Koningin in moeilijke tijden
KONINGIN EN »ONDERKONING«
PALEIS-PAEDAGOGIEK
HANDHAVEN
HERDENKINGSNUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. 6
£T*EN jeugdig dichter heeft in 1898 gezongen:
,,'t Zij vrede in Uw dagen en juichen na 't
klagen"; en het eerste deel van die bede is ten
aanzien van ons land tot nu toe verhoord;
maar het klagen hebben wij niet verleerd: de
Koningin is met ons volk langs gapende af
gronden en door diepe ravijnen gegaan en juist
dan werd de eenheid volkomen openbaar.
Voor een zeer donkere poort stonden wij in
1914; vooral toen gingen Vorstin en volk hand
in hand.
Op 27 Juli 1914 onderbrak de Koningin
plotseling haar vacantie op 't Loo en kwam zij
onverwacht in Den Haag terug, opdat zij dag
en nacht beschikbaar kon zijn voor overleg met
de ministers, die zoo zware taak te torseo had
den. Zeer nadrukkelijk werd aan de bewinds
lieden meegedeeld, dat afstand gedaan weid
van alle ceremonieel. Gij hebt, zoo sprak zij
ongeveer tot één der ministecs, wel ander en
ernstiger werk te doen dan u met hofetikette
bezig te houden.
In hoeverre de Koningin toen invloed op den
gang van zaken heeft geoefend, is niet voor
publicatie vatbaar; maar dat zij haar persoon
lijk oordeel over alles liet gaan, werd duidelijk.
Van eigenzinnigheid was echter geen sprake:
op een gegeven moment liet zij zich door den
opperbevelhebber overtuigen, dat een tweede
mobilisatie niet noodig was.
Treffend is daarentegen, wat oud-minister
iTreub, die toch waarlijk geen vleier was. in
zijn boek verhaalt over de activiteit van de
Koningin ten aanzien van hulpverleening aan
Nederlanders, die het moeilijk hadden en aan
Belgische vluchtelingen, verdreven van huis
en haard.
Het Kon. Nat. Steuncomité, dat zoo zegen
rijk werk heeft gedaan, was een persoonlijke
schepping van Hare Majesteit; op gelijke wijze
bracht zij hulp aan kleine middenstanders. Op
de groote oorlogsleening schreef zij in voor
2y2 millioen en zij handelde daarbij precies als
Willem van Oranje: Koninklijke kostbaarheden
werden bij de Ned. Bank beleend om geld vrij
te maken. Toen op een gegeven moment wol
ontbrak omdat de prijzen onrustbarend ste
gen kocht de Koningin een hoeveelheid
materiaal, voldoende voor het vervaardigen van
10.000 paar handschoenen, 10.000 paar pols
moffen en 10.000 paar sokken voor het leger.
DaWzijn z°° de groote dingen, welke ieder
een weet of die geboekstaafd zijn. Wie in het
publieke leven eenige functie heeft vervuld of
organisaties heeft gediend en daarvoor nu en
dan in persoonlijke aanraking met Hare Ma
jesteit mocht komen, weet, dat de zorg voor
land en volk steeds hoogste levensdoel was.
Wij hebben op Marken vernomen hoe de
Voistin en Volk hand in hand
Koningin meeleefde toen de watersnood van
1916 het eiland teisterde en enkele gezinnen
in de golven deed omkomen; wij hebben haar
gezien bij de overstroomingen in Brabant en
Limburg; wij zijn met haar in een binnenhuisje
op Urk geweest; wij weten er iets van wat zij
deed voor de visschers in nood en de visschers,
wier schepen door de Engelschen waren opge-
bracht; en wij weten, dat meermalen een ver
zoek om steun voor een lijdend gezin of een
arm en vergeten burger wordt ingewilligd, doch
onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat van
deze gift geen melding «mag worden gemaakt,
ja, dat het den begunstigde niet mag worden
meegedeeld.
Voeg hier nu bij de sobere levenswijze, welke
aan het hof regel is en elke degelijke, Holland-
sche huisvrouw moet bekoren; de belangstel
ling voor alles wat waarlijk nationaal is en
Nederland vooruit kan brengen; en ten slotte,
het enthousiasme, dat de Koningin op gansch
ongedwongen wijze weet te wekken bij het be
zoeken van soldatenkampen en grensplaatsen,
hospitalen en musea, tentoonstellingen, nieuw
aangelegde wegen of pas in gebruik genomen
bruggen; en het zal niemand verbazen, dat
klein en groot, rijk en arm in Nederland opge
wekt de feestweek van September tegemoet
gaat.
