Het Korps Mariniers
De dienst van het Loodswezen
n Torpedisten
Pontonniers e
NEDERLAND LET OP U SAECKHERDENKINGSNUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. 61
Betonning, Bebakening en Verlichting
door Vice-Admiraal N. J. van Laer
HET opperbestuur over den dienst van het
loodswezen, de betonning, bebakening en
verlichting wordt onder toezicht van den Minister
van Defensie gevoerd door den Inspecteur-
Generaal van het Loodswezen, enz. Deze laatste
wordt bij de vervulling zijner taak terzijde ge
staan door vier Directeuren met als standplaats
Harlingen, Amsterdam, Rotterdam en Vlissingen,
alsmede door den Chef van den technischen dienst
der kustverlichting. In verschillende loodsmans
standplaatsen zijn commissarissen werkzaam,
welke direct ondergeschikt zijn aan de Direc
teuren.
Ten behoeve van de kustverlichting bevindt zich
te Scheveningen het proefstation der kustverlich
ting. Aldaar worden alle maatregelen voorbereid
om de kustverlichting op de hoogte van den tijd
te houden. Aan dit proefstation is een werkplaats
verbonden, zoodat verschillende werkzaamheden
in eigen beheer kunnen worden uitgevoerd.
De geheele dienst van het Loodswezen, enz. is een
staatsdienst. Dit is niet steeds het geval geweest.
Reeds van oudsher heeft men behoefte gevoeld
aan plaatselijk goed bekende personen om de zee
varenden bij het binnenloopen der zeegaten den
weg te kunnen wijzen. Oudtijds was dit een be
drijf, dat door visschers en andere zeelieden voor
eigen rekening werd uitgevoerd. Dit gaf aanlei
ding tot groote moeilijkheden, terwijl de scheep
vaart geen waarborgen had voor een goede be
diening. Verschillende bepalingen in het Zeerecht
van Wisby, alsook een plakkaat, uitgevaardigd in
1563 onder Philips II, stelden straffen vast voor
hen, die zich als loods aanboden,, zonder daarvoor
de noodige bekwaamheid te hebben. Geleidelijk
werd door verschillende plakkaten en ordonnan
tiën het Joodswezen meer aap banden gelegd, tot
dat bij de staatsomwenteling' van 1795 de aangele
genheden van het Loodswezen gebracht werden
onder het bestuur van het: „Committé tot de
zaken van Marine".
Bij een besluit van den Souvereinen Vorst van 7
December 1813 werd het loodsbestuur gesteld
onder het Departement van Marine. Oorspronke
lijk werden twee inspecteurs benoemd t.w. de
Kapiteins ter Zee Ortt en Twent. Na het over
lijden van eerstgenoemde werd de heer Twent als
Schout bij Nacht aangesteld tot Inspecteur-Gene
raal en hem het bestuur van den geheelen loods-
dienst opgedragen onder opperbestuur van den
Minister van Marine.
De loodsdienst wordt uitgeoefend door daarvoor
door den Minister van Defensie aangestelde lood
sen. De opleiding tot loods geschiedt bij den
loodsdienst. De aanstaande loodsen komen na een
zekeren proeftijd in dienst als loodskweekeling 2e
klasse. Zij ondergaan een scherpe keuring. Ver-
eischt is het bezit van een diploma als 3e stuur
man groote vaart, minimum leeftijd 20 jaar, ter
wijl de leeftijd van 27 jaar nog niet bereikt mag
zijn. Iedere Directie leidt de loodsen op voor het
eigen district. Naar gelang er vacatures komen,
volgt bij gebleken geschiktheid bevordering tpt
loodskweekeling le klasse - hulploods - loods.
Bevordering tot hulploods heeft niet plaats, alvo
rens het (voor loods) voorgeschreven examen is
afgelegd.
Ook later worden de loodsen periodiek herkeurd,
wel voornamelijk op scherpte, van gezichts- en
gehoororganen.
