DE RUILBEURS
WAARDIGHEDEN
jiiet en spoedig bleek, dat ze gelyk had. Hun
politiek was in het kort deze: „Ge zijto nu ge-
yangen en hebt aLs gemeentelid ons te gehoor-
Eamen." Hij had te zorgen, dat zijn aanhangers
de godsdienstoefening der predikanten zouden
Volgen en hij zou met zijn oefeningen moeten
Ophouden.
Nu had Kolhbrügge zijn lidmaatschap onder zeker
Voorbehoud aanvaard, maar dit werd eenvoudig
■weggeredeneerd. Allen moesten zich nu aan de
Agenda onderwerpen. Het heette zelfs, dat zij
deze hadden aanvaard.
iWat Kohlbrügge betreft, men wilde hem de
schoonste plaats van geheel Duitschland geven,
omdat hij immers zooveel van de natuur hield,
maar Elberfeld moest hij verlaten.
„Is dat nu woord en trouw?" Deze vraag van
Kohïbrügge werd aldus beantwoord: „Daar heb
ben wij niets mee te maken. Gij zijt nu in onze
handen." „Nog niet," zei Kohlbrügge, „wat moet
er dan worden van die arme menschen?" Toen
heette het onmogelijk om die weer op den rechten
weg te brengen. Hierop antwoordde Kohlbrügge:
„Welnu, mijne Heeren, dan moogt gij uwe be
proefde géloovigen weiden en ik die menschen,
de verstrooide schapen, die op geenen rechten
weg meer te brengen zijn."
Nu komt Dr Locher met de uitvlucht, door mij
reeds geciteerd: „Men lette hier in 't bijzonder
daarop, dat Kohlbrügge er op uit was de ver
strooide schapen terecht te brengen; geheel iets
anders dan afscheidingsbeginselen, waarbij men
vooral een zuiver kerkje wil houden."
Maar men neme mij niet kwalijk: dit is een
uitvlucht. Voor Kohlbrügge was het een consciën
tie-zaak geworden, maar niet minder was het
een gewetenszaak geweest voor Ds de Cock in
1834.
Gaarne sta ik in heel deze treurige affaire aan
den kant Van Kohlbrügge, maar het paste nu
allerminst meer aan dezen zulk een filippica,
zulk een geweldige slrafrede, tegen Ds de Cock
en de Afscheiding te houden als hy voorheen
had gedaan.
GOUDSCHESINGEL 105, R'DAM
ten dienste van de lezers der Vijf Samen
werkende Christelijke Dag-bladen.
CORRESPONDENTIE
Mej. W. v. d. M. te Rotterdam: 223 Droste ge
noteerd.
P. M. K. te Middelburg: 82 Bussink genoteerd.
Wil s.' p gratis ruilformulier zenden aan:
Woonplaats
Adres-
Datum:
Voorwaarden:
1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en
oiaatjes.
2 Tot 500 pt. betaalt u 15 ct„ tot 1000 pt. 20 ct.
taan postzegels).
3 ls net gevraagde niet in voorraad, dan leest
U het antwoord in het Zondagsblad.
4 Van éér soort mag niet meer dan tot een
waarde van 500 pL per maand aangevraagd
worden.
5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij
ven tot een volgende zending.
6 Van he' puntenaanta! dat U stuurt, wordt dooi
de Ruilbeurs 5 pet. afgetrokken.
7 Vraagt U van een album speciale nummers,
dan he'aalt U 2 nt per plaatje meer.
8 Oude Verkade. Klaverblad. Wascholine, Coe-
lingh, Patria. Raoemaker. Pette. Haas' plaatjes
nemen we niet meer aan.
Voor.oopig Kunnen we geen Hille-plaatjes ot
-bons. Van Melle en Holl. Zwits. Weegschaaltjes
gebruiken.
Ook Verkade Rivierenbons nemen we thans niet
meer aan. Ze kunnen wel aangevraagd worden.
Door de enorm groote aanvraag van Levers Zeep-
bons zijn wij genoodzaakt, tijdelijk geen aanvra
gen voor deze bons in behandeling te nemen. Wel
zullen wy ze graag ontvangen.
De waarde der bons is als <-olgt Bussink 8. Coe-
lingh 3, D-E 6 v Delft plaatjes 10, Dobbelman 4.