Voor ons, belijders van den Christus, komt
daar nog in 't bijzonder bij de openhartigheid
en vrijmoedigheid, waarmee Hare Majesteit,
als het pas geeft, maar dan ook in duidelijke
taal, belijdenis van haar oprecht geloof aflegt;
onverschillig of zij zich in het wufte Parijs of
in een plechtige Kathedraal bevindt. Dan be
dient de Koningin zich niet van vage termen,
zoo niets zeggend, dat niemand er aanstoot
aan neemt, maar dan spreekt zij van „het
Kindeke Jezus, dat te allen tijde veel vertrou
wen gevraagd heeft en dat nog steeds doet" en
zij vermaant allen: „Aan ons de fiere moed
den Heiland, die ook cm de ellende te dragen,
waarvan wij op dit oogenblik getuige zijn, onze
gestaltenis aannam, dit vertrouwen te
schenken."
Met deze belijdenis staan Vorstin en Volk
weer naast elkander tegenover den troon van
den Koning der Koningen; maar deze con
fessie is ook oorzaak, dat het Christelijk volks
deel, door één geloof, één doop en éen Hei
land zoo nauw aan zijn vorstin verbonden, in
de dagen der feestviering niet in de achterste
rijen wil staan, maar de Oranjewimpel fier
laat uitwapperen en het Oranje-boven met niet
minder geestdrift dan anderen op de lippen
neemt.
Dat moet voor onze
Koningin wel een bij
zondere weelde zijn,
dat zij op haar 40-jarig
regeerings-jubileum
Grootmoeder mag zijn.
In dit herdenkings
nummer mag dan ook
de foto niet ontbreken
van de Koningin met
Prinses Beatrix, om
ringd van Prinses Ju
liana en Prinses Arm
gard.
Het Koningschap symboliseert de eenheid
^yELUKKIG slinktmeenen we, 't aantal van
hen, die de werkzaamheden van 't Koning
schap in den staat tot een bepaalde som willen
vereenigen, van hen, die min of meer belang
stellend plegen te informeeren, wat „nu eigen
lijk" een Koning, een Koningin in het regeer-
bestel te verrichten heeft.
Vroeger werden deze klanken vernomen in den
linkschen hoek, waarmen het - onderscheid tus-
schen ornament en fundament uitdacht; nu kan
men ze wederom in nagenoeg gelijken vorm be
luisteren uit den mond van hen, die in de ver-
meende achterstelling van het gezag bij de
volksvertegenwoordiging een argument zien 'ter
verdediging van de idee der dictatuur.
De aanhangers van beide richtingen zullen
niet spoedig vasten voet krygen in een land,
hetwelk besef toont te hebben voor de waarde
en beteekenis van het Koningschap in de histo
rie. Beide groepen immers hebben te weinig oog
voor de saambindende „functie", welke het
vooral erfelijk hoofd van den staat vervult,
een functie, welke zélfs dan verricht zou worden,
indien de werkzaamheden van den Koning of de
Koningin tot een minimum waren gereduceerd.
Hoeveel dit kan inhouden, blijkt b.v. hieruit, dat
de vroegere Chineesche vorsten weinig of niets
te doen hadden en alleen door hun zitten op den
troon als het ware invloed van zich lieten af-
stroomen, die alle onderdanen van eerbied en
respect vervulde.
In den loop der eeuwen is hierbij wel vaak
onzuiver gedacht. Men heeft in den Koning een
directen afstammeling der goden gezien, of wel,
men heeft hem tot één gemaakt met den staat
en in dezen staat niet meer gezien dan het wille
keurig werktuig van den Vorst. Doch elk denken
is' in deze wereld aan excessen blootgesteld, wat
niet zeggen wil, dat zij, die in den Koning een
element van eenheid zien, ongelijk zouden
hebben.
De Vorst als saambindende macht
Dit „symbool" van den Vorst als saambindende
macht komt wel heel sterk uit in de verhouding,
waarin onze Koningin steeds tegenover ons Rijk,
zoowel binnen als buiten Europa, heeft gestaan,
en men zegt waarlijk niet te stoute dingen, zoo
men de stelling poneert, dat de eenheid tusschen
het „Moederland" en de gebieden in Oost en
West niet weinig is bevorderd, niet louter door
het Koningschap zelve. hoewel dat, naar we
zagen, niet mag veronachtzaamd worden maar
vooral door de wijze, waarop onze Koningin dat
Koningschap heeft vervuld.
