li fcggS&S:
fif&IS?3
UIT HET LEVEN VAN TED
door EMES
A /IJ hebben een hond" en die hond heet
Teddy. Het is een klein bruin hondje
met erg lang haar en een mooie pluimstaart.
Het is een heel lieve hond. We hebben hem al
haast vier jaar.
In die vier jaar hebben we al heel wat met hem
beleefd, zodat er best een geschiedenis van te
vertellen is.
Dat zal ik dan ook doen. Luister maar.
Het was op een Zaterdagmiddag in April, dat
Teddy bij ons kwam.
Wat waren we blij! Hij was zó klein, dat hij in
vaders tas kon, en zo werd hij dan ook naar
huis gebracht.
Hij kon nog maar net lopen, en we vonden het
heel fijn om met zo'n klein hondje te gaan
wandelen.
De eerste avond at hij al flink en speelde hij
met ons.
Eindelijk kwam er een eind aan de pret en
moesten we naar bed.
En ook voor Teddy werd het tijd om naar bed
te gaan. Maar waar moest hij slapen?
Gelukkig wist vader raad. Hij zou 's nachts in
de badkamer gaan. Maar jawel, daar had Teddy
blijkbaar geen zin in.
We konden 's nachts bijna geen van allen sla
pen. Want Teddy, al was hij nog zo klein,
maakte ontzettend lawaai.
Hij was natuurlijk gewend om bij z'n moeder,
broertjes en zusjes te slapen. Daar lag hij lek
ker warm. Maar in de badkamer vond hij 't
veel te koud en ongezellig.
De volgende morgen was Teddy vanzelf het
eerste op. Hij wou natuurlijk zo gauw mogelijk
uit de koude badkamer.
En toen hebben we Teddy stilletjes gepakt en
eventjes in bed onder de dekens gestopt. Hè.
Dat vond Teddy fijn. zo lekker warm. Zo zou
hij wel een hele dag willen blijven liggen.
Maar dat ging natuurlijk niet. We moesten op
staan.
Teddy werd voorzichtig de trap afgedragen.
Beneden brandde de haard lekker. En je kon
gelijk zien. dat Ted het hier veel beter naar z'n
zin had. Er werd een kussen voor de haard ge
legd en daar ging hij dadelijk op liggen.
Toen we hem een paar weken hadden, voelde
hij zich helemaal bij ons thuis. We gingen
ieder om de beurt met hem wandelen en we
speelden vaak met hem.
De mensen bleven af en toe staan en zeiden
dan: Kijk eens. wat een leuk hondje.
Nu, dat was hij dan ook. Trouwens nu nog hoor.
Hij is nu al flink groot geworden. En nu groeit
hij niet meer.
Toen we op een keer weer eens met hem uit
gingen kwam er een ander hondjenaar hem
toe. Ze snuffelden eens aan elkaar, en dat is
misschien de oorzaak geweest, dat ze vriendjes
vaji elkaar werden.
Dat hondje, dat toevallig naast ons woonde,
heette Paggy. Ook een heel lief beest. Ze ra
votten graag met elkaar en stoeiden dat het een
lieve lust was. Ze gooiden elkaar om en hapten
naar eikaars staart.
Maar naast ons huis, aan de andere kant. daar
Samen in 't grote bed.
532.
hadden de mensen ook een hond, een geweldig
groot beest. Het was een St. Bernardshond met
geweldig dikke poten.
Teddy was heel bang voor hem. Eerst niet.
Maar later kroop hij gauw achter ons weg als
hij hem op straat zag.
Weet je hoe dat kwam? Het was op een win
teravond. We waren met Teddy buiten. Het
was donker en koud. Daar ging de deur open
en Caro, zo heette die grote hond, kwam met
z'n baas naar buiten.
Die meneer zou net de riem aan de halsband
vastmaken, toen Caro Teddy in 't oog kreeg.
Hij gaf een ruk en zijn baas kon hem niet meer
houden. Daar kwam hij aangerend met grote
sprongen, regelrecht op Teddy af."
Of het uit speelsheid was weten we niet. maar
die grote hond liet z'n dikke poten op Teddy
neerkomen. Hij huilde en jankte verschrikkelijk.
Toen we binnengekomen waren, dachten we,
dat Teddy iets gebroken had; hij lag de hele
avond te rillen van angst.
Als hij nu weer zo'n grote hond ziet, holt Ted
vlug naar binnen.
