Het Korps Mariniers De dienst van het Loodswezen n Torpedisten Pontonniers e NEDERLAND LET OP U SAECKHERDENKINGSNUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. 61 Betonning, Bebakening en Verlichting door Vice-Admiraal N. J. van Laer HET opperbestuur over den dienst van het loodswezen, de betonning, bebakening en verlichting wordt onder toezicht van den Minister van Defensie gevoerd door den Inspecteur- Generaal van het Loodswezen, enz. Deze laatste wordt bij de vervulling zijner taak terzijde ge staan door vier Directeuren met als standplaats Harlingen, Amsterdam, Rotterdam en Vlissingen, alsmede door den Chef van den technischen dienst der kustverlichting. In verschillende loodsmans standplaatsen zijn commissarissen werkzaam, welke direct ondergeschikt zijn aan de Direc teuren. Ten behoeve van de kustverlichting bevindt zich te Scheveningen het proefstation der kustverlich ting. Aldaar worden alle maatregelen voorbereid om de kustverlichting op de hoogte van den tijd te houden. Aan dit proefstation is een werkplaats verbonden, zoodat verschillende werkzaamheden in eigen beheer kunnen worden uitgevoerd. De geheele dienst van het Loodswezen, enz. is een staatsdienst. Dit is niet steeds het geval geweest. Reeds van oudsher heeft men behoefte gevoeld aan plaatselijk goed bekende personen om de zee varenden bij het binnenloopen der zeegaten den weg te kunnen wijzen. Oudtijds was dit een be drijf, dat door visschers en andere zeelieden voor eigen rekening werd uitgevoerd. Dit gaf aanlei ding tot groote moeilijkheden, terwijl de scheep vaart geen waarborgen had voor een goede be diening. Verschillende bepalingen in het Zeerecht van Wisby, alsook een plakkaat, uitgevaardigd in 1563 onder Philips II, stelden straffen vast voor hen, die zich als loods aanboden,, zonder daarvoor de noodige bekwaamheid te hebben. Geleidelijk werd door verschillende plakkaten en ordonnan tiën het Joodswezen meer aap banden gelegd, tot dat bij de staatsomwenteling' van 1795 de aangele genheden van het Loodswezen gebracht werden onder het bestuur van het: „Committé tot de zaken van Marine". Bij een besluit van den Souvereinen Vorst van 7 December 1813 werd het loodsbestuur gesteld onder het Departement van Marine. Oorspronke lijk werden twee inspecteurs benoemd t.w. de Kapiteins ter Zee Ortt en Twent. Na het over lijden van eerstgenoemde werd de heer Twent als Schout bij Nacht aangesteld tot Inspecteur-Gene raal en hem het bestuur van den geheelen loods- dienst opgedragen onder opperbestuur van den Minister van Marine. De loodsdienst wordt uitgeoefend door daarvoor door den Minister van Defensie aangestelde lood sen. De opleiding tot loods geschiedt bij den loodsdienst. De aanstaande loodsen komen na een zekeren proeftijd in dienst als loodskweekeling 2e klasse. Zij ondergaan een scherpe keuring. Ver- eischt is het bezit van een diploma als 3e stuur man groote vaart, minimum leeftijd 20 jaar, ter wijl de leeftijd van 27 jaar nog niet bereikt mag zijn. Iedere Directie leidt de loodsen op voor het eigen district. Naar gelang er vacatures komen, volgt bij gebleken geschiktheid bevordering tpt loodskweekeling le klasse - hulploods - loods. Bevordering tot hulploods heeft niet plaats, alvo rens het (voor loods) voorgeschreven examen is afgelegd. Ook later worden de loodsen periodiek herkeurd, wel voornamelijk op scherpte, van gezichts- en gehoororganen. De wettelijke positie van den loods a/b is weg wijzer en raadgever van den gezagvoerder. Deze laatste blijft dus steeds ten volle verantwoordelijk voor de door hem genomen maatregelen. Dit neemt niet weg, dat de positie van den loods een zeer verantwoordelijke is. Het spreekt vanzelf, dat die verantwoordelijkheid stijgt naarmate de omstandigheden, waaronder gevaren moet worden, moeilijker worden. Ik noem hier slechts storm weer slecht zicht minder goede uitrusting of belading van het schip minder" goede gedisci plineerdheid van de bemanning. Ook heeft de loods tot op