Koningin in moeilijke tijden KONINGIN EN »ONDERKONING« PALEIS-PAEDAGOGIEK HANDHAVEN HERDENKINGSNUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen blz. 6 £T*EN jeugdig dichter heeft in 1898 gezongen: ,,'t Zij vrede in Uw dagen en juichen na 't klagen"; en het eerste deel van die bede is ten aanzien van ons land tot nu toe verhoord; maar het klagen hebben wij niet verleerd: de Koningin is met ons volk langs gapende af gronden en door diepe ravijnen gegaan en juist dan werd de eenheid volkomen openbaar. Voor een zeer donkere poort stonden wij in 1914; vooral toen gingen Vorstin en volk hand in hand. Op 27 Juli 1914 onderbrak de Koningin plotseling haar vacantie op 't Loo en kwam zij onverwacht in Den Haag terug, opdat zij dag en nacht beschikbaar kon zijn voor overleg met de ministers, die zoo zware taak te torseo had den. Zeer nadrukkelijk werd aan de bewinds lieden meegedeeld, dat afstand gedaan weid van alle ceremonieel. Gij hebt, zoo sprak zij ongeveer tot één der ministecs, wel ander en ernstiger werk te doen dan u met hofetikette bezig te houden. In hoeverre de Koningin toen invloed op den gang van zaken heeft geoefend, is niet voor publicatie vatbaar; maar dat zij haar persoon lijk oordeel over alles liet gaan, werd duidelijk. Van eigenzinnigheid was echter geen sprake: op een gegeven moment liet zij zich door den opperbevelhebber overtuigen, dat een tweede mobilisatie niet noodig was. Treffend is daarentegen, wat oud-minister iTreub, die toch waarlijk geen vleier was. in zijn boek verhaalt over de activiteit van de Koningin ten aanzien van hulpverleening aan Nederlanders, die het moeilijk hadden en aan Belgische vluchtelingen, verdreven van huis en haard. Het Kon. Nat. Steuncomité, dat zoo zegen rijk werk heeft gedaan, was een persoonlijke schepping van Hare Majesteit; op gelijke wijze bracht zij hulp aan kleine middenstanders. Op de groote oorlogsleening schreef zij in voor 2y2 millioen en zij handelde daarbij precies als Willem van Oranje: Koninklijke kostbaarheden werden bij de Ned. Bank beleend om geld vrij te maken. Toen op een gegeven moment wol ontbrak omdat de prijzen onrustbarend ste gen kocht de Koningin een hoeveelheid materiaal, voldoende voor het vervaardigen van 10.000 paar handschoenen, 10.000 paar pols moffen en 10.000 paar sokken voor het leger. DaWzijn z°° de groote dingen, welke ieder een weet of die geboekstaafd zijn. Wie in het publieke leven eenige functie heeft vervuld of organisaties heeft gediend en daarvoor nu en dan in persoonlijke aanraking met Hare Ma jesteit mocht komen, weet, dat de zorg voor land en volk steeds hoogste levensdoel was. Wij hebben op Marken vernomen hoe de Voistin en Volk hand in hand Koningin meeleefde toen de watersnood van 1916 het eiland teisterde en enkele gezinnen in de golven deed omkomen; wij hebben haar gezien bij de overstroomingen in Brabant en Limburg; wij zijn met haar in een binnenhuisje op Urk geweest; wij weten er iets van wat zij deed voor de visschers in nood en de visschers, wier schepen door de Engelschen waren opge- bracht; en wij weten, dat meermalen een ver zoek om steun voor een lijdend gezin of een arm en vergeten burger wordt ingewilligd, doch onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat van deze gift geen melding «mag worden gemaakt, ja, dat het den begunstigde niet mag worden meegedeeld. Voeg hier nu bij de sobere levenswijze, welke aan het hof regel is en elke degelijke, Holland- sche huisvrouw moet bekoren; de belangstel ling voor alles wat waarlijk nationaal is en Nederland vooruit kan brengen; en ten slotte, het enthousiasme, dat de Koningin op gansch ongedwongen wijze weet te wekken bij het be zoeken van