De Koninklijke Marechaussee NEDERLAND! LET OP U SAECK HERDENKINGSNUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. ix Kolonel J. van Selm BIJ besluit van de Algemeene Commissarissen der Hoog Verbonden Mogendheden van 27 Februari 1814 werd bepaald, dat: „Er zal worden gevormd in het gebied van het Voorloopig Bewind van België, een korps onder den onderscheiden naam van „Marechaussee", met het doel om aan de Militaire en Burgerlijke auto riteiten de uitvoerende macht te verzekeren, waaraan zij behoefte hebben om de wetten en hun bevelen te doen eerbiedigen.* Dientengevolge is in den loop van 1814 in België en in een gedeelte van de Nederlandsche provincie Limburg reeds zoogenaamde Provisioneele Mare chaussee werkzaam geweest. Definitief werd het Wapen opgericht bij Besluit van den Souvereinen Vorst van 26 October 1814. Deze datum is officieel als oprichtingsdatum vast gesteld. Art. 1 van dit Besluit luidt als volgt: „II sera êtabli un Corps de Maréchaussee, destiné a maintenir l'ordre, a assurer l'exécution des lois, et a veiller a la süreté des frontières et grandes routes." Hierin ligt dus tevens de taak van het Wapen op gesloten. Aanvankelijk vindt men de Marechaussee uitslui tend in de Belgische provinciën en in het zuiden van de Nederlandsche provincie Limburg Vier jaar later werd bij Koninklijk Besluit van 3 April 1818 besloten, het corps te vermeerderen met één compagnie in de provincie Noord-Brabant. Uit den aard der zaak bestond de Marechaussee grootendeels uit Belgen, zoodat er bij de afschei ding van België een moeilijke tijd voor het Wapen aanbrak. Van de Nederlanders werd een escadron geformeerd tot handhaving van de politie bij het leger; dit escadron werd gedurende den Tien-daagschen Veldtocht voor verkenning ge- Na de afscheiding bleef de Compagnie in Noord- Brabant bestaan en werd van het overige perso neel een Veld-escadron van 2 Compagniën ge vormd, ter beschikking van den Opperbevelheb ber, en voorts te Dordrecht een Depot-Compagnie. Een definitieve organisatie werd vastgesteld bij Kon. Besluit van 5 Mei 1840, waarbij het korps werd verdeeld in: één Compagnie in de Provincie Noord-Brabant, één Compagnie in het Hertogdom Limburg en een Luitenantschap in Staats- Vlaanderen. In 1863 werd de naam „Compagnie" gewijzigd in „Divisie". In 1889 werd de 3e Divisie (Gelderland en Over- ijsel) en in 1894 de 4e Divisie (Friesland, Gro ningen en Drente) opgericht, terwijl in 1913 te Apeldoorn het Depot (opleidingsschool) in het leven werd geroepen. Sedert dien is het Wapen nog geleidelijk uitgebreid met meerdere briga des in de provinciën Noord- en Zuid-Holland. Thans.bestaat het Wapen uit: ■wwraBBwwwi le. den Staf, welke gevormd wordt door den Inspecteur met zijn staf te 's-Gravenhage; 2e. de 4 Divisiën; I 3e. het Depot te Apeldoorn. Een Divisie bestaat uit een Divisiecommandant (Luitenant-Kolonel of Majoor) met zijn staf en 3 of 4 Dis', rieten. Een District wordt gecommandeerd door een Kapitein of len Luitenant en omvat 10 a 20 Bri gades. die den politiedienst in een geheele of gedeelte van een provincie verrichten. Een Brigade staat onder commando van een Opperwachtmeester. De normale sterkte van een Brigade is 5 hoofden, terwijl die in de Divisie- en Districtsstandplaatsen, alsmede in belangrijke cen tra, sterker zijn. Het geheele personeel van de Brigade is gezamenlijk gehuisvest in een kazerne. Aan elke Brigade is de politiedienst in een vast gesteld rayon opgedragen, hetwelk men „bewa kingskring" noemt. De le Divisie, hoofdplaats 's-Hertogenbosch, om vat het grootste deel van de provincie Noord- Brabant en een deel van de provincie Zeeland, en is verdeeld in de Districten 's-Hertogenbosch, Eindhoven, Breda en