De wettelijke positie van den loods a/b is weg
wijzer en raadgever van den gezagvoerder. Deze
laatste blijft dus steeds ten volle verantwoordelijk
voor de door hem genomen maatregelen. Dit
neemt niet weg, dat de positie van den loods een
zeer verantwoordelijke is. Het spreekt vanzelf,
dat die verantwoordelijkheid stijgt naarmate de
omstandigheden, waaronder gevaren moet worden,
moeilijker worden. Ik noem hier slechts storm
weer slecht zicht minder goede uitrusting of
belading van het schip minder" goede gedisci
plineerdheid van de bemanning. Ook heeft de
loods tot op zekere hoogte rekening te houden met
de uiteenloopende karaktereigenschappen van
gezagvoerders van verschillende nationaliteiten.
Een zekere tact is hiervoor noodig.
Behalve dat hij raadsman van den gezagvoerder is,
heeft de loods de verplichting te letten op de
juiste toepassing van verschillende voorschriften,
als daar zijn quarantaine voorschriften, het
ste zeegaten kruisposten bezetten. Het commando
over die vaartuigen wordt gevoerd door loods-
schippers le kl., die voortkomen uit het corps
zeeloodsen. Bij hen berust de beslissing in hoe
verre, in verband met de omstandigheden van de
zee, de loodsdienst nog kan worden uitgeoefend.
Als bekend wordt verondersteld, dat het over
schepen van de loodsen in zee naar of van de
schepen geschiedt met kleine zeewaardige jollen.
De ervaring heeft wel geleerd, dat de loodsschip-
pers zeer goed weten aan te voelen tot hoe lang
met het beloodsen kan worden doorgegaan.
Behalve de stoomloodsvaartuigen zijn bij het
Loodswezen nog verschillende andere vaartuigen
in gebruik, waarover het commando wordt ge
voerd door loodsschippers 2e of 3e klasse.
Teneinde de vaart, zoowel naar onze havens als
langs onze kust, te verzekeren, zijn verschillende
hulpmiddelen noodig. Hiervoor zorgt de dienst
van de betonning, bebakening en verlichting.
Langs de buitengronden zijn verschillende groote
boeien uitgelegd, elk afzonderlijk gemerkt, waar
door dus de gelegenheid bestaat bij het in het
zicht komen te bepalen welke boei dit is. Op meer
belangrijke plaatsen worden lichtboeien uitge
legd. Deze zijn van elkaar te onderscheiden door
verschillende perioden van licht en donker. Op
nog belangrijker plaatsen maakt men gebruik van
lichtbruiboeien, welke, zooals de naam reeds aan
duidt, te verkennen zijn zoowel op licht als op
geluid. Dit laatste heeft vooral zijn nut tijdens
slecht zicht of wanneer de lichtboei onverhoopt
gebluscht mocht zijn. Dat zoowel aan de veran
kering dier boeien als aan het inwendig mecha
nisme zeer hooge eischen moeten worden gesteld
behoeft geen nader betoog. Ond^r dë 'buitenbe-
tonning nemen de verkenningstonrien eeh bijzon
dere plaats in. Zij zijn uitgelegd voor'de ingangen
der zeegaten. Vandaar begint1 dan de reglemen
taire betonning. Gegevens omtrent de betonning
en verlichting zijn, behalve uit de zeekaarten, te
putten uit den Zeemansgids voor de Nederland-
sche Kust
Verder in zee treft men lichtschepen Terschellin-
gerbank, Haaks, Maas, Noordhinder aan. Oor
spronkelijk uitgerust met petroleumlicht, hebben
zij zich langzamerhand ontwikkeld. Hun lichtbron
is thans electriciteit. Zij hebben machtige geluids
installaties voor het geven van mistseinen. Met uit
zondering van het lichtschip Haaks zijn zij voor
zien van z.g. radiobakens, waardoor de scheep
vaart gelegenheid krijgt door middel van aan
boord der schepen opgestelde radiopeiltoestellen
de richting van het lichtschip te bepalen. Ook zijn
zij uitgerust met een onderwaterseininrichting.
