DE RUILBEURS WAARDIGHEDEN jiiet en spoedig bleek, dat ze gelyk had. Hun politiek was in het kort deze: „Ge zijto nu ge- yangen en hebt aLs gemeentelid ons te gehoor- Eamen." Hij had te zorgen, dat zijn aanhangers de godsdienstoefening der predikanten zouden Volgen en hij zou met zijn oefeningen moeten Ophouden. Nu had Kolhbrügge zijn lidmaatschap onder zeker Voorbehoud aanvaard, maar dit werd eenvoudig ■weggeredeneerd. Allen moesten zich nu aan de Agenda onderwerpen. Het heette zelfs, dat zij deze hadden aanvaard. iWat Kohlbrügge betreft, men wilde hem de schoonste plaats van geheel Duitschland geven, omdat hij immers zooveel van de natuur hield, maar Elberfeld moest hij verlaten. „Is dat nu woord en trouw?" Deze vraag van Kohïbrügge werd aldus beantwoord: „Daar heb ben wij niets mee te maken. Gij zijt nu in onze handen." „Nog niet," zei Kohlbrügge, „wat moet er dan worden van die arme menschen?" Toen heette het onmogelijk om die weer op den rechten weg te brengen. Hierop antwoordde Kohlbrügge: „Welnu, mijne Heeren, dan moogt gij uwe be proefde géloovigen weiden en ik die menschen, de verstrooide schapen, die op geenen rechten weg meer te brengen zijn." Nu komt Dr Locher met de uitvlucht, door mij reeds geciteerd: „Men lette hier in 't bijzonder daarop, dat Kohlbrügge er op uit was de ver strooide schapen terecht te brengen; geheel iets anders dan afscheidingsbeginselen, waarbij men vooral een zuiver kerkje wil houden." Maar men neme mij niet kwalijk: dit is een uitvlucht. Voor Kohlbrügge was het een consciën tie-zaak geworden, maar niet minder was het een gewetenszaak geweest voor Ds de Cock in 1834. Gaarne sta ik in heel deze treurige affaire aan den kant Van Kohlbrügge, maar het paste nu allerminst meer aan dezen zulk een filippica, zulk een geweldige slrafrede, tegen Ds de Cock en de Afscheiding te houden als hy voorheen had gedaan. GOUDSCHESINGEL 105, R'DAM ten dienste van de lezers der Vijf Samen werkende Christelijke Dag-bladen. CORRESPONDENTIE Mej. W. v. d. M. te Rotterdam: 223 Droste ge noteerd. P. M. K. te Middelburg: 82 Bussink genoteerd. Wil s.' p gratis ruilformulier zenden aan: Woonplaats Adres- Datum: Voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en oiaatjes. 2 Tot 500 pt. betaalt u 15 ct„ tot 1000 pt. 20 ct. taan postzegels). 3 ls net gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 4 Van éér soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pL per maand aangevraagd worden. 5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij ven tot een volgende zending. 6 Van he' puntenaanta! dat U stuurt, wordt dooi de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, dan he'aalt U 2 nt per plaatje meer. 8 Oude Verkade. Klaverblad. Wascholine, Coe- lingh, Patria. Raoemaker. Pette. Haas' plaatjes nemen we niet meer aan. Voor.oopig Kunnen we geen Hille-plaatjes ot -bons. Van Melle en Holl. Zwits. Weegschaaltjes gebruiken. Ook Verkade Rivierenbons nemen we thans niet meer aan. Ze kunnen wel aangevraagd worden. Door de enorm groote aanvraag van Levers Zeep- bons zijn wij genoodzaakt, tijdelijk geen aanvra gen voor deze bons in behandeling te nemen. Wel zullen wy ze graag ontvangen. De waarde der bons is als <-olgt Bussink 8. Coe- lingh 3, D-E 6 v Delft plaatjes 10, Dobbelman 4. H O 6. Droste 20 Hagzeeels 10. Hillc- b, Holi Zw V eegsel. 