De Koninklijke Marechaussee
NEDERLAND! LET OP U SAECK
HERDENKINGSNUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. ix
Kolonel J. van Selm
BIJ besluit van de Algemeene Commissarissen
der Hoog Verbonden Mogendheden van 27
Februari 1814 werd bepaald, dat:
„Er zal worden gevormd in het gebied van het
Voorloopig Bewind van België, een korps onder
den onderscheiden naam van „Marechaussee", met
het doel om aan de Militaire en Burgerlijke auto
riteiten de uitvoerende macht te verzekeren,
waaraan zij behoefte hebben om de wetten en hun
bevelen te doen eerbiedigen.*
Dientengevolge is in den loop van 1814 in België
en in een gedeelte van de Nederlandsche provincie
Limburg reeds zoogenaamde Provisioneele Mare
chaussee werkzaam geweest.
Definitief werd het Wapen opgericht bij Besluit
van den Souvereinen Vorst van 26 October 1814.
Deze datum is officieel als oprichtingsdatum vast
gesteld.
Art. 1 van dit Besluit luidt als volgt:
„II sera êtabli un Corps de Maréchaussee, destiné
a maintenir l'ordre, a assurer l'exécution des lois,
et a veiller a la süreté des frontières et grandes
routes."
Hierin ligt dus tevens de taak van het Wapen op
gesloten.
Aanvankelijk vindt men de Marechaussee uitslui
tend in de Belgische provinciën en in het zuiden
van de Nederlandsche provincie Limburg Vier
jaar later werd bij Koninklijk Besluit van 3 April
1818 besloten, het corps te vermeerderen met één
compagnie in de provincie Noord-Brabant.
Uit den aard der zaak bestond de Marechaussee
grootendeels uit Belgen, zoodat er bij de afschei
ding van België een moeilijke tijd voor het
Wapen aanbrak. Van de Nederlanders werd een
escadron geformeerd tot handhaving van de politie
bij het leger; dit escadron werd gedurende den
Tien-daagschen Veldtocht voor verkenning ge-
Na de afscheiding bleef de Compagnie in Noord-
Brabant bestaan en werd van het overige perso
neel een Veld-escadron van 2 Compagniën ge
vormd, ter beschikking van den Opperbevelheb
ber, en voorts te Dordrecht een Depot-Compagnie.
Een definitieve organisatie werd vastgesteld bij
Kon. Besluit van 5 Mei 1840, waarbij het korps
werd verdeeld in: één Compagnie in de Provincie
Noord-Brabant, één Compagnie in het Hertogdom
Limburg en een Luitenantschap in Staats-
Vlaanderen.
In 1863 werd de naam „Compagnie" gewijzigd in
„Divisie".
In 1889 werd de 3e Divisie (Gelderland en Over-
ijsel) en in 1894 de 4e Divisie (Friesland, Gro
ningen en Drente) opgericht, terwijl in 1913 te
Apeldoorn het Depot (opleidingsschool) in het
leven werd geroepen. Sedert dien is het Wapen
nog geleidelijk uitgebreid met meerdere briga
des in de provinciën Noord- en Zuid-Holland.
Thans.bestaat het Wapen uit: ■wwraBBwwwi
le. den Staf, welke gevormd wordt door den
Inspecteur met zijn staf te 's-Gravenhage;
2e. de 4 Divisiën;
I 3e. het Depot te Apeldoorn.
Een Divisie bestaat uit een Divisiecommandant
(Luitenant-Kolonel of Majoor) met zijn staf en
3 of 4 Dis', rieten.
Een District wordt gecommandeerd door een
Kapitein of len Luitenant en omvat 10 a 20 Bri
gades. die den politiedienst in een geheele of
gedeelte van een provincie verrichten.
Een Brigade staat onder commando van een
Opperwachtmeester. De normale sterkte van een
Brigade is 5 hoofden, terwijl die in de Divisie- en
Districtsstandplaatsen, alsmede in belangrijke cen
tra, sterker zijn. Het geheele personeel van de
Brigade is gezamenlijk gehuisvest in een kazerne.
Aan elke Brigade is de politiedienst in een vast
gesteld rayon opgedragen, hetwelk men „bewa
kingskring" noemt.