Dit Seinmiddel geeft in combinatie met het radio
baken de gelegenheid ook den afstand tot het
lichtschip te bepalen. Radio-telefonie ontbreekt
niet. Voor deze schepen, welke met alle storm
weer buiten blijven, vereischt de verankering
groote zorg.
De lichtschepen dienen zoowel voor de vaart
door de Noordzee als voor de vaart op onze
havens.
Langs de kust zijn op verschillende, met zorg uit
gekozen plaatsen, vuurtorens opgesteld. Hun
lichtbron is electriciteit. Ook hun doel is, evenals
dat van de lichtschepen, tweeledig. De licht
sterkte bedraagt 2 a 5 millioen kaarsen.
Meer naar binnen in onze zeegaten treft men ook
lichtboeien en minder krachtige kustlichten aan.
De lichtboeien branden op gas, vervaardigd in de
eigen gasfabrieken te Hoek van Holland en Vlis
singen. De secundaire verlichting is, waar daartoe
de mogelijkheid bestaat, ingericht voor electrici
teit, overigens wordt gas toegepast, terwijl nog
enkele lichten op petroleum branden. Te IJmui-
den wordt thans een radiobaken opgesteld, ten
einde het aanloopen van die haven bij slecht zicht
te vergemakkelijken.
Voor het in standhouden der verlichting en de
betonning zijn uiteraard in de verschillende dis
tricten vaartuigen in gebruik.
Behalve voornoemde diensten behooren nog tot
den dienst van het loodswezen, enz. de vredes-,
kustwacht en de stormwaarschuwingsdienst. Het
doel van de vredeskustwacht is het tijdig kennis
krijgen van in nood verkeerende schepen en
vliegtuigen en het daarvan mededeeling doen aan
reddingstations, terwijl mede berichten worden
verstrekt aan sleep- en bergingsbedrijven. Deze
dienst berust op eigen waarneming van al de licht
torens door de lichtwachters, alsmede op het
doorgeven "van berichten, welke door anderen
worden aangebracht bij de hoofden der kust
wacht, die in verschillende kustplaatsen zijn aan
gesteld. De telefoon vervult by dezen dienst een
groote rol.
De werking van den stormwaarschuwingsdienst
mag wel als bekend worden beschouwd. Geregeld
leest men toch in de dagbladen of en welke slorm-
seinen op de daarvoor aangegeven plaatsen naar
opgave van het Koninklijk Meteorologisch Insti
tuut van de Bilt moeten worden getoond.
van pontons bij het veldleger
vervoer van ontplofbare stoffen, de toelating van
vreemde oorlogsschèpen, enz.
Voor de door hem gegeven adviezen blijft hij te
genover het loodsbestuur verantwoordelijk.
De loodsen worden in het algemeen onderscheiden
in zee- en binnenloodsen al naarmate zij belast
zijn met het uit zee of naar zee loodsen der sche
pen. De zeeloodsen bevinden zich aan boord van
de stoomloodsvaartuigen, die voor de belangrijk
Komt wapenbroeders, Neerland's zonen
Door 't zelfde levensdoel verwant!
Met heilig vuur bezield voor 't ééne,
Verknocht aan 't zelfde vaderland!
Komt, zweert met ons dan deze woorden
Zweert: „Trouw aan Koningin en Land'
Zoo God het wil, zij dan ons leven
Eenmaal deeduren eed toi pand!
(Uit het korpslied der Cadetten
Brugslaan door 4e pontonniers nabij Utrecht
trein, de Schipbruggentrein en de Veerdienst op
de breede wateren, waar geen bruggen kunnen
worden geslagen. Deze afdeelingen verzorgen de
bruggen in den rug van het veldleger, voor de
verbinding met het achterland. De belangrijkste
taak is hier hét, overbruggen van de groote rivie
ren en de omvang van deze afdeelingen is dan ook
nog grooter dan van de pontonafdeelingen bij het
veldleger. Alhoewel het vervoer te land van het
bruggenmaterieel van den Varenden Pontontrein
niet is uitgesloten, geschiedt dit normaal te wa
ter, evenals het materieel van Schipbruggentrein
en Veerdienst. Bij deze afdeelingen worden daar
toe de noodige sleepbooten ingedeeld.
