Het materieel der Koninklijke Marine NEDERLAND LET OP U SAECK HERDENKINGSNUMMER Van 8e Vijf Samenwerlcen8e Christelijke Dagbladen blz. ï5 door Vice-Admiraal A. Vos Hoofd der afdeeling Materieel der Zeemacht is door het Departement van Defensie gemaakt. Zooals in Tabel II is aangegeven, zijn de afmetin gen en de waterverplaatsing, in vergelijking met de oudere jagers, eenigszins toegenomen. Jagers zijn lichte schepen zonder pantsering, waarvan de snelheid eenige zeemijlen grooter is dan die van kruipers. Deze schepen dienen o.a. v<x van kruisers tegen aanvallen voor verkenningsdiensten, HET materieel der Koninklijke Marine heeft sinds 1813, het jaar, waarin Nederland zijn onafhankelijkheid herwon, wèl een groote veran dering ondergaan. De snelle ontwikkeling der tech niek in het laatst der 19e en het begin dezer eeuw heeft daartoe belangrijk bijgedragen. Bij het herkrijgen van onze onafhankelijkheid werden, ter instandhouding van de vloot en ter verbetering van de in zeer slechten staat verkee- rende oorlogsschepen, de beide Rijkswerven te Amsterdam en te Rotterdam en de daarbij behoo- rende etablissementen aan het Nieuwediep en te Hellevoetsluis uitgebreid. Bovendien werd tot den de bescherming n onderzeebooten, ivooibescherming, Banleg van een nieuwe werf te Vlissingen beslo ten. Vroeger werden onze oorlogsschepen door den Staat in eigen beheer gebouwd en onderhou den, maar langzamerhand is daarin verandering gekomen. De werf te Rotterdam is als zoodanig in de vorige eeuw verdwenen, die te Vlissingen is overgegaan in particuliere handen. Thans is hier het bedrijf gevestigd van de Kon. Mij. „De Schelde". De Rijkswerf te Amsterdam, waar tientallen groote en kleine oorlogsschepen met zeil- of stoomvermogen gebouwd werden, zag in 1913 het laatste oorlogsschip, Hr. Ms. „Gruno", van stapel loopen en werd eenige jaren later als werf ge sloten. Eenzelfde lot trof de werf te Hellevoetsluis, zoo- dat alleen de Rijkswerf aan het Nieuwediep (Den Helder) overbleef. Het is op deze werf, dat het onderhoud van de h. t. 1. aanwezige oorlogsschepen plaats heeft, terwijl de nieuwbouw aldaar uitsluitend beperkt blijft tot de zeer kleine vaartuigen, zooals sleep- booten, speciale vaartuigen, sloepen, e.d. De nieuwbouw van het overige materieel ge schiedt sinds1913 geheel op particuliere Neder- landsche werven, onder toezicht van het Depar tement van Defensie. De ontwerpen voor de schepen worden de laatste jaren op dit Departe ment gemaakt. In Indië heeft practisch geen nieuwbouw van oorlogsschepen plaats. Het onderhoud van de aldaar gestationneerde oorlogsschepen wordt ver richt door het Marine-etablissement te Soerabaja. Oorlogsschepen Onze tegenwoordige oorlogsschepen kunnen wij verdeelen in: kruisers, flottieljeleiders, torpedo- bootjagers, onderzeebooten, kanonneerbooten, mijnenleggers en mijnenvegers. Achtereenvolgens zal aan elk der genoemde typen een korte be schouwing worden gewijd. Kruisers Van dit type schepen bezit onze Marine thans Hr. Ms. „Java" en „Sumatra", welke omstreeks 1925 in dienst zijn gesteld en Hr. Ms. „De Ruyter" welke in 1936 door de N.V. Wilton-Fijenoord te Schiedam is voltooid. Op de begrootingen van dit en het volgende jaar zijn de eerste termijnen op gebracht voor den bouw van twee nieuwe krui sers, welke zullen dienen ter vervanging van de „Sumatra" en de ,,Javar'. De hoofdbewapening van onze kruisers bestaat uit 15 cm. geschut, terwijl de snelheid