soldatenkampen en grensplaatsen, hospitalen en musea, tentoonstellingen, nieuw aangelegde wegen of pas in gebruik genomen bruggen; en het zal niemand verbazen, dat klein en groot, rijk en arm in Nederland opge wekt de feestweek van September tegemoet gaat. Voor ons, belijders van den Christus, komt daar nog in 't bijzonder bij de openhartigheid en vrijmoedigheid, waarmee Hare Majesteit, als het pas geeft, maar dan ook in duidelijke taal, belijdenis van haar oprecht geloof aflegt; onverschillig of zij zich in het wufte Parijs of in een plechtige Kathedraal bevindt. Dan be dient de Koningin zich niet van vage termen, zoo niets zeggend, dat niemand er aanstoot aan neemt, maar dan spreekt zij van „het Kindeke Jezus, dat te allen tijde veel vertrou wen gevraagd heeft en dat nog steeds doet" en zij vermaant allen: „Aan ons de fiere moed den Heiland, die ook cm de ellende te dragen, waarvan wij op dit oogenblik getuige zijn, onze gestaltenis aannam, dit vertrouwen te schenken." Met deze belijdenis staan Vorstin en Volk weer naast elkander tegenover den troon van den Koning der Koningen; maar deze con fessie is ook oorzaak, dat het Christelijk volks deel, door één geloof, één doop en éen Hei land zoo nauw aan zijn vorstin verbonden, in de dagen der feestviering niet in de achterste rijen wil staan, maar de Oranjewimpel fier laat uitwapperen en het Oranje-boven met niet minder geestdrift dan anderen op de lippen neemt. Dat moet voor onze Koningin wel een bij zondere weelde zijn, dat zij op haar 40-jarig regeerings-jubileum Grootmoeder mag zijn. In dit herdenkings nummer mag dan ook de foto niet ontbreken van de Koningin met Prinses Beatrix, om ringd van Prinses Ju liana en Prinses Arm gard. Het Koningschap symboliseert de eenheid ^yELUKKIG slinktmeenen we, 't aantal van hen, die de werkzaamheden van 't Koning schap in den staat tot een bepaalde som willen vereenigen, van hen, die min of meer belang stellend plegen te informeeren, wat „nu eigen lijk" een Koning, een Koningin in het regeer- bestel te verrichten heeft. Vroeger werden deze klanken vernomen in den linkschen hoek, waarmen het - onderscheid tus- schen ornament en fundament uitdacht; nu kan men ze wederom in nagenoeg gelijken vorm be luisteren uit den mond van hen, die in de ver- meende achterstelling van het gezag bij de volksvertegenwoordiging een argument zien 'ter verdediging van de idee der dictatuur. De aanhangers van beide richtingen zullen niet spoedig vasten voet krygen in een land, hetwelk besef toont te hebben voor de waarde en beteekenis van het Koningschap in de histo rie. Beide groepen immers hebben te weinig oog voor de saambindende „functie", welke het vooral erfelijk hoofd van den staat vervult, een functie, welke zélfs dan verricht zou worden, indien de werkzaamheden van den Koning of de Koningin tot een minimum waren gereduceerd. Hoeveel dit kan inhouden, blijkt b.v. hieruit, dat de vroegere Chineesche vorsten weinig of niets te doen hadden en alleen door hun zitten op den troon als het ware invloed van zich lieten af- stroomen, die alle onderdanen van eerbied en respect vervulde. In den loop der eeuwen is hierbij wel vaak onzuiver gedacht. Men heeft in den Koning een directen afstammeling der goden gezien, of wel, men heeft hem tot één gemaakt met den staat en in dezen staat niet meer gezien dan het wille keurig werktuig van den Vorst. Doch elk denken is' in deze wereld aan excessen blootgesteld, wat niet zeggen wil, dat zij, die in den Koning een element van eenheid zien, ongelijk zouden hebben. De Vorst als saambindende macht Dit „symbool" van den Vorst als saambindende macht komt wel heel sterk uit in de verhouding, waarin onze Koningin steeds