De Koninklijke Marine sedert 1813 Vii'-ï - JM: rrx* 1 NEDERLAND LET OP U SAECK HERDENKINGSNUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. 4 door Schout-bij-Nocht H. Jolles Commandant der Marine te Willemsoord BIJ de herdenking onzer 125 jaar geleden herwonnen onafhankelijkheid gaan onze gedachten niet in de laatste plaats uit naar de Koninklijke Marine en haar aandeel in ons Volks even gedurende dat tijdvak. De geschiedenis onzer Zeemacht toch is innig vervlochten met die van ons Volk vanaf de eer ste dagen der vrijmaking van het Spaansche juk. Zij had een leeuwenaandeel in de verwerving en versteviging van de vooraanstaande plaats der oude Republiek; zij was het die de Nederlandsche vlag en energie droeg naar de verste werelddee- len die van alle stranden groote welvaart onder ons Volk bracht, en die zich in moeilijke omstan digheden het plechtanker der Moederlandsche verdediging toonde. Weliswaar speelde de Zeemacht na de in 1813 herwonnen onafhankelijkheid een bescheidener rol doch niettemin nam zij steeds op loffelijke wijze deel aan de versteviging van het gezag binnen de Rijksgrenzen en aan het handhaven onzer eervolle positie in de ry der Volkeren. Het past ons thans, nu deze 125-jarige periode achter ons ligt en zulke bijzondere verschuivin gen in de internationale krachtsverhoudingen werkzaam zijn, een blik terug te werpen op dit deel onzer Weermacht dat thans, évenzeer als voorheen, zoowel de eerste lijn als een hoofd bestanddeel onzer verdediging vormt, en dat zoo de toekomst dit vraagt wederom ten volle zyn beste krachten zal geven aan het Nederland sche Volk. De in 1813 herboren jonge Staat bouwde onder de krachtige leiding van den Koning uit de en kele van den Franschen tijd overgebleven linie schepen. fregatten en etablissementen, spoedig haar zeilvloit weder op. Was deze ook van bescheiden afmetii en, zij verrichtte geregeld de van haar gevraagde diensten. Eskaders weiden gezonden naar Oost- en naar West-Indië en in de Middel- landsche Zee, terwijl talrijke reizen voor vlagver toon naar verschillende werelddeelen plaats von den. Tegenspoed bleef haar niet bespaard, welke dikwijls het gevolg was van den ondeugdelijken staat van het oudere materieel, terwijl ook de personeels-voorziening slecht vlotte, doch niette min wist zij op deze manier veel bij te dragen tpt de handhaving van ons Gezag in de Koloniën en tot de beveiliging der Koopvaardij. In Indië werd haar medewerking spoedig geëischt ter be teugeling van opstanden en verzet tegen ons Gezag. Ook het Moederland eischte na enkele jaren haar diensten, tijdens den Belgischen op stand in 1830/31. Het loffelijk optreden der Marine bij d;e gelegenheid en van Speijks heldendood beween dat de oude geest nog in de Nederland sche zeelieden leefde. Echter ook de bescheiden grootte onzer Zeemacht bleef niet onopgemerkt en alras gingen stemmen op om de Vloot te ver beteren en in overeenstemming te brengen met de positie en nooden der Natie. Deze beide ver schijnselen: eenerzijds de tevredenheid over de loffelijke wijze waarop de kleine Marine haai taak met de beschikbaar gestelde middelen ver vulde, mderzijds de klacht dat zij voor de ver zorging onzer belangen en een doeltreffende ver dedigen* onvoldoende was, deze beide hebben de Zeemacht gedurende de volgende 100 jaren steeds vergezeld en klinken ons ook in deze tijden on verzwakt in de ooren. Met een tusschenperiode van J0 jaren gedurende welke de „Marine" onder een eigen „Directeur- Generaal", tezamen met „Oorlog", gesteld werd onder het Opoerbestuur van Prins Frederik, was de Marine tot 1841 met „Koloniën" onder éen Minister vereenigd, in welk jaar