Vlissingen. De 2e Divisie, hoofdplaats Maastricht, omvat de provincie Limburg, een deel van de provinciën Gelderland en Noord-Brabant, en is verdeeld in de Districten Maastricht, Roermond en Nijmegen. De 3e Divisie, hoofdplaats Arnhem, omvat een groot deel van de provincie Gelderland, de pro vincie Overijsel en gedeelten van de provinciën Noord- en Zuid-Holland en Utrecht en is ver deeld in de Districten Arnhem, Zutfen, 'Zwolle en Amsterdam. De 4e Divisie, hoofdplaats Groningen, omvat de provinciën Groningen, Friesland en Drente, en is verdeeld in de Districten Groningen. Leeuwarden en Assen. Er zijn bereden- en onbereden marechaussees. De totale sterkte bedraagt 23 officieren, 1213 onder- pfficieren en marechaussees en 12 hoefsmeden. door Kolonel J. van Selm Inspecteur der Kon. Marechaussee De officieren en onderofficieren zijn hulp-officie ren van Justitie. De Marechaussee verricht haar taak door het doen van patrouilles te paard, te voet, per rijwiel, motorrijwiel of automobiel, waarbij nog steeds het goede oude Gendarmerie-beginsel wordt gehand haafd, dat elke dienst wordt verricht door twee hoofden. De Inspecteur van het Wapen is bovendien be last met de grensbewaking en den Vreemdelingen- Voorts kan door de Marechaussee nog politio- neele bijstand worden verleend in de volgende gevallen: formaties op te treden bij het handhaven der openbare orde. De discipline moet dan ook be schouwd worden als een der grondslagen van haar bestaan; mede hieraan ontleent het Wapen zijn waarde. Ook in andere landen denkt men er zoo over. Zoo zegt bijv. de Inspecteur van de Royal Canadian Mounted Police in een voordracht over dit beroemde korps: „I have dwelt upon the military basis of the Force largely because of the matter of discipline. Our discipline is military and is strict and severe. Our relations with the public are numerous and varied, and if we are to have them performed in- corruptly firmly, politely, sensibly and conside- ratly, we must have the control which discipline, and discipline alone, can give". De Koninklijke Marechaussee is een militair Korps, dat in hoofdzaak burgerlijke politiediensten verricht. Deze grondslagen van haar optreden worden zoo juist weergegeven door bovengenoem- den Generaal R a d e t in een dagorder aan zijn legioen: „Respect aux personnes et aux propriétés; soumis sion aveugle aux lois; obéissance envers les chefs; déférence et respect aux magistrats judiciaires et civils et a l'autorité militaire; prudence, douceur et modération envers les citoyens; guerre aux bri gands, voila le motif de la conduite de la gen darmerie". Er bestaan dan ook in het Wapen een goede korps geest en een sterk ontwikkelde traditie, die van geslacht op geslacht zijn overgegaan en steeds hooggehouden worden. Talrijk zijn de daden van strenge plichtsbetrachting en zelfopoffering van vroegere leden van het Wapen, die daarvan ge tuigenis afleggen en die voor degenen, die thans bij het Wapen dienen een aansporing zijn om zich waardig te toonen daartoe te behooren. ,iEr is slechts één afdoend middel om oorlogen, zooveel mogelijk, te voorkomen. Weerbaarheid werkt preventief, weerloos heid daarentegen lokt aanvallen uit." H. VERKOUTEREN. In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal. BILDERDIJK. a. tot handhaving of herstel van de openbare orde of rust; b. tot handhaving of ter uitvoering van wette lijke voorschriften en in het belang van justitie en politie; c. bij rampen en ongevallen of wanneer deze dreigen te ontstaan, voor reddings-, be- schermings-, opruimings- en dergelijke maat- d. tot het opheffen van storingen van verkeer of gemeenschap, waardoor het algemeen be lang wordt bedreigd. De naam „Marechaussee" is van