ruim 30 mijl per uur bedraagt. Flottieljeleiders Een voor de Nederlandsche Marine nieuw type schepen zijn de flottieljeleiders, waarvan onlangs Hr. Ms. „Tromp" in dienst werd gesteld, terwijl met den bouw van een zusterschip reeds een aan vang is gemaakt. Deze schepen zijn lichter ge pantserd dan kruisers en zijn ook kleiner van afmetingen. Zij houden het midden tusschen een kruiser en een torpedobootjager. Voor bijzonder heden wordt naar Tabel I verwezen. Torpedobootjagers In de jaren 1925 en 1930 zijn op Nederlandsche werven acht torpedobootjagers gebouwd naar Engelsch ontwerp. Dit jaar is van dit type schepen weder een 4-tal op stapel gezet en wel twee te Vlissingen en twee te Rotterdam. Ver wacht wordt, dat deze schepen in 1940 gereed zullen zijn. Het ontwerp voor deze nieuwe jagers Onderzeebooten De eerste onderzeeboot deed in 1906 haar intrede in de Koninklijke Marine. Zij werd door ,de Maat schappij „De Schelde" te Vlissingen voor eigen rekening gebouwd en in 1906 door de Nederland sche Regeering overgenomen. Op deze eerste onderzeeboot, de „O 1", zijn in den loop der jaren nog 15 andere voor den dienst in Nederland gevolgd, terwijl 18 booten voor Neder- landsch-Indië werden aangebouwd. De Nederlandsche Onderzeedienst heeft ook in het buitenland een zeer goeden naam. De eerste reizen op eigen kracht van onderzeebooten naar Oost-Indië in 1920 en later de zeer opmerkelijke reizen van Hr. Ms. „K. 13" in 1926, via het Pana makanaal, en van Hr. Ms. „K. 18", via de Kaap, hebben veel tot dezen goeden naam bijgedragen. Evenals bij den bouw van het bovenwatermateri- eel wordt thans ook bij den bouw van onderzee booten het principe gehuldigd, dat alle booten geschikt moeten zijn voor gebruik in de tropen. Thans zijn in aanbouw bij Wilton-Fijenoord te Schiedam de „O. 19" en „O. 20", welke in het voorjaar van 1939 gereed zullen zijn. Deze onder zeebooten zijn tevens mijnenleggers met een capaciteit van 40 mijnen. Voorts zijn te Rotterdam en te Vlissingen nog 7 onderzeebooten in aanbouw, n.l. de „O. 21" t.e.m. „O. 27", welke van ongeveer gelijke afmetingen zullen worden als Hr. Ms. „O. 16". Deze booten worden in den loop van 1940 en 1941 aan de sterkte van Hr. Ms. Zeemacht toegevoegd. In tabel III zijn eenige gegevens opgenomen, waaruit de ontwikkeling van het onderzeeboot wapen blijkt. Kanonneerbooten Kanonneerbooten zijn in oorlogstijd in de eerste plaats bestemd voor de locale verdediging, terwijl ook de handelsbescherming aan dit type vaartui gen kan worden opgedragen. In Indië bevinden zich Hr. Ms. „Soemba" en „Floris", terwijl Hr. Ms. „Johan Maurits van Nassau" hier te lande gestationneerd is. Laatstge noemd schip heeft geruimen tijd den convooi- TABEL I KRUISERS EN FLOTTIELJELEIDERS NAAM Lengte in meters Breedte in meters Standaardwaier- verplaatsing in tons Snelheid in zeemijlen Hoofdbe wapening Aantal torpe dobuizen Aantal mede te voeren vliegtuigen TROMP JAVA SUMATRA DE RUYTER KRUISER BEGR. 1938 en 1939 132 155 J55 171 185 12,4 16 16 15,6 17 3350 6670 6670 6450 8300 32.5 30 30 32 32 6 kns. v/15 c.m. 10 kns. v/15 c.m. 10 kns- v/15 c.m. 7 kns. v/15 c.m. 10 kns. v/15 c.m. 6 8 2 2 2 2 TABEL II TORPEDOBOOTJAGERS JAGER TYPE Lengte in meters Breedte in meters Standaard water verplaatsing in tons Snelheid in zeemijlen Hoofd be wapening Aantal torpe dobuizen Aantal mede te voeren vliegtuigen 1925-1930 1937 en 1938 98 106 9,5 10,3 1316 1628 34 36 4 kns. v/12 c.m. 