De Koninklijke Marine sedert 1813
Vii'-ï - JM:
rrx* 1
NEDERLAND LET OP U SAECK
HERDENKINGSNUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. 4
door Schout-bij-Nocht H. Jolles
Commandant der Marine te Willemsoord
BIJ de herdenking onzer 125 jaar geleden
herwonnen onafhankelijkheid gaan onze
gedachten niet in de laatste plaats uit naar de
Koninklijke Marine en haar aandeel in ons
Volks even gedurende dat tijdvak.
De geschiedenis onzer Zeemacht toch is innig
vervlochten met die van ons Volk vanaf de eer
ste dagen der vrijmaking van het Spaansche juk.
Zij had een leeuwenaandeel in de verwerving en
versteviging van de vooraanstaande plaats der
oude Republiek; zij was het die de Nederlandsche
vlag en energie droeg naar de verste werelddee-
len die van alle stranden groote welvaart onder
ons Volk bracht, en die zich in moeilijke omstan
digheden het plechtanker der Moederlandsche
verdediging toonde.
Weliswaar speelde de Zeemacht na de in 1813
herwonnen onafhankelijkheid een bescheidener
rol doch niettemin nam zij steeds op loffelijke
wijze deel aan de versteviging van het gezag
binnen de Rijksgrenzen en aan het handhaven
onzer eervolle positie in de ry der Volkeren.
Het past ons thans, nu deze 125-jarige periode
achter ons ligt en zulke bijzondere verschuivin
gen in de internationale krachtsverhoudingen
werkzaam zijn, een blik terug te werpen op dit
deel onzer Weermacht dat thans, évenzeer als
voorheen, zoowel de eerste lijn als een hoofd
bestanddeel onzer verdediging vormt, en dat
zoo de toekomst dit vraagt wederom ten volle
zyn beste krachten zal geven aan het Nederland
sche Volk.
De in 1813 herboren jonge Staat bouwde onder
de krachtige leiding van den Koning uit de en
kele van den Franschen tijd overgebleven linie
schepen. fregatten en etablissementen, spoedig haar
zeilvloit weder op. Was deze ook van bescheiden
afmetii en, zij verrichtte geregeld de van haar
gevraagde diensten. Eskaders weiden gezonden
naar Oost- en naar West-Indië en in de Middel-
landsche Zee, terwijl talrijke reizen voor vlagver
toon naar verschillende werelddeelen plaats von
den. Tegenspoed bleef haar niet bespaard, welke
dikwijls het gevolg was van den ondeugdelijken
staat van het oudere materieel, terwijl ook de
personeels-voorziening slecht vlotte, doch niette
min wist zij op deze manier veel bij te dragen
tpt de handhaving van ons Gezag in de Koloniën
en tot de beveiliging der Koopvaardij. In Indië
werd haar medewerking spoedig geëischt ter be
teugeling van opstanden en verzet tegen ons
Gezag. Ook het Moederland eischte na enkele
jaren haar diensten, tijdens den Belgischen op
stand in 1830/31. Het loffelijk optreden der Marine
bij d;e gelegenheid en van Speijks heldendood
beween dat de oude geest nog in de Nederland
sche zeelieden leefde. Echter ook de bescheiden
grootte onzer Zeemacht bleef niet onopgemerkt
en alras gingen stemmen op om de Vloot te ver
beteren en in overeenstemming te brengen met
de positie en nooden der Natie. Deze beide ver
schijnselen: eenerzijds de tevredenheid over de
loffelijke wijze waarop de kleine Marine haai
taak met de beschikbaar gestelde middelen ver
vulde, mderzijds de klacht dat zij voor de ver
zorging onzer belangen en een doeltreffende ver
dedigen* onvoldoende was, deze beide hebben de
Zeemacht gedurende de volgende 100 jaren steeds
vergezeld en klinken ons ook in deze tijden on
verzwakt in de ooren.