Het is hier wederom zaak, op alle factoren le
letten. Laat men enkele belangrijke ervan schie
ten, dan wordt het beeld een caricatuur. En dan
moet eerst worden bedacht, dat de heerschappij
over de wyde streken in 1898 voor een zeer
essentieel deel nog zoo goed als denkbeeldig was.
Het bestuursapparaat was beperkt tot enkele, zij
het ook vaak omvangrijke, eilanden, maar verder
strekte zich de macht niet uit. Hierin nu is een.
verandering ten goede gekomen, en als thans de
vlag over alle Oostersche en Westersche lan
douwen wappert, is dat meer dan schijnvertoon.
Doch nu zou men meenen, dat de „verovering"
eer verwijdering dan toenadering zou hebben
gebracht. Het tegendeel is het geval. Aan het
einde van deze 40-jarige regeenngsperiode kan
men zeggen, dat de deelen van het Rijk binnen
en buiten Europa dichter dan ooit bij elkaar
staan en zulks wordt wel op treffende wijze ver
duidelijkt, doordat ook nu, zooals bij verscheidene
Koninklijke plechtigheden kort in het Verleden,
grooten uit de Indiën persoonlijk aan onze Vori
stin hulde komen bieden.
Het inzicht is verhelderd
Overzien we deze vier tientallen van jaren in'
vogelvlucht, dan is wel het meest verblijdend het
verbeterde inzicht van de taak, die ons land in
Europa ten opzichte van ons land in Azië en
Amerika heeft. Niet langer immers mogen we ln
laatstgenoemde zien „wingewesten", „bezittin
gen", maar deelen van hetzelfde Rijk, en het is
niet het onbelangrijkste moment in de regeering
van Koningin Wilhelmina geweest, toen by de
Grondwetsherziening van 1922 onze Constitutie
in dezen zin werd gewijzigd en een bedenkelijke
steen des aanstoots kon worden weggenomen.
Zelf is onze Koningin nimmer in Indië gei
weest. Maar de voortschrijding der techniek, net
overbruggen van afstanden door radio en telegra
fie en zooveel meer, hebben niet nagelaten, alla
deelen van Nederland dichter aaneen te smeden.
Het meeste heeft hiertoe echter bijgedragen de
hooge idee, die onze Regeering in het bestuur van;
onzen ganschen staat heeft geleid, onze Regee-
ring, met aan het hoofd Koningin Wilhelmina^
Vertegenwoordigd is onze Vorstin in Oost en'
West door den Gouverneur-Generaal en den
Gouverneur. Vraagt men er nu beoefenaars van
ons staatsrecht naar, dan zal men vernemen, dat
in onze Grondwet de verhouding van deze per
sonages tot de eigenlijke regeering niet steeds
bevredigend is geregeld. Maar het pleit zeker
voor den tact en de intuïtie van onze Koningin,
dat de niet volmaakt geregelde verhouding tus
schen Haar en den „Onderkoning" zelden of ooit
tot eenige moeilijkheid aanleiding gaf.
Als Nederlandsch Christenvolk mogen we niet
beter wensehen, dan dat de band tusschen onze
verscheidene landstreken bij voortduur geken
merkt moge worden door onderlinge trouw en
gehechtheid, opdat zoodoende eenheid blijve be
tracht, eenheid naar binnen, de opeenhoping van
volken ten spijt, eenheid naar buiten, opdat met
Gods hulp internationale dreiging worde gekeerd,
eenheid, niet het minst, opdat de Zending
ook in de toekomst haar gezegenden
arbeid moge voortzetten. Moge aldus
onze geliefde Koningin haar moederlijke zorg
nog lang, ook aan Oost en West betoonen, opdat
ons land in Europa waarlijk „Moederland" blijve.
EENS was onze geëerbiedigde Lands
vrouwe, wier luisterrijke veertig
jarige regeering wij in deze dagen vie
ren, een Kind.
Ze was Prinses, vanaf haar 4de jaar
Kroonprinses, na haar 10de jaar zelfs
Koningin.