tegenover ons Rijk, zoowel binnen als buiten Europa, heeft gestaan, en men zegt waarlijk niet te stoute dingen, zoo men de stelling poneert, dat de eenheid tusschen het „Moederland" en de gebieden in Oost en West niet weinig is bevorderd, niet louter door het Koningschap zelve. hoewel dat, naar we zagen, niet mag veronachtzaamd worden maar vooral door de wijze, waarop onze Koningin dat Koningschap heeft vervuld. Het is hier wederom zaak, op alle factoren le letten. Laat men enkele belangrijke ervan schie ten, dan wordt het beeld een caricatuur. En dan moet eerst worden bedacht, dat de heerschappij over de wyde streken in 1898 voor een zeer essentieel deel nog zoo goed als denkbeeldig was. Het bestuursapparaat was beperkt tot enkele, zij het ook vaak omvangrijke, eilanden, maar verder strekte zich de macht niet uit. Hierin nu is een. verandering ten goede gekomen, en als thans de vlag over alle Oostersche en Westersche lan douwen wappert, is dat meer dan schijnvertoon. Doch nu zou men meenen, dat de „verovering" eer verwijdering dan toenadering zou hebben gebracht. Het tegendeel is het geval. Aan het einde van deze 40-jarige regeenngsperiode kan men zeggen, dat de deelen van het Rijk binnen en buiten Europa dichter dan ooit bij elkaar staan en zulks wordt wel op treffende wijze ver duidelijkt, doordat ook nu, zooals bij verscheidene Koninklijke plechtigheden kort in het Verleden, grooten uit de Indiën persoonlijk aan onze Vori stin hulde komen bieden. Het inzicht is verhelderd Overzien we deze vier tientallen van jaren in' vogelvlucht, dan is wel het meest verblijdend het verbeterde inzicht van de taak, die ons land in Europa ten opzichte van ons land in Azië en Amerika heeft. Niet langer immers mogen we ln laatstgenoemde zien „wingewesten", „bezittin gen", maar deelen van hetzelfde Rijk, en het is niet het onbelangrijkste moment in de regeering van Koningin Wilhelmina geweest, toen by de Grondwetsherziening van 1922 onze Constitutie in dezen zin werd gewijzigd en een bedenkelijke steen des aanstoots kon worden weggenomen. Zelf is onze Koningin nimmer in Indië gei weest. Maar de voortschrijding der techniek, net overbruggen van afstanden door radio en telegra fie en zooveel meer, hebben niet nagelaten, alla deelen van Nederland dichter aaneen te smeden. Het meeste heeft hiertoe echter bijgedragen de hooge idee, die onze Regeering in het bestuur van; onzen ganschen staat heeft geleid, onze Regee- ring, met aan het hoofd Koningin Wilhelmina^ Vertegenwoordigd is onze Vorstin in Oost en' West door den Gouverneur-Generaal en den Gouverneur. Vraagt men er nu beoefenaars van ons staatsrecht naar, dan zal men vernemen, dat in onze Grondwet de verhouding van deze per sonages tot de eigenlijke regeering niet steeds bevredigend is geregeld. Maar het pleit zeker voor den tact en de intuïtie van onze Koningin, dat de niet volmaakt geregelde verhouding tus schen Haar en den „Onderkoning" zelden of ooit tot eenige moeilijkheid aanleiding gaf. Als Nederlandsch Christenvolk mogen we niet beter wensehen, dan dat de band tusschen onze verscheidene landstreken bij voortduur geken merkt moge worden door onderlinge trouw en gehechtheid, opdat zoodoende eenheid blijve be tracht, eenheid naar binnen, de opeenhoping van volken ten spijt, eenheid naar buiten, opdat met Gods hulp internationale dreiging worde gekeerd, eenheid, niet het minst, opdat de Zending ook in de toekomst haar gezegenden arbeid moge voortzetten. Moge aldus onze geliefde Koningin haar moederlijke zorg nog lang, ook aan Oost en West betoonen, opdat ons land in Europa waarlijk „Moederland" blijve. EENS was onze geëerbiedigde Lands vrouwe, wier luisterrijke veertig jarige