Op zekere dag, toen we Ted al een hele poos
hadden, gebeurde er iets. dat van groot belang
was in Ted z'n leven. Hij kreeg er een speel
makkertje bij: een poes.
Teddy had zo wat nog nooit een poes gezien
en vond het een raar beest. Maar na eerst nog
wel wat gekibbel en nog wat geblaas van de
kat werden ze toch vriendjes.
Ted vond het natuurlijk erg vervelend, dat er
zo'n kat was bijgekomen. Nu moest hij alles
delen, z'n koekjes en z'n eten en de lekkere
stukjes vlees. Hij was verschrikkelijk jaloers.
Ja. het was zelfs zó erg, dat als hij zelf iets
niet lustte en de kat kwam er bij, dan joeg hij
de kat weg en at het allemaal zelf op. Hij gun
de de poes niets.
Maar even later waren ze toch weer de beste
vriendjes. Ze speelden met elkaar en hadden
de grootste pret. De kat kroop weg achter een
stoel en Ted onder 't vloerkleed. Dan sprong
de kat opeens boven op de hond en was 't net
of ze verstoppertje speelden.
(Volgende week verder)
DE EIGENWIJZE
SCHAAPHERDER
TOEN Peter de school verliet, deden zijn ouders
hem bij 'n herder in de leer. Die herder had 'n
grote kudde schapen. En nu moest Peter leren
met de dieren om te gaan!
„Nu, dat is gemakkelijk genoeg!" dacht hjj. „Je
neemt 'n hond en 'n stok en de rest komt vanzelf
wel voor mekaar!"
„Zo eenvoudig is het niet, Peter! Maar let goed
op! Dan heb je alle gelegenheid van mjj de kunst
af te kijken!" sprak de oude herder.
Peter trok dagelijks met hem de bergen in. Hij
kreeg veel te horen over de ligging der beste
weiden, over schadelijke en nuttige kruiden, over
het gevaar van wilde beesten, kortom, over alles
wat 'n herder weten moet.
Op zekere dag bleef de oude man thuis. Hij was
ziek en moest het bed houden.
„Peter, ik vertrouw je de hele kudde toe! Pas op,
dat je geen enkel schaapje kwijt raakt. Blijf zo
laag mogelijk en vermijd de bosschen!"
Peter hoorde al niet eens meer. Hij kende die
wijze vermaningen uit z'n hoofd! Wat vervelend
toch! Hij was oud en wijs genoeg om zelf de
weg te vinden! „Vooruit, Nero, daar gaan we!"
Nero holde om de kudde heen en daar trok de
hele stoet het dal in. Het ging werkelijk prachtig.
De schapen hadden er helemaal geen erg in, dat
de oude herder de staf niet voerde. Maar toen
Peter hen al hoger en hoger dreef, begonnen ze
onwennig te doen. Daar waren ze nog nooit ge
weest. Ze wisten de weg niet en er waren er, die
verdwaaldenPlotseling ontstond een algemeen
geblaat! 'n Vos was uit het onderhout gekropen
en had 'n lam gepakt. Met het arme dier in zijn
muil liep hij de berg op. Makkelijk ging het niet
Hij had er blijkbaar de vracht aan!
„Nero, blijf jij bij de kudde! Ik ga Reintje na!"
schreeuwde Peter. Bang was hij niet dat is waar.
Hij rende uit alle macht en het gelukte hem
Reintje in te halen. Het sluwe roofdier liet het
lam echter niet los. Peter had zijn stok vergeten.
En met de handen aan te pakken leek hem te
gevaarlijk. Hij verzon een krijgslist.
„Reintje, je zult dat lam nooit in je hol krijgen.
Het is te zwaar, dat merk je wel. Laat het los en
kies een ander uit de kudde, een lichter. Daar
zal je heel wat meer aan hebben!"
„Accoord!" pufte Reintje. Hij liet zijn prooi los
en het lam holde weg, naar de kudde toe. De vos
ook. Maar toen hij Nero in de gaten kreeg,
maakte hij rechtsomkeert! Op honden was hij
allerminst gesteld. Hij miste altijd nog 'n stuk uit
zijn staart, sinds de jachthonden hem achterna
gezeten hadden!
„Nu ben ik een vos te slim af geweest!" lachte
Peter. En vol trots vertelde hij den ouden herder,
wat er gebeurd was. Deze schudde zijn hoofd.