3 Paul Kniser 8 Klaverblad 5 Klok zeep 20, Kwatta 3. Lever's zeep 20 van Nelle 4 Patria 10. Pette Pleines 3 Rademaker 3 Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 3, Wascholine 2. Verder ïencn we aan Pleines duilmerken. .lodex bens, ira Everlasting Hapé Van der Sluys Stark Scholten IJ/endi.k Vergulde Hand Winkeliersbons van Sickesz Pax Wie helpt aan v Rossum Kwatta winkelierstrno- ken. Haas en Van Brerc. Scholten DE V:m. en Ark's beschuitbons. Wie zendt ons nog wat bons of plaatjes voor het album Voetbalglorie van II. Smith te Groningen? 432 HUMOR ROND BEETHOVEN Beethoven speelde eens zijn nieuwste pianoconcert, maar vergat reeds bij de eerste tutti, dat hij solist was, sprong op en begon, op zijn wijze te diri- geeren. Bij het eerste sforzando slingerde hij zijn armen zoo ver uiteen, dat hij de beide kaarsen naast de muziekstander van het klavier op den grond wierp. Het publiek lachte, en Beethoven was vanwege deze dwaze stoornis zoo buiten zich zelf, dat hij het orkest liet ophouden en opnieuw beginnen. Seyfried, vreezend, dat het gebeurde zich zoo dadelijk weer herhalen zou, plaatste twee jongens uit het koor bij den vleugel, die nu de kaarsen moesten vasthouden. De eene trad arge loos naderbij en keek geïnteresseerd in de klavier partij. Toen het noodlottige sforzando opnieuw aanbrak, kreeg hij van den niets zienden Beet hoven plotseling een dusdanigen muilpeer, dat de arme jongen van schrik de kaars op den grond liet vallen. De anderejongen was voorzichtiger, en had angstvallig alle bewegingen van Beetho ven niet de oogen gevolgd, en zoo gelukte het hem, door vlug te bukken herhaaldelijk de muil peer te ontwijken. .Had het publiek zooevsn reeds gelachen, nu brak het in een bacc*nana»'s~h ge brul los. Beethoven werd hierom zoo nd, dat hij reeds bij het eerst soloaccoord een .alf dozijn snaren stuksloeg. Alle bemoeienis van Beethovens vrienden, de rust en de opmerkzaam heid weer te herstellen, was vergeefs. Het eerste deel van het concert, het allegro, ging geheel voor de toehoorders verloren. De twee overige deelen kwamen er beter af, doch sinds dit voorval wilde Beethoven geen enkel concert meer geven. Eenige jaren geleden stierf in Heiligenstadt bij Weenen een oeroude vrouw, die zich Beethoven nog heel goed kon herinneren. In haar kindertijd nl. had Beethoven vaak in den zomer haar ge boortedorp bezocht. De donker kijkende, noncha- t gekleede man, vertelde ze, boezemde haar, kind als ze was, steeds groote angst in. Met de handen op den rug, liep hij, eenigszins voorover^^^ gebogen, in zichzelf pratend neuriënd door het bosch. Toen een tante eens de angst van het kind bemerkte, trachtte ze het meisje te kalmee- ren met de woorden: „Ach, voor die meneer hoef je niet bang te wezen; hij heeft ze nl. niet alle maal bij elkaar!" Inderdaad, zonderling is vaak de indruk, die de grooten van geest op de eenvoudigen en op de correcte middelmatigen maken! Ze zijn „niet ge woon". Maar zou een „gewone" Beethoven ooit.. Beethoven geweest kunnen zijn? DF WATERLEIDING VAN PONTIUS PILATT'S Een Italiaansch blad meldt uit Palestina, dat kort geleden bij Bethlehem de waterleiding gevonden v.erd, die Pontius Pilatus ongeveer 30 na Christus, dus tijdens het leven van den Zaligmaker, van H bron naar Jeruzalem heeft laten aanleggen. De hiding bestaat uit steenen pijpen, die in elkaar gelegd zyn. Een van deze pijpen zal naar de Pu- lestina-tentoonstelling te Londen gebracht worden. ZI.IDE VAN SPINNEWEBBEN IN DEN IIANDLL Zooals men weet wordt zijde vervaardigd uit een product een langen fijnen draad dat de zbdeworm afscheidt. is nu honderd jaar geleden, namelijk in Feor. 1838. dat een Engelschman, zekere Bou, Kanten op de markt bracht, die geweven waren uit drilden \ui. spinnewebben. Veel succes had deze mode c.