Met een tusschenperiode van J0 jaren gedurende
welke de „Marine" onder een eigen „Directeur-
Generaal", tezamen met „Oorlog", gesteld werd
onder het Opoerbestuur van Prins Frederik, was
de Marine tot 1841 met „Koloniën" onder éen
Minister vereenigd, in welk jaar een afzonderlijk
Ministerie van Marine werd ingesteld. Deze toe
stand duurde tot 1928, toen „Marine" en „Oorlog
werden saamgevoegd tot één Ministerie van De
fensie. In tegenstelling met „Oorlog" echter, bleef
de verzorging en het algemeen bestuur der in
Indië aanwezige Maritieme Weermacht, een
kleine locale sterkte uitgezonderd, onder het
Departement van Marine in het Moederland res
sorteeren. met dien verstande echter dat in 18o7
een afzonderlijk Commando over de Zeemacht m
Nederlandsch-Indië werd ingesteld.
De zorg voor goede personeelsopleidingen wies
met de jaren en leidde o.m. tot de instelling van
het Koninklijk Instituut voor de Marine ter op
leiding van de Zeeofficieren, aanvankelijk te Me-
demblik, later in Den H'er. Ook haar inwendige
oigar-satie onderging herhaaldelijk verandering
en uitbreiding, waaronder uit dien tijd mogen
worden genoemd de insteling van Korpsen, en
de aanstel' ing van zeeofficieren, officieren van
administratie, onderofficieren, enz. Ter bezuiniging
op de administratie en de Etablissementen aan den
wal werd het aantal Rijkswerven teruggebracht
van 5 tot 3, in de laatste jaren gevolgd door ver
dergaande centralisatie. De in Ned.-Indië inge
stelde „Koloniale Marine" werd in 1838 weder
opgeheven, en dook in gewijzigden vorm en onder
andere benaming 'Indische Mi'itaire Marine;
Gouvernements Marine) 'ater weder op.
Intusschen deed de in het begin der 19e eeuw
begonnen toepassing van de stoommachine als
scheeps-voortstuwingswerktuig haar invloed ook
in de Kon. Marine gelden. Aanvankelijk niet ten
volle bevredigend, kon zij geen vertrouwen wek
ken. waardoor haar invoering slechts geleidelijk
plaats vond. Hetzelfde kan gezegd worden van
zooveel andere nieuwe uitvindingen welke de
ontzaggelijke en snelle technische omwenteling
"der 19e eeuw bracht op het gebied van scheoen
en waDens. In menig opzicht gebood de beperkt
heid der voor de Zeemacht beschikbaar gestelde
geldmiddelen dikwijls voorzichtigheid bij de Ui
voering van het nieuwe. Op deze wijze had de
overgang van de zeilvloot tot een Marine van
stoomschepen met pantser en moderne artillerie
bewapening slechts aarzelend plaats, tefwijl het
peil en de omvang der Zeemacht ook om die
redenen steeds bleef beneden het verlangde. De
tijden waren ons Volk echter doorloopend gun
stig gezind en schonken ons Land. dat ondanks de
dikwijls aan den polilieken hemel dreigende wol
ken buiten de talrijke oorlogen van dit tijdsbestek
bleef, een langdurige welvaartsperiode. Inmiddels
zette in de zeventiger jaren, na de invoering van
het gelrokken achterlaadgeschut van Krupp, de
strijd „kanon versus pantser" ook ten onzent
scherp in. Vele verbeteringen op dit gebied volg
den, zooals de wieg-affuiten, snelvuurgeschut,
verbeterde explosie-middelen, afs'andmeters, anti-
lucht-geschut, enz., tenslotte na den wereldoorlog
culmineerende in de centrale vuurleiding van
homogene scheepsbatterijen.
Ook geheel nieuwe wapens verschenen en namen,
vaak na aanvankelijke overschatting hunner ln-
dividueele waarde, de hun toekomende plaats bij
de Kon. Marine in, zooals in de tachtiger jaren
de („visch"-)torpedo, gevolgd door de torpedo-
boot en de torpedobootjager en in de 20e eeuw
door den modernen „torpedodrager" bij uit
nemendheid: de onderzeeboot. Voorts de mijn, en
de toepassing op oorlogsschepen van de Draad-
looze telegrafie. Al deze vindingen en wapens
ondergingen, mede door de vlucht welke de
toepassing der Electriciteit heeft genomen, in
den loop der jaren een ongekende ontwikkeling.