„Als dat allemaal maar goed afloopt!" dacht hij.
De andere dag koos Peter een bergweide, die nóg
hoger lag! Zó hoog, de bomen dorsten er haast
niet meer te groeien. Alleen hele kleine sparre
tjes staken hun groene hooiden boven de rots
grond uit. En in de verte holde een bergbeek
naar onderen, 'n Pracht van 'n wei!" vond Peter.
Roef! Daar pakte een grote, grijze wolf 'n schaap
weg! 'n Pracht van 'n schaap! Het arme dier ging
aan 't blaten van geweld! Peter holde het roofdier
na. Grommend en blazend bleef het staan!
„Heer wolf, waarom maar één schaap? 'n Sterk
dier als U kan er makkelijk twee meenemen!
Laat dit mormel lopen en kies er twee uit de
kudde!"
„Deze tweebeen heeft warempel nog gelijk ook!"
vond de wolf. Hij liet z'n buit schieten en ging
op de kudde af. Die bleef natuurlijk niet op hem
wachten, dat snap je! Holderdebolder stoof zij de
laagte in. Peter en Nero méé! De wolf waagde
zich niet in de bewoonde wereld! Zo nijdig als
'n spin zocht hij een goed heenkomen, scheldend
'n Kanjer van een beer had een van de beste
schapen gegrepen en naar zijn hol gesleurd. Peter
zette Bruintje na....
op de verraderlijke tweebenen, die je nooit ver
trouwen kunt!
Toen de oude herder ook dit te horen kreeg, ver
dween zijn laatste restje vertrouwen in Peter!
„Dat loopt vandaag of morgen vast verkeerd af!"
mopperde hij.
Maar Peter blééf eigenwijs. Want de volgende
keer trok hij met de schaapjes het dichte bos in.
Van het gebeurde met de vos en de wolf had hij
niets geleerd! Erg dom natuurlijk! Midden in dat
bos begon Nero luid te keffen. Zijn haren ston
den overeind. Geen wonder, 'n Kanjer van 'n
beer greep 'n best schaap beet en sleurde het naar
zijn hol. Peter zette Bruintje na, maar al zijn
slimme praatjes hielpen hem geen steek! Bruintje
ging kalm z'n gang en verdween in zijn schuil-
„Bruintje, wil je het schaap ruilen tegen al mijn
boterhammen?" smeekte Peter.
„Ja, ik zal gek zijn!" schaterde de ruige gast.
„Tegen drie eieren dan, vers gekookte eieren?"
„Geen haar op mijn vacht, dat aan zoiets denkt!"
„Tegen het potje honing dan, dat de vrouw van
den zieken herder me mee heeft gegeven?"
Nu is honing voor een beer, wat tulband voor 'n
„Laat dat potje dan eens zien?" onderhandelde
„Kom dan kijken, hier staat 't!"
De beer verliet zijn hol tussen de hoge rotsblok
ken. Warempel! Deze tweebeen had honing jdaar
gezet. Toen de beer goed en wel aan 't likken
was, rende het schaap het hol uit, dat spreekt!
En Peter mee! Ze liepen wat ze konden! Einde
lijk bereikten zij de kudde. „Vooruit, schaapjes,
als jullie leven je lief is!" commandeerde Peter.
En de hele troep stoof het donkere bos uit.
Juist was het laatste beestje in veiligheid, toen
Bruintje aan de zoom van het bos verscheen!
Teleurgesteld keek hij de malse hapjes na. Maar
in het dal durfde hij zich niet te wagen! Daar
was al te veel volk!
Na dit avontuur was eigenwijze Peter voor goed
van zijn kwaal genezenl
ZATERDAG 26 NOVEMBER No. 47 JAARGANG 1938
De Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant
Nieuwe Utrechtsche Courant, Nieuwe Leidsche
Courant en Dordtsch Dagblad
DONDERDAGAVOND
BUITENLAND
DE Britsche minister-president Neville Cham
berlain is weer eens het Kanaal overgestoken,
ditmaal niet per vliegtuig, doch per boot. Wij
wi len niet beweren, dat hij aan de zeevaart boven
het verkeer door de lucht de voorkeur heeft ge
geven op andere gronden, dan dat zijn gezelschap
vrij uitgebreid was: Immers ook lord Halifax, de
dames der beide ministers, en een staf van mede
werkers was van de partij. Maar wel zouden wij
ons kunnen voorstellen, dat de premier deze keer
weinig lust in een luchtreis kan hebben gevoeld.