De le Divisie, hoofdplaats 's-Hertogenbosch, om
vat het grootste deel van de provincie Noord-
Brabant en een deel van de provincie Zeeland,
en is verdeeld in de Districten 's-Hertogenbosch,
Eindhoven, Breda en Vlissingen.
De 2e Divisie, hoofdplaats Maastricht, omvat de
provincie Limburg, een deel van de provinciën
Gelderland en Noord-Brabant, en is verdeeld in
de Districten Maastricht, Roermond en Nijmegen.
De 3e Divisie, hoofdplaats Arnhem, omvat een
groot deel van de provincie Gelderland, de pro
vincie Overijsel en gedeelten van de provinciën
Noord- en Zuid-Holland en Utrecht en is ver
deeld in de Districten Arnhem, Zutfen, 'Zwolle en
Amsterdam.
De 4e Divisie, hoofdplaats Groningen, omvat de
provinciën Groningen, Friesland en Drente, en is
verdeeld in de Districten Groningen. Leeuwarden
en Assen.
Er zijn bereden- en onbereden marechaussees. De
totale sterkte bedraagt 23 officieren, 1213 onder-
pfficieren en marechaussees en 12 hoefsmeden.
door Kolonel J. van Selm
Inspecteur der Kon. Marechaussee
De officieren en onderofficieren zijn hulp-officie
ren van Justitie.
De Marechaussee verricht haar taak door het doen
van patrouilles te paard, te voet, per rijwiel,
motorrijwiel of automobiel, waarbij nog steeds het
goede oude Gendarmerie-beginsel wordt gehand
haafd, dat elke dienst wordt verricht door twee
hoofden.
De Inspecteur van het Wapen is bovendien be
last met de grensbewaking en den Vreemdelingen-
Voorts kan door de Marechaussee nog politio-
neele bijstand worden verleend in de volgende
gevallen:
formaties op te treden bij het handhaven der
openbare orde. De discipline moet dan ook be
schouwd worden als een der grondslagen van
haar bestaan; mede hieraan ontleent het Wapen
zijn waarde. Ook in andere landen denkt men er
zoo over. Zoo zegt bijv. de Inspecteur van de Royal
Canadian Mounted Police in een voordracht over
dit beroemde korps:
„I have dwelt upon the military basis of the
Force largely because of the matter of discipline.
Our discipline is military and is strict and severe.
Our relations with the public are numerous and
varied, and if we are to have them performed in-
corruptly firmly, politely, sensibly and conside-
ratly, we must have the control which discipline,
and discipline alone, can give".
De Koninklijke Marechaussee is een militair
Korps, dat in hoofdzaak burgerlijke politiediensten
verricht. Deze grondslagen van haar optreden
worden zoo juist weergegeven door bovengenoem-
den Generaal R a d e t in een dagorder aan zijn
legioen:
„Respect aux personnes et aux propriétés; soumis
sion aveugle aux lois; obéissance envers les chefs;
déférence et respect aux magistrats judiciaires et
civils et a l'autorité militaire; prudence, douceur
et modération envers les citoyens; guerre aux bri
gands, voila le motif de la conduite de la gen
darmerie".
Er bestaan dan ook in het Wapen een goede korps
geest en een sterk ontwikkelde traditie, die van
geslacht op geslacht zijn overgegaan en steeds
hooggehouden worden. Talrijk zijn de daden van
strenge plichtsbetrachting en zelfopoffering van
vroegere leden van het Wapen, die daarvan ge
tuigenis afleggen en die voor degenen, die thans
bij het Wapen dienen een aansporing zijn om zich
waardig te toonen daartoe te behooren.
,iEr is slechts één afdoend middel om
oorlogen, zooveel mogelijk, te voorkomen.
Weerbaarheid werkt preventief, weerloos
heid daarentegen lokt aanvallen uit."
H. VERKOUTEREN.
In het verleden ligt het heden,
in het nu wat worden zal.
BILDERDIJK.
a. tot handhaving of herstel van de openbare
orde of rust;
b. tot handhaving of ter uitvoering van wette
lijke voorschriften en in het belang van
justitie en politie;
c. bij rampen en ongevallen of wanneer deze
dreigen te ontstaan, voor reddings-, be-
schermings-, opruimings- en dergelijke maat-
d. tot het opheffen van storingen van verkeer
of gemeenschap, waardoor het algemeen be
lang wordt bedreigd.