een afzonderlijk Ministerie van Marine werd ingesteld. Deze toe stand duurde tot 1928, toen „Marine" en „Oorlog werden saamgevoegd tot één Ministerie van De fensie. In tegenstelling met „Oorlog" echter, bleef de verzorging en het algemeen bestuur der in Indië aanwezige Maritieme Weermacht, een kleine locale sterkte uitgezonderd, onder het Departement van Marine in het Moederland res sorteeren. met dien verstande echter dat in 18o7 een afzonderlijk Commando over de Zeemacht m Nederlandsch-Indië werd ingesteld. De zorg voor goede personeelsopleidingen wies met de jaren en leidde o.m. tot de instelling van het Koninklijk Instituut voor de Marine ter op leiding van de Zeeofficieren, aanvankelijk te Me- demblik, later in Den H'er. Ook haar inwendige oigar-satie onderging herhaaldelijk verandering en uitbreiding, waaronder uit dien tijd mogen worden genoemd de insteling van Korpsen, en de aanstel' ing van zeeofficieren, officieren van administratie, onderofficieren, enz. Ter bezuiniging op de administratie en de Etablissementen aan den wal werd het aantal Rijkswerven teruggebracht van 5 tot 3, in de laatste jaren gevolgd door ver dergaande centralisatie. De in Ned.-Indië inge stelde „Koloniale Marine" werd in 1838 weder opgeheven, en dook in gewijzigden vorm en onder andere benaming 'Indische Mi'itaire Marine; Gouvernements Marine) 'ater weder op. Intusschen deed de in het begin der 19e eeuw begonnen toepassing van de stoommachine als scheeps-voortstuwingswerktuig haar invloed ook in de Kon. Marine gelden. Aanvankelijk niet ten volle bevredigend, kon zij geen vertrouwen wek ken. waardoor haar invoering slechts geleidelijk plaats vond. Hetzelfde kan gezegd worden van zooveel andere nieuwe uitvindingen welke de ontzaggelijke en snelle technische omwenteling "der 19e eeuw bracht op het gebied van scheoen en waDens. In menig opzicht gebood de beperkt heid der voor de Zeemacht beschikbaar gestelde geldmiddelen dikwijls voorzichtigheid bij de Ui voering van het nieuwe. Op deze wijze had de overgang van de zeilvloot tot een Marine van stoomschepen met pantser en moderne artillerie bewapening slechts aarzelend plaats, tefwijl het peil en de omvang der Zeemacht ook om die redenen steeds bleef beneden het verlangde. De tijden waren ons Volk echter doorloopend gun stig gezind en schonken ons Land. dat ondanks de dikwijls aan den polilieken hemel dreigende wol ken buiten de talrijke oorlogen van dit tijdsbestek bleef, een langdurige welvaartsperiode. Inmiddels zette in de zeventiger jaren, na de invoering van het gelrokken achterlaadgeschut van Krupp, de strijd „kanon versus pantser" ook ten onzent scherp in. Vele verbeteringen op dit gebied volg den, zooals de wieg-affuiten, snelvuurgeschut, verbeterde explosie-middelen, afs'andmeters, anti- lucht-geschut, enz., tenslotte na den wereldoorlog culmineerende in de centrale vuurleiding van homogene scheepsbatterijen. Ook geheel nieuwe wapens verschenen en namen, vaak na aanvankelijke overschatting hunner ln- dividueele waarde, de hun toekomende plaats bij de Kon. Marine in, zooals in de tachtiger jaren de („visch"-)torpedo, gevolgd door de torpedo- boot en de torpedobootjager en in de 20e eeuw door den modernen „torpedodrager" bij uit nemendheid: de onderzeeboot. Voorts de mijn, en de toepassing op oorlogsschepen van de Draad- looze telegrafie. Al deze vindingen en wapens ondergingen, mede door de vlucht welke de toepassing der Electriciteit heeft genomen, in den loop der jaren een ongekende ontwikkeling. Voegen wij bij deze opsomming tenslotte nog de toepassing van de aardolie in haar voornaamste derivaten als brandstof olie, motoro'ie, benzine