Het Korpsgedeelte van de Torpedisten is als af
zonderlijk Korps opgericht in 1882 ten behoeve
van de versperring der zeegaten met mijnen, wel
ke vanaf den wal langs electrischen weg kortden
worden scherp gesteld, of, indien eigen scheep
vaart zulks wenschelijk maakte, gedesactiveerd.
Deze taak is grootendeels overgegaan naar de
Marine, maar het Korpsgedeelte vervult haar taak
thans door het leggen van mijnversperringen in
de rivieren en andere waterrijke gebieden. Ook
worden door de torpedisten zinkschepenversper-
ringen gelegd en treden de compagniën, in vlet
ten en andere vaartuigen, bewapend met mitrail-
Teurs, op ter verdediging van door-waterloopen-
doorsneden terreinen, waar de infanterie minder
op haar plaats is. Het optreden te water is hoofd
zaak, vandaar dat ook de torpedisten voor een
belangrijk deel uit schippers bestaan. In tijd van
vrede werd op dit korpsgedeelte ook en juist
in de moelijkste gevallen een beroep gedaan
voor het opruimen van wrakken en bij ijsoprui-
mingen. Ook bij watersnood zijn torpedisten èn
pontonniers in actie geweest pn hebben menschen
en vee weten te redden met behulp van de vaar
dig bediende vletten, pontons, e.d.
Onze Nederlandsche Zeesoldaten
Op advies van De Ruyter werd
een Regiment de Marine opgericht
Na de afwerping van het Fransche juk in 1813,
komen ook de mariniers weer op den voorgrond.
Op initiatief van kolonel ter zee P. R. Cantzlaar,
werd te Hoorn een werfdepot opgericht en in 1817
kwam er weer een reorganisatie. Hierna werd
spoedig een deel van de mariniers in Rotterdam
gekazerneerd, eerst in een kazerne aan de Galerij,
daarna in 1823 in de tegenwoordige kazerne aan
het Oostplein. In 1850 vertrok het detachement uit
de Maasstad naar Vlissingen, maar negentien jaar
later in Mei 1869, deden de mariniers hier weer
hun intrede. Het oproer van Jacob de Vletter was
in 1868 onderdrukt en in verband daarmee schre
ven Burgemeester en Wethouders aan de Regee
ring, dat het toch wel wenschelijk was dat een
zoo groote en uitgebreide gemeente van een gar
nizoen voorzien zou zijn. Op dit schrijven werd
een goedgunstig antwoord ontvangen en de mari
niers rukten Rotterdam weer binnen. Tijdens de
mobilisatie hebben de mariniers ook een geruimen
tijd buiten de Maasstad vertoefd.
Het korps ligt thans in garnizoen te Willemsoord
en Rotterdam. Vroeger waren er ook nog garnizoe
nen te Amsterdam, Vlissingen en Gorinchem.
We zouden niet volledig zijn wanneer we niet in
't kort vermeldden, dat de mariniers ook in de
19e en 20e eeuw aan een groot aantal krijgsbe
drijven en bewakingen hebben deelgenomen.
Tijdens den Belgischen opstand in 1830, waren de
mariniers zeer gevreesd. De Belgen gaven ze toen
den naam-van „Hoedjesmannen", naar het hoofd
deksel, dat ze destijds droegen. Verder namen ze
deel aan tal van expedities in Oost-Indië o.a. op
Atjeh, Java, Lombok, enz. Na den Boxer opstand
in China hebben ze onze legatie in Peking be
waakt en hun ordescheppend optreden op Curasao
in 1929 is ook nog niet vergeten.
Bij binnenlandsche ongeregeldheden heeft dit be
trouwbare korps van béroepssoldaten meermalen
uitnemende diensten verricht.