De naam „Marechaussee" is van Franschen oor
sprong en dateert reeds uit het begin der 17e
eeuw, toen de „Connètable" met de „Marèchaux
de France" een belangrijke militaire rechtsbe
voegdheid uitoefenden. In Frankrijk is de naam
„Marechaussee" in 1791 gewijzigd in „Gendarme
rie Nationale".
In ons land vindt men het woord „marechaussee"
voor het eerst vermeld in een Besluit van het
Staatsbewind der Bataafsche Republiek van 4
Februari 1803, waarbij werd besloten „ter meer
dere beveiliging van personen en goederen tegen
roverijen, geweldenarijen en wat dies meer is,
door vagebondeerende personen in het Departe
ment Brabant een compagnie marechaussee op
te richten". Dit besluit is echter nimmer uitge
voerd. Wel werd in 1805 door een nieuw Staats-
hesluit een Compagnie Gendarmerie opgericht,
hoofdzakelijk bestemd voor de beteugeling van
den smokkelhandel en slechts voor zoover deze
dienst zulks toeliet, „op alle plaatsen, waar dezel
ve zich zullen bevinden, de politie te maintineren,
en alle geweld of overlast, welke 's Lands inge
zetenen mogten worden toegebragt, te verhinde-
Ook Koning Lodewijk Napoleon richtte in 1806
een Gendarmerie op, waarvan na 4 jaar van or
ganisatie, reorganisatie en desorganisatie in 1810,
na de inlijving bij Frankrijk, het overblijfsel over
ging naar de Gendarmerie Impériale, die over ons
geheele land was verbreid en georganiseerd werd
door den Franschen Inspecteur-Général R a d e t.
Bij besluit van 1814 betreffende de oprichting
werd tot den ouden naam van „Marechaussee"
teruggekeerd en "tevens de uniform vastgesteld.
Deze bestond uit een rok met blauwe opslagen op
borst en panden, witte pantalon en hoed. (Rok,
witte pantalon en hoed vindt men thans nog bij
de zusterwapens de „Carabinieri" in Italië en de
„Guardia Civil" in Spanje). In 1844 werd de rok
eenigszins vereenvoudigd en in plaats van den
hoed werd de „casque" (helm) ingevoerd. In 1869
werd de uniform geheel gemoderniseerdde toen
ingevoerde uniform werd, behoudens kleinigheden,
zooals zij thans nog is.
Bij de oprichting stond het Wapen onder bevel
van een Kolonel en na de afscheiding van België
onder een Luitenant-Kolonel. In 1843 verdween
de Commandant van het Wapen uit de organisa
tie en werd het toezicht daarover opgedragen aan
den Inspecteur der Cavalerie. Als zoodanig was
van 1861 tot 1877 de Prins van Oranje met het
toezicht over het Wapen belast.
In 1909 kwam in dezen toestand verandering en
kreeg het Wapen weder een eigen chef; de eerste
Inspecteur was de Generaal-Majoor Van Haef-
t e n. Daarmede trad een nieuw tijdperk in. Thans
kon de hoogste chef van het Wapen zich uitslui
tend aan de belangen daarvan wijden en kwam
veel tot stand wat vroeger achterwege was geble
ven, in het bijzonder wat betreft de kazerneering
en de vakopleiding (oprichting Depót).
Hiermede zij echter geen afbreuk gedaan aan de
waarde van het Wapen in vroeger dagen. Nu nog
teren wij op de kostelijke erfenis, ons nagelaten
door hen, die ons voorgingen. In het wezen der
zaak is eigenlijk weinig veranderd. De grond
slagen van den dienst zijn nog als bij de oprich
ting, alleen het tempo is veranderd. Geschiedde
vroeger alles te voet en te paard: de patrouilles,
het overbrengen van gevangenen en brieven;
thans hebben spoorweg, rijwiel, telegraaf, telefoon,
motorvoertuigen en radio hun stempel op den
dienst gedrukt, terwijl het aantal te handhaven
wetten zich eindeloos vermeerdert.
Bij het Kon. Besluit van 30 Januari 1815, dat nog
steeds van kracht is, werd het Reglement op de
Policie, de Discipline en den Dienst der Mare
chaussee vastgesteld, waarvan het bekende artikel
11 de gewone dagelij ksche werkzaamheden regelt.
Merkwaardig is, dat dit artikel zélfs bijna een
woordelijke vertaling is van art. 125 van de Wet
van 28 Germinal, jaar VI.