zekere hoogte rekening te houden met de uiteenloopende karaktereigenschappen van gezagvoerders van verschillende nationaliteiten. Een zekere tact is hiervoor noodig. Behalve dat hij raadsman van den gezagvoerder is, heeft de loods de verplichting te letten op de juiste toepassing van verschillende voorschriften, als daar zijn quarantaine voorschriften, het ste zeegaten kruisposten bezetten. Het commando over die vaartuigen wordt gevoerd door loods- schippers le kl., die voortkomen uit het corps zeeloodsen. Bij hen berust de beslissing in hoe verre, in verband met de omstandigheden van de zee, de loodsdienst nog kan worden uitgeoefend. Als bekend wordt verondersteld, dat het over schepen van de loodsen in zee naar of van de schepen geschiedt met kleine zeewaardige jollen. De ervaring heeft wel geleerd, dat de loodsschip- pers zeer goed weten aan te voelen tot hoe lang met het beloodsen kan worden doorgegaan. Behalve de stoomloodsvaartuigen zijn bij het Loodswezen nog verschillende andere vaartuigen in gebruik, waarover het commando wordt ge voerd door loodsschippers 2e of 3e klasse. Teneinde de vaart, zoowel naar onze havens als langs onze kust, te verzekeren, zijn verschillende hulpmiddelen noodig. Hiervoor zorgt de dienst van de betonning, bebakening en verlichting. Langs de buitengronden zijn verschillende groote boeien uitgelegd, elk afzonderlijk gemerkt, waar door dus de gelegenheid bestaat bij het in het zicht komen te bepalen welke boei dit is. Op meer belangrijke plaatsen worden lichtboeien uitge legd. Deze zijn van elkaar te onderscheiden door verschillende perioden van licht en donker. Op nog belangrijker plaatsen maakt men gebruik van lichtbruiboeien, welke, zooals de naam reeds aan duidt, te verkennen zijn zoowel op licht als op geluid. Dit laatste heeft vooral zijn nut tijdens slecht zicht of wanneer de lichtboei onverhoopt gebluscht mocht zijn. Dat zoowel aan de veran kering dier boeien als aan het inwendig mecha nisme zeer hooge eischen moeten worden gesteld behoeft geen nader betoog. Ond^r dë 'buitenbe- tonning nemen de verkenningstonrien eeh bijzon dere plaats in. Zij zijn uitgelegd voor'de ingangen der zeegaten. Vandaar begint1 dan de reglemen taire betonning. Gegevens omtrent de betonning en verlichting zijn, behalve uit de zeekaarten, te putten uit den Zeemansgids voor de Nederland- sche Kust Verder in zee treft men lichtschepen Terschellin- gerbank, Haaks, Maas, Noordhinder aan. Oor spronkelijk uitgerust met petroleumlicht, hebben zij zich langzamerhand ontwikkeld. Hun lichtbron is thans electriciteit. Zij hebben machtige geluids installaties voor het geven van mistseinen. Met uit zondering van het lichtschip Haaks zijn zij voor zien van z.g. radiobakens, waardoor de scheep vaart gelegenheid krijgt door middel van aan boord der schepen opgestelde radiopeiltoestellen de richting van het lichtschip te bepalen. Ook zijn zij uitgerust met een onderwaterseininrichting. Dit Seinmiddel geeft in combinatie met het radio baken de gelegenheid ook den afstand tot het lichtschip te bepalen. Radio-telefonie ontbreekt niet. Voor deze schepen, welke met alle storm weer buiten blijven, vereischt de verankering groote zorg. De lichtschepen dienen zoowel voor de vaart door de Noordzee als voor de vaart op onze havens. Langs de kust zijn op verschillende, met zorg uit gekozen plaatsen, vuurtorens opgesteld. Hun lichtbron is electriciteit. Ook hun doel is, evenals dat van de lichtschepen, tweeledig. De licht sterkte bedraagt 2 a 5 millioen kaarsen. Meer naar binnen in onze zeegaten treft men ook lichtboeien en minder krachtige kustlichten aan. De lichtboeien branden op gas, vervaardigd in de eigen gasfabrieken te Hoek van Holland en Vlis singen. De secundaire verlichting is, waar daartoe de mogelijkheid bestaat, ingericht voor electrici teit, overigens wordt gas toegepast, terwijl nog enkele lichten op petroleum branden. Te IJmui- den wordt thans een radiobaken opgesteld, ten einde het