-liter niet. T ians is opnieuw een Engelschman, zekere 2A Rolte, er in geslaagd zijde uit spinnewebben te vervaardigen. Naar verluidt, zou deze nieuwe slof zeer fijn zyn, vooral daar de draad van de spin vijfmaal dunner is dan het weefsel van den zijde worm. Maar wat de vinding in de practijk zal opleveren, blijft nog een vraagteeken. Om één kilogram van deze zyde te bekomen, moet men over 44.000 spinnen beschikken. Bedenkelijker wordt het ge val als men nagaat, dat spinnen elkaar opeten, zoodat men dus de dieren afzonderlijk zou moeten opsluiten. 1 Commando 5 Trillen 7 Zandophooping 8 Een der windstreken 10 Kuur 11 Vervelend 13 Muziekinstrument 14 Klein rijtuigje (Ind.) 16 Werelddeel 17 Tak 18 Proef 20 Bijnaam van Ezau (Byb.) 21 Familielid 23 Voortreffelijk 24 Steenen wal 26 Leger 27 Wonderlijk 28 Klompje Verticaal 1 Optisch voorwerp 2 Telwoord 3 Vervolg (afk.) 4 Devies 5 Lichaamsdeel 6 Eil. Irid. Archipel 7 Bezinksel 9 Oud-Holl. munt 10 Influenza 12 Afgodsbeeld 13 Te zijper tijd (afk.) 15 Bloedverwant 19 Slok 20 Azijn 22 Inwoner van Turkije 23 Instrument om stoffen te drogen 25 Lijst van rechtszaken 26 Plant der den heelen dag verontrusten. En ook de dagen die volgden, tobde hij er op door. Hoe was het mogelijk dat de vijandschap zoo onkeerbaar was opgegolfd uit het diep van zijn hart! Langzaam werd het hem duidelijk, dat zijn godsdienst altijd maar aan den buitenkant had gezeten. Als hij zijn zin niet kreeg, als God niet dadelijk deed wat hij wilde, dan was het met zijn vroomheid uit. Zoo was hij, Louwke. Hij wilde den Heere wel dienen, als hij er wat voor kreeg, als hij er beter van werd. En Louwke ging begrijpen dat liefde tot God toch wel heel wat anders was. Zoo kwam het dat toen hij weer durfde bidden op het eenzame plekje op den zolder, zijn gebed heel anders was, dan toen hij op een wonderlijke uitredding hoopte. De vrees om met paarden om te gaan heeft Louw ke niet zijn heele leven gehouden. Daar kwam zelfs spoedig een groote verandering in. Dat kwam door Hein Hoek. Die had al lang gemerkt hoe de jongen voor dat werk terugschrikte, hoe bang hij ervoor was. En toen Louwke, in opdracht van Ten Have, hem kwam bezoeken, bracht de oude knecht met opzet hét gesprek op het werk in de stal, dat nu geheel voor rekening van Louwke was gekomen. Hein kwam uit zichzelf voor den dag met de bekentenis, dat hij in zijn jeugd het zelfde had doorgemaakt. En Louwke wist toch wel hoe hy nu met de paarden omging? Zoo zou het met Louwke toch ook kunnen. Hij kon van die vrees heelemaal afkomen, dat lag aan hem zelf. Natuurlijk, paarden die je niet kende, daar moest je altijd mee oppassen. Je wist niet wat je aan ze had. Maar de beestjes van Ten Have waren volkomen te vertrouwen. Je moet vooral niet schrikachtig doen en je moet ze vriendelijk toe spreken, daar wennen ze aan. Hein gaf Louwke nog meer aanwijzingen. Maar het voornaamste was dat Louwke door dit gesprek zelfvertrouwen kreeg. Als Hein vroeger bang geweest was, dan was het ook niet erg, dat hetzelfde Louwke over kwam. En hij ging vast gelooven, dat hy die vrees kon en zou overwinnen. Want toen na geruimen tijd de oude knecht zijn werk hervatten kon, vond Louwke het niet erg meer, dat dé stal geheel voor zyn rekening bleef. Louwke is een flinke boerenknecht geworden. In zijn latér leven dacht hy nog dikwijls