Koningin en toch Kind. Jan Ligt-
hart heeft het eens gezegd: Ze was een
gewoon kind, net als wij geweest zijn
als er honderden om ons leven. Geen
bijzonder kind, maar wel was de plaats,
die zy reeds vanaf haar prilste jeugd
jaren innam, gansch bijzonder.
We willen in dit artikel in herinne
ring brengen de wijze, waarop de op
voeding van dit „Kind van Staat" is
geleid. Zeker, we weten het, de opvoed
kunde is niét alvermogend. Een voor
treffelijke opvoeding kweekt niet altoos
voortreffelijke menschen Schrift en
historie leeren het ons wel duidelijk. We
stemmen ook gaarne toe, dat er in de
geschiedenis edele, waarlijk groote figu
ren zijn aan te wijzen, die toch een op
voeding hebben gehad, waaraan veel
ontbrak we denken b.v. aan onzen
Stadhouder-Koning Willem IH. Toch zal
niemand onzer de groote waardij van
een verstandige, liefdevolle leiding ge
durende de jeugdjaren willen misken-
Dat onze Koningin, die nu reeds zoo
vele jaren op zulk een eminente wijze,
met zooveel plichtsbetrachting en zelf
opoffering ons vaderland heeft bestuurd,
dat heeft kunnen doen, zooals zij dat
gedaan heeft, is voor een niet gering
deel te danken aan de uitstekende op
voeding, die zij in haar jeugd genoten
heeft.
Men denke over die opvoeding niet
gering. Hoe stelden de verschillende
omstandigheden hier buitengewone
eischen.
Zij was e e n i g kind. Ieder weet, dat
een eenig kind bijzondere paedagogische
zorg vraagt. Hoe veel te meer in dit
geval, waar het een Koningskind, ja we
mogen zeggen: het eenig kind der natie
betrof. Nog zwaarder zien we die opvoe
dingstaak, als we bedenken, dat onze
Koningin reeds als meisje van tien jaar
de hoogste in den lande was en in rang
boven haar Moeder stontj. Zij moest
worden opgevoed voor een koningstaak
en de jeugd van onze Vorstin eindig
de onherroepelijk den 31sten Augustus
189,3. Wel was de tijd van voorbereiding
krap toegemeten. Op een leeftijd, waar
op de meeste meisjes nog midden in haar
opleidingsjaren zijn, nog volop kunnen
genieten van jeugd en jolijt, nog dage
lijks raadgevingen ontvangen van ouders
en opvoeders, op zulk een leeftijd werd
de zware koningsschep ter in de jonk
vrouwelijke handen van Koningin Wil
helmina gelegd. Niet alleen moest een
breede, algemeene ontwikkeling' worden
aangebracht, die later nog verdiept kon
worden, maar en dat was wel de ge
wichtigste opgave haar karakteront
wikkeling moest dusdanig geleid wor
den,haar zelfvertrouwen zoo versterkt,
dat 'zij in staat zou zijn zelfstandig te
oordeelen, zelfstandig besluiten te nemen.
Hoe veelomvattend was dus de opvoe
ding van Prinses, later Koningin Wil
helmina.
Koning Willem III, die begreep, dat
een meisje beter geleid kon worden door
een vrouw dan door een man, liet de
regeling der opvoeding dan ook geheel
over aan Koningin Emma. Na den dood
des Konings droeg de Regentes alleen
de zware verantwóórdelijkheid. Nauw
lettend keek heel Neerlands volk toe,
hoe de Vorstelijke Vrouwe zich van haar
paedagogische taak zou kwijten. Maar
spoedig wist men het: het dierbare
Oranjepand was toevertrouwd aan de
zorgen van een Paedagoge, zooals het
Oranjehuis er nog nimmer een had ge
kend.
In de eerste jaren werd het Prinsesje
de vrijheid gegeven, die elk kind in de
kleuterjaren noodig heeft. Het speien
met poppen was wel de meest geliefde
bezigheid. Een Fransché jongedame was
daarbij het speelmakkertje van de kleine
Wilhelmina, die zoo al spelende haar
eerste Fransch leerde. Maar ook reeds in
die jaren moest de Prinses zich gewen
nen aan orde en regel. Op dat punt was
Koningin Emma streng. Ze hield zich
zelf stipt aan een vaste dagindeeling, ze
gehoorzaamde zelf onverbiddelijk aan de
wijzers van de klok, heel het hofleven
was er op ingesteld, de kleine Prinses
ontkwam er niet aan.