Bij het Wapen wordt een strenge discipline ge
handhaafd. Niet alleen reeds de verspreiding van
het Wapen in een groot aantal kleine brigades
maakt dit tot een gebiedenden eisch, doch hoeveel
meer treedt deze eisch op den voorgrond als de
Marechaussee gedwongen is in gesloten militaire
Het Nederlandsche Legermuseum
op het Kasteel de Doorwerth
Generaal-majoor b.d.
F. A. Hoefer, oprich
ter van het Museum,
vorige maand over-
DIT Museum gevestigd in het Kasteel Door
werth, opgericht door den Generaal-
Majoor b. d. F. A. Hoefer, werd oor
spronkelijk als Nederlandsch Artillerie-museum
den 5en Augustus 1913 geopend en later, omdat
het het geheele krijgswezen omvatte, herdoopt in
Nederlandsch Legermuseum.
Het doel van dit Museum is het samenbrengen
van alle nog aanwezige materiaal, om zoodoende,
zooveel mogelijk het historisch beloop weer te
geven der verschillende voorwerpen. Hierdoor
wordt in het weergeven van onze vaderlandsche
geschiedenis een leemte aangevuld.
Nederland, gedwongen zijn onafhankelijkheid te
verdedigen, stond meer dan in één tijdvak aan het
hoofd van het krijgswezen Wij gedenken hierbij
vooral aan den tijd van den strijd tegen Spanje en
later dien tegen Lodewijk XIV.
Deze verzamelingen zijn leerzaam bij uitnemend
heid voor den historicus en verduidelijken of ver
klaren menig historisch feit tot heden onbegrepen.
De taalkundige vindt hier uit het verleden de
voorwerpen, waarvan hij zich slechts een voor
stelling moest maken.
Hier ziet men uitingen van kunst en wetenschap
uit het verleden, die evenzeer den kunstenaar als
den ambachtsman boeien.
Ieder kan hier een blik slaan op de strijdmidde
len, waarvan zich ons voorgeslacht tegen bijna
steeds overmachtige vijanden bediende, om ten
slotte een staalbad te nemen in het weleer.
Vooral voor den krijgsman zijn deze verzamelin
gen de rijke bron bij uitnemendheid tot vermeer
dering van de kennis van het Nederlandsche
krijgswezen. Hier vindt hij veel materiaal, dat de
studie weergeeft tot het verkrijgen van Neder
landsch materiaal, teneinde den vijand deugde
lijk op onzen eigenaardigen bodem en op onze
eigen wijze te woord te staan
In dankbare herinnering heeft men gemeend in
dit museum de verschillende vertrekken de na
men van personen te moeten geven, die in ver
schillende tijdperken in onze krijgsgeschiedenis
op hèt slagveld uitblonken. De aanwezige portret-
door S. J. van Limburg Stirum
onder de karakteristiek Nederlandsche tontverber-
ger, de vuurpijlbijbel; onder de projectielen de
voorlooper der kartets, de druif enz.; de buskruit-
beproever, zoowel in den vorm van bilboquet-
mortier als in den vorm van pistolen.
De verzameling handvuurwapenen van de 15e
eeuw af loodbussen en haakbussen opklim
mende .omvat nagenoeg alle stelsels van binnen-
zoeken aan het Museum, maar uit zich ook in
vragen om inlichtingen uit binnen- en buiten
land over het uitgestrekte gebied van het krijgs
wezen.
Koninklijke belangstelling
Den 5en Augustus werd op het Museum het vijf-
en-twintig-jarig jubileum herdacht van zijn ope
ning op 5 Augustus 1913 door Z.K.H. den Prins
der Nederlanden als „Nederlandsch Artillerie-
Museum", welke naam later op verzoek van het
Departement van Oorlog werd veranderd in
„Nederlandsch Legermuseum", als omvattende
het geheele Nederlandsche krijgswezen.
Deze herdenking werd gevierd met de opening
van een tentoonstelling gewijd aan het veertig
jarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin,
met het doel hulde te brengen aan: „Hare Majes
teit onze geëerbiedigde Koningin", voor wat Zij
voor land en volk in het algemeen gedurende
veertig jaren was en voor het Nederlandsche
Leger in het bijzonder.
