Natuurschoon en bezienswaardigheden van Breda
Kohlbrügge naar Duitschland
't Begijnhof te Breda. Een der rijen huisjes met
ikapel en tuintjes. Rechts een der middeleeuwsche
pompen.
WAT Den Haag is voor Zuidholland, voor
zoover het natuurschoon betreft, dat is
Breda voor Noordbrabant. De eerste stad biedt in
haar omgeving den wandelaar natuurschoon aan
„in het groot", de laatste, die thans boven de
50.000 zielen telt, heeft natuurschoon in veel klei
ner mate, maar met meer afwisseling. „In kleiner
mate", dat wil echter niet zeggen: „in kleine
mate", want om het stadje ligt een oppervlakte
bosch van 4500 Hectaren, waarvan „het Mast-
bosch" alleen al 500 H.A. beslaat. Dan vindt men
er nog de bosschen van Chaam, van Oosterhout,
van Dorst en Teteringen. Het Mastbosch bevat
hoofdzakelijk dennen, maar ook vele andere
boomsoorten zijn er aanwezig. Het Liesbosch
heeft prachtige looftboomen: beuken, olmen,
eiken, berken, echte reuzen, tiental*en meters
hoog met stammen van enkele meters in omtrek.
Dicht bij de boschwachterswoning is de zooge
naamde „Kerk", een beukengroep. die vele
eeuwen oud is. Als machtige zuilen staan daar
de kolossale stammen, die kruinen torsen zóó
dicht, dat het zonnelicht er slechts schaarsch
dóórdringt. In vroegere eeuwen moeten er 12 van
die reuzen gestaan hebben. Zij werden de twaalf
Apostelen genoemd, vandaar dat de zeven, die er
nog staan, ook nog de twaalf Apostelen genoemd
worden. Het oude Bijbelwoord, dat tot den
mensch gericht was: „Stof zijt gij en tot stof zult
ge wederkeeren", is ook aan vijf van die reuzen
bewaarheid geworden. Niets, helaas! is er meer
van hen te zien. Zij werden door stormen, door
den bliksem of door ziekten geveld.
Dicht bij genoemde beukengroep ligt het zoo
schitterende Engelsche park. 'k Zou haast zeggen,
het doet denken aan den Hof van Eden. Langs
slingerpaden en over typische bruggetjes komi
men bij den Vijver. Vóór zich ziet men het oude
jachthuis van Z.K.H. Prins Frederik der Neder
landen. Achter den grooten tuin, omringd door
een gracht, is „de Doolhof", die een warnet is
van paden. De wandelaar kan zich daar verlusti
gen in den aanblik van hooge boomen en een
r'jken plantengroei. Tegenwoordig kan men pei
fiets, per rijtuig en auto hel Liesbosch in ve'e
r'chtingen doorkruisen over harde paden en flinke
wegen.
Als in het vooriaar de boschanemonen en vel»
andere bloemen bloeien, is het een lust door h»
Liesbosch te dwalen. Het oog geniet dan van h'7-
rijke kleurenspel fler vele bloemen en het oor
wordt gestreeld door den zang van honderden
vogels van allerlei soort. Vogelkenners komen er
elk jaar om hun gevederde vrienden te bestudee-
ren.
Het Liesbosch behoorde indertijd tot het domein
van Prins Frederik, tegenwoordig behoort het,
met de andere bosschen, tot de Houtvesterij van
Breda. (Staatsboschbeheer). Onder het deskundig
toezicht van den Houtvester wordt al vele jaren
al het mogelijke gedaan om het natuurschoon
der bosschen te verhoogen. Het geheele beheer
rust op wetenschappelijke gronden.
Heeft het Liesbosch zijn mooie plekjes, het Mast
bosch heeft ze evenzeer. „De zeven Heuveltjes"
en „de Eeuwige Laantjes" zijn wat mooi! Vele
zijn de dreven, die door het bosch loopen en elke
dreef levert weer een ander uitzicht op. Bijzon
der mooi zijn in het najaar de Amerikaansche
eiken, als hun bladeren niet geel worden als
van de meeste andere boomen, maar intensief
rood. Zóó mooi zijn dan die blaren, dat er mee
langs de huizen gevent wordt. Velen koopen zoo'n
bosje om in vazen in de woonkamer te zetten.
De grove den, die thans veel in het Mastbosch
en ook in de andere bosschen gevonden wordt,
was vóór 1500 hier onbekend. Het schijnt, dat
met het zaaien van het eerste grove-dennenzaad
omstreeks 1514 begonnen is.