Voegen wij bij deze opsomming tenslotte nog de
toepassing van de aardolie in haar voornaamste
derivaten als brandstof olie, motoro'ie, benzine
in de daartoe geschapen ketel-installaties en
machines, en als bekroning van alles het vlieg
tuig met zijn ook "oor de Maritieme Weermacht
ongedach'e mogelijkheden, dan wordt een klein,
zeer onvolledig beeld gegeven van de volkomen
technische omwenteling welke zich ook binnen
de Koninklijke Marine heeft voltrokken sinds de
eerste halve eeuw onzer herwonnen onafhanke
lijkheid.
Terwijl deze technische gedaanteverwisseling
der Kon. Marine gaandeweg en niet zonder
strijd plaats greep, geschiedden voor haar op
ander gebied zeer belangrijke gebeurtenissen. De
opening van het Suez-kanaal in 1869 verkortte
den afstand tot O.-Indië welhaast met 40 pCt. De
aantasting van Denemarken door Pruisen en
Oostenrijk in 1863/'64 (gedurende welken strijd
talrijke Pruisische en Oostenrijksche schepen de
reede van Texel bezochten) deed menig oog val
len op de zwakte der moederlandsche Maritieme
verdedigingsmiddelen. De talrijke expedities in
Ned. O.-Indië, waaronder de Atjeh-oorlog gedu
rende ongeveer 25 jaren, eischten van de Kon.
Marine doorloopend een belangrijke krachtsin
spanning. Het Noordzeekanaal', in 1876 geopend,
schonk de Marinewerf in Amsterdam een groot-
scheepsche verbinding naar zee en verhoogde
haar waarde aanzienlijk. Het met man en muis
in 1882 voor de kust vergaan vaji Hr. Ms. „Ad
der", gaf mede den stoot tot de instelling eener
doelmatige Kustwacht. Het jaar 1886 bracht met
de aanstelling van een Kapitein ter zee en een
Luitenant ter zee le klasse „voor speciale dien
sten" aan het Ministerie van Marine, de geboorte
van den lateren „Marinestaf; een bijzondere
„Stafopleiding" volgde eerst na den Wereldoor
log. In deze 80er jaren werd in den Lande aan
gedrongen op het bouwen van krachtige pan'ser-
schepen en kruisers voor de Maritieme verdedi
ging en voor de verbinding met Oost-Indië en de
beveiliging der handelsbelangen. Dit leidde tot
het bouwen der 3 pantserschepen type „Korte-
naer" (1894), gevolgd door 6 kruisers (pantser-
dekschepen) type Holland (1896'99), en in het
begin der 20ste eeuw door 6 groote pantsersche
pen „Koningin Regentes" e.v. (1900—1909). Te
vens onderging het torpedowapen een uitbrei
ding, tot 1910 met booten van max. 180 ton,
daarna met de 8 torpedoboot jagers van 510 ton
type „Bulhond" voor Ned.-Indië, terwijl voorts
voor de verdediging der Moederlandsche zeega
ten en binnenwateren klein gepantserd mate
rieel werd aangebouwd. Alles bijeengenomen
kan worden gezegd dat, op enkele uitzonderin
gen na, met den aanvang der 20ste eeuw de
overgang van de houten zeilvaartuigen tot de
stalen stoomschepen zijn beslag had gekregen,
dat daarmede een nieuwe periode werd ingeluid,
en dat een scheepsmacht van zeer bescheiden
afmetingen voor de haar mogelijk wachtende
omvangrijke taak was aangebouwd.
Deze taak, de doelstelling en samenstelling der
Weermacht, inzonderheid van de Zeemacht t.a.v.
de verded'ging van Ned.-Indië, maakten reeds
lang 't onderwerp uit van diepgaanden meenin*s-
strijd. die zijn uitdrukking vond in talrijke Com-
missiën, ingesteld om dit vraagstuk te onderzoe
ken in verband met de financieele mogelijkhe
den en om de regeering terzake van raad te
dienen. De politieke en economische ontwikke
ling in het Verre Oosten, de machtsverschuivin-
♦f*' W'lHKt
4*'
gen nabij de Westhelft van den Stil'e Oceaan, wa
ren op een en ander van grooten inv'oed. Door den
wereldoorlog onderbroken, zijn dit onderzoek
en deze strijd nadien krachtig voortgezet.
Ook tijdens den Wereldoorlog wist Nederland
zijn neutraliteit met goed gevolg te handhaven,
eensdeels door de paraatheid en activiteit harer
weermacht in Moederland en Koloniën, anderzijds
doordat het stormveld der conflicten buiten hare
grenzen lag.