in de daartoe geschapen ketel-installaties en machines, en als bekroning van alles het vlieg tuig met zijn ook "oor de Maritieme Weermacht ongedach'e mogelijkheden, dan wordt een klein, zeer onvolledig beeld gegeven van de volkomen technische omwenteling welke zich ook binnen de Koninklijke Marine heeft voltrokken sinds de eerste halve eeuw onzer herwonnen onafhanke lijkheid. Terwijl deze technische gedaanteverwisseling der Kon. Marine gaandeweg en niet zonder strijd plaats greep, geschiedden voor haar op ander gebied zeer belangrijke gebeurtenissen. De opening van het Suez-kanaal in 1869 verkortte den afstand tot O.-Indië welhaast met 40 pCt. De aantasting van Denemarken door Pruisen en Oostenrijk in 1863/'64 (gedurende welken strijd talrijke Pruisische en Oostenrijksche schepen de reede van Texel bezochten) deed menig oog val len op de zwakte der moederlandsche Maritieme verdedigingsmiddelen. De talrijke expedities in Ned. O.-Indië, waaronder de Atjeh-oorlog gedu rende ongeveer 25 jaren, eischten van de Kon. Marine doorloopend een belangrijke krachtsin spanning. Het Noordzeekanaal', in 1876 geopend, schonk de Marinewerf in Amsterdam een groot- scheepsche verbinding naar zee en verhoogde haar waarde aanzienlijk. Het met man en muis in 1882 voor de kust vergaan vaji Hr. Ms. „Ad der", gaf mede den stoot tot de instelling eener doelmatige Kustwacht. Het jaar 1886 bracht met de aanstelling van een Kapitein ter zee en een Luitenant ter zee le klasse „voor speciale dien sten" aan het Ministerie van Marine, de geboorte van den lateren „Marinestaf; een bijzondere „Stafopleiding" volgde eerst na den Wereldoor log. In deze 80er jaren werd in den Lande aan gedrongen op het bouwen van krachtige pan'ser- schepen en kruisers voor de Maritieme verdedi ging en voor de verbinding met Oost-Indië en de beveiliging der handelsbelangen. Dit leidde tot het bouwen der 3 pantserschepen type „Korte- naer" (1894), gevolgd door 6 kruisers (pantser- dekschepen) type Holland (1896'99), en in het begin der 20ste eeuw door 6 groote pantsersche pen „Koningin Regentes" e.v. (1900—1909). Te vens onderging het torpedowapen een uitbrei ding, tot 1910 met booten van max. 180 ton, daarna met de 8 torpedoboot jagers van 510 ton type „Bulhond" voor Ned.-Indië, terwijl voorts voor de verdediging der Moederlandsche zeega ten en binnenwateren klein gepantserd mate rieel werd aangebouwd. Alles bijeengenomen kan worden gezegd dat, op enkele uitzonderin gen na, met den aanvang der 20ste eeuw de overgang van de houten zeilvaartuigen tot de stalen stoomschepen zijn beslag had gekregen, dat daarmede een nieuwe periode werd ingeluid, en dat een scheepsmacht van zeer bescheiden afmetingen voor de haar mogelijk wachtende omvangrijke taak was aangebouwd. Deze taak, de doelstelling en samenstelling der Weermacht, inzonderheid van de Zeemacht t.a.v. de verded'ging van Ned.-Indië, maakten reeds lang 't onderwerp uit van diepgaanden meenin*s- strijd. die zijn uitdrukking vond in talrijke Com- missiën, ingesteld om dit vraagstuk te onderzoe ken in verband met de financieele mogelijkhe den en om de regeering terzake van raad te dienen. De politieke en economische ontwikke ling in het Verre Oosten, de machtsverschuivin- ♦f*' W'lHKt 4*' gen nabij de Westhelft van den Stil'e Oceaan, wa ren op een en ander van grooten inv'oed. Door den wereldoorlog onderbroken, zijn dit onderzoek en deze strijd nadien krachtig voortgezet. Ook tijdens den Wereldoorlog wist Nederland zijn neutraliteit met goed gevolg te handhaven, eensdeels door de paraatheid en activiteit harer weermacht in Moederland en Koloniën, anderzijds doordat het stormveld