Franschen oor sprong en dateert reeds uit het begin der 17e eeuw, toen de „Connètable" met de „Marèchaux de France" een belangrijke militaire rechtsbe voegdheid uitoefenden. In Frankrijk is de naam „Marechaussee" in 1791 gewijzigd in „Gendarme rie Nationale". In ons land vindt men het woord „marechaussee" voor het eerst vermeld in een Besluit van het Staatsbewind der Bataafsche Republiek van 4 Februari 1803, waarbij werd besloten „ter meer dere beveiliging van personen en goederen tegen roverijen, geweldenarijen en wat dies meer is, door vagebondeerende personen in het Departe ment Brabant een compagnie marechaussee op te richten". Dit besluit is echter nimmer uitge voerd. Wel werd in 1805 door een nieuw Staats- hesluit een Compagnie Gendarmerie opgericht, hoofdzakelijk bestemd voor de beteugeling van den smokkelhandel en slechts voor zoover deze dienst zulks toeliet, „op alle plaatsen, waar dezel ve zich zullen bevinden, de politie te maintineren, en alle geweld of overlast, welke 's Lands inge zetenen mogten worden toegebragt, te verhinde- Ook Koning Lodewijk Napoleon richtte in 1806 een Gendarmerie op, waarvan na 4 jaar van or ganisatie, reorganisatie en desorganisatie in 1810, na de inlijving bij Frankrijk, het overblijfsel over ging naar de Gendarmerie Impériale, die over ons geheele land was verbreid en georganiseerd werd door den Franschen Inspecteur-Général R a d e t. Bij besluit van 1814 betreffende de oprichting werd tot den ouden naam van „Marechaussee" teruggekeerd en "tevens de uniform vastgesteld. Deze bestond uit een rok met blauwe opslagen op borst en panden, witte pantalon en hoed. (Rok, witte pantalon en hoed vindt men thans nog bij de zusterwapens de „Carabinieri" in Italië en de „Guardia Civil" in Spanje). In 1844 werd de rok eenigszins vereenvoudigd en in plaats van den hoed werd de „casque" (helm) ingevoerd. In 1869 werd de uniform geheel gemoderniseerdde toen ingevoerde uniform werd, behoudens kleinigheden, zooals zij thans nog is. Bij de oprichting stond het Wapen onder bevel van een Kolonel en na de afscheiding van België onder een Luitenant-Kolonel. In 1843 verdween de Commandant van het Wapen uit de organisa tie en werd het toezicht daarover opgedragen aan den Inspecteur der Cavalerie. Als zoodanig was van 1861 tot 1877 de Prins van Oranje met het toezicht over het Wapen belast. In 1909 kwam in dezen toestand verandering en kreeg het Wapen weder een eigen chef; de eerste Inspecteur was de Generaal-Majoor Van Haef- t e n. Daarmede trad een nieuw tijdperk in. Thans kon de hoogste chef van het Wapen zich uitslui tend aan de belangen daarvan wijden en kwam veel tot stand wat vroeger achterwege was geble ven, in het bijzonder wat betreft de kazerneering en de vakopleiding (oprichting Depót). Hiermede zij echter geen afbreuk gedaan aan de waarde van het Wapen in vroeger dagen. Nu nog teren wij op de kostelijke erfenis, ons nagelaten door hen, die ons voorgingen. In het wezen der zaak is eigenlijk weinig veranderd. De grond slagen van den dienst zijn nog als bij de oprich ting, alleen het tempo is veranderd. Geschiedde vroeger alles te voet en te paard: de patrouilles, het overbrengen van gevangenen en brieven; thans hebben spoorweg, rijwiel, telegraaf, telefoon, motorvoertuigen en radio hun stempel op den dienst gedrukt, terwijl het aantal te handhaven wetten zich eindeloos vermeerdert. Bij het Kon. Besluit van 30 Januari 1815, dat nog steeds van kracht is, werd het Reglement op de Policie, de Discipline en den Dienst der Mare chaussee vastgesteld, waarvan het bekende artikel 11 de gewone dagelij ksche werkzaamheden regelt. Merkwaardig is, dat dit artikel zélfs bijna een woordelijke vertaling is van art. 125 