Op het gebied der oorlogsvoering en van de tac
tiek der moderne wapenen bracht deze strijd tal
rijke lessen en zuiverder inzichten, waardoor een
helder licht viel op de eischen die gesteld moesten
worden aan een voor haar taak geschikte Neder
landsche Zeemacht, aan welke eischen de bestaan
de in talryke opzichten niet voldeed. Als gevolg
zette gedurende en na dezen oorlog een krachtige
actie onder de Marine in om te geraken tot een
doeltreffende verbetering der Zeemacht. De uit
voering daarvan ondervond den ernstigen weerstand
van de na-oorlogsche mentaliteit, waarbij velen
zich veilig waanden in het vertrouwen op den
Volkenbond, de collectieve veiligheid, en het
ideaal der alzijdige ontwapening. Niettemin werd
in 1927, voor het eerst een principieele grondslag
„voor de verdediging van Nederlandsch-Indië en
de organisatie der Weermacht" door de Kroon
vastgesteld, welke grondslag tevens nog ruimte
bevat voor de uitvoering van andere maatregelen
die noodig zouden kunnen zijn onder gewijzigde
internationale verhoudingen. Weliswaar dreigde
de finantieele crisis na 1930 en de dientengevolge
ingezette versobering der Staatsuitgaven ook voor
de verbetering der Zeemacht een onoverkomelijke
hindernis op te werpen welke haar met een
zwaren achterstand en verzwakking zoude treffen
(Commissie Idenburg; Commissie Kan), doch de
ernstige ontwikkeling der Internationale machts
verhoudingen en politieke opvattingen, zoowel in
Oost-Azië als in Europa, deed de oogen opengaan
voor de gevaren welke daarin voor het Rijk be
sloten konden liggen en voor de nuchtere werke
lijkheid dat de verdediging onzer souvereine
rechten en onafhankelijkheid in plotseling optre
dende ernstige gevallen waarschijnlijk geruimen
tijd uitsluitend door de eigen Weermacht zal
moeten worden gevoerd. Onder den indruk dier
overwegingen en eenigszins geholpen door de
lichtelijk verbeterde financieele omstandigheden,
is de heropbouw der Zeemacht voortgezet ge
worden. De voor-oorlogsche Zeemacht maakte
gaandeweg plaats voor modern materieel waarin
de lessen van den wereldoorlog zijn verwerkt,
terwijl bij den verderen aanbouw de nieuwste
mogelijkheden der moderne industrie worden toe
gepast. Ook de personeelsvoorziening en de oplei
dingen voor de tallooze zeer uiteenloopende func
ties welke op een moderne vloot moeten worden
vervuld, worden met kracht ter hand genomen.
Een korte opsomming van de voornaamste nuttige
diensten door de Zeemacht sedert het begin dezer
eeuw voor de natie verricht, moge hier volgen:
1900 de aanbieding door H. M. de Koningin van
Haar kruiser „Gelderland" aan President
Krüger, en diens reis met dit schip van
Zuid Afrika naar Europa.
1908 Het optreden der scheepsmacht in West-
Indië (Hr. Ms. „Heemskerck", „Gelderland"
en „Friesland") i. v. m. de gerezen moeilijk
heden met Venezuela.
1912/13 Het verblijf van Hr. Ms. „Gelderland" en
„Kortenaer" in Constantinopel en Smyrna
tijdens den Balkan-oorlog ter bescherming
der Nederlandsche belangen.
1914 Het verblijf van Hr. Ms. „Kortenaer" in
Tampico (Mexico) ter bescherming der Ne
derlandsche Kolonie gedurende de ongere
geldheden aldaar.
1914/18 inzonderheid gedurende het eerste oor
logsjaar, de onschatbare diensten van het
„Nederlandsch Eskader" in Oost-Indië (vier
pantserschepen, zes kleine torpedojagers en
vier schepen voor hulpdiensten) ter hand
having onzer strikte neutraliteit in den uit-
gestrekten Archipel gedurende den wereld
oorlog.
1922/23 Het verblijf van Hr. Ms. „Tromp" te
Smyrna tot het verleenen van steun aan de
Nederlandsche Kolonie tijdens den strijd der
Kemalisten.