der conflicten buiten hare grenzen lag. Op het gebied der oorlogsvoering en van de tac tiek der moderne wapenen bracht deze strijd tal rijke lessen en zuiverder inzichten, waardoor een helder licht viel op de eischen die gesteld moesten worden aan een voor haar taak geschikte Neder landsche Zeemacht, aan welke eischen de bestaan de in talryke opzichten niet voldeed. Als gevolg zette gedurende en na dezen oorlog een krachtige actie onder de Marine in om te geraken tot een doeltreffende verbetering der Zeemacht. De uit voering daarvan ondervond den ernstigen weerstand van de na-oorlogsche mentaliteit, waarbij velen zich veilig waanden in het vertrouwen op den Volkenbond, de collectieve veiligheid, en het ideaal der alzijdige ontwapening. Niettemin werd in 1927, voor het eerst een principieele grondslag „voor de verdediging van Nederlandsch-Indië en de organisatie der Weermacht" door de Kroon vastgesteld, welke grondslag tevens nog ruimte bevat voor de uitvoering van andere maatregelen die noodig zouden kunnen zijn onder gewijzigde internationale verhoudingen. Weliswaar dreigde de finantieele crisis na 1930 en de dientengevolge ingezette versobering der Staatsuitgaven ook voor de verbetering der Zeemacht een onoverkomelijke hindernis op te werpen welke haar met een zwaren achterstand en verzwakking zoude treffen (Commissie Idenburg; Commissie Kan), doch de ernstige ontwikkeling der Internationale machts verhoudingen en politieke opvattingen, zoowel in Oost-Azië als in Europa, deed de oogen opengaan voor de gevaren welke daarin voor het Rijk be sloten konden liggen en voor de nuchtere werke lijkheid dat de verdediging onzer souvereine rechten en onafhankelijkheid in plotseling optre dende ernstige gevallen waarschijnlijk geruimen tijd uitsluitend door de eigen Weermacht zal moeten worden gevoerd. Onder den indruk dier overwegingen en eenigszins geholpen door de lichtelijk verbeterde financieele omstandigheden, is de heropbouw der Zeemacht voortgezet ge worden. De voor-oorlogsche Zeemacht maakte gaandeweg plaats voor modern materieel waarin de lessen van den wereldoorlog zijn verwerkt, terwijl bij den verderen aanbouw de nieuwste mogelijkheden der moderne industrie worden toe gepast. Ook de personeelsvoorziening en de oplei dingen voor de tallooze zeer uiteenloopende func ties welke op een moderne vloot moeten worden vervuld, worden met kracht ter hand genomen. Een korte opsomming van de voornaamste nuttige diensten door de Zeemacht sedert het begin dezer eeuw voor de natie verricht, moge hier volgen: 1900 de aanbieding door H. M. de Koningin van Haar kruiser „Gelderland" aan President Krüger, en diens reis met dit schip van Zuid Afrika naar Europa. 1908 Het optreden der scheepsmacht in West- Indië (Hr. Ms. „Heemskerck", „Gelderland" en „Friesland") i. v. m. de gerezen moeilijk heden met Venezuela. 1912/13 Het verblijf van Hr. Ms. „Gelderland" en „Kortenaer" in Constantinopel en Smyrna tijdens den Balkan-oorlog ter bescherming der Nederlandsche belangen. 1914 Het verblijf van Hr. Ms. „Kortenaer" in Tampico (Mexico) ter bescherming der Ne derlandsche Kolonie gedurende de ongere geldheden aldaar. 1914/18 inzonderheid gedurende het eerste oor logsjaar, de onschatbare diensten van het „Nederlandsch Eskader" in Oost-Indië (vier pantserschepen, zes kleine torpedojagers en vier schepen voor hulpdiensten) ter hand having onzer strikte neutraliteit in den uit- gestrekten Archipel gedurende den wereld oorlog. 1922/23 Het verblijf van Hr. Ms. „Tromp" te Smyrna tot het verleenen van steun aan de Nederlandsche Kolonie tijdens den strijd der Kemalisten. 