van de Wet van 28 Germinal, jaar VI. Bij het Wapen wordt een strenge discipline ge handhaafd. Niet alleen reeds de verspreiding van het Wapen in een groot aantal kleine brigades maakt dit tot een gebiedenden eisch, doch hoeveel meer treedt deze eisch op den voorgrond als de Marechaussee gedwongen is in gesloten militaire Het Nederlandsche Legermuseum op het Kasteel de Doorwerth Generaal-majoor b.d. F. A. Hoefer, oprich ter van het Museum, vorige maand over- DIT Museum gevestigd in het Kasteel Door werth, opgericht door den Generaal- Majoor b. d. F. A. Hoefer, werd oor spronkelijk als Nederlandsch Artillerie-museum den 5en Augustus 1913 geopend en later, omdat het het geheele krijgswezen omvatte, herdoopt in Nederlandsch Legermuseum. Het doel van dit Museum is het samenbrengen van alle nog aanwezige materiaal, om zoodoende, zooveel mogelijk het historisch beloop weer te geven der verschillende voorwerpen. Hierdoor wordt in het weergeven van onze vaderlandsche geschiedenis een leemte aangevuld. Nederland, gedwongen zijn onafhankelijkheid te verdedigen, stond meer dan in één tijdvak aan het hoofd van het krijgswezen Wij gedenken hierbij vooral aan den tijd van den strijd tegen Spanje en later dien tegen Lodewijk XIV. Deze verzamelingen zijn leerzaam bij uitnemend heid voor den historicus en verduidelijken of ver klaren menig historisch feit tot heden onbegrepen. De taalkundige vindt hier uit het verleden de voorwerpen, waarvan hij zich slechts een voor stelling moest maken. Hier ziet men uitingen van kunst en wetenschap uit het verleden, die evenzeer den kunstenaar als den ambachtsman boeien. Ieder kan hier een blik slaan op de strijdmidde len, waarvan zich ons voorgeslacht tegen bijna steeds overmachtige vijanden bediende, om ten slotte een staalbad te nemen in het weleer. Vooral voor den krijgsman zijn deze verzamelin gen de rijke bron bij uitnemendheid tot vermeer dering van de kennis van het Nederlandsche krijgswezen. Hier vindt hij veel materiaal, dat de studie weergeeft tot het verkrijgen van Neder landsch materiaal, teneinde den vijand deugde lijk op onzen eigenaardigen bodem en op onze eigen wijze te woord te staan In dankbare herinnering heeft men gemeend in dit museum de verschillende vertrekken de na men van personen te moeten geven, die in ver schillende tijdperken in onze krijgsgeschiedenis op hèt slagveld uitblonken. De aanwezige portret- door S. J. van Limburg Stirum onder de karakteristiek Nederlandsche tontverber- ger, de vuurpijlbijbel; onder de projectielen de voorlooper der kartets, de druif enz.; de buskruit- beproever, zoowel in den vorm van bilboquet- mortier als in den vorm van pistolen. De verzameling handvuurwapenen van de 15e eeuw af loodbussen en haakbussen opklim mende .omvat nagenoeg alle stelsels van binnen- zoeken aan het Museum, maar uit zich ook in vragen om inlichtingen uit binnen- en buiten land over het uitgestrekte gebied van het krijgs wezen. Koninklijke belangstelling Den 5en Augustus werd op het Museum het vijf- en-twintig-jarig jubileum herdacht van zijn ope ning op 5 Augustus 1913 door Z.K.H. den Prins der Nederlanden als „Nederlandsch Artillerie- Museum", welke naam later op verzoek van het Departement van Oorlog werd veranderd in „Nederlandsch Legermuseum", als omvattende het geheele Nederlandsche krijgswezen. Deze herdenking werd gevierd met de opening van een tentoonstelling gewijd aan het veertig jarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin, met het doel hulde te brengen aan: „Hare Majes teit onze geëerbiedigde Koningin", voor wat Zij voor land en volk in het algemeen gedurende veertig jaren was en voor het Nederlandsche Leger in het bijzonder. 