Tusschen de bosschen liggen hier en daar ven
netjes, die mooie waterpartijtjes te zien geven en
tot woonplaats gekozen zijn door nachtzwaluwen,
wulpen en andere watervogels. Waar de bos
schen niet aaneensluiten, daar liggen stukken
bouw- en weiland en tuingronden en uitgestrekte
heidevelden. Hoe mooi de heide is, dat weten
we. Zeker hebben we allen uit den trein weieens
zoo'n bloeiende heide gezien, maar dat is het
ware niet, men vliegt er te snel voorbij. Neen,
men moet op de heide dwalen, men moet, moe
van het dwalen, zich nu en dan eens neerzetten.
Dan zal men genieten van de duizenden bloem
pjes om zich heen, van het gezang der vogels
boven zich, van de mooie wolkenpartijen, van de
heerlijke vèr-gezichten, van de rust, die ons om
ringt. Geen gedaver van vrachtauto's, geen ge
raas van rookende en stinkende knalpotten van
motorfietsen, geen gevaar van overreden te wor
den door snel rijdende, roekelooze of dronken
autobestuurders. Men ademt geen lucht in bedor
ven door benzinedampen van de motoren of den
„geur" van de afvalproducten der fabrieken.
Op zoo'n plekje gevoelt men zich veilig, daar
komen de zenuwen, die het in onzen drukken,
gejaagden tijd zoo hard te verantwoorden heb
ben, tot rust, wat onze gezondheid ten goede
komt.
De bosschen, de vennen, de heide, het levert alles
een rijke verscheidenheid van planten op. Op een
botanische excursie werden eens in 2 dagen pl.m.
450 verschillende bloeiende planten gevonden. De
botanicus, die in de omgeving van Breda komt
rondzwerven, vergete zijn p'antentrommel niet.
Hij zal veel vinden, dat van zijn gading is en
met een rijken buit huiswaarts keeren. De vrien
den van paddestoelen kunnen in het najaar in
de bosschen terecht. Onder leiding van hun onder
wijzer^ gingen verleden herfst de leerlingen van
de hoogere klassen eener school paddestoelen
zoeken. Ze vonden er zóóvele, dat in een der
lokalen er een tentoonstelling van gehouden kon
worden .Men zag er van de zonderlingste vormen,
heel groote en heel kleine, men zag er van aller
lei schi'derachtige kleuren. Waarlijk, de padde
stoelen in Verkade's albums zijn niet te mooi
gekleurd, neen, ze zijn in werkelijkheid zoo.
Wie omtrent het natuurschoon van Breda meer
wil wetep, wende zich tot de volgende adressen:
1. de Natuurhistorische Vereeniging, 2. de Na
tuurvrienden, 3. het Bureau voor Vreemdelingen-^
verkeer. Dit Bureau, geves'igd Veemarkt 24a,
heeft een Verkeersbureau op het Stationsplein
met agentschap van de Kon. Ned. Automobielclub.
Gaarne wordt door allen aan verzoeken om in
lichtingen voldaan.
Om de plaatsruimte vermeld ik niets van de
andere bosschen. Men ga ze bezoeken en men zal
genieten. Alleen zeg ik, dat sommige militaire
oefenterreinen te midden van natuurschoon lig
gen, b.v. het Cadettenkamp. Bij tijdige aanvrage
mag men, als er niet geoefend wordt, er over.
Thans wou ik u, lezers, wat vertellen over onze
zoo kunstzinnig aangelegde parken. Van het
station komende, zijn we in drie minuten bij het
DOOR W, A. DE BLAEY
park „het Valkenberg", dateerende van vóór 1500.
Men vindt daar iepen, beuken, accacia's, berken,
■treurboomen, een grooten vijver met fontein, een
kleinen vijver met waterlelies, een perk met
cacteeën, waaronder zeer hooge en van grillige
vormen. Men ziet er allerlei heesters, bloemper
ken, palmen. Er is ook een in ons land zeer zeld
zaam voorkomende boom, de doodsbeenderen-
boom. Ook staan er tulpenboomen. Wie deze
boomen voor den eersten keer ziet, als ze bloeien,
blijft verrukt staan. „Tulpen aan de boomen!",
een prachtig schouwspel.
Jammer is het, dat eiken winter door de iepziekte
boomen geveld moeten worden. Een gevoel van
beklemming overvalt mij telkens, als ik zoo'n
reus van misschien drie eeuwen zie vallen.