aanloopen van die haven bij slecht zicht te vergemakkelijken. Voor het in standhouden der verlichting en de betonning zijn uiteraard in de verschillende dis tricten vaartuigen in gebruik. Behalve voornoemde diensten behooren nog tot den dienst van het loodswezen, enz. de vredes-, kustwacht en de stormwaarschuwingsdienst. Het doel van de vredeskustwacht is het tijdig kennis krijgen van in nood verkeerende schepen en vliegtuigen en het daarvan mededeeling doen aan reddingstations, terwijl mede berichten worden verstrekt aan sleep- en bergingsbedrijven. Deze dienst berust op eigen waarneming van al de licht torens door de lichtwachters, alsmede op het doorgeven "van berichten, welke door anderen worden aangebracht bij de hoofden der kust wacht, die in verschillende kustplaatsen zijn aan gesteld. De telefoon vervult by dezen dienst een groote rol. De werking van den stormwaarschuwingsdienst mag wel als bekend worden beschouwd. Geregeld leest men toch in de dagbladen of en welke slorm- seinen op de daarvoor aangegeven plaatsen naar opgave van het Koninklijk Meteorologisch Insti tuut van de Bilt moeten worden getoond. van pontons bij het veldleger vervoer van ontplofbare stoffen, de toelating van vreemde oorlogsschèpen, enz. Voor de door hem gegeven adviezen blijft hij te genover het loodsbestuur verantwoordelijk. De loodsen worden in het algemeen onderscheiden in zee- en binnenloodsen al naarmate zij belast zijn met het uit zee of naar zee loodsen der sche pen. De zeeloodsen bevinden zich aan boord van de stoomloodsvaartuigen, die voor de belangrijk Komt wapenbroeders, Neerland's zonen Door 't zelfde levensdoel verwant! Met heilig vuur bezield voor 't ééne, Verknocht aan 't zelfde vaderland! Komt, zweert met ons dan deze woorden Zweert: „Trouw aan Koningin en Land' Zoo God het wil, zij dan ons leven Eenmaal deeduren eed toi pand! (Uit het korpslied der Cadetten Brugslaan door 4e pontonniers nabij Utrecht trein, de Schipbruggentrein en de Veerdienst op de breede wateren, waar geen bruggen kunnen worden geslagen. Deze afdeelingen verzorgen de bruggen in den rug van het veldleger, voor de verbinding met het achterland. De belangrijkste taak is hier hét, overbruggen van de groote rivie ren en de omvang van deze afdeelingen is dan ook nog grooter dan van de pontonafdeelingen bij het veldleger. Alhoewel het vervoer te land van het bruggenmaterieel van den Varenden Pontontrein niet is uitgesloten, geschiedt dit normaal te wa ter, evenals het materieel van Schipbruggentrein en Veerdienst. Bij deze afdeelingen worden daar toe de noodige sleepbooten ingedeeld. Het Korpsgedeelte van de Torpedisten is als af zonderlijk Korps opgericht in 1882 ten behoeve van de versperring der zeegaten met mijnen, wel ke vanaf den wal langs electrischen weg kortden worden scherp gesteld, of, indien eigen scheep vaart zulks wenschelijk maakte, gedesactiveerd. Deze taak is grootendeels overgegaan naar de Marine, maar het Korpsgedeelte vervult haar taak thans door het leggen van mijnversperringen in de rivieren en andere waterrijke gebieden. Ook worden door de torpedisten zinkschepenversper- ringen gelegd en treden de compagniën, in vlet ten en andere vaartuigen, bewapend met mitrail- Teurs, op ter verdediging van door-waterloopen- doorsneden terreinen, waar de infanterie minder op haar plaats is. Het optreden te water is hoofd zaak, vandaar dat ook de torpedisten voor een belangrijk deel uit schippers bestaan. In tijd van vrede werd op dit korpsgedeelte ook en juist in de moelijkste gevallen een beroep gedaan voor het opruimen van wrakken en bij ijsoprui- mingen. Ook bij watersnood zijn torpedisten èn pontonniers in actie geweest pn hebben menschen en vee weten te redden met behulp van de vaar dig bediende vletten, pontons, e.d. Onze Nederlandsche Zeesoldaten Op advies van De Ruyter werd een Regiment de Marine opgericht Na de afwerping van het Fransche juk in 1813, komen ook de mariniers weer op den voorgrond. Op initiatief van