'gtandaardwacht Koninklijke Marechaussee Uniformen van lander, vrijwillige jager en grenadier in 1830 (Foto Am. Bouvet, Velp) ten en de in beeld gebrachte historische feiten zijn slechts ten deele uitgestald, doch gelden alle als een stille hulde. De gedachte te staan voor _n voorwerp, dat eens deel uitmaakte van hetgeen, waarmede een Prins Maurits, een Frederik Hendrik, een Willem III hun zege bevochten, laat ons niet koel, maar zij doet die voorwerpen leven en herinnert ons zoo dit nog noodig is aan den plicht als Nederlander ons opgelegd. Een verzameling oorlogsmunten uit den wereld oorlog en van vroeger vindt hier een plaats. Vele van deze penningen en munten zijn in oor logsjaren of later, ook geslagen ter herinnering aan wapenfeiten. Het groot aantal looden of tin nen soldaatjes uit verschillende tijden, met groote zorg vervaardigd, veroorlooft meer dan door af beeldingen tooneelen uit den strijd levendig weer te geven. Aangezien dit Museum nog in een tijd verkeert van samenbrengen, kan er nog niet ten volle de eisch van een streng historisch ordenen aan ge steld worden. Een opsomming der aanwezige voor werpen alleen zou een boekdeel vormen, reden waarom wij ons tot het geven van een overzicht in zeer groote lijnen van het tentoongestelde wil len beperken. Wat er te zien is De vaandel- en standaarddoeken uit verschillende tijden herinneren deels aan de trouw aan het vaandel tot in den dood, deels aan behaalde krij gslauweren. Onder deze vestigen wij vooral de aandacht op de oude regimentsvaandels en standaarden en niet minder op de groote bij Landrecies in 1794 ver overde vlag en de standaard van de Garde d'Honneur onder Napoleon. Rijk is de vuurwerker ij vertegenwoordigd. Hier trekken, vooral de ontstekingsmiddelen, buizen, patronen en richtmiddejen de aandacht, waar- en buitenland. Zoowel ingevoerde als hier te lan de alleen beproefde wapenen worden hier gevon den. Vooral de pistool- en karabijnverzameling verdient de aandacht. Onder deze bevinden er zich historische, b.v. die ons herinneren aan den tijd van Prins Maurits met hun fleskens en lont ontsteking, maar ook meesterstukken van den eersten rang, hetzij door rijke bewerking, hetzij dat beroemde vervaardigers of dragers er hun stempel op drukten. Hetzelfde geldt voor de blan ke wapenen. Wie gevoelt niet voor den dolk van Piet Hein, het zwaard van Jan Pieterszoon Coen, de sabel van Van Heutz enz.? Wie blijft koel bij het zien van die stormhoeden uit het beleg van Leiden? Uitgebreid is de verzameling snelheidsmeters voor de kogelbaan, meetinstrumenten voor vuurmon den en de vele mallen voor kogels enz. Alle be langrijk voor de kennis van het oude geschut- De kleine modellen, soms juweeltjes op zichzelf, geven getrouw weder het geschut met zijn toebe- hooren, het pontonmateriaal, de vliegtuigen enz. Tot de modellen behooren ook voorstellingen hoog op van vele Noord-Nederlandsche versterkingen. Hier zij vooral de aandacht gevestigd op de mid- deleeuwsche vesting, die uit den tijd van Maurits en Frederik Hendrik, aanval en verdediging weer gevende, de maquette van de vesting Naarden en een van het bastion Promers wat het inwendige betreft. Belangrijk is de verzameling uniformstukken. Soms doordat zij eenig in hun soort zijn, dan weder wegens de personen, die ze droegen. Wij noemen alleen die van wijlen Koning Willem III en van diens zoon den Prins van Oranje als regi mentschef van buitenlandsche legers. Niet te ver geten de uniformen van Van Heutsz en van Graaf van Limburg Stirum. Buiten het kasteel wordt de aandacht van den bezoeker reeds op menige vuurmond gevestigd, hetzij door zijn ouderdom, hetzij door zijn vorm. Een zeer interessante aanwinst vormen hier de, door de Italiaansche regeering aan