1927 Het verblijf van Hr. Ms. „Sumatra" te Shang hai ter beveiliging van Nederlanders en Ne derlandsche eigendommen gedurende den binnenlandschen oorlog nabij die stad. 1932 Het verblijf van Hr. Ms. „Van Galen" te Shanghai met soortgelijke opdracht tijdens het Chineesch/Japansche conflict. 1934/35 De zending van een detachement van het Korps Mariniers naar het Saargebied als onderdeel der Internationale troepenmacht i.v.m. de te houden volksstemming aldaar. 1937 het tweede verblijf van Hr. Ms. „Van Galen" te Shanghai met soortgelijk doel als in 1932. 1937/1938 het verleenen van convooi in Straat Gibraltar door Nederlandsche oorlogsschepen aan de Nederlandsche koopvaarders i. v. m. den Spaanschen burgeroorlog, beloopende tot uit. 1937 reeds 800 schepen. Voorts verdient vermelding het aandeel der Ko ninklijke Marine bij de uitvoering van weten schappelijke expeditiën. Vooreerst de expeditiën van Hr. Ms. „Siboga" (19001901) en Hr. Ms. „Willebord Snellius" (19291930) in de Oost- Indische zeeën. Voorts de talrijke Onderzeeboot reizen van Professor Vening Meinesz ten dienste van het zwaartekrachtonderzoek op zee, welke zoo sterk de aandacht hebben getrokken in binnen- en buitenland, en het aanzien van de Nederlandsche Wetenschappen en der Koninklijke Marine aller wegen hebben verhoogd, hetgeen hun vermelding hier wettigt: 1923 Hr. Ms. „K II" van den Helder naar Batavia via het Suez-kanaal. 1925 Hr. Ms. „K XI" van den Helder naar Alexandrië. 1926 Hr. Ms. ,.K XIII" van den Helder naar Cu rasao, Panama, Californië, en de Philippijnen naar Batavia. 1929/30 Hr. Ms. „K XIII: 3 kruistochten van li/2 a 2 mnd. door den Indischen Archipel, welker resultaten door de geologen der ge- heele wereld als belangrijk zijn beschouwd voor nieuwe inzichten betreffende tectoni- sche processen. 1932 Hr. Ms. „O. 13" van den Helder naar de Azoren en Madeira. 1934/35 Hr. Ms. „K XVIII" van den Helder naar Dakar, Pernambuco, Buenos Ayres, Kaap stad, Durban, Mauritius en Fremantle naar Soerabaja. 1937 Hr. Ms. „O. 16" van den Helder naar Ber mudas, Washington en Lissabon. 1937 Hr Ms „O 12" van den Helder naar Cu rasao, San Juan, Punta Delgada .en den Helder. Tenslotte verdienen uit den laatsten tijd (1937) de nuttige diensten te worden vermeld door wa tervliegtuigen en vliegers der Kon. Marine bij vliegverkenningen in de binnenlanden van Nieuw- Guinea, die in kort tijdsbestek tallooze zeer waar devolle gegevens opleverden, waaronder de ont dekking der Dusseldorp- en Wisselmeren. Aan het einde van dit overzicht een blik richtend op den huidigen toestand der Zeemacht, en voor zoover dat mogelijk is in de toekomst, is er veel wat tot tevredenheid stemt. Dit gevoelen vindt in hoofdzaak zijn grond in het klaarblijke lijk herboren besef der natie dat voor het behoud onzer onafhankelijkheid en de bescherming onzer rechtmatige nationale belangen een krachtige en parate Zeemacht onontbeerlijk is, en dat de ver wezenlijking en instandhouding daarvan binnen ons finantieel kunnen ligt. De politieke hemel is verre van wolkenloos; in Europa staat het weerglas nog steeds op „buiig" en „stormweer", in Oost-Azië ontladen zich de pikzwarte onweerswolken niet ver van tropisch Nederland. Om deze reden blijft de grootste zorg voor 's lands defensie geboden, en de daadwerkelijke verster king der zeemacht onafwijsbare plicht. Ook de jaar lijksche leger oefeningen mog zich steeds in c koninklijke bc langstelling ver heugen. Op a foto hiernaast l M. de Koning en H.K.H. Prins Juliana, begelei door den con mandeerenden o ficier,op wegnar 't gevechtsterrev Het Nederl. Roode Kruis in Oorlog en Vrede door Floris Conté Hoofd van den Persdienst van het Nederlandsche Roode