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pt. per maand aangevraagd worden. 5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blijven tot een volgende zending. - Aanvragen voor de Ruilbeurs moeten uitsluitend schriftelijk geschieden. OPLOSSING van het Kruiswoordraadsel in het Zondagsblad van 19 November Horizontaal: 2 eng. 5 president. 7 don. 8 nis. 10 arend. 12 Diana. 13 karos. 15 tor. 16 dan. 17 Ulm. 18 tegaL 19 algen. 22 tilema. 25 Kee. 27 bak. 28 snoodaard. 29 dek. Verticaal: 1 Arne. 2 es. 3 nik. 4 Anna. 5 por. 6 tin. 7 dagtaak. 9 salmiak. 11 daden. 12 Donau. 14 rag. 18 te. 20 les. 21 Gent. 23 Ebro. 24 Mad. 26 ode. HOE BOUWT DE ESKIMO ZIJN HUIS? Bekend is het, da. de eigenaardige koepelvormige bouwwerken der Eskimo's uit stenen van sneeuw zijn gemaakt. Toch is misschien minder bekend, welke constructie hier wordt gebezigd. Het gebruikte materiaal is sneeuw in de vorm van blokken. Deze grondstof heeft natuurlijk »wéa grote voordeelen, ze is nl. nog al licht, en boven dien kunnen de blokken ter plaatse van de Houw worden pasklaar gemaakt. Dit laatste is voor den Eskimo-bouwmees-er vooral van veel belang, zo zelfs, dat het te betwijfelen valt of men <>oor stenen gebouwen zijn methode zou kunnen na volgen, hoe eenvoudig verzonnen ze ook is. Op de grond wordt gelegd een rij sneeuwblokken, in de vorm van een cirkel, maar deze blokken hebben telkens een eenigszins andere vorm; oe hoogte vooral verandert voortdurend, doordat ze telkens toeneemt, en wel zoveel dat het laatste sneeuwblok, dat deze cirkel helpt vormen, i juist komt te liggen boven 't eerste. Bij volgende rond gangen van de spiraalvormige bouw blijven nu de „bouwstenen" even hoog, m&ar juist daardoor blijft verder het spiraalvormig karakter bewaard, zoals men begrijpt. Verder vallen nog twee zaken bijzonder op 'e merken. In de eerste p'aats moeten de sneeuw blokken aan de onderkant schuin afgesneden zijn, zodat ze by 't op elkaar plaatsen iets naar binnen hellen, omdat anders niet de bekende domvorm van de woning zou ontstaan. In de tweede plaats worden de zijkanten van de blokken niet recht hoekig op het blok afgesneden, maar schuin en wel telkens met de schuine kant afwisselend ge richt. Hierdoor wordt, bij het op elkaar stapelen der blokken ,het gemakkelijk naar binnen g'ijden der blokken belet. Is ten slotte het gebouw ver genoeg gevorderd, zodat van boven slechts een kleine opening over blijft, dan wordt deze gesloten door een passend gevormd stuk ijs. De bouwmeester bevindt zich bij het bouwen in de ruimte, voor de hut bestemd, terwijl de blokken hem van buiten worden aangereikt. Hij bewerkt deze, zo nodig, nog met zijn mes, en brengt ze op hun plaats. Hij metsels zich dus geheel in. Is ten slotte het bovenste sluitblok in de opening gezet, dan maakt hij een opening, die als deur dienst moet doen, maar die zo klein blijft, dat de be woner zich slechts kruipend uit en in zijn woning kan bewegen. Voor de deur wordt nog een lange tunnel gebouwd, om de koude winden buiten te houden. Schoorstenen vindt de Eskimo overbodige weelde, en geen wonder. De warmte, die zijn olielampen hem geven, gebruikt hij gaarne voor het verhogen van de temperatuur zijner woning. Een ruit wordt wel in de wand aangebracht, nl. vlak boven de deur. In de sneeuwbouw wordt daar een openmg gehakt, en in deze opening wordt geplaatst «en dunne ysplaat, die zo doorschijnend moge'yk ge kozen is. 54C PEKING, DE STAD VAN DEN VERLATEN TROON HEt is een merkwaardige stad, Peking. Eigenlijk is het niet één stad, maar een groepeering van drie steden, elk met haar eigen hooge en breede ommuring, haar zware wachttorens en momumentale poort gebouwen. Het meest zuidelijk gelegen is de zoogenaamde „Chineesche stad", waarin twee kolossale tempels staan, de eene gewijd aan den akkerbouw, als aan den fundamèntalen arbeid, waarop heel de Chineesche volksge meenschap steunt, de andere aan den hemel, dat is de macht, welke niet alleen den kosmos bestiert en in stand Chineesche eetwaren-verkooper met zijn lantaarn en weegschaal in de avondstraten van Peking. houdt, doch tevens staat en volk in hun vaste banen leidt. Op deze alta ren plachten China's keizers, genera tie na generatie, hun offers te bren gen, een ceremonieele, openbare plech tigheid, want in het land van Con fucius heeft steeds de meening ge- heerscht, dat de zaken der overheid slechts dan konden