H O 6. Droste 20 Hagzeeels 10. Hillc- b, Holi Zw
V eegsel. 3 Paul Kniser 8 Klaverblad 5 Klok
zeep 20, Kwatta 3. Lever's zeep 20 van Nelle 4
Patria 10. Pette Pleines 3 Rademaker 3
Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 3, Wascholine 2.
Verder ïencn we aan Pleines duilmerken. .lodex
bens, ira Everlasting Hapé Van der Sluys
Stark Scholten IJ/endi.k Vergulde Hand
Winkeliersbons van Sickesz Pax
Wie helpt aan v Rossum Kwatta winkelierstrno-
ken. Haas en Van Brerc. Scholten DE V:m.
en Ark's beschuitbons.
Wie zendt ons nog wat bons of plaatjes voor het
album Voetbalglorie van II. Smith te Groningen?
432
HUMOR ROND BEETHOVEN
Beethoven speelde eens zijn nieuwste pianoconcert,
maar vergat reeds bij de eerste tutti, dat hij solist
was, sprong op en begon, op zijn wijze te diri-
geeren. Bij het eerste sforzando slingerde hij zijn
armen zoo ver uiteen, dat hij de beide kaarsen
naast de muziekstander van het klavier op den
grond wierp. Het publiek lachte, en Beethoven
was vanwege deze dwaze stoornis zoo buiten zich
zelf, dat hij het orkest liet ophouden en opnieuw
beginnen. Seyfried, vreezend, dat het gebeurde
zich zoo dadelijk weer herhalen zou, plaatste twee
jongens uit het koor bij den vleugel, die nu de
kaarsen moesten vasthouden. De eene trad arge
loos naderbij en keek geïnteresseerd in de klavier
partij. Toen het noodlottige sforzando opnieuw
aanbrak, kreeg hij van den niets zienden Beet
hoven plotseling een dusdanigen muilpeer, dat de
arme jongen van schrik de kaars op den grond
liet vallen. De anderejongen was voorzichtiger,
en had angstvallig alle bewegingen van Beetho
ven niet de oogen gevolgd, en zoo gelukte het
hem, door vlug te bukken herhaaldelijk de muil
peer te ontwijken. .Had het publiek zooevsn reeds
gelachen, nu brak het in een bacc*nana»'s~h ge
brul los. Beethoven werd hierom zoo nd,
dat hij reeds bij het eerst soloaccoord een .alf
dozijn snaren stuksloeg. Alle bemoeienis van
Beethovens vrienden, de rust en de opmerkzaam
heid weer te herstellen, was vergeefs. Het eerste
deel van het concert, het allegro, ging geheel voor
de toehoorders verloren. De twee overige deelen
kwamen er beter af, doch sinds dit voorval wilde
Beethoven geen enkel concert meer geven.
Eenige jaren geleden stierf in Heiligenstadt bij
Weenen een oeroude vrouw, die zich Beethoven
nog heel goed kon herinneren. In haar kindertijd
nl. had Beethoven vaak in den zomer haar ge
boortedorp bezocht. De donker kijkende, noncha-
t gekleede man, vertelde ze, boezemde haar,
kind als ze was, steeds groote angst in. Met de
handen op den rug, liep hij, eenigszins voorover^^^
gebogen, in zichzelf pratend neuriënd door
het bosch. Toen een tante eens de angst van het
kind bemerkte, trachtte ze het meisje te kalmee-
ren met de woorden: „Ach, voor die meneer hoef
je niet bang te wezen; hij heeft ze nl. niet alle
maal bij elkaar!"
Inderdaad, zonderling is vaak de indruk, die de
grooten van geest op de eenvoudigen en op de
correcte middelmatigen maken! Ze zijn „niet ge
woon". Maar zou een „gewone" Beethoven ooit..
Beethoven geweest kunnen zijn?
DF WATERLEIDING VAN PONTIUS PILATT'S
Een Italiaansch blad meldt uit Palestina, dat kort
geleden bij Bethlehem de waterleiding gevonden
v.erd, die Pontius Pilatus ongeveer 30 na Christus,
dus tijdens het leven van den Zaligmaker, van
H bron naar Jeruzalem heeft laten aanleggen. De
hiding bestaat uit steenen pijpen, die in elkaar
gelegd zyn. Een van deze pijpen zal naar de Pu-
lestina-tentoonstelling te Londen gebracht worden.