terug aan die gebeurtenis uit zijn jongensjaren, toen hij leerde zien hoe zijn vroomheid uit zelfzucht en eigenliefde bestond. En nog menigmaal heeft hy God gedankt dat zijn gebed niet werd verhoord op de manier, waarop hij het toen zoo gaarne had gewild. OPROEP TOT GEBED Mobiliseeren zich de bidders Aleer de wereld staat in brand? Bewaken z" als Gods toakkre ridders Zijn stille wegen f alle kant Dat 't uitzicht open blijft naar Boven? Hier gaan Gods lampen langzaam uit. Nog één appèl: het Hof der hoven; O bidderssluit de rijensluit U vast aanéén, dat Uw gebeden Plaveien 't pad naar 's Ho'ogsten troon, Opdat H\j uit Zijn eeuwig heden Ons Zijn genade nog betoon'. Want slechts door bidden en door vasten Vaart het geslacht der duivlen uit. Die God zelf durfden aan 'e tasten; O bidders, sluit de rijen, sluit U vast aanéén over heel d' aarde. Dit wordt haar laatste, zwaarste uur. 't Gebed alleen behoudt zijn waarde. Als d' aarde gaat door 't oordeelsvuur. Dat 't uitzicht open blijv' naar Boven; Gods lampen gaan hier langzaam uit; Nog één appèl: het Hof der hoven Dat God ons Zijn genad' ontsluit A. WAPENAAR. (Dit gedicht, dat we onlangs in onze gewone krant opnamen, is waard bewaard te blijven. Daarom geven we 't een plaatsje in ons Zondagsblad. En is er thans ook nog geen reden om in gemeen schappelijk gebed den nood der wereld voor Gods troon te brengen? Red.). SPINNEN ALS WEERPROFETEN Toen er nog geen barometers waren, werden de spinnen, vooral de huis- of kruisspin, meer ge waardeerd dan tegenwoordig, wanneer tegenwoor dig tenminste nog van waardeering sprake kan zijn. Men vindt thans de diertjes griezelig, en ontdoet er zich zoo spoedig mogelijk van. Dat kan zijn reden hebben; maar toch moest men zijn af schuw niet overdrijven. Een diepe kijk in het spinnenleven is uiterst leerzaam; hoe lokken ons niet reeds de spinnewebben als kleine wonderwer ken aan. Bijzonder interessant zijn de spinnen als weerpro- feten. Vroeger wist men altijd precies, of men binnen 6 of wel 10 uren wind en regen kon ver wachten, of zonnig, mooi weer. In het eerste ge val trekt zich de spin schuw in een hoek terug, met het lichaam daarheen gekeerd, van waar on feilbaar het gure weer komt. Zit de spin echter zorgeloos in het midden van haar web, of spint ze iets nieuws, dan kan men er zeker op rekenen, dat er goed weer komt, of dat goed weer aan staande is. WATERVALLEN IN HET OERWOUD Op de grens van Argentinië en Brazilië, midden in het reusachtige Zuid-Amerikaansche oerwoud, dat uitgestrekt over honderden kilometers, een bijna natuurlijke grens tuschen de beide staten vormt, liggen de geweldige watervallen van de Iguassu. Daar deze gebieden nog nimmer door ontdekkingsreizigers behoorlijk onderzocht zyn, omdat het hen niet mogelijk was zoover in het oerwoud door te dringen, waren deze waterval.en tot voor kort vrij onbekend. Ze werden ontdekt door een paar vliegeniers, die verschillende proef vluchten moesten uitvoeren om tot een luchtver- binding Rio de JaneiroAsuncion (Paraguay) te komen) Wel bestond er een verhaal van een ontdekkingsreiziger, die beweerde op zijn tocht watervallen ontmoet te hebben, die hun Niagara- collega's in hoogte en breedte overtroffen. Thans, nu de lijn Rio de JaneiroAsuncion ge opend is en deze zoo gelegd is, dat ze dwars over deze watervaten gaat, is men in staat de af metingen van dit natuurwonder nader te oe- studeeren. Inderdaad blijken deze watervallen véruit de grootste in hun soort te zyn. De eerste