1927 Het verblijf van Hr. Ms. „Sumatra" te Shang
hai ter beveiliging van Nederlanders en Ne
derlandsche eigendommen gedurende den
binnenlandschen oorlog nabij die stad.
1932 Het verblijf van Hr. Ms. „Van Galen" te
Shanghai met soortgelijke opdracht tijdens
het Chineesch/Japansche conflict.
1934/35 De zending van een detachement van het
Korps Mariniers naar het Saargebied als
onderdeel der Internationale troepenmacht
i.v.m. de te houden volksstemming aldaar.
1937 het tweede verblijf van Hr. Ms. „Van Galen"
te Shanghai met soortgelijk doel als in 1932.
1937/1938 het verleenen van convooi in Straat
Gibraltar door Nederlandsche oorlogsschepen
aan de Nederlandsche koopvaarders i. v. m.
den Spaanschen burgeroorlog, beloopende
tot uit. 1937 reeds 800 schepen.
Voorts verdient vermelding het aandeel der Ko
ninklijke Marine bij de uitvoering van weten
schappelijke expeditiën. Vooreerst de expeditiën
van Hr. Ms. „Siboga" (19001901) en Hr. Ms.
„Willebord Snellius" (19291930) in de Oost-
Indische zeeën. Voorts de talrijke Onderzeeboot
reizen van Professor Vening Meinesz ten dienste
van het zwaartekrachtonderzoek op zee, welke zoo
sterk de aandacht hebben getrokken in binnen- en
buitenland, en het aanzien van de Nederlandsche
Wetenschappen en der Koninklijke Marine aller
wegen hebben verhoogd, hetgeen hun vermelding
hier wettigt:
1923 Hr. Ms. „K II" van den Helder naar Batavia
via het Suez-kanaal.
1925 Hr. Ms. „K XI" van den Helder naar
Alexandrië.
1926 Hr. Ms. ,.K XIII" van den Helder naar Cu
rasao, Panama, Californië, en de Philippijnen
naar Batavia.
1929/30 Hr. Ms. „K XIII: 3 kruistochten van
li/2 a 2 mnd. door den Indischen Archipel,
welker resultaten door de geologen der ge-
heele wereld als belangrijk zijn beschouwd
voor nieuwe inzichten betreffende tectoni-
sche processen.
1932 Hr. Ms. „O. 13" van den Helder naar de
Azoren en Madeira.
1934/35 Hr. Ms. „K XVIII" van den Helder naar
Dakar, Pernambuco, Buenos Ayres, Kaap
stad, Durban, Mauritius en Fremantle naar
Soerabaja.
1937 Hr. Ms. „O. 16" van den Helder naar Ber
mudas, Washington en Lissabon.
1937 Hr Ms „O 12" van den Helder naar Cu
rasao, San Juan, Punta Delgada .en den
Helder.
Tenslotte verdienen uit den laatsten tijd (1937)
de nuttige diensten te worden vermeld door wa
tervliegtuigen en vliegers der Kon. Marine bij
vliegverkenningen in de binnenlanden van Nieuw-
Guinea, die in kort tijdsbestek tallooze zeer waar
devolle gegevens opleverden, waaronder de ont
dekking der Dusseldorp- en Wisselmeren.
Aan het einde van dit overzicht een blik richtend
op den huidigen toestand der Zeemacht, en
voor zoover dat mogelijk is in de toekomst, is
er veel wat tot tevredenheid stemt. Dit gevoelen
vindt in hoofdzaak zijn grond in het klaarblijke
lijk herboren besef der natie dat voor het behoud
onzer onafhankelijkheid en de bescherming onzer
rechtmatige nationale belangen een krachtige en
parate Zeemacht onontbeerlijk is, en dat de ver
wezenlijking en instandhouding daarvan binnen
ons finantieel kunnen ligt.
De politieke hemel is verre van wolkenloos; in
Europa staat het weerglas nog steeds op „buiig"
en „stormweer", in Oost-Azië ontladen zich de
pikzwarte onweerswolken niet ver van tropisch
Nederland.
Om deze reden blijft de grootste zorg voor 's lands
defensie geboden, en de daadwerkelijke verster
king der zeemacht onafwijsbare plicht.