In 1934 viel het corps de eervolle taak te beurt,
om tijdens en na de volksstemming in het Saar-
gebied als internationale politie dienst te doen.
Deze moeilijke taak heeft men op uitstekende
wijze vervuld tot groote tevredenheid van den
Britschen generaal.
Uit de gedane opsomming blijkt wel, dat het korps
den lande zeer groote diensten heeft bewezen Toch
waren in den loop der jaren de aanvallen op het
korps talrijk en af en toe scheelde het maar
weinig of de doodsklok zou over het keurcorps
van zeesoldaten hebben geluid. Maar ondanks dit
alles, wisten de voorstanders de aanvallen af te
slaan en het voortbestaan van het korps te ver
zekeren.
Op grootsche wijze werd in 1925 het 250-jarig
bestaan van het korps herdacht Eigenlijk be
stond het toen 260 jaar, maar, daar in 1915 de
viering achterwege bleef, werd toen het uitge
stelde feest gevierd. In December 1935 heeft men
op bescheiden wijze het 270 jarig bestaan her
dacht.
Met stevige banden zyn de mariniers vooral aan
Rotterdam verbonden en de Rotterdammers zijn
over 't algemeen er trotsch op, dat ze dit keurcorps
met zijn roemrijk ontstaan en verleden in hun stad
mogen aanschouwen. Altijd wanneer het uitrukt
is de belangstelling speciaal voor de uitnemende
tamboers en pijpers zeer groot. -
En mocht de tijd eens komen, dat onze mariniers
geroepen zouden worden voor de verdediging te
land en ter zee, dan zijn we er van overtuigd, dat
ze dit evenzoo goed zouden doen als hun voor
gangers. God geve echter, dat we daarvoor be
waard mogen blijven.
Naar men weet bestaan thans plannen, om voor
het corps te Rotterdam een nieuwe kazerne te
bouwen, die de Willem van Ghentkazerne zal
genoemd worden, naar den eersten commandant
van het corps.
Tentenkamp Infanterie-Schietkamp
(Foto Am. Bouvet
"I ui het personeel van onze vloot hebben
I altijd matrozen en soldaten behoord. Als
echter vóór het jaar 1665 de oorlogsschepen be
mand moesten worden, bracht men eerst door
werving het vereischte aantal „bootsgezellen" bij
een. Daarna werd uit het staande leger zooveel
voetvolk gelicht, als er nog noodig was, om de
equipages van de bodems voltallig te doen zijn.
Ongediciplineerd als deze bemanning was en on
voldoende uitgerust, slechts met een „tijdgeweer",
was het niet te verwonderen, dat men met zulke
soldaten geen prettige ervaringen opdeed. Dat de
Nederlandsche Zeemacht niet tegen de Engelsche
bleek opgewassen, kwam maar al te goed uit bij
den Eersten Engelschen Oorlog van 16521654.
Vooral de troepen, welke de „bootsgezellen"
moesten aanvullen faalden jammerlijk. Zij toch
waren niet in 't minst geschikt voor de vloot.
De opgedane ondervinding leidde er toe, dat alle
compagnieën voetvolk met 25 man werden ver
sterkt. waarvan er 4000 bestemd waren voor den
dienst aan boord.
Weinig genoegen beleefde men echter weer van
deze zeesoldaten. In den Tweeden Engelschen
oorlog van 16651667 traden ze voor het eerst
actief op in den slag bij Lowestoft (13 Juni 1665),
maar bij 25 en meer kropen ze voor den vijand
weg.
De Staten van Holland en West Friesland kwamen
er toe om alle zeesoldaten af te danken en advies
in te winnen bij Admiraal de Ruyter en den
Raadspensionaris Jan de Witt, wat er nu moest
gebeuren.
Voorgelicht door de Gecommitteerde Raden en op
advies van de Ruyter werd op 10 December 1665
door genoemde Staten besloten, een „Regiment
de Marine" op te richten, met eigen officieren en
bestaande uit negentien compagnieën, onder bevel
van den Kolonel Willem Joseph Baron van Ghent,
luitenant-kolonel van het Waalsche regiment en
kömmandeur te Hellevoetsluis. In de andere ge
westen bleef men nog bij hét oude stelsel.