regeering wij in deze dagen vie ren, een Kind. Ze was Prinses, vanaf haar 4de jaar Kroonprinses, na haar 10de jaar zelfs Koningin. Koningin en toch Kind. Jan Ligt- hart heeft het eens gezegd: Ze was een gewoon kind, net als wij geweest zijn als er honderden om ons leven. Geen bijzonder kind, maar wel was de plaats, die zy reeds vanaf haar prilste jeugd jaren innam, gansch bijzonder. We willen in dit artikel in herinne ring brengen de wijze, waarop de op voeding van dit „Kind van Staat" is geleid. Zeker, we weten het, de opvoed kunde is niét alvermogend. Een voor treffelijke opvoeding kweekt niet altoos voortreffelijke menschen Schrift en historie leeren het ons wel duidelijk. We stemmen ook gaarne toe, dat er in de geschiedenis edele, waarlijk groote figu ren zijn aan te wijzen, die toch een op voeding hebben gehad, waaraan veel ontbrak we denken b.v. aan onzen Stadhouder-Koning Willem IH. Toch zal niemand onzer de groote waardij van een verstandige, liefdevolle leiding ge durende de jeugdjaren willen misken- Dat onze Koningin, die nu reeds zoo vele jaren op zulk een eminente wijze, met zooveel plichtsbetrachting en zelf opoffering ons vaderland heeft bestuurd, dat heeft kunnen doen, zooals zij dat gedaan heeft, is voor een niet gering deel te danken aan de uitstekende op voeding, die zij in haar jeugd genoten heeft. Men denke over die opvoeding niet gering. Hoe stelden de verschillende omstandigheden hier buitengewone eischen. Zij was e e n i g kind. Ieder weet, dat een eenig kind bijzondere paedagogische zorg vraagt. Hoe veel te meer in dit geval, waar het een Koningskind, ja we mogen zeggen: het eenig kind der natie betrof. Nog zwaarder zien we die opvoe dingstaak, als we bedenken, dat onze Koningin reeds als meisje van tien jaar de hoogste in den lande was en in rang boven haar Moeder stontj. Zij moest worden opgevoed voor een koningstaak en de jeugd van onze Vorstin eindig de onherroepelijk den 31sten Augustus 189,3. Wel was de tijd van voorbereiding krap toegemeten. Op een leeftijd, waar op de meeste meisjes nog midden in haar opleidingsjaren zijn, nog volop kunnen genieten van jeugd en jolijt, nog dage lijks raadgevingen ontvangen van ouders en opvoeders, op zulk een leeftijd werd de zware koningsschep ter in de jonk vrouwelijke handen van Koningin Wil helmina gelegd. Niet alleen moest een breede, algemeene ontwikkeling' worden aangebracht, die later nog verdiept kon worden, maar en dat was wel de ge wichtigste opgave haar karakteront wikkeling moest dusdanig geleid wor den,haar zelfvertrouwen zoo versterkt, dat 'zij in staat zou zijn zelfstandig te oordeelen, zelfstandig besluiten te nemen. Hoe veelomvattend was dus de opvoe ding van Prinses, later Koningin Wil helmina. Koning Willem III, die begreep, dat een meisje beter geleid kon worden door een vrouw dan door een man, liet de regeling der opvoeding dan ook geheel over aan Koningin Emma. Na den dood des Konings droeg de Regentes alleen de zware verantwóórdelijkheid. Nauw lettend keek heel Neerlands volk toe, hoe de Vorstelijke Vrouwe zich van haar paedagogische taak zou kwijten. Maar spoedig wist men het: het dierbare Oranjepand was toevertrouwd aan de zorgen van een Paedagoge, zooals het Oranjehuis er nog nimmer een had ge kend. In de eerste jaren werd het Prinsesje de vrijheid gegeven, die elk kind in de kleuterjaren noodig heeft. Het speien met poppen was wel de meest geliefde bezigheid. Een Fransché jongedame was daarbij het speelmakkertje van de kleine Wilhelmina, die zoo al spelende haar eerste Fransch leerde. Maar ook reeds in die jaren moest de Prinses zich gewen nen aan orde en regel. Op dat punt was Koningin Emma streng. Ze hield zich zelf stipt aan