Bij den ingang van het Valkenberg staat een mo
nument, onthuld door H. M. onze Koningin in
1905 en opgericht ter herdenking van het 500-
jarig bestaan van ons Vorstenhuis „Oranje Nas
sau" als heeren en baronnen van Breda. Op het
monument zijn aangebracht de wapens van de 17
gemeenten, die eertijds tot de Baronie van Breda
behoorden. Het zijn: Breda, Princenhage, Ooster
hout, Teteringen, Terheijden, Gilze-Rijen, Dongen,
Alphen,, Klundert, Willemstad, Steenbergen,
Wouw, Roosendaal, Baarle-Nassau, Etten en Leur,
Rucphen, Chaam, Rijsbergen, Zundert en Ginne-
ken. Neemt men de kaart vóór zich, dan zal men
zien, dat de Baronie van Breda zeer uitgestrekt
Een tweede park is het Wilhelminapark, 35 jaar
geleden aangelegd, met boomen, heesters, bloem-
Treurboom in het park „de Trekpot" te Breda.
In den top de mandbestemd voor een ooievaars
nest. Tot heden echter is de woning „te huur".
perken, vijvers met eenden en zwanen, met gele
en witte waterlelies.
Een kleiner park is „de Trekpot". Daar staat een
reusachtig groote beukenboom met een kruin, die
een doorsnede heeft van 28 Meter, dus een om
trek van ongeveer 90 M. De stam heeft een om
trek van 5 M. Er staat een zonderling gegroeide
kastanjeboom. Een deel zijner takken is naar
beneden gegroeid, ze rusten op den grond, zoodat
zijn kruin niet enkgl hoog in de lucht zich ver
hef!, maar ook in een wijden kring den grond
raakt. Staat men er onder bij den stam, dan is
men als in een reusachtig door de natuur ge
vormd prieel.
Parken van den laatsten tijd zijn het Burgemeester
van Sonsbeeck-park en het Nieuwe Villa-park.
In dit laatste is een gemetselde vijver met een
bassin er voor, dat gevuld wordt door een fontein,
voorstellende twee kinderen, die een visch vast
houden. Uit den bek van den visch spuit het
water in het bassin. Is het bassin vol, dan stroomt
het water over den rand in den vijver.
In dit park zijn een rosarium en vele bloemperken
„De Zeven Heuveltjes" in het Mastbosch te Ginneken. Een plekje vol Zandweg langs den rand van een der Teteringsche bosschen^
natuurschoon.
430
met allerlei prachtige bloemen. Men ziet er drie
groepen pergola's (zuilen van beton), van boven
door balkjes verbonden. Om die zuilen groeien
klimrozen en andere klimplanten, zoodat de wan
delaars mettertijd zullen wandelen door gangen
met terzijde en er boven groen en veelkleurige
bloemen.
Om het natuurschoon van Breda's omgeving en
om de belangrijke dingen, die de stad te zien
geeft, noodig ik de vreemdelingen uit tot een
bezoek aan onze stad, die weieens en terecht ge
noemd wordt „het Haagje van het Zuiden".
IN OCTOBER
DE kaartjes stellen elk het halve hemelgewelf
voor, boven den noordelijken en zuidelijken
horizon, in den stand van 15 October 's avonds
te negen uur.
Een loodlijn uit de Poolster neergelaten, wijst het
noordpunt van den horizon aan.
De circumpolaire sterrenbeelden, op het noord
kaartje binnen de gebogen lijn, staan op onze
breedte altijd boven den horizon.
De pijlen op de kaartjes geven de richting van
de hemeldraaiing aan.
De sterrenbeelden
De Groote Beer staat laag in het noorden. Her
cules en Slangendrager gaan in het westen onder,
terwijl Wagenman, Stier en Tweelingen in het
oosten rijzen. Cepheus en de W-vormige figuur
van Cassiopeid staan nabij het zenith. In het zui
den trekt de lange rij sterren der tweede grootte
van Andromeda en Pegasus de aandacht. Zwaan
en Arend geven de ligging van den Melkweg aan.
Temidden van de zwakkere sterrenbeelden, lager
in het zuiden, vragen Saturnus en Jupiter de op
merkzaamheid.
De Melkweg gaat nog nagenoeg door het zenith.
In de tweede helft der maand zijn vallende ster
ren, de Orioniden, te verwachten.
Algolminima zijn o.m. waarneembaar: 2 Oct.
tegen middernacht, 5 Oct. te 9 uur, 25 Oct. te
half elf, en 28 Oct. te ruim 7 uur.
Jupiter en zijn manen
De planeten zijn zeer ongelijk met manen be
deeld. Mercurius en Venus hebben er geen, ter
wijl de aarde, van de zon af gerekend, de eerste
planeet is met een maan.~Vervolgehs hebben Mars
2, Jupiter 9, Saturnus 10 en Uranus 4 manen.