Immers, de man die hem den luchtdoop deed
ondergaan, de verkeerspiloot Robinson, met wien
hij de befaamde September-reizen naar Adolf
Hit er maakte, is in de afgeloopen week bij een
vliegongeluk om het leven gekomen, wat toch wel
een heel tragisch ding is.
Chamberlain en Halifax reisden op uitnoodiging
van de stad Parijs, welke destijds, kort na de be
stendiging van den Europeeschen vrede, aan haar
burgerij wel eens den staatsman wilde toonen, die
zich daarbij zoo uitermate verdienstelijk had ge
maakt. Intusschen is er sedert in Europa zooveel
Veranderd, dat uit het vriendschapsbezoek nu toch
wel tevens een nieuwe zakenreis is geworden.
Groot-Brittannië en Frankrijk hebben over ve'e
belangen zich gemeenschappelijk te beraden, om
dat zij in ve'erlei opzicht nauw op elkander aan
gewezen zijn.
Men weet, hoe op de totstandkoming van de voor-
loopige Duitsch-Tsjechische grens op verrassende
manier een ommezwaai in de te Praag gevoerde
politiek is gevolgd. De Tsjechen zijn van interna
tionalisten eensklaps hevig nationaal voelend ge
worden, zelfs in die mate, dat zij
allerlei Fransohe en Engelsche
woorden uit het openbare leven zijn
gaan uitbannen, en wat meer is, zij
hebben meer oog gekregen voor het
behartigen van hun eigen belangen.
Zij verwachten het niet langer van
Genève, of sympathieën in de verte;
zij pappen nu aan met het Derde
Rijk, in de overtuiging, dat zoo dit
tot goede nabuurschap geneigd is,
zijn waarde beduidender kan zijn
dan van een verren vriend. Zoo
heeft dan Berlijn, via Praag, zijn
invloed tot aan de Roemeensche
grens kunnen uitbreiden, en dreigt
het den geheelen Ba'kan onder zijn
economische voogdij te brengen.
Deze toenemende Duitsche machts
ontplooiing is een der dingen, waar
over Londen en Parijs zich samen
willen beramen. Men heeft in Enge
land reeds bezoek ontvangen van
den Roemeenschen koning Carol,
die in gezelschap van zijn zoon
Michaël in zekeren zin als commis-
voyageur voor zijn land optrad.
Roemenië heeft zich, nu de Kleine
Entente weggevallen is, immers
Tsjechos'owakije is als medelid van
dezen driebond vrijwel waardeloos
geworddh, geheel nieuw te
oriënteeren, en met Zuid-S'avië is
dit eveneens het geval. Beide lan
den wenschen zoowel met de autoritaire mogend
heden, Duitschland en Italië, als met de
groote democratieën, Groot-Brittannië en
Frankrijk, op een vriendschappelijken voet te
verkeeren, doch evenzeer stel'en zij het voort
duren van een vrije en onafhankelijke positie op
prijs. Vandaar dat ook prins-regent Paul van Zuid-
Slavië de City heeft opgezocht, om het contact te
Italië en Duitschland gevoelen er bijzonder veel
voor, met deze beide Balkan-staten een zeer
nauwe economische relatie aan te gaan, om door
een goederen- en productenruil elkanders staat
huishouding te ont asten, en de nationale bedrij
vigheid ten top te voeren. Roemenië heeft, als
rijken bodemschat, zijn petroleumbronnen en
verder zijn graanlanden; Zuid-S'avië bezit onder
meer een geweldigen houtrijkdom, iets waaraan
Italië bijzonder arm is, terwijl ook het Derde Rijk
een aanvulling van eigen voortbrenging in dit
opzicht velen kan. Het is duidelijk, dat zoo men
deze staten overlaat aan den inv'oed van Rome
en Berlijn, zij met zulke sterke koorden gebonden
zullen worden, dat er niet veel vrijheid van be
weging meer overblijft. Parijs en Londen zullen
derhalve hebben toe te zien, op welke manier
daaraan tegemoet te komen door het aanbieden
van handelsvoordeelen, credietverstrekking e.d.