5 kns. v/12 c.m. 6 8 1 1 TABEL III ONDERZEEBOOTEN NAAM Lengte in meters Breedte in meters Standaard water verplaatsing in tons Snelheid in zeemijlen Hoofdbe wapening Aantal torpe dobuizen O. I (1905) K. XIII (1926) K. XVIII (1934) O. 27 (in aanbouw) 20,4 67 74 77 4.1 6.2 6.5 6.5 120 612 777 "888 9 15 17 19.5 1 kn. v/8,8 c.m. 1 kn. v/8,8 c.m. 1 kn. v/8,8 c.m. 1 8 8 8 Convoyeurs Op de begrooting 1939 zijn fondsen aangevraagd voor den bouw van een zestal convoyeurs, die bestemd zijn'om in oorlogstijd onze inkomende en uitgaande handelsschepen te beschermen tegen aanvallen van onderzeebooten en torpedomotor- booten. Het zijn kleine, lichtbewapende, snelloopende vaartuigen, die ook ingericht zullen worden voor het vegen van mijnen. Motortorpedobooten Dit zijn lichte, uiterst snelle vaartuigen. Ondanks de geringe afmetingen, zullen zij, desgewenscht, op eigen kracht naar Indië kunnen gaan. Zij zijn bewapend met torpedo's en machinegeweren. Een twintigtal van deze vaartuigen wordt in bouw gegeven. Hr Ms flottieljeleider „Tromp" dienst in de Straat van Gibraltar verricht. De kleinere kanonneerbooten, Hr. Ms. „Brinio", „Gruno" en „Friso", doen eveneens in Nederland dienst. Een aantal van zeven kanonneerbooten van mo dern type, uitgerust met 12 cm. geschut in toren, is thans in aanbouw gegeven. Tot deze klasse van schepen moet ook gerekend het artillerie-instruc tieschip Hr. Ms. „Van Kinsbergen", dat bij de Rotterdamsche Droogdok Mij. op stapel staat. Mijnenleggers Mijnenleggers zijn uitsluitend belast met de kust verdediging. Zij zorgen er voor, dat de vijand, wanneer hij onze kust wil naderen, of onze zee gaten wil forceeren, mijnversperringen op zijn weg vindt. De mijn is wegens haar explosieve kracht en haar onzichtbaarheid een hoogst gevaarlijk wapen. De Kon. Marine bezit een 16-tal mijnenleggers. Een nieuwe mijnenlegger, de „Willem van der Zaan', is thans in aanbouw bij de Nederlandsche Dok Mij. te Amsterdam. Dit schip, dat tevens gepro jecteerd is als opleidingsschip voor adelborsten, zal medio 1939 in dienst komen. Mijnenvegers De Marine beschikt in Indië en Holland tezamen over 16 stuks vaartuigen, die speciaal als mijnen veger zijn gebouwd. In oorlogstijd kan dit aantal worden uitgebreid door particuliere vaartuigen voor dit doel in te richten. De onderzeeboot- mijnenlegger „O 19" in aanbouw bij „Wilton-Fijen oord," te Schiedam Tankschip Om de strategische bewegelijkheid van het es kader in Ned. Indië te vergrooten, zal aan dit eskader een marine-tankschip worden toege voegd. Vliegtuigen De Marine-luchtvaartdienst in Nederland heeft, naast zijn oorlogstaak, tot doel de opleiding van vliegers en waarnemers ten behoeve van den Marine-luchtvaartdienst in Indië. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van 2 typen land- vliegtuigen, n.l. voor eerste en voor meergevor derde opleiding, terwijl, in aansluiting daarop, de opleiding plaats vindt op watervliegtuigen. Alle vliegtuigen zijn van Nederlandsch fabrikaat. Het materieel, hetwelk voor de opleiding op land- vliegtuigen wordt gebruikt, werd kort geleden vernieuwd en bestaat uit schoolvliegtuigen, fabri kaat Fokker, type S. 9. Voor de opleiding van meergevorderden wordt gebruik gemaakt van de z.g. overgangsvliegtuigen, fabrikaat Koolhoven, type F.K. 51. Het materieel ten dienste van de eerste en de voortgezette opleiding op watervliegtuigen be staat thans nog uit 2-persoons-drijvervliegtuigen, fabrikaat