ZI.IDE VAN SPINNEWEBBEN IN DEN IIANDLL
Zooals men weet wordt zijde vervaardigd uit een
product een langen fijnen draad dat de
zbdeworm afscheidt.
is nu honderd jaar geleden, namelijk in Feor.
1838. dat een Engelschman, zekere Bou, Kanten
op de markt bracht, die geweven waren uit drilden
\ui. spinnewebben. Veel succes had deze mode
c.-liter niet.
T ians is opnieuw een Engelschman, zekere 2A
Rolte, er in geslaagd zijde uit spinnewebben te
vervaardigen. Naar verluidt, zou deze nieuwe slof
zeer fijn zyn, vooral daar de draad van de spin
vijfmaal dunner is dan het weefsel van den zijde
worm.
Maar wat de vinding in de practijk zal opleveren,
blijft nog een vraagteeken. Om één kilogram
van deze zyde te bekomen, moet men over 44.000
spinnen beschikken. Bedenkelijker wordt het ge
val als men nagaat, dat spinnen elkaar opeten,
zoodat men dus de dieren afzonderlijk zou moeten
opsluiten.
1 Commando
5 Trillen
7 Zandophooping
8 Een der windstreken
10 Kuur
11 Vervelend
13 Muziekinstrument
14 Klein rijtuigje (Ind.)
16 Werelddeel
17 Tak
18 Proef
20 Bijnaam van Ezau (Byb.)
21 Familielid
23 Voortreffelijk
24 Steenen wal
26 Leger
27 Wonderlijk
28 Klompje
Verticaal
1 Optisch voorwerp
2 Telwoord
3 Vervolg (afk.)
4 Devies
5 Lichaamsdeel
6 Eil. Irid. Archipel
7 Bezinksel
9 Oud-Holl. munt
10 Influenza
12 Afgodsbeeld
13 Te zijper tijd (afk.)
15 Bloedverwant
19 Slok
20 Azijn
22 Inwoner van Turkije
23 Instrument om stoffen te drogen
25 Lijst van rechtszaken
26 Plant
der den heelen dag verontrusten. En ook de dagen
die volgden, tobde hij er op door. Hoe was het
mogelijk dat de vijandschap zoo onkeerbaar was
opgegolfd uit het diep van zijn hart! Langzaam
werd het hem duidelijk, dat zijn godsdienst altijd
maar aan den buitenkant had gezeten. Als hij zijn
zin niet kreeg, als God niet dadelijk deed wat hij
wilde, dan was het met zijn vroomheid uit. Zoo
was hij, Louwke. Hij wilde den Heere wel dienen,
als hij er wat voor kreeg, als hij er beter van
werd. En Louwke ging begrijpen dat liefde tot
God toch wel heel wat anders was. Zoo kwam het
dat toen hij weer durfde bidden op het eenzame
plekje op den zolder, zijn gebed heel anders was,
dan toen hij op een wonderlijke uitredding hoopte.
De vrees om met paarden om te gaan heeft Louw
ke niet zijn heele leven gehouden. Daar kwam
zelfs spoedig een groote verandering in. Dat kwam
door Hein Hoek. Die had al lang gemerkt hoe de
jongen voor dat werk terugschrikte, hoe bang hij
ervoor was. En toen Louwke, in opdracht van
Ten Have, hem kwam bezoeken, bracht de oude
knecht met opzet hét gesprek op het werk in de
stal, dat nu geheel voor rekening van Louwke
was gekomen. Hein kwam uit zichzelf voor den
dag met de bekentenis, dat hij in zijn jeugd het
zelfde had doorgemaakt. En Louwke wist toch
wel hoe hy nu met de paarden omging? Zoo zou
het met Louwke toch ook kunnen. Hij kon van
die vrees heelemaal afkomen, dat lag aan hem
zelf. Natuurlijk, paarden die je niet kende, daar
moest je altijd mee oppassen. Je wist niet wat je
aan ze had. Maar de beestjes van Ten Have waren
volkomen te vertrouwen. Je moet vooral niet
schrikachtig doen en je moet ze vriendelijk toe
spreken, daar wennen ze aan. Hein gaf Louwke
nog meer aanwijzingen. Maar het voornaamste
was dat Louwke door dit gesprek zelfvertrouwen
kreeg. Als Hein vroeger bang geweest was, dan
was het ook niet erg, dat hetzelfde Louwke over
kwam. En hij ging vast gelooven, dat hy die
vrees kon en zou overwinnen.