kolonel ter zee P. R. Cantzlaar, werd te Hoorn een werfdepot opgericht en in 1817 kwam er weer een reorganisatie. Hierna werd spoedig een deel van de mariniers in Rotterdam gekazerneerd, eerst in een kazerne aan de Galerij, daarna in 1823 in de tegenwoordige kazerne aan het Oostplein. In 1850 vertrok het detachement uit de Maasstad naar Vlissingen, maar negentien jaar later in Mei 1869, deden de mariniers hier weer hun intrede. Het oproer van Jacob de Vletter was in 1868 onderdrukt en in verband daarmee schre ven Burgemeester en Wethouders aan de Regee ring, dat het toch wel wenschelijk was dat een zoo groote en uitgebreide gemeente van een gar nizoen voorzien zou zijn. Op dit schrijven werd een goedgunstig antwoord ontvangen en de mari niers rukten Rotterdam weer binnen. Tijdens de mobilisatie hebben de mariniers ook een geruimen tijd buiten de Maasstad vertoefd. Het korps ligt thans in garnizoen te Willemsoord en Rotterdam. Vroeger waren er ook nog garnizoe nen te Amsterdam, Vlissingen en Gorinchem. We zouden niet volledig zijn wanneer we niet in 't kort vermeldden, dat de mariniers ook in de 19e en 20e eeuw aan een groot aantal krijgsbe drijven en bewakingen hebben deelgenomen. Tijdens den Belgischen opstand in 1830, waren de mariniers zeer gevreesd. De Belgen gaven ze toen den naam-van „Hoedjesmannen", naar het hoofd deksel, dat ze destijds droegen. Verder namen ze deel aan tal van expedities in Oost-Indië o.a. op Atjeh, Java, Lombok, enz. Na den Boxer opstand in China hebben ze onze legatie in Peking be waakt en hun ordescheppend optreden op Curasao in 1929 is ook nog niet vergeten. Bij binnenlandsche ongeregeldheden heeft dit be trouwbare korps van béroepssoldaten meermalen uitnemende diensten verricht. In 1934 viel het corps de eervolle taak te beurt, om tijdens en na de volksstemming in het Saar- gebied als internationale politie dienst te doen. Deze moeilijke taak heeft men op uitstekende wijze vervuld tot groote tevredenheid van den Britschen generaal. Uit de gedane opsomming blijkt wel, dat het korps den lande zeer groote diensten heeft bewezen Toch waren in den loop der jaren de aanvallen op het korps talrijk en af en toe scheelde het maar weinig of de doodsklok zou over het keurcorps van zeesoldaten hebben geluid. Maar ondanks dit alles, wisten de voorstanders de aanvallen af te slaan en het voortbestaan van het korps te ver zekeren. Op grootsche wijze werd in 1925 het 250-jarig bestaan van het korps herdacht Eigenlijk be stond het toen 260 jaar, maar, daar in 1915 de viering achterwege bleef, werd toen het uitge stelde feest gevierd. In December 1935 heeft men op bescheiden wijze het 270 jarig bestaan her dacht. Met stevige banden zyn de mariniers vooral aan Rotterdam verbonden en de Rotterdammers zijn over 't algemeen er trotsch op, dat ze dit keurcorps met zijn roemrijk ontstaan en verleden in hun stad mogen aanschouwen. Altijd wanneer het uitrukt is de belangstelling speciaal voor de uitnemende tamboers en pijpers zeer groot. - En mocht de tijd eens komen, dat onze mariniers geroepen zouden worden voor de verdediging te land en ter zee, dan zijn we er van overtuigd, dat ze dit evenzoo goed zouden doen als hun voor gangers. God geve echter, dat we daarvoor be waard mogen blijven. Naar men weet bestaan thans plannen, om voor het corps te Rotterdam een nieuwe kazerne te bouwen, die de Willem van Ghentkazerne zal genoemd worden, naar den eersten commandant van het corps. Tentenkamp Infanterie-Schietkamp (Foto Am. Bouvet "I ui het personeel van onze vloot hebben I altijd matrozen en soldaten behoord. Als echter vóór het jaar 1665 de oorlogsschepen be mand moesten worden, bracht men eerst door werving het vereischte aantal „bootsgezellen" bij een. Daarna werd uit het staande leger zooveel voetvolk gelicht, als er nog noodig was, om de equipages van de bodems voltallig te doen zijn. Ongediciplineerd als deze bemanning was en on voldoende uitgerust, slechts met een „tijdgeweer", was