Kruis EDELWEISS wast op meest ontoegankelijke plaatsen in het gebergte. Een zeldzame, schoone bloem, die bijkans uit de harde rots schijnt op te schieten. En men verbaast zich, hoe uit dien gTanieten bergwand, zooiets zachts en teers en schoons kan opbloeien. Op de slagvelden der wereld wast een zeldzame, schoone bloem. Caritas is haar naam. Inter arma caritasEn men verbaast zich, hoe uit dat zelfde harde, menschelijk gemoed, dat zoo onein dig leed en smart door het oorlogsveld teweeg brengt, zooiets zachts en teers en schoons kan opbloeien. Een kleine roode bloem, scharlaken als het menschelijk bloed dat de slagvelden drenkt. Een klein rood kruis. Symbool van naastenliefde. De Wereldorganisatie Het Roode Kruis dankt haar ontstaan aan den Zwitser Henri Dunant, die in de maand Juni van 1859 het lijden van de slachtoffers van den oorlog gadesloeg en het uiterste deed, om dit eenigszins te verlichten. Door het verschijnen van zijn geschrift „Souve nir de Solferino", waarin hij denkbeelden om trent hulpverleening ontwikkelde, werd de stoot tot de oprichting van het Roode Kruis gegeven. In 1863 kwam in Genève een commissie bijeen van 5 leden, ter bestudeering van Dunant's denk beelden. De commissie werkte een ontwerp- internationale overeenkomst uit, bestaande uit 10 artikelen. De conventie kwam op 22 Aug. 1864 tot stand. Thans zijn bij de wereldorganisatie van Het Roode Kruis meer dan zestig landen aangesloten. De Vereeniging Het Nederlandsche Roode Kruis werd ingesteld bij Kon. Besluit van 19 Juli 18o7 door het persoonlijk initiatief van wijlen Koning Willem III opgericht. Het groote doel van het Roode Kruis is om schreven in art. 3 van de statuten: „Geboren te midden van oorlogsleed, gedreven door naasten liefde, stelt het Roode Kruis zich ten doel, zoo wel in tijd van vrede als in tijd van oorlog- de menschheid te dienen door hulp te verleenen aan zieken, gewonden, zwakken en hulpbehoe venden en door mede te werken aan alle maat regelen, waardoor menschelijk leed kan worden voorkomen en verrecht." In alle gemeenten kun- nen, onder goedkeuring van het Hoofdbestuur, afdeelingen van het Roode Kruis worden opge- richt, welke uit ten minste 20 gewone leden moeten bestaan. De vredestaak Het aanwenden van alle middelen, waaronder de belangstelling in zijn streven bij de natte op gewekt en wakker gehouden wordtluidt een zinsnede uit de Statuten, welke een van de middelen omschrijft om de doelstelling van het Nederlandsche Roode Kruis te verwezenlijken. Hoe wordt dit nu in praktijk gebracht? Hoe is, met andere woorden, het werk in vredestijd ge organiseerd en wat wordt er gepresteerd? Het Roode Kruis staat met zijn mannen en vrou wen gereed om te hulp te snellen, wanneer een onheil plaats vindt, een ontploffing, een ver- keerscatastrofe, een spoorwegramp, een over strooming, een mijnramp, een stormramp. Het organiseert cursussen voor eerste hulp. Het heelt langs de hoofdwegen ruim 600 hulpposten inge richt, met een verbandtrommel voor verschillen de verwondingen en het modernste transport materiaal, gevestigd by personen die dag en nacht telefonisch aangesloten zijn en die genoeg practische naastenliefde bezitten, om belangloos bij dag en bij nacht de gewonden van het ver- keersslagveld bij te staan. Er is een bloedtransfusiedienst in het leven ge roepen, waarbij duizenden donors zijn ingeschre ven. die hun bloed belangloos afstaan om het leven van een medemensch te redden. In vele gevallen kan deze bloedtransfusiedienst binnen 20 minuten een bloedgever bezorgen. Verder worden, waar het maar kan, allerlei stich tingen en instellingen gesteund, die mede be oogen menschelijk leed