Mèt dit besluit was een wensch vain Neerlands
gröotsten zeeheld Michiel Adriaens?: de Ruyter
in vervulling gegaan, daar steeds bij hem de idee
hajd voorgézeten, om soldaten te vormen, die be
kwaam zouden zijn voor den dienst op de vloot
en aan den wal. In Augustus 1666 werd het re
giment met 20 compagnieën vermeerderd. Deze
werden in 1669 tot een tweede regiment gevormd
onder ko'onel George Johan Warnard Vrijheer van
Weede He'er van Walemburg. Met kracht werd
dus de reorganisatie voortgezet en in dertien uit-
voèrige artikelen bepaalden de Staten in finesses
hoe het nieuwe korps zou werken. Over de wa
pening luidde het laatste artikel: „Ende nademael
hek gebruyck van musquetten met lonten op zee
niet geheel bequaem is, dat derhalven de soldaten
van 't voo%rsz. Regiment sullen werden gewapent
met geweer van snaphaenslooten voorsien, dewyle
hetselve oock bequaem geoordeelt wordt, om
daermede eene expeditie te lande te doen."
Een gelegenheid, waaruit zou blijken dat met de
oprichting van het korps „zéesoldaten" een be
langrijke stap was gedaan voor de defensie van
ons land, deed zich al spoedig voor. Nog in den
Tweeden Engelschen oorlog deed het nieuw op
gerichte corps van zich spreken, allereerst in den
Tweedaagschen, zeeslag op 4 en 5 Augustus 1666,
maar vooral bij den beroemden tocht naar Chat-
tam op 2123 Juni 1667. De ontscheepte troepen,
welke zich meester maakten van het fort Sheer-
nfess, den sleutel tot de rivier de Medway, be-
stqnden voor een groot deel uit zeesoldaten.
Ook in het noodjaar 1672 werd het aantal mari
niers nog weer uitgebreid en namen zij aan alle
belangrijke krijgsbedrijven te land en ter zee
deël.
Op de vloot, die in April 1672 zee koos,
waren 2400 mariniers ingedeeld, die het hunne
bijdroegen tot de overwinning van De Ruyter op
de vereenigde Engelsche en Fransche vloten in
den slag bij Solebay op 7 Juni van datzelfde jaar.
De kolonel der mariniers, van Ghent, sneuvelde
in dezen slag.
Als bijzonderheid zij nog vermeld, dat de Ruyter
in 1672 tot kapitein van een compagnie mariniers
in het regiment Van Ghent werd benoemd. Het
zou ons te ver voeren, alle krijgsbedrijven uit
dezen oorlog, waarbij de mariniers een rol speel
den, te noemen. Het is voldoende te zeggen, dat
de schrijvers hulde brachten aap onze Marine, die
niet alleen ter zee de vijanden versloeg, maar te
lande het gedemoraliseerde leger krachtig hulp
verleende en zich onderscheidde door stoutmoe
dige daden. Na den vrede van Nijmegen in 1678
bestond de bemanning der vloot wederom uit
matrozen en landsoldaten. De mariniers werden
echter zeer gemist en in den tweeden oorlog met
Frankrijk werd de nederlaag aan het eskader
onder Hidde de Vries, toegebracht door den Duin
kerker kaper kapitein Jean Bart, voor een groot
de£l toegeschreven aan het gemis van zeesoldaten
op de vloot.
Prins Willem HI wist in 1699 te bewerken, dat
weer regimenten mariniers werden opgericht.