het niet te verwonderen, dat men met zulke soldaten geen prettige ervaringen opdeed. Dat de Nederlandsche Zeemacht niet tegen de Engelsche bleek opgewassen, kwam maar al te goed uit bij den Eersten Engelschen Oorlog van 16521654. Vooral de troepen, welke de „bootsgezellen" moesten aanvullen faalden jammerlijk. Zij toch waren niet in 't minst geschikt voor de vloot. De opgedane ondervinding leidde er toe, dat alle compagnieën voetvolk met 25 man werden ver sterkt. waarvan er 4000 bestemd waren voor den dienst aan boord. Weinig genoegen beleefde men echter weer van deze zeesoldaten. In den Tweeden Engelschen oorlog van 16651667 traden ze voor het eerst actief op in den slag bij Lowestoft (13 Juni 1665), maar bij 25 en meer kropen ze voor den vijand weg. De Staten van Holland en West Friesland kwamen er toe om alle zeesoldaten af te danken en advies in te winnen bij Admiraal de Ruyter en den Raadspensionaris Jan de Witt, wat er nu moest gebeuren. Voorgelicht door de Gecommitteerde Raden en op advies van de Ruyter werd op 10 December 1665 door genoemde Staten besloten, een „Regiment de Marine" op te richten, met eigen officieren en bestaande uit negentien compagnieën, onder bevel van den Kolonel Willem Joseph Baron van Ghent, luitenant-kolonel van het Waalsche regiment en kömmandeur te Hellevoetsluis. In de andere ge westen bleef men nog bij hét oude stelsel. Mèt dit besluit was een wensch vain Neerlands gröotsten zeeheld Michiel Adriaens?: de Ruyter in vervulling gegaan, daar steeds bij hem de idee hajd voorgézeten, om soldaten te vormen, die be kwaam zouden zijn voor den dienst op de vloot en aan den wal. In Augustus 1666 werd het re giment met 20 compagnieën vermeerderd. Deze werden in 1669 tot een tweede regiment gevormd onder ko'onel George Johan Warnard Vrijheer van Weede He'er van Walemburg. Met kracht werd dus de reorganisatie voortgezet en in dertien uit- voèrige artikelen bepaalden de Staten in finesses hoe het nieuwe korps zou werken. Over de wa pening luidde het laatste artikel: „Ende nademael hek gebruyck van musquetten met lonten op zee niet geheel bequaem is, dat derhalven de soldaten van 't voo%rsz. Regiment sullen werden gewapent met geweer van snaphaenslooten voorsien, dewyle hetselve oock bequaem geoordeelt wordt, om daermede eene expeditie te lande te doen." Een gelegenheid, waaruit zou blijken dat met de oprichting van het korps „zéesoldaten" een be langrijke stap was gedaan voor de defensie van ons land, deed zich al spoedig voor. Nog in den Tweeden Engelschen oorlog deed het nieuw op gerichte corps van zich spreken, allereerst in den Tweedaagschen, zeeslag op 4 en 5 Augustus 1666, maar vooral bij den beroemden tocht naar Chat- tam op 2123 Juni 1667. De ontscheepte troepen, welke zich meester maakten van het fort Sheer- nfess, den sleutel tot de rivier de Medway, be- stqnden voor een groot deel uit zeesoldaten. Ook in het noodjaar 1672 werd het aantal mari niers nog weer uitgebreid en namen zij aan alle belangrijke krijgsbedrijven te land en ter zee deël. Op de vloot, die in April 1672 zee koos, waren 2400 mariniers ingedeeld, die het hunne bijdroegen tot de overwinning van De Ruyter op de vereenigde Engelsche en Fransche vloten in den slag bij Solebay op 7 Juni van datzelfde jaar. De kolonel der mariniers, van Ghent, sneuvelde in dezen slag. Als bijzonderheid zij nog vermeld, dat de Ruyter in 1672 tot kapitein van een compagnie mariniers in het regiment Van Ghent werd benoemd. Het zou ons te ver voeren, alle krijgsbedrijven uit dezen oorlog, waarbij de mariniers een rol speel den, te noemen. Het is voldoende te zeggen, dat de schrijvers hulde brachten aap onze Marine, die niet alleen ter zee de vijanden versloeg, maar te lande het gedemoraliseerde leger krachtig hulp verleende en zich onderscheidde door stoutmoe dige daden. Na den vrede van Nijmegen in 1678 bestond de bemanning der vloot wederom uit matrozen en landsoldaten. De mariniers werden echter zeer gemist en in den