'gtandaardwacht Koninklijke Marechaussee
Uniformen van lander, vrijwillige jager en
grenadier in 1830
(Foto Am. Bouvet, Velp)
ten en de in beeld gebrachte historische feiten zijn
slechts ten deele uitgestald, doch gelden alle als
een stille hulde.
De gedachte te staan voor _n voorwerp, dat
eens deel uitmaakte van hetgeen, waarmede een
Prins Maurits, een Frederik Hendrik, een Willem
III hun zege bevochten, laat ons niet koel, maar
zij doet die voorwerpen leven en herinnert ons
zoo dit nog noodig is aan den plicht als
Nederlander ons opgelegd.
Een verzameling oorlogsmunten uit den wereld
oorlog en van vroeger vindt hier een plaats.
Vele van deze penningen en munten zijn in oor
logsjaren of later, ook geslagen ter herinnering
aan wapenfeiten. Het groot aantal looden of tin
nen soldaatjes uit verschillende tijden, met groote
zorg vervaardigd, veroorlooft meer dan door af
beeldingen tooneelen uit den strijd levendig weer
te geven.
Aangezien dit Museum nog in een tijd verkeert
van samenbrengen, kan er nog niet ten volle de
eisch van een streng historisch ordenen aan ge
steld worden. Een opsomming der aanwezige voor
werpen alleen zou een boekdeel vormen, reden
waarom wij ons tot het geven van een overzicht
in zeer groote lijnen van het tentoongestelde wil
len beperken.
Wat er te zien is
De vaandel- en standaarddoeken uit verschillende
tijden herinneren deels aan de trouw aan het
vaandel tot in den dood, deels aan behaalde
krij gslauweren.
Onder deze vestigen wij vooral de aandacht op de
oude regimentsvaandels en standaarden en niet
minder op de groote bij Landrecies in 1794 ver
overde vlag en de standaard van de Garde
d'Honneur onder Napoleon.
Rijk is de vuurwerker ij vertegenwoordigd. Hier
trekken, vooral de ontstekingsmiddelen, buizen,
patronen en richtmiddejen de aandacht, waar-
en buitenland. Zoowel ingevoerde als hier te lan
de alleen beproefde wapenen worden hier gevon
den. Vooral de pistool- en karabijnverzameling
verdient de aandacht. Onder deze bevinden er
zich historische, b.v. die ons herinneren aan den
tijd van Prins Maurits met hun fleskens en lont
ontsteking, maar ook meesterstukken van den
eersten rang, hetzij door rijke bewerking, hetzij
dat beroemde vervaardigers of dragers er hun
stempel op drukten. Hetzelfde geldt voor de blan
ke wapenen. Wie gevoelt niet voor den dolk van
Piet Hein, het zwaard van Jan Pieterszoon Coen,
de sabel van Van Heutz enz.? Wie blijft koel bij
het zien van die stormhoeden uit het beleg van
Leiden?
Uitgebreid is de verzameling snelheidsmeters voor
de kogelbaan, meetinstrumenten voor vuurmon
den en de vele mallen voor kogels enz. Alle be
langrijk voor de kennis van het oude geschut-
De kleine modellen, soms juweeltjes op zichzelf,
geven getrouw weder het geschut met zijn toebe-
hooren, het pontonmateriaal, de vliegtuigen enz.
Tot de modellen behooren ook voorstellingen hoog
op van vele Noord-Nederlandsche versterkingen.
Hier zij vooral de aandacht gevestigd op de mid-
deleeuwsche vesting, die uit den tijd van Maurits
en Frederik Hendrik, aanval en verdediging weer
gevende, de maquette van de vesting Naarden en
een van het bastion Promers wat het inwendige
betreft.
Belangrijk is de verzameling uniformstukken.
Soms doordat zij eenig in hun soort zijn, dan
weder wegens de personen, die ze droegen. Wij
noemen alleen die van wijlen Koning Willem III
en van diens zoon den Prins van Oranje als regi
mentschef van buitenlandsche legers. Niet te ver
geten de uniformen van Van Heutsz en van Graaf
van Limburg Stirum.
Buiten het kasteel wordt de aandacht van den
bezoeker reeds op menige vuurmond gevestigd,
hetzij door zijn ouderdom, hetzij door zijn vorm.