Ook de jaar
lijksche leger
oefeningen mog
zich steeds in c
koninklijke bc
langstelling ver
heugen. Op a
foto hiernaast l
M. de Koning
en H.K.H. Prins
Juliana, begelei
door den con
mandeerenden o
ficier,op wegnar
't gevechtsterrev
Het Nederl. Roode Kruis in Oorlog en Vrede
door Floris Conté
Hoofd van den Persdienst van het Nederlandsche Roode Kruis
EDELWEISS wast op meest ontoegankelijke
plaatsen in het gebergte. Een zeldzame,
schoone bloem, die bijkans uit de harde rots
schijnt op te schieten. En men verbaast zich, hoe
uit dien gTanieten bergwand, zooiets zachts en
teers en schoons kan opbloeien.
Op de slagvelden der wereld wast een zeldzame,
schoone bloem. Caritas is haar naam. Inter arma
caritasEn men verbaast zich, hoe uit dat
zelfde harde, menschelijk gemoed, dat zoo onein
dig leed en smart door het oorlogsveld teweeg
brengt, zooiets zachts en teers en schoons kan
opbloeien. Een kleine roode bloem, scharlaken als
het menschelijk bloed dat de slagvelden drenkt.
Een klein rood kruis. Symbool van naastenliefde.
De Wereldorganisatie Het Roode Kruis dankt
haar ontstaan aan den Zwitser Henri Dunant,
die in de maand Juni van 1859 het lijden van de
slachtoffers van den oorlog gadesloeg en het
uiterste deed, om dit eenigszins te verlichten.
Door het verschijnen van zijn geschrift „Souve
nir de Solferino", waarin hij denkbeelden om
trent hulpverleening ontwikkelde, werd de stoot
tot de oprichting van het Roode Kruis gegeven.
In 1863 kwam in Genève een commissie bijeen
van 5 leden, ter bestudeering van Dunant's denk
beelden. De commissie werkte een ontwerp-
internationale overeenkomst uit, bestaande uit
10 artikelen.
De conventie kwam op 22 Aug. 1864 tot stand.
Thans zijn bij de wereldorganisatie van Het
Roode Kruis meer dan zestig landen aangesloten.
De Vereeniging Het Nederlandsche Roode Kruis
werd ingesteld bij Kon. Besluit van 19 Juli 18o7
door het persoonlijk initiatief van wijlen Koning
Willem III opgericht.
Het groote doel van het Roode Kruis is om
schreven in art. 3 van de statuten: „Geboren te
midden van oorlogsleed, gedreven door naasten
liefde, stelt het Roode Kruis zich ten doel, zoo
wel in tijd van vrede als in tijd van oorlog- de
menschheid te dienen door hulp te verleenen
aan zieken, gewonden, zwakken en hulpbehoe
venden en door mede te werken aan alle maat
regelen, waardoor menschelijk leed kan worden
voorkomen en verrecht." In alle gemeenten kun-
nen, onder goedkeuring van het Hoofdbestuur,
afdeelingen van het Roode Kruis worden opge-
richt, welke uit ten minste 20 gewone leden
moeten bestaan.
De vredestaak
Het aanwenden van alle middelen, waaronder
de belangstelling in zijn streven bij de natte op
gewekt en wakker gehouden wordtluidt
een zinsnede uit de Statuten, welke een van de
middelen omschrijft om de doelstelling van het
Nederlandsche Roode Kruis te verwezenlijken.
Hoe wordt dit nu in praktijk gebracht? Hoe is,
met andere woorden, het werk in vredestijd ge
organiseerd en wat wordt er gepresteerd?
Het Roode Kruis staat met zijn mannen en vrou
wen gereed om te hulp te snellen, wanneer een
onheil plaats vindt, een ontploffing, een ver-
keerscatastrofe, een spoorwegramp, een over
strooming, een mijnramp, een stormramp. Het
organiseert cursussen voor eerste hulp. Het heelt
langs de hoofdwegen ruim 600 hulpposten inge
richt, met een verbandtrommel voor verschillen
de verwondingen en het modernste transport
materiaal, gevestigd by personen die dag en
nacht telefonisch aangesloten zijn en die genoeg
practische naastenliefde bezitten, om belangloos
bij dag en bij nacht de gewonden van het ver-
keersslagveld bij te staan.
Er is een bloedtransfusiedienst in het leven ge
roepen, waarbij duizenden donors zijn ingeschre
ven. die hun bloed belangloos afstaan om het
leven van een medemensch te redden. In vele
gevallen kan deze bloedtransfusiedienst binnen
20 minuten een bloedgever bezorgen.