Fokker, type C. VÏI-W, en 3-persoons- dr ij vervliegtuigen, fabrikaat Fokker, type C. VIII-W. Met de vervanging van dit materieel is in den loop van dit jaar een aanvang gemaakt. Voor de eerste opleiding op watervliegtuigen zal gebruik gemaakt worden van 2-persoons-drijvervliegtui gen, Fabrikaat Fokker, type C. XIV-W., terwijl voor de voortgezette opleiding een 3-persoons- drijvervliegtuig, Fabrikaat Fokker, type T. 8-W, in dienst zal worden genomen. Dit laatste type vliegtuig kan tevens als torpedo vliegtuig en bommenwerper dienst doen. In Nederlandsch Indië, waar de belangrijkste taak van den Marine-luchtvaartdienst ligt, wordt ge bruik gemaakt van drijvervliegtuigen en vlieg- booten. De eerste dienen voor de z.g. korte- afstand-verkenning en kunnen aan boord van schepen worden medegenomen. Daar is eveneens het 2-persoons-drijvervliegtuig, type C. VII-W, nog in gebruik, doch ook in Indië zal dit type binnenkort door het Fokkervliegtuig, type C. XIV-W, worden vervangen. Verder is een wat grooter type 2-persoons-drijvervliegtuig in ge bruik, n.l. het Fokker-drijvervliegtuig, type C. XI-W, hetwelk tevens aan boord der kruisers kan worden medegenomen. Dit vliegtuig kan gekata- pulteetd worden. Bovendien is aldaar nog in gebruik een aantal drijvervliegtuigen van grooter afmetingen, fabri kaat Fokker type T. IV, welke vliegtuigen als bommenwerpers dienst doen. Momenteel wordt in Insulinde voor verkennings doeleinden nog gebruik gemaakt van de Dornier- Wal-booten. Dit zijn tweemotorige vliegbooten, waarvan een 40-tal in Nederland in licentie werd gebouwd. Deze vliegtuigen worden tegenwoordig in snel tempo vervangen door een nieuw type 3-motorige yliegboot, fabrikaat Dornier, type Do-24 K, dat als lange-afstand-verkenner-tevens-bommenwer- per wordt gebruikt. Een aantal van deze vliegboo ten is inmiddels reeds in dienst gesteld. Deze laatste vliegbooten worden, behalve bij de Dornierwerke zelf, mede in licentie hier te lande gebouwd. Het voornemen bestaat om ook voor Indië een aantal torpedovliegbooten in bestelling te geven. Tenslotte wordt opgemerkt, dat de Koninklijke Marine er ernstig naar streeft om den bouw van haar oorlogsschepen en vliegtuigen zooveel mo gelijk in Nederland te doen geschieden. Een hoog percentage (pl.m. 80 pet.) van de totale bouw som wordt besteed aan arbeidsloonen, zoodat de aanbouw van marine-materieel aan een zeer groot aantal Nederlanders werk verschaft. De Nationale Christen Officieren-Vereeniging door Th. Ziedses des Plantes Majoor der Artillerie, Secr.derVereeniging DE Nationale Christen Officieren-Vereeniging werd opgericht 4 Juni 1900 te Utrecht en stelt zich ten doel de verspreiding der Christelijke beginselen in leger en vloot. Zijne Excellentie L. F. Duymaer van Twist, Luite nant-Generaal b.d. vervult thans als voorzitter der vereeniging een actieve rol in het leven der ver- eeniging. Onder haar eerste leden staan o.m. mede geboekt hunne Excellenties Dr H. Colyn, J. J. C. van Dijk en Jhr W. Röell. Voorts mogen wij noemen den destijds gep. Kolonel L. R. J. A. Roosmale Nepveu, adjudant van H.M. de Koningin in buitengewonen dienst, die reeds een 25-tal jaren tevoren pogingen deed om tot een nauwere aansluiting van Christen Officieren te komen en ook aan de oprichting der vereeni ging mede een stoot heeft gegeven. In totaal telde de vereeniging 20 Februari 1901 48 gewone leden en 38 buitengewone leden. Door de vereeniging werd