Want toen na geruimen tijd de oude knecht zijn
werk hervatten kon, vond Louwke het niet erg
meer, dat dé stal geheel voor zyn rekening bleef.
Louwke is een flinke boerenknecht geworden.
In zijn latér leven dacht hy nog dikwijls terug
aan die gebeurtenis uit zijn jongensjaren, toen hij
leerde zien hoe zijn vroomheid uit zelfzucht en
eigenliefde bestond. En nog menigmaal heeft hy
God gedankt dat zijn gebed niet werd verhoord
op de manier, waarop hij het toen zoo gaarne had
gewild.
OPROEP TOT GEBED
Mobiliseeren zich de bidders
Aleer de wereld staat in brand?
Bewaken z" als Gods toakkre ridders
Zijn stille wegen f alle kant
Dat 't uitzicht open blijft naar Boven?
Hier gaan Gods lampen langzaam uit.
Nog één appèl: het Hof der hoven;
O bidderssluit de rijensluit
U vast aanéén, dat Uw gebeden
Plaveien 't pad naar 's Ho'ogsten troon,
Opdat H\j uit Zijn eeuwig heden
Ons Zijn genade nog betoon'.
Want slechts door bidden en door vasten
Vaart het geslacht der duivlen uit.
Die God zelf durfden aan 'e tasten;
O bidders, sluit de rijen, sluit
U vast aanéén over heel d' aarde.
Dit wordt haar laatste, zwaarste uur.
't Gebed alleen behoudt zijn waarde.
Als d' aarde gaat door 't oordeelsvuur.
Dat 't uitzicht open blijv' naar Boven;
Gods lampen gaan hier langzaam uit;
Nog één appèl: het Hof der hoven
Dat God ons Zijn genad' ontsluit
A. WAPENAAR.
(Dit gedicht, dat we onlangs in onze gewone krant
opnamen, is waard bewaard te blijven. Daarom
geven we 't een plaatsje in ons Zondagsblad. En
is er thans ook nog geen reden om in gemeen
schappelijk gebed den nood der wereld voor Gods
troon te brengen? Red.).
SPINNEN ALS WEERPROFETEN
Toen er nog geen barometers waren, werden de
spinnen, vooral de huis- of kruisspin, meer ge
waardeerd dan tegenwoordig, wanneer tegenwoor
dig tenminste nog van waardeering sprake kan
zijn. Men vindt thans de diertjes griezelig, en
ontdoet er zich zoo spoedig mogelijk van. Dat kan
zijn reden hebben; maar toch moest men zijn af
schuw niet overdrijven. Een diepe kijk in het
spinnenleven is uiterst leerzaam; hoe lokken ons
niet reeds de spinnewebben als kleine wonderwer
ken aan.
Bijzonder interessant zijn de spinnen als weerpro-
feten. Vroeger wist men altijd precies, of men
binnen 6 of wel 10 uren wind en regen kon ver
wachten, of zonnig, mooi weer. In het eerste ge
val trekt zich de spin schuw in een hoek terug,
met het lichaam daarheen gekeerd, van waar on
feilbaar het gure weer komt. Zit de spin echter
zorgeloos in het midden van haar web, of spint
ze iets nieuws, dan kan men er zeker op rekenen,
dat er goed weer komt, of dat goed weer aan
staande is.
WATERVALLEN IN HET OERWOUD
Op de grens van Argentinië en Brazilië, midden
in het reusachtige Zuid-Amerikaansche oerwoud,
dat uitgestrekt over honderden kilometers, een
bijna natuurlijke grens tuschen de beide staten
vormt, liggen de geweldige watervallen van de
Iguassu. Daar deze gebieden nog nimmer door
ontdekkingsreizigers behoorlijk onderzocht zyn,
omdat het hen niet mogelijk was zoover in het
oerwoud door te dringen, waren deze waterval.en
tot voor kort vrij onbekend. Ze werden ontdekt
door een paar vliegeniers, die verschillende proef
vluchten moesten uitvoeren om tot een luchtver-
binding Rio de JaneiroAsuncion (Paraguay)
te komen) Wel bestond er een verhaal van een
ontdekkingsreiziger, die beweerde op zijn tocht
watervallen ontmoet te hebben, die hun Niagara-
collega's in hoogte en breedte overtroffen.