bezoekers waren geestdriftig over „het verheven- ste, dat zij ooit in hun leven aanschouwd hadden; een symphonie in groen en wit van een over weldigende en onvergetelijke schoonheid." ZEEMAiNSLEVEN Aan dood water, door K. Norel. G. F. Callenbach, Uitgever, Ny- kerk (1938). De gelukkige schipper, door G. van Teylingen. J. N. Voorhoeve, Den Haag (1938). ZOVEEL er over boeren wordt ge schreven, zo weinig over onze zeelui. Wanneer wij ons tot de christelijke letteren bepalen, ontmoeten wij den helaas veel te vroeg vergeten Haspels, die, hoewel zelf geen zeeman doch predikant, door zuivere waarneming, zielkundig begrip en literaire vorm kracht in zijn Onder de Brandaris het zeemansleven tot in het hart bena derde. Ook Wapenaar, zelf stammend uit een zeemansgeslacht, schreef door de ja ren zijn Vlaardingtr schetsen, jammer genoeg nooit gebundeld, doch wel veel gelezen doordat meer dan een frag ment verhuisde naar schoolbloem lezingen. Na deze twee auteurs, wier proza nog zeer waarneerr baar door „tach tiger" woordgebruik werd gekenmerkt, bleef het een poos stil. Maar sinds en kele jaren is de zee weer door twee onzer auteurs ontdekt en zo ontston den de jongensboeken en romans van K. Norel, wiens Het gety ver loopt reeds eerder door ons werd besproken. In dit boek was de afsluit dijk het hoofdtheme .Thans behandelt hij „de laatste dagen van een eiland" namelijk Urk. Am dood water vind ik een zeer leesbaar boek, een volksverhaa', zoals Norel dat schrijven kan, met ge degen kennis van de door hem be schreven mensen en bedrijven, weer gegeven in een heldere, niet sentimen tele stijl. Heel goed heeft de auteur ons laten voelen dat het eigenlijk een zegen voor Urk is, dat het „Vasteland wordt, al zal hiermede veel oorspron kelijks verdwijnen. Men moet echter niet vergeten dat eeuw in eeuw uit Urk met Urk trouwde. Degeneratie ligt hier voor de hand. Wat er aan speculatief element in de „drooglegging" zat, heeft de auteur er uit gehaald. Zodoende leest men de ups en downs met genoegen. Wat ik van „Het Getij verloopt" zei, geldt m.i. ook voor dit boek, dat het n.m.l. weinig of geen literaire waarde heeft. Het ontbreekt dezen schrijver niet aan vlotheid, doch wel aan het vermogen om mensen te scheppen in zijn werk. Op de eerste bladzijde le zen we o.m.: Vanavond zul je zitten in je kamer, naast je vrouw, en je zult jc huis vol mensen hebben. En de Marretjes, de Jannechiens en de Luuts wachten al op haar Riekelts, haar Lubberts en haar Jellen". Hiermede is de psychologie van dezen schrijver volkomen getypeerd. Hij benadert deze mensen van buiten af en vermag niet hen van binnenuit te geven. Hij typeert uitstekend de bcvolkings groep, doch de enkeling blijft te zeer het standaard-type. Het verwondert my geenszins, dat de Ned. Chr. Filmcentrale dit boek heeft uitgekozen om te verfilmen. Het leent zich er uitstekend toe, met betrekke lijk weinig kunstmiddelen. Nu zo langzamerhand, mede door de vele documentaire films de film zijn intrede doet in de christelijke levens kringen, is het van het allergrootste belang, dat de leiders goede keus we ten te maken voor geschikte scenario's. Hier is een stuk typisch calvinistisch volksleven, dat niet alleen een roman verdiende, doch evenzeer een film. Het draaiboek voor de film „De laat ste dagen van een eiland" is gemaakt door Ernst Winar en den schrijver zelf. De fotograaf Elsevier is hier de cameraman. Voor de hoofdfiguren heeft men de medewerking van be- roepsartisten. Jammer dat