Langzamerhand werd bij het spelen
het leeren gevoegd. Er kwamen gouver
nantes en onderwijzers, een vertrek in
het paleis werd ingericht als leskamer
met een bank en een bord, een rooster
vermeldde twee halfuurtjes les per mor
gen, later uitgebreid tot drie maal een
half uur de schoolleeftijd was begon
nen. De Prinses was toen zes jaar. Men
ziet het er werd niets geforceerd.
Nauwkeurig liet de Moeder zich voor
lichten omtrent het onderwijs, dat op
de gewone lagere scholen gegeven werd
en dezelfde leerstof kreeg ook het Ko
ningskind te verwerken. Er bleef voor-
loopig nog veel tijd over voor wandelen,
spelen, pony-rijden, eenvoudig naaiwerk,
dat de Koningin zelf aan haar dochter
leerde, voor knutselwerk en arbeid in
een eigen tuintje. Dikwijls werden kin
deren van denzelfden leeftijd ten Paleize
genoodigd om met het Prinsesje te spe
len, soms ook werd een les in een ge
wone lagere school bijgewoond.
Wij willen geen dorre opsomming ge
ven van namen van hen, die bij het
ouder worden der jonge Koningin zijn
belast geweest met het onderwijzen der
verschillende vakken. Eén naam willen
we noemen, n.l. die van miss E. Saxton
Winter, een Engelsche dame van bijzon
dere intelligentie, aan wie gedurende tal
van jaren een belangrijk deel der opvoe
ding was toevertrouwd.
Wie kennis neemt van het onderwijs
programma, dat Koningin Emma in over
leg met haar adviseurs voor haar Doch
ter heeft samengesteld, bemerkt, dat op
een gelukkige wijze het lager onderwijs
uitgroeide tot het middelbaar. Alle vax-
ken der H.B.S. waren in het programma
opgenomen. Een groote plaats was na
tuurlijk ingeruimd voor Vaderlandsche-
en Algemeene Geschiedenis en bovenal
voor Staatsinrichting en Staathuishoud
kunde. Bijzondere zorg werd besteed aan
het leeren der moderne talen. Toen de
Koningin 14 jaar was, werd aan ver
schillende professoren de vereerende op
dracht gegeven ten paleize onderschei
dene colleges te geven.
Evenwel men kan het deugdelijk-
ste onderwijssysteem uitdenken, de beste
methodes volgen en de kundigste leer
aars aanstellen, dat alles zal slechts
weinig baten, wanneer de pupil niet in
staat is het te verwerken. Gelukkig was
onze Koningin een dankbare leerling.
Al haar onderwijzers hebben getuigd,
dat de Vorstelijke leerlinge over meer
dan middelmatige studiegaven beschikte.
Maar bovenal werden haar plichts
betrachting en doorzettingskracht ge
roemd. Het zwaarbeladen programma
werd tot volle tevredenheid der docen
ten in den daarvoor beschikbaren tijd
afgewerkt.
Een geheel andere zijde van de op
voeding der Koningin was gelegen bui
ten leslokaal en studeerkamer. Het jonge
meisje moest niet alleen een wel ont
wikkelde dame worden, ze moest Vor
stin der Nederlanden worden, ze zou de
Oranje-tradities moeten voortzetten.
En het is juist de voorbereiding voor
die hooge taak, die de Koningin-Moeder
zo.o allervoortreffelijkst heeft geleid.
Veel eerder, dan het later het geval
behoefde te zijn met Prinses Juliana,
moest onze Koningin in haar jeugd in
aanraking worden gebracht met het
Nederlandsche Volk.
Haar eerste officieele toespraak heeft
het Koninginnetje gehouden, toen ze
tien jaar was, by de eerste steenlegging
van het Wilhelmina-Gasthuis in Amster
dam in Mei 1891. Het was gelukkig geen
van te voren klaar gemaakte, groote-
menschen-redevoering. Heel eenvoudig
en toch zoo ontroerend voor hen, die ze
mochten hooren, klonken de woorden uit
den Koninklijken kindermond: „Ik hoop,
dat dit gebouw zal strekken tot zegen
van Amsterdam". Van heel lange toe
spraken heeft onze Vorstin nimmer ge
houden, maar deze eerste zal in kort
heid wel door geen latere zijn overtrof-
Dat de jeugdige Majesteit wel eens
over 't hoofd gezien werd bij officieele
plechtigheden, blijkt uit het volgende
voorvalletje. Toen Keizer Wilhelm II
met zijn Gemalin in den zomer van 1891
een bezoek bracht aan Amsterdam, werd
o.a. ook de Nieuwe Kerk bezichtigd. Een
der Amsterdamsche predikanten, Ds Ho-
gerzeil, was daarbij tegenwoordig. De
Keizer wandelde met den Burgemeester
door het kerkgebouw, terwijl de Vorstin
nen zich met den predikant onderhielden.