Een zeer interessante aanwinst vormen hier de,
door de Italiaansche regeering aan de Nederland
sche regeering geschonken, drie 17e eewsche
vuurmonden en een anker, welke in 1937 in de
Straat van Messina werden opgevischt en die
waarschijnlijk afkomstig zijn van de vloot van
admiraal De Ruijter.
Kanonnen w.o. één door Ouderogge gegoten,
één uit het tweede jaar der Fransche Republiek
met het opschrift: „Mort des tyrans" enz hou
witsers w.o. een van den gieter Nieuwpoort
mortieren 'w.o. een uit den tijd van Prins
Maurits enz. trekken aan ons voorbij en ver
tolken door hun afwijkingen de ontwikkeling van
het geschutwezen.
Het geschut op de groen geschilderde affuiten kan
bogen op herinnering aan heldendaden onder Van
Heutsz. Op de affuit met koperen plaat werd het
stoffelijk overschot van Van Heutsz naar zijn
laatste rustplaats te Amsterdam vervoerd. Temid
den van die vuurmonden worden wij herinnerd
aan die De Geers en Trips, die, vooral de eersten,
de Krupps van Europa waren, waarbij Amsterdam
in het leveren van geschut een groote rol speelde.
Ook vliegtuigen, in dienst geweest bij de Neder
landsche Militaire Luchtmacht, zooals de Fokker
D VII, Fokkers groote succes uit den wereldoor
log, en de Fokker C I, zijn op het Museum ver
tegenwoordigd.
Een belangrijke boekerij, vooral op militair-tech
nisch gebied verhoogt niet alleen de waarde der
geheele verzameling, maar voorziet vooral in de
behoefte aan raadpleging. Hierbij is vooral te ver
melden de uitgebreide verzameling teekeningen
en platen van Nederlandsche uniformen der
eeuwen door, van alle wapens, van Nederlandsche
vestingen en materieel.
Aangenaam is het te kunnen getuigen, dat het
zich steeds uitbreidende Museum zich in klim
mende belangstelling mag verheugen, en dus in
een besliste behoefte voorziet
Pie belangstelling bepaalt zich niet alleen tot be-
Het kasteel de Qootwdrth
De tentoonstelling, welke zich in veel belangstel
ling mag verheugen, werd geheel samengesteld
uit gegevens op het Museum aanwezig. Op haar
trekken aan ons voorbij: H. M. de Koningin, op
verschillende leeftijden en op belangrijke ooger.-
blikken van Haar leven met ons volk, dus ook
met onze krijgsmacht, met wijlen Z. K. H. Prins
Hendrik, en H.K.H. Prinses Juliana, Z.K.H. Prins
Bernhard en H.K.H. Prinses Beatrix.
De Generaals Van Heutsz en Snijders vertegen
woordigen bij uitstek de Nederlandsch-Oost-
Indische en de Nederlandsche krijgsmacht en roe
pen herinneringen bij ons wakker.
Bescheiden is de plek, die op de tentoonstelling
President Krüger en de Generaa's Botha, De la
Rey, De Weth, e.a. innemen, maar achter hen ver
rijst voor ons geestesoog „H.M.'s Gelderland"!
Menig bekend persoon in beeld weergegeven, uit
verleden en heden, trekt aan ons voorbij, stem
mende tot dankbaarheid voor wat hij gaf en geeft.
Hulde wordt gebracht aan hen, die op het veld
van Eer, ook in vredestijd, bleven, men denke
slechts aan de vliegeniers.
Tal van prenten en voorwerpen uit den mobilisa
tietijd en betreffende de interneering, broodkaar
ten, noodgeld, wapens en uniformen, penningen
Kuras van den kolonel der
kurassiers L. Nypels, 1830
(Foto Cazendam, Arnhem
en ridderorden, modellen van kazematten en
vliegtuigen enz. completeeren deze veelzijdige
tentoonstelling, welke den aandachtigen bezoeker
telkens weder dankbaar stemt om hulde te bren
gen aan H.M. de Koningin.
Dient dit Museum de Vaderlandsche Geschiedenis
in het algemeen, het dient niet minder tot het
wijzen op den plicht, elk Nederlander opgelegd,
zich zijn geslacht waardig te toonen.
Niet ieder Nederlander is het gegeven een lau
werblad te voegen bij den verworven Nederland-
schen lauwerkrans, maar op ieder Nederlander
rust wel de plicht te waken, dat uit dien krans
geen blad verloren ga.