het niet mogelijk was voor dit werk te kunnen volstaan met U r k e r s. Maar de moeilijkheden zijn hier vele, dat laat zich begrijpen. Ik hoop van harte dat deze film zal slagen. Wij staan hier aan het begin, er kan dus veel bedorven worden, zo niet alles. Het baart geen verwondering dat dit twede boek van Norel een Duitse ver taling vond. Ze verschijnt onder de titel „Die Flut bleibt aus" bij het Kaiser Verlag te München. Een wel verdiend succes voor den auteur. Norel heeft als volksschrijver ernstig werk geleverd, waarvoor wy hem dankbaar mogen zijn. Een andere schrijver over de zee is G. van Teylingen, den lezers van dit blad evenmin onbekend. Hij publiceer de, evenals onze courant een feuille- Het zijn hier niet de Zui derzee maar de Noordzee vissers en de zeelui op de wilde vaart, aan wie van Teylingen zijn hart ver pand heeft. In „Alle Hens" gaf hij een uit stekende beschrijving van het leven der haringvissers. Het feuilleton kwam in boekvorm uit bij Drukkerij Libertas te Rotterdam. Het hierboven aangekondigde boek „De gelukkige schipper" be strijkt zowel de Noordzee-visscherij als een deel der binnenscheepvaart. Het behelst n.m.l. het verhaal van een zogenaamd gelukkige schipper, die in de oorlogsjaren als koopman goede zaken weet te maken. Jammer genoeg is het religieuze ele ment te zeer opgelegd, waardoor dit verhaal my niet heeft kunnen over tuigen. Dat de auteur meer kan dan hij door gaans geeft, bewijst een type als Bul. Dat bewijzen zijn felle dialogen tus sen de zee'.ui. Eenmaal aan de wal worden deze mensen doorgefourneer de boekenfiguren. Men voelt echter dat hier een schrij ver aan het woord is die zelf een nalvezeeman is en in elk geval zijn metier beheerst. Wanneer het Van Teylingen gelukt zijn stijl meer te beheersen, en min der ;e morsen met woorden, doch elk woord te wegen, dan zou hy voor christelijke literatuur iets kunnen oereiken. D;t zaï niet het gevai zijn wanneer hij het in de oreedtc blijft zoeken. Er Komen voortreffe'ijke passages in zijn werk voor. Bovendien weet nij te boeien. Enkele "ragmenten van het feuilleton, dat thans in ons dagbiad van hem wordt geplaatst, vonden een plaats in het letterkundig tijdschrift Opwaartsche Wegen. Mogt di: voor hem een aanmoediging zijn zich te oezinnen op zijn literaire vormkracht. Strenge zelftucht is hier vooreerst nodig. Het valt op, dat in de verhalen over de grote en z.g. wilde vaart dc uit spattingen in Je havensteden zo goed als ontbreken in het werk van Van Teylingen. Het tegendeel kan worden gezegd van de jongere niet-christe- lijke auteurs van heden, die hetzelfde onderwerp beschriivei.. De heer Van Teylingen, goed bekend met onze zeelieden, is van mening dat de verhalen over deze uitspattin gen zeer overdreven worden. De door snee Hollandse zeeman doet er niet Het is mijn overtuiging, dat een christelijk auteur nimmer voor de werkelijkheid opzij moet gaan in zijn werk. Immers niet de realiteit, doch de wyze waarop aeze wordt verwoord, L het grote struikelb.ok. Maar het geeft inmiddels te denken waaraan zovele niet christelijke romans, ook en vooral, over de wilde vaart, hun „succes" danken! Van Teylingen is voor deze verleiding niet bezweken. Een christelijk auteur als Van Tey lingen, die de zee tot zijn onderwerp koos, heeft een eigen moeilijke maar mooie taak. Moge hij door volharden de toewijding zich een grote lezers kring veroveren. P. J. RISSEEUW. 429 G. van Teylingen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 15