Verder worden, waar het maar kan, allerlei stich
tingen en instellingen gesteund, die mede be
oogen menschelijk leed te voorkomen of te ver
zachten.
De oorlogstaak
En nu de oorlogstaak, of juister gezegd: de taak
van het Nederlandsche Roode Kruis in oorlogs
tijd. Gelukkig heeft het Roode Kruis in ons land
nog nimmer gedurende zijn thans 71-jarig be
staan actief in eigen land voor de eigen burgers
en militairen de oorlogstaak behoeven te ver
vullen. Doch dat wil niet zeggen, dat men niet
paraat is. Er is door de opeenvolgende besturen
steeds met groote voortvarendheid en groote
liefde aan deze charitatieve taak gearbeid, lange
jaren onder de bezielende leiding van wijlen
Z.K.H. Prins Hendrik en thans al weer eenige
jaren onder de niet minder geestdriftige en toe
gewijde leiding van H.K.H. Prinses Juliana. Na
tuurlijk hoopt elk Nederlander, dat zijn land
steeds voor de ontzettende ramp van een oorlog
moge blijven en dat het Roode Kruis
in dit opzicht actief zal behoeven op te
treden. Maar.... indien dan de ramp ooit ons
mocht treffen, dan staat het Nederlandsche Roode
Ki^iis gereed om met volkomen voor hun taak
berekende mannen en vrouwen hulp te bieden.
In oorlogstijd dan heeft het Roode Kruis tot taak:
hulp te verleenen aan zieken en gewonden, onder
den Militairen Geneeskundigen Dienst, waarbij
het o.a. is belast met: de algeheele verzorging en
verpleging van gewonde en zieke militairen in de
evacuatiegebieden. Met de grondige organisatie
van de uitvoering van deze taak, gezien in het
licht der moderne oorlogvoering, met inbegrip
van luchtaanvallen op de burgerbevolking, is
men op het Hoofdbestuur in Den Haag onlangs de
voltooiing genaderd. De groote organisatie is in
wezen voltooid. Ziekenhuizen en hulpziekenhui
zen zijn aangewezen en in de organisatie opge
nomen. Alles is geregeld, ook de personeelsbe
zetting. Intusschen moeten nog ruim 10.000 help
sters worden aangeworven en opgeleid, voor de
bij uitstek vrouwelijke en menschlievende taak
van verpleging van gewonden en zieken.
Er zijn er namelijk momenteel een paar duizend
opgeleid of in opleiding, terwijl er totaal 14.000
noodig zijn. Voor flinke, jonge vrouwen, boven
de achttien, ligt hier een schoone, vrijwillige
taak.
Deze massa-opleiding van helpsters houdt na
tuurlijk ook direct verband met de onlangs met
succes aangevangen ledenwerfcampagne voor het
Roode Kruis, waarbij men zich een ledental van
voorloopig 100.000 tot doel heeft gesteld. Niet
alleen is dit noodig uit overwegingen van natio
naal gevoel van eigenwaarde, omdat het ledental
hier te lande zoo erbarmelijk ten achter staat bij
dat in andere landen. Maar ook vooral, omdat
nieuwe middelen dringend noodig zijn, mede met
het oog op de opleiding dier nog benoodigde
10.000 helpsters.
Wat het werk van het Roode Kruis in oorlogs
tijd aangaat, kan men in het algemeen zeggen, dat
dit als volgt geregeld is. Nadat op het gevechts-
veld door den Militair Geneeskundigen Dienst
in zijn verschillende inrichtingen als hulpverband-
plaatsen, hoofdverbandplaatsen enz., de eerste
hulp is verleend, worden de gewonden en zieken
verder vervoerd naar het achterland, het z.g.
evacuatiegebied. Hiertoe worden ze met gewon-
dentreinen vervoerd, waarin de mobiele trans
portcolonnes van het Roode Kruis dienst doen.
Na aankomst van de gewonden en zieken in de
regelingshavens en regelingsstations, ligt het
transport naar de uitladingsstations en uitladings
havens en naar de hospitalen en hulpziekenhuizen,
alsmede de geheele verdere verzorging en verple
ging, in handen van het Roode Kruis, onder super
visie van den Militair Geneeskundigen Dienst.