Neptunus heeft 1 maan en van Pluto is het on
bekend.
Zoo was het tot voor enkele dagen, toen uit
Amerika het bericht kwam, dat dr. Nicholson
van de Mount-Wilson-Sterrenwacht, met de groot
ste kijker der wereld die zich daar bevindt, een
tweetal nieuwe manen bij Jupiter ontdekt heeft.
De grootste der planeteh zou dan nu ook het
grootst aantal manen, n.l. 11 hebben.
Zoodra in het begin der zeventiende eeuw de
kijkers waren uitgevonden, ontdekten in 1610
GaliLeï in Padua en Simon Marius in Neuren
berg, onafhankelijk van elkaar, de viezr helderste
satellieten van Jupiter, die dan ook in een bi
nocle en kleinen kijker reeds zichtbaar zijn. Ma
rius gaf deze manen de, aan de Grieksche my
thologie ontleende namen: Io, Europa, Ganime-
des en Kallisto, welke namen echter weinig meer
worden gebruikt.
Meestal worden de Romeinsche cijfers IIV ter
aanduiding gebruikt.
De figuur geeft een schematische voorstelling van
de banen dezer manen terwijl bij elke maan de
omloopstijd is aangegeven.
Het is een boeiend schouwspel de bewegingen
dezer manen te volgen. Men bedenke hierbij dat
wii van de aarde uit, het stelsel van „terzijde"
zien, zoodat de satellieten zich óf naast de planeet
1 inden of voor deze langs gaan óf, bij onzicht
baarheid, zich achter Jupiter bevinden.
In sterrekundige (buitenlandsche) almanakken
vindt men de tijdstippen van deze „overgangen"
en „bedekkingen" aangegeven.
De afmetingen dezer manen zijn Jupiter waardig.
De middellijnen bedragen resp. 3800, 3100, 5600
en 5200 km., waaruit blijkt dat III en IV dus
grooter zijn dan b.v. de planeet Mercurius (4842
km.)
In 1892 ontdekte Barnard een vijfden wachter,
die zeer zwak is en, binnen de baan van I, in
ongeveer 12 uren om de planeet heenloopt.
Vervolgens werden in 1904, 1905, 1908 en 1914,
de 6de, 7de, 8ste en 9de maan ontdekt, terwijl dr.
Nicholson nu no. 10 en 11 heeft opgespoord.
De zon, de maan en de planeten
De zon treedt 24 October in het teeken Schor
pioen, staat dan in het sterrenbeeld Weegschaal.
Het eerste kwartier der maan van 1 October staat
in den Schutter, de volle maan van 9 Oct. in de
Visschen en het eerste kwartier van 31 Oct. in
den Steenbok.
Mercurius is 10 Oct. in bovenconjunctie met
de zon en dus niet zichtbaar.
Venus bereikt deze maand haar grootste helder
heid, maar gaat reeds ongeveer een half uur na
de zon onder.
Mars, in den Leeuw, komt 's morgens te 4 u. op.
Jupiter, in den Steenbok, gaat in het begin
der maand te 2 uur, aan het eind reeds yoor
middernacht onder.
Saturnus, in de Visschen, komt 8 Oct. in
tegenstand met de zon, gaat dus dan te midder
nacht door het Zuiden en is den geheelen nacht
zichtbaar.
ii
WE kunnen verstaan, dat Dr A. Kuyper mid
den in den kruitdamp van 1886 schreef:
„Ds Lütge ook? Die zoo weinig zelfs een man als
Kohlbrügge verstaat, dat hij ongereformeerd elk
zelfstandige karakter eener plaatselijke Kerk
doemt, daar toch Kohlbrügge in E'berfeld in een
kerk geleeraard heeft, die geheel op zichzelve
stond, van alle Kerkverband was afgescheiden en
juist door dat kleine kerkje van E'berfeld een
zegen gespreid heeft tot in Bohemen?"
Nu doet Dr J. C. S. Locher aUe moeite om Dr
Kohlbrügge van elk separatisme vrij te pleiten.
Deze wilde immers in Elberfeld het Woord ver
kondigen aan hen, die de Kerk niet meer bezoch
ten. Zijn vrouw had zijn aanvankelijken tegenstand
(om naar Elberfeld te gaan) overwonnen met de
woorden: „Alles er aan, alles er aan, lieve Ko,
als er maar zielen gered worden." Den 6den
Juni 1846 werd hem een adres overhandigd,
waarvan de inhoud was: een soort beroep met
toezegging van salaris, geteekend door 21 ge
meenteleden.