Thans, nu de lijn Rio de JaneiroAsuncion ge
opend is en deze zoo gelegd is, dat ze dwars over
deze watervaten gaat, is men in staat de af
metingen van dit natuurwonder nader te oe-
studeeren. Inderdaad blijken deze watervallen
véruit de grootste in hun soort te zyn. De eerste
bezoekers waren geestdriftig over „het verheven-
ste, dat zij ooit in hun leven aanschouwd hadden;
een symphonie in groen en wit van een over
weldigende en onvergetelijke schoonheid."
ZEEMAiNSLEVEN
Aan dood water,
door K. Norel.
G. F. Callenbach, Uitgever, Ny-
kerk (1938).
De gelukkige schipper,
door G. van Teylingen.
J. N. Voorhoeve, Den Haag (1938).
ZOVEEL er over boeren wordt ge
schreven, zo weinig over onze
zeelui.
Wanneer wij ons tot de christelijke
letteren bepalen, ontmoeten wij den
helaas veel te vroeg vergeten Haspels,
die, hoewel zelf geen zeeman doch
predikant, door zuivere waarneming,
zielkundig begrip en literaire vorm
kracht in zijn Onder de Brandaris het
zeemansleven tot in het hart bena
derde.
Ook Wapenaar, zelf stammend uit een
zeemansgeslacht, schreef door de ja
ren zijn Vlaardingtr schetsen, jammer
genoeg nooit gebundeld, doch wel veel
gelezen doordat meer dan een frag
ment verhuisde naar schoolbloem
lezingen.
Na deze twee auteurs, wier proza
nog zeer waarneerr baar door „tach
tiger" woordgebruik werd gekenmerkt,
bleef het een poos stil. Maar sinds en
kele jaren is de zee weer door twee
onzer auteurs ontdekt en zo ontston
den de jongensboeken en romans van
K. Norel, wiens Het gety ver
loopt reeds eerder door ons werd
besproken. In dit boek was de afsluit
dijk het hoofdtheme .Thans behandelt
hij „de laatste dagen van een eiland"
namelijk Urk.
Am dood water vind ik een
zeer leesbaar boek, een volksverhaa',
zoals Norel dat schrijven kan, met ge
degen kennis van de door hem be
schreven mensen en bedrijven, weer
gegeven in een heldere, niet sentimen
tele stijl.
Heel goed heeft de auteur ons laten
voelen dat het eigenlijk een zegen
voor Urk is, dat het „Vasteland
wordt, al zal hiermede veel oorspron
kelijks verdwijnen. Men moet echter
niet vergeten dat eeuw in eeuw uit
Urk met Urk trouwde. Degeneratie
ligt hier voor de hand.
Wat er aan speculatief element in de
„drooglegging" zat, heeft de auteur er
uit gehaald. Zodoende leest men de
ups en downs met genoegen.
Wat ik van „Het Getij verloopt" zei,
geldt m.i. ook voor dit boek, dat het
n.m.l. weinig of geen literaire waarde
heeft. Het ontbreekt dezen schrijver
niet aan vlotheid, doch wel aan het
vermogen om mensen te scheppen in
zijn werk. Op de eerste bladzijde le
zen we o.m.: Vanavond zul je zitten
in je kamer, naast je vrouw, en je
zult jc huis vol mensen hebben. En de
Marretjes, de Jannechiens en de
Luuts wachten al op haar Riekelts,
haar Lubberts en haar Jellen".
Hiermede is de psychologie van dezen
schrijver volkomen getypeerd.
Hij benadert deze mensen van buiten
af en vermag niet hen van binnenuit
te geven. Hij typeert uitstekend de
bcvolkings groep, doch de enkeling
blijft te zeer het standaard-type.
Het verwondert my geenszins, dat de
Ned. Chr. Filmcentrale dit boek heeft
uitgekozen om te verfilmen. Het leent
zich er uitstekend toe, met betrekke
lijk weinig kunstmiddelen.
Nu zo langzamerhand, mede door de
vele documentaire films de film zijn
intrede doet in de christelijke levens
kringen, is het van het allergrootste
belang, dat de leiders goede keus we
ten te maken voor geschikte scenario's.
Hier is een stuk typisch calvinistisch
volksleven, dat niet alleen een roman
verdiende, doch evenzeer een film.