Men begrijpt, welk een enorme organisatie hier
voor moest worden opgebouwd. In zulke tijden
moeten tienduizenden gewonden en zieken door
het Roode Kruis verzorgd worden.
Het informatiebureau
Een hoogst belangrijk onderdeel van de Roode
Kruis-organisatie wordt gevormd door het Infor
matiebureau. Dit is een permanent bureau, waar
van in oorlogstijd de personeelsbezetting op volle
sterkte wordt gebracht. Het treedt onmiddellijk
in werking in geval van oorlog of oorlogsgevaar,
alsook in geval van neutraliteit, ten behoeve van
vreemde krijgslieden die in het laatste geval in
Nederland worden geïnterneerd. Het Informatie
bureau is in het algemeen een bureau dat inlich
tingen verstrekt omtrent zieken, gewonden, doo-
den en vermisten, krijgsgevangenen en geïnter
neerden. Voorts heeft het een afdeeling die belast
is met het verstrekken van hulp en met de con
trole op de verzending van geschenken aan krijgs
gevangenen en geïnterneerden in Nederland en
andere landen. Ook worden de nalatenschappen,
lijfstoebehooren van de gesneuvelde en/of over
leden militairen van het eigen leger of van vreem
de nationaliteit door het Informatiebureau in be
waring genomen en ter beschikking van de recht
hebbenden gesteld.
Internationale hulpverleening
Liefdadigheid kent geen grenzen of nationalitei
ten. Het Roode Kruis kent alleen menschen in
nood, menschen die lijden, menschen die hulp
noodig hebben. Of dit nu Japanners zijn, die door
een cycloon getroffen worden, of Ethiopiërs die
door den krijg geveld worden, of hongerende kin
deren in de groote steden van Duitschland, Oos
tenrijk, Hongarije in de eerste na-oorlogsjaren, of
gansch een verhongerend volk in RuslandEen
paar cijfers? In het eerste dertigjarig tijdperk
18671897 werd totaal ruim 812.000 uitgegeven,
waarvan voor zieken en gewonden in oorlogstijd
617.000. Voor de hulp in den oorlog van 187Q/71
werd bijna 350.000 bijeengebracht, waarvan
225.000 werd verbruikt. De oorlog in Zuid-
Afrika kostte voor een drietal ambulances
175.000. De onkosten der uitgezonden hulp ge
durende den eersten Balkan-oorlog beliepen ruim
172.000. En zoo kan men voortgaan. In 1919 en
1920 werden talrijke treinen met levensmiddelen
en kleeding naar Oostenrijk en Hongarije gezon
den; geheel Nederland werkte mede om den in
houd van deze treinen bijeen te brengen. De
waarde van de laatst vertrokken zes treinen werd
op rond een millioen gulden getaxeerd. De waar
de der treinen wisselde, al naarmate van de
grootte, van 100.000 tot 300.000. In denzelfden
geest werd hulp verleend aan Duitschland in de
jaren 1920 en 1923/24. De hongerenden in Rusland
werden geholpen in 1922, dank zy de offervaar
digheid van het Nederlandsche publiek, met vier
schepen met levensmiddelen, waarvan de lading
een waarde van 614.000 vertegenwoordigde.
Dit alles is nog slechts een greep uit de eindeloos
lange lijst van hulpacties en helpend of steunend
optreden van het Nederlandsche Roode Kruis. En
al het voorgaande is weder slechts een globaal
overzicht van het Roode Kruis-werk in Nederland,
waarbij nog veel onvermeld moest blijven of
slechts even kon worden aangeduid.
Doch men behoeft zich niet te verwonderen, wan
neer men dit alles eens overdenkt, dat het sim
pele Roode Kruis-embleem in veler oogen werd
tot een symbool van hoop en van naastenliefde,
tot de zeldzame schoone, roode bloem die Caritas
heet, en die wast op de slagvelden van het leven
in den wydsten zin des woords. Want zoowel de
hulp aan gewonde en zieke militairen, als aan al
len die hulp behoeven ter Ion'ging van hm men
schelijk leed. geschiedt in e'en geest van Lukas 10
en hij tot hem gaar.dp, verbond zijne won
den, gietende daarin olie en wijn; en hem heffende
op zyn eigen beest, voerde hij hem in de herberg
en verzorgde hem."