een vaste dagindeeling, ze gehoorzaamde zelf onverbiddelijk aan de wijzers van de klok, heel het hofleven was er op ingesteld, de kleine Prinses ontkwam er niet aan. Langzamerhand werd bij het spelen het leeren gevoegd. Er kwamen gouver nantes en onderwijzers, een vertrek in het paleis werd ingericht als leskamer met een bank en een bord, een rooster vermeldde twee halfuurtjes les per mor gen, later uitgebreid tot drie maal een half uur de schoolleeftijd was begon nen. De Prinses was toen zes jaar. Men ziet het er werd niets geforceerd. Nauwkeurig liet de Moeder zich voor lichten omtrent het onderwijs, dat op de gewone lagere scholen gegeven werd en dezelfde leerstof kreeg ook het Ko ningskind te verwerken. Er bleef voor- loopig nog veel tijd over voor wandelen, spelen, pony-rijden, eenvoudig naaiwerk, dat de Koningin zelf aan haar dochter leerde, voor knutselwerk en arbeid in een eigen tuintje. Dikwijls werden kin deren van denzelfden leeftijd ten Paleize genoodigd om met het Prinsesje te spe len, soms ook werd een les in een ge wone lagere school bijgewoond. Wij willen geen dorre opsomming ge ven van namen van hen, die bij het ouder worden der jonge Koningin zijn belast geweest met het onderwijzen der verschillende vakken. Eén naam willen we noemen, n.l. die van miss E. Saxton Winter, een Engelsche dame van bijzon dere intelligentie, aan wie gedurende tal van jaren een belangrijk deel der opvoe ding was toevertrouwd. Wie kennis neemt van het onderwijs programma, dat Koningin Emma in over leg met haar adviseurs voor haar Doch ter heeft samengesteld, bemerkt, dat op een gelukkige wijze het lager onderwijs uitgroeide tot het middelbaar. Alle vax- ken der H.B.S. waren in het programma opgenomen. Een groote plaats was na tuurlijk ingeruimd voor Vaderlandsche- en Algemeene Geschiedenis en bovenal voor Staatsinrichting en Staathuishoud kunde. Bijzondere zorg werd besteed aan het leeren der moderne talen. Toen de Koningin 14 jaar was, werd aan ver schillende professoren de vereerende op dracht gegeven ten paleize onderschei dene colleges te geven. Evenwel men kan het deugdelijk- ste onderwijssysteem uitdenken, de beste methodes volgen en de kundigste leer aars aanstellen, dat alles zal slechts weinig baten, wanneer de pupil niet in staat is het te verwerken. Gelukkig was onze Koningin een dankbare leerling. Al haar onderwijzers hebben getuigd, dat de Vorstelijke leerlinge over meer dan middelmatige studiegaven beschikte. Maar bovenal werden haar plichts betrachting en doorzettingskracht ge roemd. Het zwaarbeladen programma werd tot volle tevredenheid der docen ten in den daarvoor beschikbaren tijd afgewerkt. Een geheel andere zijde van de op voeding der Koningin was gelegen bui ten leslokaal en studeerkamer. Het jonge meisje moest niet alleen een wel ont wikkelde dame worden, ze moest Vor stin der Nederlanden worden, ze zou de Oranje-tradities moeten voortzetten. En het is juist de voorbereiding voor die hooge taak, die de Koningin-Moeder zo.o allervoortreffelijkst heeft geleid. Veel eerder, dan het later het geval behoefde te zijn met Prinses Juliana, moest onze Koningin in haar jeugd in aanraking worden gebracht met het Nederlandsche Volk. Haar eerste officieele toespraak heeft het Koninginnetje gehouden, toen ze tien jaar was, by de eerste steenlegging van het Wilhelmina-Gasthuis in Amster dam in Mei 1891. Het was gelukkig geen van te voren klaar gemaakte, groote- menschen-redevoering. Heel eenvoudig en toch zoo ontroerend voor hen, die ze mochten hooren, klonken de woorden uit den Koninklijken kindermond: „Ik hoop, dat dit gebouw zal strekken tot zegen van Amsterdam". Van heel lange toe spraken heeft onze Vorstin