te voorkomen of te ver zachten. De oorlogstaak En nu de oorlogstaak, of juister gezegd: de taak van het Nederlandsche Roode Kruis in oorlogs tijd. Gelukkig heeft het Roode Kruis in ons land nog nimmer gedurende zijn thans 71-jarig be staan actief in eigen land voor de eigen burgers en militairen de oorlogstaak behoeven te ver vullen. Doch dat wil niet zeggen, dat men niet paraat is. Er is door de opeenvolgende besturen steeds met groote voortvarendheid en groote liefde aan deze charitatieve taak gearbeid, lange jaren onder de bezielende leiding van wijlen Z.K.H. Prins Hendrik en thans al weer eenige jaren onder de niet minder geestdriftige en toe gewijde leiding van H.K.H. Prinses Juliana. Na tuurlijk hoopt elk Nederlander, dat zijn land steeds voor de ontzettende ramp van een oorlog moge blijven en dat het Roode Kruis in dit opzicht actief zal behoeven op te treden. Maar.... indien dan de ramp ooit ons mocht treffen, dan staat het Nederlandsche Roode Ki^iis gereed om met volkomen voor hun taak berekende mannen en vrouwen hulp te bieden. In oorlogstijd dan heeft het Roode Kruis tot taak: hulp te verleenen aan zieken en gewonden, onder den Militairen Geneeskundigen Dienst, waarbij het o.a. is belast met: de algeheele verzorging en verpleging van gewonde en zieke militairen in de evacuatiegebieden. Met de grondige organisatie van de uitvoering van deze taak, gezien in het licht der moderne oorlogvoering, met inbegrip van luchtaanvallen op de burgerbevolking, is men op het Hoofdbestuur in Den Haag onlangs de voltooiing genaderd. De groote organisatie is in wezen voltooid. Ziekenhuizen en hulpziekenhui zen zijn aangewezen en in de organisatie opge nomen. Alles is geregeld, ook de personeelsbe zetting. Intusschen moeten nog ruim 10.000 help sters worden aangeworven en opgeleid, voor de bij uitstek vrouwelijke en menschlievende taak van verpleging van gewonden en zieken. Er zijn er namelijk momenteel een paar duizend opgeleid of in opleiding, terwijl er totaal 14.000 noodig zijn. Voor flinke, jonge vrouwen, boven de achttien, ligt hier een schoone, vrijwillige taak. Deze massa-opleiding van helpsters houdt na tuurlijk ook direct verband met de onlangs met succes aangevangen ledenwerfcampagne voor het Roode Kruis, waarbij men zich een ledental van voorloopig 100.000 tot doel heeft gesteld. Niet alleen is dit noodig uit overwegingen van natio naal gevoel van eigenwaarde, omdat het ledental hier te lande zoo erbarmelijk ten achter staat bij dat in andere landen. Maar ook vooral, omdat nieuwe middelen dringend noodig zijn, mede met het oog op de opleiding dier nog benoodigde 10.000 helpsters. Wat het werk van het Roode Kruis in oorlogs tijd aangaat, kan men in het algemeen zeggen, dat dit als volgt geregeld is. Nadat op het gevechts- veld door den Militair Geneeskundigen Dienst in zijn verschillende inrichtingen als hulpverband- plaatsen, hoofdverbandplaatsen enz., de eerste hulp is verleend, worden de gewonden en zieken verder vervoerd naar het achterland, het z.g. evacuatiegebied. Hiertoe worden ze met gewon- dentreinen vervoerd, waarin de mobiele trans portcolonnes van het Roode Kruis dienst doen. Na aankomst van de gewonden en zieken in de regelingshavens en regelingsstations, ligt het transport naar de uitladingsstations en uitladings havens en naar de hospitalen en hulpziekenhuizen, alsmede de geheele verdere verzorging en verple ging, in handen van het Roode Kruis, onder super visie van den Militair Geneeskundigen Dienst. Men begrijpt, welk een enorme organisatie hier voor moest worden opgebouwd. In zulke tijden moeten tienduizenden gewonden en zieken door het Roode Kruis