de Nederland sche regeering geschonken, drie 17e eewsche vuurmonden en een anker, welke in 1937 in de Straat van Messina werden opgevischt en die waarschijnlijk afkomstig zijn van de vloot van admiraal De Ruijter. Kanonnen w.o. één door Ouderogge gegoten, één uit het tweede jaar der Fransche Republiek met het opschrift: „Mort des tyrans" enz hou witsers w.o. een van den gieter Nieuwpoort mortieren 'w.o. een uit den tijd van Prins Maurits enz. trekken aan ons voorbij en ver tolken door hun afwijkingen de ontwikkeling van het geschutwezen. Het geschut op de groen geschilderde affuiten kan bogen op herinnering aan heldendaden onder Van Heutsz. Op de affuit met koperen plaat werd het stoffelijk overschot van Van Heutsz naar zijn laatste rustplaats te Amsterdam vervoerd. Temid den van die vuurmonden worden wij herinnerd aan die De Geers en Trips, die, vooral de eersten, de Krupps van Europa waren, waarbij Amsterdam in het leveren van geschut een groote rol speelde. Ook vliegtuigen, in dienst geweest bij de Neder landsche Militaire Luchtmacht, zooals de Fokker D VII, Fokkers groote succes uit den wereldoor log, en de Fokker C I, zijn op het Museum ver tegenwoordigd. Een belangrijke boekerij, vooral op militair-tech nisch gebied verhoogt niet alleen de waarde der geheele verzameling, maar voorziet vooral in de behoefte aan raadpleging. Hierbij is vooral te ver melden de uitgebreide verzameling teekeningen en platen van Nederlandsche uniformen der eeuwen door, van alle wapens, van Nederlandsche vestingen en materieel. Aangenaam is het te kunnen getuigen, dat het zich steeds uitbreidende Museum zich in klim mende belangstelling mag verheugen, en dus in een besliste behoefte voorziet Pie belangstelling bepaalt zich niet alleen tot be- Het kasteel de Qootwdrth De tentoonstelling, welke zich in veel belangstel ling mag verheugen, werd geheel samengesteld uit gegevens op het Museum aanwezig. Op haar trekken aan ons voorbij: H. M. de Koningin, op verschillende leeftijden en op belangrijke ooger.- blikken van Haar leven met ons volk, dus ook met onze krijgsmacht, met wijlen Z. K. H. Prins Hendrik, en H.K.H. Prinses Juliana, Z.K.H. Prins Bernhard en H.K.H. Prinses Beatrix. De Generaals Van Heutsz en Snijders vertegen woordigen bij uitstek de Nederlandsch-Oost- Indische en de Nederlandsche krijgsmacht en roe pen herinneringen bij ons wakker. Bescheiden is de plek, die op de tentoonstelling President Krüger en de Generaa's Botha, De la Rey, De Weth, e.a. innemen, maar achter hen ver rijst voor ons geestesoog „H.M.'s Gelderland"! Menig bekend persoon in beeld weergegeven, uit verleden en heden, trekt aan ons voorbij, stem mende tot dankbaarheid voor wat hij gaf en geeft. Hulde wordt gebracht aan hen, die op het veld van Eer, ook in vredestijd, bleven, men denke slechts aan de vliegeniers. Tal van prenten en voorwerpen uit den mobilisa tietijd en betreffende de interneering, broodkaar ten, noodgeld, wapens en uniformen, penningen Kuras van den kolonel der kurassiers L. Nypels, 1830 (Foto Cazendam, Arnhem en ridderorden, modellen van kazematten en vliegtuigen enz. completeeren deze veelzijdige tentoonstelling, welke den aandachtigen bezoeker telkens weder dankbaar stemt om hulde te bren gen aan H.M. de Koningin. Dient dit Museum de Vaderlandsche Geschiedenis in het algemeen, het dient niet minder tot het wijzen op den plicht, elk Nederlander opgelegd, zich zijn geslacht waardig te toonen. Niet ieder Nederlander is het gegeven een lau werblad te voegen bij den verworven Nederland- schen lauwerkrans, maar op ieder Nederlander rust wel de plicht te waken, dat uit dien krans geen blad verloren ga.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 25