nimmer ge houden, maar deze eerste zal in kort heid wel door geen latere zijn overtrof- Dat de jeugdige Majesteit wel eens over 't hoofd gezien werd bij officieele plechtigheden, blijkt uit het volgende voorvalletje. Toen Keizer Wilhelm II met zijn Gemalin in den zomer van 1891 een bezoek bracht aan Amsterdam, werd o.a. ook de Nieuwe Kerk bezichtigd. Een der Amsterdamsche predikanten, Ds Ho- gerzeil, was daarbij tegenwoordig. De Keizer wandelde met den Burgemeester door het kerkgebouw, terwijl de Vorstin nen zich met den predikant onderhielden. Het Koninginnetje dwaalde alleen wat door de paden. Toen Koningin Emma en haar hooge Gast met een handdruk van Ds Hogerzeil afscheid genomen had den, trad ook Koningin Wilhelmina met uitgestoken handje op dominee toe. Deze, een groote, rijzige gestalte, zag er echter niets van Toen trok het tienjarige Vor- stinnetje hem eenvoudig aan zijn jas, om den predikant er op attent te maken dat zy er ook nog was. Ds Hogerzeil drukte eerbiedig het Vorstelijke handje en even later huppelde het meisje ach ter haar Moeder aan de kerk uit. Het was vooral de wensch van de Vor stelijke Opvoedster, dat haar Dochter door de natie zou gezien worden als de eigenlijke Souvereine. Dat vroeg van Koningin Emma zelfverloochening en opoffering. Hoevele regenten en regen tessen zijn er in de geschiedenis niei ge weest, die juist hel tegenovergestelde deden, die zich zelf zochten ten koste van den minderjarigen monarch. Tref fend is het op te merken, hoe telkens weer onze Koningin-Regentes ter zijde wijkt,, om. haar Kind den volke te too- nen. Toen zij voor de eerste maal als Regentes de troonrede uitsprak, liet ze haar Dochter in een pony-wagon door Den Haag rijden. He was, alsof zij wilde verhinderen, dat aller aandacht op haar zou gevestigd zijn. De uitreiking van de nieuwe vaandels aan de regimenten in fanterie en cavalerie op 21 September 1893 liet zij geschieden door het 13-jarig Koninginnetje, die met haar heldere kin derstem tot eiken bevelvoerder sprak: „Kolonel. Ik" stel het op hoogen prijs het nieuwe vaandel persoonlijk aan U te mogen uitreiken en uit daarbij Mijn beste wensehen voor het Regiment!" Toen na de Lombok expeditie, hel Indi sche leger gehuldigd werd, was het Ko ningin '"'ilhelmina, die eige"har.die commandeurskruis der militaire Wil lemsorde hechtte op de borst van Gene raal Vetter. Gedurende de jaren van voorbereiding maakte de Koningin verschillende reizen zoowel in het binnen- als in het buiten land. Al de provinciale hoofdsteden wer den met een bezoek van de Vorstinnen vereerd en het doel den band tus schen Koningshuis en Volk te verstevi gen werd ten volle bereikt. Geduren de de laatste regeeringsjaren van Ko ning Willem III was er niet dat harte lijke contact geweest tusschen Vorst en onderdaan, als wel wenschelijk was. In de jaren van het Regentschap is dat zeer ten goede gewijzigd Oranje en Ne derland kwamen weer heel dicht tot elkaar. Het moet bij één van die bezoe ken geweest zijn, dat de jonge Koningin, toen ze de hulde van de saamgestroom- de duizenden in ontvangst nam, haar Moeder vroeg: „En zijn nu al die men schen van mij?" Waarop Koningin Emma zoo typeerend antwoordde: „Nee, kind, gij zijt van al die menschen" De bezoeken aan verschillende buiten- landsche hoofdsteden -~ Berlijn, Londen, Ween en en Parijs dienden om Ko ningin Wilhelmina met andere vorsten hoven in aanraking te brengen .In 1895, toen onze Vorstinnen een bezoek aan Engeland brachten, ontmoetten daar de oudste' en de jóngste Koningin van Europa elkaar —..Victoria en Wilhel mina. Overal werden de Hooge Vrouwen uit de Nederlanden met koninklijken luister, maar vooral met treffende har telijkheid