tweeden oorlog met Frankrijk werd de nederlaag aan het eskader onder Hidde de Vries, toegebracht door den Duin kerker kaper kapitein Jean Bart, voor een groot de£l toegeschreven aan het gemis van zeesoldaten op de vloot. Prins Willem HI wist in 1699 te bewerken, dat weer regimenten mariniers werden opgericht. Samen telden de regimenten 1632 man, welk getal in 1701 en 1702 tot 3600 aangroeide. Veel is er van de mariniers in den Spaanschen Successie-oor log gevergd. Een aanslag op Barcelona op 30 Mei 1703 gelukte ten deele. Verder namen ze in sa menwerking met de Engelschen Gibraltar in. Bij een derden tocht in 1705, onderscheidden de mariniers zich opnieuw, door bij de bestorming van de vesting Barcelona het eerste het kasteel binnen te dringen en de sterkte te nemen, 'tls Vervoer van een vakwerk-spanning voor het aanleghoofd van een veerdienst jammer dat van geen van deze helden de naam bekend is. Bij de herovering van de citadel door de Franschen en de Spanjaarden, verdedigden zij, ondanks hevige" verliezen, met groote hardnekkig heid hun bezit. Tegen de overmacht moesten ze echter wijken. In 1740 bestond nog één regiment mariniers en eerst bijna een kwart eeuw later, in 1763, ver neemt men weer iets meer van de mariniers, toen ze een werkzaam aandeel namen in het dempen van den slavenopstand in de West Indische kolonie Berbice. In 1773 trok een tweede regiment naar Suriname. Een negeropstand was nu de oor zaak. De wapenfeiten van Berbice en Suriname zijn in het korpsvaandel saamgevat in het ééne woord „West Indië". De nieuwe Engelsche oorlog was voor Nederland Michiel Adr.zn de Ruyter die den stoot gaf tot oprichting van het Regiment de Marine" niet fortuinlijk, maar de slag bij „Doggersbank", in 1781, waaraan 800 mariniers deelnamen, leverde voor de onzen succes op. De oprichting van de Bataafsche Republiek in 1795 bracht een grooten omkeer teweeg in onze zeemacht. Tot behoud van de Indische Koloniën en Kaap de Goede Hoop werden nog wel mariniers uitgezonden, maar verder wordt tot aan het her stel van Neêrlands onafhankelijkheid, van krijgs bedrijven der mariniers geen melding gemaakt. De achtergebleven manschappen deden dienst te Hellevoetsluis, waar het depót gevestigd was. Ook te Nieuwediep werd een deel der manschappen gelegerd. SEDERT 1922 samengevoegd, bestonden beide deelen daarvóór als twee afzonderlijke korpsen. Het Korps Pontonniers werd als zelfstandig Korps in 1822 opgericht; de geschiedenis van de ponton niers gaat echter terug tot in den Tachtigjarigen Oorlog. Reeds in 1590 worden pontonniers of „pontgasten" genoemd. Roemrijke daden verricht ten Nederlandsche pontonniers in Franschen dienst aan de Beresina in 1812. De hedendaagsche pontonniers, in garnizoen in Dordrecht, zijn, evenals hun voorgangers in vroeger eeuwen, grootendeels schippers. Zij bou wen ponton- en schipbruggen de laatste op ge vorderde schepen of onderhouden veerdiensten. In ons waterrijke vaderland vervullen zij daar mede een wel bijzonder belangrijke rol. De gemotoriseerde pontonafdeelingen van het veldleger voeren het pontonmateriaal te land aan, hetzij voor een gewelddadigen rivierovergang bij het offensief over rivieren, hetzij voor veerdien sten en brugslag bij aanval of verdediging. De overal dreigende vijandelijke luchtstrijdkrachten zullen in de toekomst meer dan ooit pogen de bestaande of tijdelijke bruggen te vernielen, zoo dat de taak der pontonniers er niet eenvoudiger op is geworden, te meer waar het gewicht van de militaire voertuigen is toegenomen en de troepen te velde meer dan vroeger afhankelijk zijn van aan- en afvoer. De omvang van deze moderne pontonafdeelingen bij het veldleger is niet gering. Elke afdeeling heeft ten naaste bij 70 auto's, grootendeels bela den met pontons, schragen (vaste ondersteunin gen) en materieel voor den bovenbouw. Uit het Korpsgedeelte der Pontonniers komen in oorlogstijd ook nog voort de Varende Ponton-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 20