Samen telden de regimenten 1632 man, welk getal
in 1701 en 1702 tot 3600 aangroeide. Veel is er
van de mariniers in den Spaanschen Successie-oor
log gevergd. Een aanslag op Barcelona op 30 Mei
1703 gelukte ten deele. Verder namen ze in sa
menwerking met de Engelschen Gibraltar in. Bij
een derden tocht in 1705, onderscheidden de
mariniers zich opnieuw, door bij de bestorming
van de vesting Barcelona het eerste het kasteel
binnen te dringen en de sterkte te nemen, 'tls
Vervoer van een vakwerk-spanning voor het
aanleghoofd van een veerdienst
jammer dat van geen van deze helden de naam
bekend is. Bij de herovering van de citadel door
de Franschen en de Spanjaarden, verdedigden zij,
ondanks hevige" verliezen, met groote hardnekkig
heid hun bezit. Tegen de overmacht moesten ze
echter wijken.
In 1740 bestond nog één regiment mariniers en
eerst bijna een kwart eeuw later, in 1763, ver
neemt men weer iets meer van de mariniers, toen
ze een werkzaam aandeel namen in het dempen
van den slavenopstand in de West Indische kolonie
Berbice. In 1773 trok een tweede regiment naar
Suriname. Een negeropstand was nu de oor
zaak. De wapenfeiten van Berbice en Suriname
zijn in het korpsvaandel saamgevat in het ééne
woord „West Indië".
De nieuwe Engelsche oorlog was voor Nederland
Michiel Adr.zn de Ruyter
die den stoot gaf tot oprichting van het
Regiment de Marine"
niet fortuinlijk, maar de slag bij „Doggersbank",
in 1781, waaraan 800 mariniers deelnamen, leverde
voor de onzen succes op.
De oprichting van de Bataafsche Republiek in
1795 bracht een grooten omkeer teweeg in onze
zeemacht. Tot behoud van de Indische Koloniën
en Kaap de Goede Hoop werden nog wel mariniers
uitgezonden, maar verder wordt tot aan het her
stel van Neêrlands onafhankelijkheid, van krijgs
bedrijven der mariniers geen melding gemaakt.
De achtergebleven manschappen deden dienst te
Hellevoetsluis, waar het depót gevestigd was. Ook
te Nieuwediep werd een deel der manschappen
gelegerd.
SEDERT 1922 samengevoegd, bestonden beide
deelen daarvóór als twee afzonderlijke
korpsen.
Het Korps Pontonniers werd als zelfstandig Korps
in 1822 opgericht; de geschiedenis van de ponton
niers gaat echter terug tot in den Tachtigjarigen
Oorlog. Reeds in 1590 worden pontonniers of
„pontgasten" genoemd. Roemrijke daden verricht
ten Nederlandsche pontonniers in Franschen
dienst aan de Beresina in 1812.
De hedendaagsche pontonniers, in garnizoen in
Dordrecht, zijn, evenals hun voorgangers in
vroeger eeuwen, grootendeels schippers. Zij bou
wen ponton- en schipbruggen de laatste op ge
vorderde schepen of onderhouden veerdiensten.
In ons waterrijke vaderland vervullen zij daar
mede een wel bijzonder belangrijke rol.
De gemotoriseerde pontonafdeelingen van het
veldleger voeren het pontonmateriaal te land aan,
hetzij voor een gewelddadigen rivierovergang bij
het offensief over rivieren, hetzij voor veerdien
sten en brugslag bij aanval of verdediging. De
overal dreigende vijandelijke luchtstrijdkrachten
zullen in de toekomst meer dan ooit pogen de
bestaande of tijdelijke bruggen te vernielen, zoo
dat de taak der pontonniers er niet eenvoudiger
op is geworden, te meer waar het gewicht van de
militaire voertuigen is toegenomen en de troepen
te velde meer dan vroeger afhankelijk zijn van
aan- en afvoer.
De omvang van deze moderne pontonafdeelingen
bij het veldleger is niet gering. Elke afdeeling
heeft ten naaste bij 70 auto's, grootendeels bela
den met pontons, schragen (vaste ondersteunin
gen) en materieel voor den bovenbouw.
Uit het Korpsgedeelte der Pontonniers komen in
oorlogstijd ook nog voort de Varende Ponton-