verzorgd worden. Het informatiebureau Een hoogst belangrijk onderdeel van de Roode Kruis-organisatie wordt gevormd door het Infor matiebureau. Dit is een permanent bureau, waar van in oorlogstijd de personeelsbezetting op volle sterkte wordt gebracht. Het treedt onmiddellijk in werking in geval van oorlog of oorlogsgevaar, alsook in geval van neutraliteit, ten behoeve van vreemde krijgslieden die in het laatste geval in Nederland worden geïnterneerd. Het Informatie bureau is in het algemeen een bureau dat inlich tingen verstrekt omtrent zieken, gewonden, doo- den en vermisten, krijgsgevangenen en geïnter neerden. Voorts heeft het een afdeeling die belast is met het verstrekken van hulp en met de con trole op de verzending van geschenken aan krijgs gevangenen en geïnterneerden in Nederland en andere landen. Ook worden de nalatenschappen, lijfstoebehooren van de gesneuvelde en/of over leden militairen van het eigen leger of van vreem de nationaliteit door het Informatiebureau in be waring genomen en ter beschikking van de recht hebbenden gesteld. Internationale hulpverleening Liefdadigheid kent geen grenzen of nationalitei ten. Het Roode Kruis kent alleen menschen in nood, menschen die lijden, menschen die hulp noodig hebben. Of dit nu Japanners zijn, die door een cycloon getroffen worden, of Ethiopiërs die door den krijg geveld worden, of hongerende kin deren in de groote steden van Duitschland, Oos tenrijk, Hongarije in de eerste na-oorlogsjaren, of gansch een verhongerend volk in RuslandEen paar cijfers? In het eerste dertigjarig tijdperk 18671897 werd totaal ruim 812.000 uitgegeven, waarvan voor zieken en gewonden in oorlogstijd 617.000. Voor de hulp in den oorlog van 187Q/71 werd bijna 350.000 bijeengebracht, waarvan 225.000 werd verbruikt. De oorlog in Zuid- Afrika kostte voor een drietal ambulances 175.000. De onkosten der uitgezonden hulp ge durende den eersten Balkan-oorlog beliepen ruim 172.000. En zoo kan men voortgaan. In 1919 en 1920 werden talrijke treinen met levensmiddelen en kleeding naar Oostenrijk en Hongarije gezon den; geheel Nederland werkte mede om den in houd van deze treinen bijeen te brengen. De waarde van de laatst vertrokken zes treinen werd op rond een millioen gulden getaxeerd. De waar de der treinen wisselde, al naarmate van de grootte, van 100.000 tot 300.000. In denzelfden geest werd hulp verleend aan Duitschland in de jaren 1920 en 1923/24. De hongerenden in Rusland werden geholpen in 1922, dank zy de offervaar digheid van het Nederlandsche publiek, met vier schepen met levensmiddelen, waarvan de lading een waarde van 614.000 vertegenwoordigde. Dit alles is nog slechts een greep uit de eindeloos lange lijst van hulpacties en helpend of steunend optreden van het Nederlandsche Roode Kruis. En al het voorgaande is weder slechts een globaal overzicht van het Roode Kruis-werk in Nederland, waarbij nog veel onvermeld moest blijven of slechts even kon worden aangeduid. Doch men behoeft zich niet te verwonderen, wan neer men dit alles eens overdenkt, dat het sim pele Roode Kruis-embleem in veler oogen werd tot een symbool van hoop en van naastenliefde, tot de zeldzame schoone, roode bloem die Caritas heet, en die wast op de slagvelden van het leven in den wydsten zin des woords. Want zoowel de hulp aan gewonde en zieke militairen, als aan al len die hulp behoeven ter Ion'ging van hm men schelijk leed. geschiedt in e'en geest van Lukas 10 en hij tot hem gaar.dp, verbond zijne won den, gietende daarin olie en wijn; en hem heffende op zyn eigen beest, voerde hij hem in de herberg en verzorgde hem."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 14