ontvangen. Dat de jeugdige Koningin wel eens een enkel keertje met de strenge etiquette overhoop lag, bleek tijdens bovengemeld bezoek aan Londen, toen zij met haar Moeder zou uitryden naar een der muséums. Een opengeslagen landauer stond voor 't hotel te wachten. Plotseling zoo verhaalt 'n ooggetuige zie ik Koningin Wilhel mina te voorschijn komen en in het rij tuig springen. Eer iemand het haar be letten kan, gaat ze op de voorste bank, rug aan rug mét den koetsier, zitten. Zij vond het zoo natuurlijk, dat zij als jong meisje daar moest zitten en de twee plaatsen achterin ten behoeve van haar Moeder en tante had af te staan. Het mocht natuurlijk niet; zij was de Ko ningin. Maar zy vond het niets aardig, dat zij te verzitten had. O, die etiquette, die etiquette, scheen zij te zeggen, die nare etiquette! Maar die etiquette bleef Hare Majesteit toch de baas. Waarlijk, vorstenkinderen zyn niet te benijden. En al heeft Koningin Emma haar Kind zoo veel mogelijk laten ge nieten die mogelijkheden waren zoo beperkt. Reeds zoo iong drukten de plichten eener hooge geboorte op de schouders. Vergeten we het nooit bij de beoordeeling van het karakter onzer Vorstin, dat zij zoo weinig echte jeugd heeft gehad. Een aangeboren gevoel van plicht, van het voorbestemd zyn tot een hooge, maar zware taak, was bij de jeug dige Koningin aanwezig. Miss Saxton Winter werd reeds bij de eerste ontmoe ting getroffen „door de traditioneele waardigheid en het geestelijk overwicht van het Huis van Oranje, die hun onuit- wischbaren stempel op deze kleine afi stammelinge gezet schenen te hebben". Die waardigheid, die diepe ernst zijn door de wijze, waarop de jonge Vorstin wel móést worden opgevoed, nog ster ker geaccentueerd. Van wel zeer bijzondere beteekenis is geweest de godsdienstige opvoeding van deze Oranjetelg. Als een echte, vrome Christin heeft Koningin Emma zelf haar kind tot Jezus gebracht. Wij weten, dat onze Koningin uit den mond harer Moeder het eerst de verhalen uit den Bijbel heeft gehoord. Vele jaren heeft de Vorstelijke Moeder het godsdienstonderricht zelf gegeven. En toen het later aan Ds van der Flier werd opgedragen, bleef de Moeder het van zeer nabij volgen. Onze Koningin is een biddende Vor stin. Ook haar Schild ende Betrouwen is God. Haar Moeder leerde haar reeds vroeg de knieën te buigen voor den Potentaat der Potentaten. Haar Moeder leerde haar te bidden voor het volk der Nederlanden. In deze blijde herdenkingsdagen wordt het ons weer opnieuw duidelijk, welk een onweerdeerbaren rijkdom wij bezit ten in onze Landsvrouwe. Het Christen volk van Nederland dankt ontroerd voor het bezit van deze edele Oranje, een wijze Vorstin, een dienende Landsmoe- der, een Bidster op den troon. Maar hoe gaan ook veelvuldig onze dankbare ge dachten terug naar haar, die onder Gods zegen, het kleine Koninginnetje van weleer mocht opvoeden tot zulk een echte Oranje! Van Juda's koningen lezen we zoo dikwijls: en hy regeerde te Jeru zalem en de naam zijner moeder .was Die bijvoeging kan een diepen zin heb ben. Wie Vorstenhistorie wil te boek stellen, mag de moeder van den Vorst niet vergeten. Wanneer later de geschiedenisschrij ver zich zaJ neerzetten om te verhalen van Koningin Wilhelmina der Neder landen, dan zal hy het Bijbelsche voor beeld moeten volgen. Zou hy niet vol doende het licht laten vallen op de Vor stelijke Moeder, die zulk een voortreffe lijke Opvoedster was, hy zou schrome lijk te kort schieten. Koningin Wilhelmina zoo lang er een Nederland zal zijn, zal haar naam niet worden vergeten, maar ook zal het Volk dezer Lage Landen in gedachtenis houden, dat de naam harer Moeder was Emma.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 18