gelukken, zoo deze overheid zichzelf richtte naar de wetten des hemels. Ten noorden van deze „Chineesche stad" bevindt zich de Tatarenstad, ge naamd naar de Tataarsche overheer- schers, welke haar in zoo schoone re gelmaat ontwierpen en als één groot- sche conceptie lieten uitvoeren. Ta tarenstad en „Chineesche stad" slui ten nauw aan elkander, slechts door den ringmuur gescheiden, en schoone poorten geven mogelijkheid tot druk- Ernst Cordes: „Peking, de stad van den verlaten troon". U.M. „Hollanc^', Amsterdam. ke communicatie. Maar in het hart van deze Tatarenstad ligt als een groot vierkant de Keizerstad, alwaar in den tijd der Chineesche dynastieën China's heerschers hun hofstaat voer den. Zijzelf echter hadden nog een apart en sprookjesachtig fraai kwar tier, dat weder als een apart geheel het binnenste vierkant der Keizerstad uitmaakt, en de Verboden Stad wordt genaamd, omdat slechts de zeer be voorrechten tot deze binnenste kern toegang hadden. Zij is thans de „Stad van den verlaten Troon", gelijk de Duitsche China-kenner Ernst Cordes haar noemt. Cordes heeft oude banden met het he- melsche rijk en zijn bewoners. Reeds zijn vader bracht er als ingenieur een belangrijk deel van zijn leven door, nog in de dagen, welke aan den be richten Boxersopstand voorafgingen. Cordes senior was de eenige Europe aan, die het aandurfde, den Duitschen gezant Von Ketteler te vergezellen, toen deze naar het Chineesche mini sterie van buitenlandsche zaken trok, teneinde een laatste poging aan te wenden, om de verantwoordelijke Chineesche bewindslieden tot rede te brengen. De gezant werd voor zijn oogen gedood; hijzelf kreeg een schot in het onderlijf en kon s'iechts als door een wonder nog ontkomen. Later werd hij burgerlijk prefect van Peking, en wist hy de groote sympa thie van de Chineezen te winnen, om dat hij weliswaar streng was, doch ook rechtvaardig, en de plundering van de stad door vreemde troepen wist te verhinderen. Is het wonder dat de zoon van zulk een vader niet anders dan met groote sympathie en een veelzijdige belangstelling maan denlang door deze wonderstad van het Chineesche Noorden kon ronddwalen? Zijn kennis der landstaal vergemakke lijkte hem bovendien het contact met de bewoners, en zoo brengt hij, al keuvelend en voorlichtend, zijn lezers in de oude statiehallen van het kei zerlijk hof, in de merkwaardige tem pels, waaraan deze stad als wellicht geen andere rijk is, op de bonte ru moerige markten, waar van alles te koop is, billijk kinderspeelgoed naast fabelachtige kostbaarheden, volks snoeperij en de meest verfijnde ge rechten, en waar de zangerige recla meroepen der kooplieden en hef druk ke loven en bieden der dooreenwoe- lende menigte zulk een verwarrende cacafonie veroorzaken. De bouw van Peking, van het Peking, dat nu nog precies zoo staat als het vroeger werd aangelegd, moet de kei zerlijke staatskas ongehoorde sommen gelds gekost hebben, niettegenstaan de meer dan tweehonderdduizend man twintig jaar lang daarvoor verplichte heerendiensten moesten verrichten. Tweehonderdduizend man twintig maal vier jaargetijden! Wat een harde slavenarbeid, tot de stad gereed was! Er waren veel boeren onder, die men dwong hun velden in den steek te la- Schilderachtig kijkje in het fraaie park dier voormalige „Verboden Stad" De Chineesche bouwkunst op haar best. Rijk bewerkte poort en sprookjes achtig paviljoenr in oud-Chineesche stijl opgetrokken. ten, en die als kudden schapen er naar toe gedreven werden. Wie geen hee rendiensten verrichtte, moest met ge weldige belastingen deelnemen aan deze reusachtige onderneming! Goed beschouwd, zoo constateert de schrijver, bestaat er geen tweede stad op de wereld, die men met Peking vergelijken .kan. Welke andere stad zou dit monumentale, deze eenheid hebben, tot in de kleinste hoeken, ja zelfs tot den laatsten bouwsteen van de muren en tot de harmonisch over eenstemmende kleuren der bont ge glazuurde dakpannen? Zelfs de glans die van deze kleurige gouden, blau we, groene en bruine daken uitgaat is berekend, en zoo gewild. Zeker, Rome heeft veel verhevens, maar Pe king is één geweldig gebouw! Alleen de steenen van den muur, die Peking omsluit, zouden voldoende zijn voor verscheiden pyramieden van Cheops. In China's oude hoofdstad geldt be delen als een beroep! De rondtrek kende bedelaars zijn allen georgani seerd. Menig bedelaar heeft het heele