Het Koninginnetje dwaalde alleen wat
door de paden. Toen Koningin Emma
en haar hooge Gast met een handdruk
van Ds Hogerzeil afscheid genomen had
den, trad ook Koningin Wilhelmina met
uitgestoken handje op dominee toe. Deze,
een groote, rijzige gestalte, zag er echter
niets van Toen trok het tienjarige Vor-
stinnetje hem eenvoudig aan zijn jas,
om den predikant er op attent te maken
dat zy er ook nog was. Ds Hogerzeil
drukte eerbiedig het Vorstelijke handje
en even later huppelde het meisje ach
ter haar Moeder aan de kerk uit.
Het was vooral de wensch van de Vor
stelijke Opvoedster, dat haar Dochter
door de natie zou gezien worden als de
eigenlijke Souvereine. Dat vroeg van
Koningin Emma zelfverloochening en
opoffering. Hoevele regenten en regen
tessen zijn er in de geschiedenis niei ge
weest, die juist hel tegenovergestelde
deden, die zich zelf zochten ten koste
van den minderjarigen monarch. Tref
fend is het op te merken, hoe telkens
weer onze Koningin-Regentes ter zijde
wijkt,, om. haar Kind den volke te too-
nen. Toen zij voor de eerste maal als
Regentes de troonrede uitsprak, liet ze
haar Dochter in een pony-wagon door
Den Haag rijden. He was, alsof zij wilde
verhinderen, dat aller aandacht op haar
zou gevestigd zijn. De uitreiking van de
nieuwe vaandels aan de regimenten in
fanterie en cavalerie op 21 September
1893 liet zij geschieden door het 13-jarig
Koninginnetje, die met haar heldere kin
derstem tot eiken bevelvoerder sprak:
„Kolonel. Ik" stel het op hoogen prijs het
nieuwe vaandel persoonlijk aan U te
mogen uitreiken en uit daarbij Mijn
beste wensehen voor het Regiment!"
Toen na de Lombok expeditie, hel Indi
sche leger gehuldigd werd, was het Ko
ningin '"'ilhelmina, die eige"har.die
commandeurskruis der militaire Wil
lemsorde hechtte op de borst van Gene
raal Vetter.
Gedurende de jaren van voorbereiding
maakte de Koningin verschillende reizen
zoowel in het binnen- als in het buiten
land. Al de provinciale hoofdsteden wer
den met een bezoek van de Vorstinnen
vereerd en het doel den band tus
schen Koningshuis en Volk te verstevi
gen werd ten volle bereikt. Geduren
de de laatste regeeringsjaren van Ko
ning Willem III was er niet dat harte
lijke contact geweest tusschen Vorst en
onderdaan, als wel wenschelijk was. In
de jaren van het Regentschap is dat zeer
ten goede gewijzigd Oranje en Ne
derland kwamen weer heel dicht tot
elkaar. Het moet bij één van die bezoe
ken geweest zijn, dat de jonge Koningin,
toen ze de hulde van de saamgestroom-
de duizenden in ontvangst nam, haar
Moeder vroeg: „En zijn nu al die men
schen van mij?" Waarop Koningin Emma
zoo typeerend antwoordde: „Nee, kind,
gij zijt van al die menschen"
De bezoeken aan verschillende buiten-
landsche hoofdsteden -~ Berlijn, Londen,
Ween en en Parijs dienden om Ko
ningin Wilhelmina met andere vorsten
hoven in aanraking te brengen .In 1895,
toen onze Vorstinnen een bezoek aan
Engeland brachten, ontmoetten daar de
oudste' en de jóngste Koningin van
Europa elkaar —..Victoria en Wilhel
mina. Overal werden de Hooge Vrouwen
uit de Nederlanden met koninklijken
luister, maar vooral met treffende har
telijkheid ontvangen. Dat de jeugdige
Koningin wel eens een enkel keertje
met de strenge etiquette overhoop lag,
bleek tijdens bovengemeld bezoek aan
Londen, toen zij met haar Moeder zou
uitryden naar een der muséums. Een
opengeslagen landauer stond voor 't hotel
te wachten. Plotseling zoo verhaalt 'n
ooggetuige zie ik Koningin Wilhel
mina te voorschijn komen en in het rij
tuig springen. Eer iemand het haar be
letten kan, gaat ze op de voorste bank,
rug aan rug mét den koetsier, zitten.