Tevens zullen Chamberlain en Daladier wel eens
wat woorden wisse'en over de eigen defensie
problemen. Is de Fransche luchtmacht in staat,
binnen zeer korten tijd haar leemten en feilen te
overwinnen, zoodat zij een betrouwbaar wapen
wordt, en zal Enge'and willen afzien van zijn
plannen, het zwaartepunt zijner militaire politiek
niet langer in het wapenen van expeditie-corpsen,
maar in het versterken van zijn territorial leger
te zoeken?
Resten nog de vooruitzichten op een nieuwe con
ferentie van vier, welke uiterst slecht zijn, ook
al zal Frankrijk binnenkort eenze'fde vriend
schapsverklaring met Duitschland teekenen, als
Hitler en Chamberlain samen te München tot
stand brachten.
De vervolgingswoede, waaraan men zich in het
Derde Rijk ten koste van de Joden heeft overge
geven, heeft internationaal een geprikkelde at
mosfeer geschapen, niet zoozeer in de kabinetten,
als in de huiskamers van het gewone vo k. De
naties en hun officieele afgevaardigden in de
vertegenwoordigende lichamen zouden op dit
oogenblik een toenadering tot de Jodenplagers
begrijpen noch toelaten willen.
In een Londensche kliniek, alwaar zij na het
ondergaan van een ernstige buikoperatie werd
verp'eegd, is een merkwaardige vrouw over'eden:
koningin Maud van Noorwegen. Koningin Maud
was van geboorte een Enge'sche, en naar haar
wezen is zij dit haar leven lang gebleven, al werd
zij ook door haar huwelijk aanvanke ijk van Deen-
sche en door haar koninginnekroning later van
Noorsche nationaliteit. Zij was een dochter van
Edward VII en een kleindochter van koningin
Victoria; de over'eden Britsche koning George V
was haar broeder; de huidige Britsche monarch
haar neef. Door haar moeder met het Deensche
hof verwant, kwam zij in haar jeugd tot een
echtverbintenis met prins Car! van Denemarken.
Het jonge paar leefde rustig in Kopenhagen en
had geen dynastieke belangen. Toen echter ont
stond in Noorwegen die merkwaardige herleving,
welke in 1905 ertoe leidde, dat dit land zich wilde
losmaken uit de unie met Zweden om een zelf
standig nationaal bestaan te gaan voeren. De
Noorsche troon was vacant; vo'ksvertegenwoor-
diging en par'ement verkoren Carl van Denemar
ken. die ook reeds een zoontje Alexander had,
om hem te bezetten. Zoo werd Kopenhagen als
woonplaats met Christiania, het latere Oslo, ver
wisseld, en werden de voornamen Carl en Alexan
der verruild voor de in Noorwegen grootsche her
inneringen oproepende van Haakon en O av.
Koningin Maud heeft ongetwijfeld haar best ge
daan, zich bij a' deze wijzigingen zooveel mogelijk
aan te passen. Maar zij was nu eenmaal door
trokken van dat eigenaardige gevoel van reserve,
velen Britten zoo eigen; ze had iets te streng
ingetogens, leek op het ongenaak
bare af. Daarbij kon er geen jaar
voorbijgaan, of zy stak over naar
Engeland, om er een paar maanden
te verblijven, en zich opnieuw te
laten opnemen in de zoo ge'iefde
milieus van vroeger. Zij had ze fs
den wensch, haar zoon een echt
Engelsche kostschool-opvoeding te
laten geven, waarbij zij vergat, dat
hy een Noorsche kroonprins was.
Het Noorsche vo!k, fier op het
eigen karakter, kon daarmee dan
ook niet instemmen.
Koningin Maud was geen figuur,
die gemakkelijk een opvallende,
centrale plaats wist te vullen. Zij
kwam beter tot haar recht waar het
gold in stilte wel te doen en nood
te lenigen. Deze eigenschap wordt
in den regel eerst goed gewaar
deerd door de herinnering.
Haar laatste levensjaren waren
zwaar; enkele malen achtereen
heeft mèn getracht haar langs ope
ratieven weg verlichting van haar
kwaal te brengen; tenslotte is deze
haar dood geweest. Haar Noorsche
vaderland gaat reeds nu haar
missen.
Tijdens het bezoek, dat Z.M. Koning Leopold III van België deze week aan ons land
bracht, is hij door vele duizenden hartelijk toegejuicht. H.M. de Koningin met
haar hoogen Gast bij een rijtoer door Amsterdam.
Tusschen Duitschland en Tsjecho-
slowakije zijn thans de grenzen
definitief geregeld, terwijl ook Po
len en Hongarije dat deel van den