maal niet noodig, bedelaar te zijn. Er zijn een heele massa zoogenaamde eere-bedelaars, die zonen of dochters van welgestelde lieden zijn. Het be delen is voor hen zoo'n soort zichzelf opgelegde ascese. Vele bedelaars zyn ontwikkelde liedenVan de gebe delde bedragen gaat een bepaald pro cent naar de organisatie van het gil de, dat wil zeggen naar den vorst der bedelaars. Hij is de eenige, die niet behoeft te bedelen; hij leeft van de giften van zijn onderdanen, en dat werkelijk niet op een bedelaarsma nier. De overheid eerbiedigt de bede laarsorganisatie als een geheime macht en werkt des te liever op vriendschappelijken voet met haar sa men, omdat zij voor de buitenwereld onbekend is. De bedelaars zyn in staat de geraffineerdste spionagedien sten te verrichten China is een land, hetwelk vele merk waardige dingen en menschen ople vert; het bezit eeuwenoude gebruiken en kleederdrachten, die beide even schilderachtig zijn; niet voor niets ont stond het woord „chinoiserie", hetgeen iets wonderlijks, iets bizars aanduidt. Maar het is ook een land van groote krachten en nog niet te schatten mo gelijkheden, omdat het een eerbied waardige cultuur wist op te kweeken, welke haar geschiedenis heeft, niet van eeuwen, maar van duizenden ja ren. En Peking is de wonderlijk vol maakte samenvatting van dit alles. Thans is dit land gemengd in een titanenstrijd met het kleine Japan, dat van den grooten nabuur oudtijds zyn godsdienst, zijn zeden, zelfs zyn schrift moest overnemen, omdat het weinig eigen beschaving bezat. Het is belangrijk te hooren wat een voor aanstaand Chineesch bankier, die een aanzienlijk deel der wereld bereisde, daarover tegenover den heer Cordes losliet. „Wie China alleen kent en het gros van de Chineezen ziet als een vuile, ofschoon wel buitengewoon vlijtige massa koelies, die zich dagelijks af beult, vormt zich een verkeerde voorstelling van dit volk. Gaat u maar eens naar Indo-China, naar Singapore, naar de Britsche en Hol- landsche bezittingen, of waarheen u wilt. Wie beheerscht in al deze lan den den handel? Wie zijn de groote financiers, die het economische leven beheerschen? Wie zijn de millionnairs, de stille heerschers over de Maleische volksstammen en de Indonesiërs? De Chineezen, die zich daar uit armoe dige omstandigheden hebben opge werkt en nu als vorsten op hun be zittingen leven. Dat dit Chineesche volk, dat zijn levensvatbaarheid niet slechts in zijn eigen verleden meer dan genoeg heeft bewezen, doch ook heden er nog iederen dag het bewijs van geeft, zijn eigen rijk niet met succes kan beheeren, is mij volmaakt onbegrijpelijk. Maar de tijd zal ko men, waarin dat alles zal veranderen. Wy vertrouwen daarop, wat de naaste toekomst ook brengen zal. Want te genover Japan met zyn nationale ge- exalteerdheid, die soms reeds de gren zen van de hysterie nadert, bezit China in zijn oergezonde en onver woestbare levenskracht reserve voor de toekomst. Wanneer in Japan het bevolkingsgetal ieder jaar toeneemt met ruim een millioen, dan kan men voor China gerust het zes of acht voudige berekenen, ongeteld de hon derdduizenden, die elk jaar verhon geren en door overstroomingen of door oorlogsonlusten den dood vin den. Opk door deze stijgende getal- lencurve wordt het iemand duidelijk, dat de Chineesche volkskracht lang niet ten einde is.... Voor Japan ben ik niet bang". Peking is volgens sommigen de stad, die van alle steden op aarde het langst zonder eenige onderbreking door men schen bewoond is. Als zoodanig mag zij ook voor de toekomst gelden als Terms van een voormalig keieerlijk paviljoen, vanwaar men een fraai uit zicht heeft over een weergaXooze omgeving. een symbool. Wij denken hier aan een merkwaardig woord van Theodoor Roosevelt, die zeide: „Het tijdperk van de Middellandsche Zee eindigde met de ontdekking van Amerika. Het tijdperk van den Atlantischen Oce aan is op het hoogtepunt van zijn ontwikkeling; het zal weldra de re serves hebben uitgeput, waarover het beschikt Het tijdperk van den Stillen Oceaan, voorbestemd om het grootste te worden van alle, ryst in de mor genschemering op". Ons Kerstnummer (TÖ Reeds un kunnen we onzen lezers meedeelen, dat zij straks van ons Zondagsblad een fraai Kerstnummer tegemoet kunnen zien. Naar vorm en inhoud zal t een Kerstnummer zijn, dat on getwijfeld gioote voldoening zal geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 15