Uit de in dien tijd naar Holland geschreven
brieven blijkt steeds het vurig verlangen, dat dit
optreden niet tot seperatie zou leiden. Om zijn
toehoorders weer tot hun kerk terug te brengen,
aldus Dr Locher, was het noodzakelijk, dat ook
de Evangelische Gereformeerde Gemeente be
vrijd zou worden van de zoogenaamde agenda en
kerkorde, waarna niets de hereeniging in den
weg stond. Om dit te bevorderen werden door
Kohlbrügge bezoeken afgelegd bij alle predikan
ten der Evangelische Gereformeerde gemeente:
„Allen betoonden hartelijkheid en ingenomenheid
met de overkomst van den Nederlandschen
leeraar. Vele predikanten uit Elberfeld en om
geving kwamen luisteren en de eerste maanden
bleek alles van zelf te gaan." Wat er bij de ge
doemde bezoeken besproken werd gaf hij zelf
weer met deze woorden: „Toen ging ik tot de
predikanten en zeide tot hen: Ik zal lid worden
van uwe gemeente, wilt gij mij opnemen en
samen met mij werken, dan zal ik er voor zorgen,
dat wij weer vrij komen van de Agenda. Hier
mede waren zij tevreden, zij wilden mij aan
nemen als vierde predikant." Kohlbrügge had
namelijk invloedrijke relaties in Berlijn (door de
familie Von der Heydt, waarvan er één minister
was). Reeds den 6den October 1846 kon hij naar
Holland schrijven: „De Hofprediker en particu
liere raad des Konings te Berlijn heeft mij een
zeer aangenaam blijk van toegenegenheid doen
door Dr. H. KAAJAN
toekomen. Men begint te begrijpen, dat ik van
nut zou kunnen zijn. Niets zal mij in den weg
gelegd worden." Het Consistorie der Rijnpro
vincie verzocht zelfs Kohlbrügge rustig te laten
voortgaan, als het beste middel om de -separatie
langzaam te doen ophouden. Zijn bedoeling was,
zoo schreef Kohlbrügge zelf aan den superinten
dent Esch (Augustus 1846), zich voor eenigen tijd
in Elberfeld op te houden en sommigen met Gods
Woord te dienen. Hij zou niets liever zien, dan
dat de aanstoot (Agenda en Kerkenorde) werd
weggeruimd en hen weer in de volle gemeen
schap der Gemeente terug te brengen.
Dr Locher zegt: „Let vooral op de woorden voor
eenigen tijd, die een diepere beteekenis hadden.
Ook hield Kohlbrügge zijn oefeningen op uren,
die niet samenvielen met den openbaren eere-
dienst der Evangelische Gereformeerde Gemeente.
Hij wandelde uiterst voorzichtig, vertoonde zich
nergens en sneed alles af wat beweging kon
maken.
Ds Krummacher, de meest invloedrijke predi
kant te Elberfeld, schreef: „Dat elk streven naar
het vormen eener secte hem (n.l. Kohlbrügge)
vreemd is, is nu genoegzaam vastgesteld."
Zelf schreef Kohlbrügge: „Mijn streven is nu om
de Elberfeldsche kerk van de Agenda vrij te
krijgen, en dan ben ik van latere zorg; maar nog
eens, ik leef bij den dag en mik op het hart."
En wat de Evangelische Gereformeerde Gemeente
dacht blijkt uit deze woorden van Koh'lbrügge:
„In de gemeente is de stemming nu verbazend
voor mij toegenomen, vooral nu bekend is ge
worden hoe ik ben aangenomen en wat ik beoogd
heb."
Toch kwam er een kink in den kabel!
Alles was weldra op de been, dat hij niet zou
worden aangenomen. Alle predikanten wilden
p'otseling bij het zoogenaamde collegium doctum,
een soort examen, tegenwoordig zijn.
En Krummacher wefd de belhamel. Hij eischte,
dat Kohlbrügge zijn boek over Mattheüs I zou
herroepen. Ook moest Kohlbrügge verschillende
vragen beantwoorden, bijvoorbeeld deze: Waarom
hebt gij uw kinderen niet laten doopen? Waarom
zijt gij niet kerkelijk getrouwd? Wilt gij u nog
kerkelijk laten trouwen? Ten slotte stelden ze
hem drie vragen uit een Formulier, die hij be
vestigend beantwoordde. Daarop gaven ze hem
de hand en zeiden, dat ze hem als lid der ge
meente hadden aangenomen.
Maar de bevolking vertrouwde de predikanten
431