Zij vond het zoo natuurlijk, dat zij als
jong meisje daar moest zitten en de twee
plaatsen achterin ten behoeve van haar
Moeder en tante had af te staan. Het
mocht natuurlijk niet; zij was de Ko
ningin. Maar zy vond het niets aardig,
dat zij te verzitten had. O, die etiquette,
die etiquette, scheen zij te zeggen, die
nare etiquette! Maar die etiquette bleef
Hare Majesteit toch de baas.
Waarlijk, vorstenkinderen zyn niet te
benijden. En al heeft Koningin Emma
haar Kind zoo veel mogelijk laten ge
nieten die mogelijkheden waren zoo
beperkt. Reeds zoo iong drukten de
plichten eener hooge geboorte op de
schouders. Vergeten we het nooit bij de
beoordeeling van het karakter onzer
Vorstin, dat zij zoo weinig echte jeugd
heeft gehad. Een aangeboren gevoel van
plicht, van het voorbestemd zyn tot een
hooge, maar zware taak, was bij de jeug
dige Koningin aanwezig. Miss Saxton
Winter werd reeds bij de eerste ontmoe
ting getroffen „door de traditioneele
waardigheid en het geestelijk overwicht
van het Huis van Oranje, die hun onuit-
wischbaren stempel op deze kleine afi
stammelinge gezet schenen te hebben".
Die waardigheid, die diepe ernst zijn
door de wijze, waarop de jonge Vorstin
wel móést worden opgevoed, nog ster
ker geaccentueerd.
Van wel zeer bijzondere beteekenis is
geweest de godsdienstige opvoeding van
deze Oranjetelg.
Als een echte, vrome Christin heeft
Koningin Emma zelf haar kind tot Jezus
gebracht. Wij weten, dat onze Koningin
uit den mond harer Moeder het eerst de
verhalen uit den Bijbel heeft gehoord.
Vele jaren heeft de Vorstelijke Moeder
het godsdienstonderricht zelf gegeven.
En toen het later aan Ds van der Flier
werd opgedragen, bleef de Moeder het
van zeer nabij volgen.
Onze Koningin is een biddende Vor
stin. Ook haar Schild ende Betrouwen
is God. Haar Moeder leerde haar reeds
vroeg de knieën te buigen voor den
Potentaat der Potentaten. Haar Moeder
leerde haar te bidden voor het volk der
Nederlanden.
In deze blijde herdenkingsdagen wordt
het ons weer opnieuw duidelijk, welk
een onweerdeerbaren rijkdom wij bezit
ten in onze Landsvrouwe. Het Christen
volk van Nederland dankt ontroerd voor
het bezit van deze edele Oranje, een
wijze Vorstin, een dienende Landsmoe-
der, een Bidster op den troon. Maar hoe
gaan ook veelvuldig onze dankbare ge
dachten terug naar haar, die onder Gods
zegen, het kleine Koninginnetje van
weleer mocht opvoeden tot zulk een
echte Oranje!
Van Juda's koningen lezen we zoo
dikwijls: en hy regeerde te Jeru
zalem en de naam zijner moeder .was
Die bijvoeging kan een diepen zin heb
ben. Wie Vorstenhistorie wil te boek
stellen, mag de moeder van den Vorst
niet vergeten.
Wanneer later de geschiedenisschrij
ver zich zaJ neerzetten om te verhalen
van Koningin Wilhelmina der Neder
landen, dan zal hy het Bijbelsche voor
beeld moeten volgen. Zou hy niet vol
doende het licht laten vallen op de Vor
stelijke Moeder, die zulk een voortreffe
lijke Opvoedster was, hy zou schrome
lijk te kort schieten.
Koningin Wilhelmina zoo lang er
een Nederland zal zijn, zal haar naam
niet worden vergeten, maar ook zal het
Volk dezer Lage Landen in gedachtenis
houden, dat de naam harer Moeder was
Emma.