aanstonds een orgaan uitgegeven, het Christelijk Militair Blad, waarvan op de eerste pagina van het eerste nummer o.m. te lezen staat: „Ons orgaan zal worden ontvangen: met groote belangstelling, met onverschilligheid en met vijandschap". De toestanden in ons leger waren dan ook zoo, dat een sterke, doelbewuste en voorzichtige actie noodig was om datgene in het leger te keeren, dat in strijd was met de Christelijke beginselen vol gens welke ons volk leefde en om te bevorderen, dat deze beginselen in onze weermacht ingang zouden vinden. Terwijl in de tweede paragraaf der Inleiding van het in 1815 door den Souvereinen Vorst uitge vaardigde Reglement van Krijgstucht voor het krijgsvolk te land te lezen stond: „Daar de Godsdienst de bron is van alle geluk, „deugd, waren moed en troost, moet ook in den „krijgsstand een ieder zich tot betrachting der „zelve en tot eene zedige levenswijze bevlijtigen; „de godslasteringen, het vloeken en zweren moe ien worden nagelaten; en zullen de meerderen „hierin, en in al wat de handhaving der goede ze- „den kan bevorderen, hunnen minderen met een „goed voorbeeld voorgaan, en alle buitensporighe- „den vermeden moeten worden", schreef het le nummer van het Christelijk Militair Blad o.m. naar aanleiding van deze paragraaf: „Er is door het niet opvolgen van 's Konings ge- „bod op dit punt al wat ellende gesticht, en wel „het meest doordien de krijgsmacht juist daardoor, „naast vele andere oorzaken, de belangstelling van „het Nederlandsche volk heeft verbeurd." Vele artikelen verschenen en hard werd door de Z.Exc. L. F. Duymaer van Twist, luit.-gen. b.d., Voorzitter der Vereeniging leden gewerkt en veel gebeden om het ook in de weermacht mogelijk te doen zijn als Christen te leven. De uitgave van het Christelijk Militair Blad was, zooals staat vermeld, een daad, voortgevloeid uit innige overuiging dat er zeer velen zijn, zoowel in onze legers als op onze vloot en daarbuiten, die behoefte hebben aan voorlichting op militair- en maritiem gebied, door personen die zich het Evangelie van Jezus Christus niet schamen. Na veel moeite en langdurige onderhandelen met de betrokken autoriteiten slaagde de vereeniging in haar pogen een vlootpredikant werkzaam te stellen, die te Willemsoord de geestelijke belangen van het marine-personeel zou behartigen. Bij Kon. besluit van 22 April 1910 No. 77 werd daartoe aan de vereeniging een subsidie toegekend, waardoor zij mede door financieele hulp van particulie ren Ds C. J. Warners als vlootpredikant kon beroepen. Voorts werd de concubinaatskwestie in Ned. Indië bestudeerd en de resultaten van deze studie in een rapport vastgelegd, welk rapport in druk ver scheen. Geleidelijk is de geest in het Leger en op de Vloot ten goede gekeerd. De geestelijke belangen in onze weermacht staan in aller belangstelling en ook onze regeering doet wat zij kan, o.m. door het vaststellen van voor schriften, door het instellen van het instituut van leger- en vlootpredikanten, e.d. om deze belangen te dienen. Ook de legerreorganisatie bracht een groot aan tal reserve-officieren in het leger en met hen ve len, die zich het Evangelie niet schamen. De Na tionale Christen Officieren-Vereeniging ondervindt ook hiervan de gevolgen; zij telt thans onder haar ruim 230 gewone leden een 36-tal beroepsoffi- School voor r.eserve-officieren, Terug uit Wezep, Foto Am. Bouvet, Velp

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 29