Het draaiboek voor de film „De laat
ste dagen van een eiland" is gemaakt
door Ernst Winar en den schrijver
zelf. De fotograaf Elsevier is hier de
cameraman. Voor de hoofdfiguren
heeft men de medewerking van be-
roepsartisten. Jammer dat het niet
mogelijk was voor dit werk te kunnen
volstaan met U r k e r s. Maar de
moeilijkheden zijn hier vele, dat laat
zich begrijpen.
Ik hoop van harte dat deze film zal
slagen. Wij staan hier aan het begin,
er kan dus veel bedorven worden, zo
niet alles.
Het baart geen verwondering dat dit
twede boek van Norel een Duitse ver
taling vond. Ze verschijnt onder de
titel „Die Flut bleibt aus" bij het
Kaiser Verlag te München. Een wel
verdiend succes voor den auteur.
Norel heeft als volksschrijver ernstig
werk geleverd, waarvoor wy hem
dankbaar mogen zijn.
Een andere schrijver over de zee is
G. van Teylingen, den lezers van dit
blad evenmin onbekend. Hij publiceer
de, evenals
onze courant
een feuille-
Het zijn hier
niet de Zui
derzee maar
de Noordzee
vissers en de
zeelui op de
wilde vaart,
aan wie van
Teylingen
zijn hart ver
pand heeft.
In „Alle
Hens" gaf
hij een uit
stekende beschrijving van het leven
der haringvissers. Het feuilleton kwam
in boekvorm uit bij Drukkerij Libertas
te Rotterdam.
Het hierboven aangekondigde boek
„De gelukkige schipper" be
strijkt zowel de Noordzee-visscherij
als een deel der binnenscheepvaart.
Het behelst n.m.l. het verhaal van een
zogenaamd gelukkige schipper, die in
de oorlogsjaren als koopman goede
zaken weet te maken.
Jammer genoeg is het religieuze ele
ment te zeer opgelegd, waardoor dit
verhaal my niet heeft kunnen over
tuigen.
Dat de auteur meer kan dan hij door
gaans geeft, bewijst een type als Bul.
Dat bewijzen zijn felle dialogen tus
sen de zee'.ui. Eenmaal aan de wal
worden deze mensen doorgefourneer
de boekenfiguren.
Men voelt echter dat hier een schrij
ver aan het woord is die zelf een
nalvezeeman is en in elk geval
zijn metier beheerst.
Wanneer het Van Teylingen gelukt
zijn stijl meer te beheersen, en min
der ;e morsen met woorden, doch elk
woord te wegen, dan zou hy voor
christelijke literatuur iets kunnen
oereiken.
D;t zaï niet het gevai zijn wanneer
hij het in de oreedtc blijft zoeken.
Er Komen voortreffe'ijke passages in
zijn werk voor. Bovendien weet nij
te boeien. Enkele "ragmenten van het
feuilleton, dat thans in ons dagbiad
van hem wordt geplaatst, vonden een
plaats in het letterkundig tijdschrift
Opwaartsche Wegen. Mogt di: voor
hem een aanmoediging zijn zich te
oezinnen op zijn literaire vormkracht.
Strenge zelftucht is hier vooreerst
nodig.
Het valt op, dat in de verhalen over
de grote en z.g. wilde vaart dc uit
spattingen in Je havensteden zo goed
als ontbreken in het werk van Van
Teylingen. Het tegendeel kan worden
gezegd van de jongere niet-christe-
lijke auteurs van heden, die hetzelfde
onderwerp beschriivei..
De heer Van Teylingen, goed bekend
met onze zeelieden, is van mening
dat de verhalen over deze uitspattin
gen zeer overdreven worden. De door
snee Hollandse zeeman doet er niet
Het is mijn overtuiging, dat een
christelijk auteur nimmer voor de
werkelijkheid opzij moet gaan in zijn
werk. Immers niet de realiteit, doch
de wyze waarop aeze wordt verwoord,
L het grote struikelb.ok. Maar het
geeft inmiddels te denken waaraan
zovele niet christelijke romans, ook
en vooral, over de wilde vaart, hun
„succes" danken! Van Teylingen is
voor deze verleiding niet bezweken.
Een christelijk auteur als Van Tey
lingen, die de zee tot zijn onderwerp
koos, heeft een eigen moeilijke maar
mooie taak. Moge hij door volharden
de toewijding zich een grote lezers
kring veroveren.
P. J. RISSEEUW.
429
G. van Teylingen